29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 115 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 april 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 23 maart 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 juni 2009 ter aanbieding van de Maatschappelijke innovatieagenda duurzame agro- en visserijketens (29 675, nr. 80);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 10 februari 2011 over verduurzaming van de aquacultuur in Nederland (2010Z02617);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 12 februari 2010 over de pangasius aquacultuur in Vietnam (31 250, nr. 73);

  • de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 mei 2010, houdende een reactie op de niet ingediende motie van de leden Jager en Atsma om de (garnalen)visserij en de pierenwinning in de Noordzeekustzone en de Waddenzee «blijvend de nodige ruimte te bieden» (29 675, nr. 94);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 4 februari 2011 over de Europese strategie voor aquacultuur en viskweek in Nederland (32 201, nr. 11);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 8 februari 2011 over de recreatieve staandwantvisserij en het voorstel van gedeputeerde Hollenga (29 675, nr. 108);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 9 februari 2011, houdende de toezeggingen van het WGO visserij d.d. 8 november 2010 over o.a. de blueports, het Europese visserijbeleid, jonge aal, het VBC-beleid, mensenhandel en uitbuiting bij rederijen, de dodingsmethode voor paling en de beschermde gebieden in de Noordzee (29 675, nr. 107);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 22 maart 2011 over de uitvoering van vijf moties van het lid Ouwehand inzake aal (32 658, nr. 22).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Van der Ham

Griffier: Blacquière

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Van Gerven, Grashoff, Van der Ham, Houwers, Jacobi, Koppejan, Ouwehand en Slob,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, ik heet u allen welkom bij dit overleg. Enkele leden, onder wie de heer Slob en mevrouw Ouwehand, moeten iets eerder weg wegens verplichtingen in de plenaire zaal.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik zit in twee algemeen overleggen tegelijkertijd. Dat heeft echter niks te maken met een geringe belangstelling voor het onderwerp «vis», integendeel. De staatssecretaris weet daar, als het goed is, inmiddels al genoeg van.

De Partij voor de Dieren is al jaren kritisch over het kabinetsbeleid inzake de visserij. In dit overleg wil ik ingaan op een aantal zorgpunten.

Ik ga eerst in op de bruinvissen. Ik vind het onvoorstelbaar dat de staatssecretaris in een brief heeft aangekondigd dat hij de recreatieve staandwantvisserij in de kustzone gewoon wil laten doorgaan. Voormalig minister Verburg heeft na veel vijven en zessen eindelijk maatregelen aangekondigd. Daar hebben wij voortdurend om gevraagd en daarover is in de Kamer ook een motie aangenomen. Deze staatssecretaris zet daar echter een streep door. Ik vind dat onvoorstelbaar gelet op de bijvangst van bruinvissen en gelet op de opmerking van de voormalig minister, namelijk dat het plan van aanpak inzake de recreatieve staandwantvisserij onderdeel is van het Aalbeheerplan. Is dat opeens niet meer het geval? Ik vraag de staatssecretaris om de aangenomen motie van mevrouw Jacobi over de bescherming van de bruinvissen, die ik heb medeondertekend, uit te voeren.

Vorige week hebben wij al over de paling gesproken, maar op verzoek van vele collega's hebben wij de voortzetting van de discussie hierover naar dit algemeen overleg verplaatst. IMARES heeft gemeld dat de lage stand van de Nederlandse aal en het niveau van de glasaalintrek de laatste tien jaar hetzelfde zijn gebleven. De aanlandingen van rode aal en schieraal nemen nog steeds af. Mij dunkt dat het dus niet de goede kant op gaat. Noorwegen, Zweden en Ierland hebben al een totaal vangstverbod. Wij lopen in Europa dus zeker niet voorop. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om onze motie serieus te nemen en niet te wachten tot de evaluatie in 2012. Wij zien immers nu al dat de tekenen zeer slecht zijn. Hetzelfde vraag ik voor de motie waarin wordt verzocht het zoutbad te verbieden. Ik heb hierover al kort met de staatssecretaris van gedachten gewisseld. Het is prachtig dat er een apparaat is waarmee de dieren voorafgaand aan de slacht kunnen worden verdoofd, maar wij kunnen er niet van uitgaan dat iedereen zo'n apparaat gaat gebruiken. Ik heb de staatssecretaris al even gewezen op mijn eigen achtergrond. Mensen die zelf palingen willen roken, zullen zo'n apparaat heus niet aanschaffen en naar mijn stellige overtuiging zullen zij ook niet met een zakje paling naar een groothandelaar gaan om de dieren daar te laten doden. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals, ook in het licht van regeerakkoord, om maatregelen te nemen.

Dan ga ik in op de beschermde gebieden en de garnalenvisserij. Vissers en maatschappelijke organisaties hebben een akkoord gesloten. De Partij voor de Dieren is er nooit zo'n voorstander van om belangrijke beslissingen over te laten aan het polderoverleg. Wij menen dat er duidelijke wetgeving is voor de bescherming van gebieden. De weging moet dus hier worden gemaakt. Maar wat schetst mijn verbazing? Zelfs de overeenkomst staat op losse schroeven en lijkt maar niet getekend te kunnen worden omdat er gedoe is over de financiën. Wij denken dat minimaal die overeenkomst moet worden uitgevoerd en dat zelfs dat nog te weinig is.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. De visserij komt steeds verder onder druk te staan. Dat komt door de teruggang in de visbestanden en door de maatregelen die worden genomen om de natuur en de visstand te beschermen. De afgelopen jaren heeft de consumentenmarkt voor kweekvis een enorme vlucht genomen. In Nederland worden kweekvissen zoals de pangasius goed verkocht, maar deze kweekvissen worden uit het buitenland ingevlogen. De VVD-fractie zet vraagtekens bij de mate waarin deze vis voldoet aan de eisen die in Europa worden gesteld. Er is maar beperkt zicht op de productie van deze vis. Wij denken dat dit niet in een redelijke verhouding staat tot onze eigen mogelijkheden om kweekvis op de markt te brengen. Is er geen goed alternatief voor de buitenlandse kweekvis, dan heb je natuurlijk een probleem. Uit recent onderzoek is gebleken dat de Nederlandse visteelt nog veel te winnen heeft. Ik heb het actieplan dan ook met veel belangstelling gelezen en ik meen dat nu een goed begin is gemaakt met het vergroten van de concurrentiekracht van deze sector. De reactie van de staatssecretaris heeft onze instemming. Ik wacht de voortgang van dat actieplan af.

De Kamer heeft in een motie haar wens uitgesproken voor de installatie van een taskforce om de regulering van staandwantvisserij te onderzoeken. In de adviezen van gedeputeerde Hollenga kregen de staatssecretaris en de Kamer een gratis advies over de aalfuik erbij. De heer Hollenga pleit voor een vrijstellingsregeling voor aalfuiken van een minimale maaswijdte. Zo kunnen palingen uit de fuiken ontsnappen, maar kunnen andere vissoorten wel worden gevangen. De staatssecretaris zegt echter in zijn reactie dat dit in strijd is met het Aalbeheerplan. Kan hij zeggen in welk opzicht dit voorstel strijdig is met het Aalbeheerplan als ervoor wordt gezorgd dat met deze fuik geen paling kan worden gevangen? De VVD neigt ertoe daarbij meer ruimte te bieden dan de staatssecretaris nu doet.

Visserijorganisaties, natuurbeschermingsorganisaties en de overheid beraden zich sinds vorig voorjaar over een pakket van maatregelen om visserij mogelijk te houden in de Natura 2000-gebieden. Wij denken dat het erg belangrijk is dat het bestaande gebruik wordt gehandhaafd. Dat is toch een mogelijkheid waar je nadrukkelijk rekening mee moet houden. De huidige situatie, die door velen als beschermingswaardig wordt gezien, is immers mede tot stand gekomen door de vissers. Zoals bekend, kom ik uit het oosten. Daar zegt men dat het landschap in Winterswijk mede is gevormd door de boeren. Zo zien wij dat ook bij de vissers. Wij denken daarom dat wij ons ervoor moeten inzetten om dat bestaand gebruik zo veel mogelijk overeind te houden.

Begin van dit jaar is aan de vissers een conceptakkoord Vibeg (visserij in beschermde gebieden) gepresenteerd. Dat heeft voor veel beroering gezorgd omdat bleek dat de vloot van de garnalenvisserij zou moeten worden verkleind.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De heer Houwers maakt het af en toe wel heel bont met zijn landschappen. Hebben wij de «landschapsvorming» van de zee mede aan de vissers te danken?

De heer Houwers (VVD): Het is natuurlijk geen landschapsvorming. De huidige situatie in de zee is het gevolg van de geschiedenis en de vissers hebben ook een rol gespeeld in die geschiedenis. Dat heb ik vergeleken met het landschap en de boeren.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het zou verstandig zijn geweest als de heer Houwers had gezegd dat zij deel hebben uitgemaakt van de historie. Daar wil ik het bij laten.

De heer Houwers (VVD): Als mevrouw Jacobi het zo wil formuleren, vind ik dat best. De huidige situatie is het gevolg van de historie. Dat is juist.

Dat de visserij in die gebieden wordt beperkt, staat vast. Er wordt nu alleen een discussie gevoerd over een mogelijke financiële vergoeding, over een compensatieregeling. Voordat wij daaraan toe zijn, willen wij vooral spreken over het toekomstbestendig maken van de garnalenvloot. Wat is de visie van de staatssecretaris op de rol die de overheid kan spelen bij het toekomstbestendig maken en zo veel mogelijk overeind houden van de garnalenvloot?

Mevrouw Ouwehand sprak over een algemeen vangstverbod voor paling. De VVD vindt dit algemeen vangstverbod ongewenst. Indien een maatregel moet worden genomen, dan moet deze in Europees verband worden genomen. De vangst op paling beperkt zich niet tot Nederland. Als Nederlandse vissers hun vangst moeten staken terwijl Franse of Spaanse vissers rustig kunnen doorvissen, dan zal dat de palingstand niet helpen, maar het heeft wel grote gevolgen voor de palingvissers en dat vinden wij op dit moment zeker niet wenselijk. Naar onze smaak draagt dat ook niet bij aan de oplossing van een probleem.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik wil positief beginnen. De berichten van de afgelopen weken lieten zien dat Nederlanders steeds meer vis gaan eten. Zelf ben ik ook een grote visliefhebber en dan is het goed om te zien dat steeds meer mensen visliefhebber zijn. Positief is ook dat de consument steeds meer duurzame vis koopt en daar ook echt op let. Dat is voor een deel het succes van het beleid waarbij de overheid geld besteedt aan het stimuleren van duurzaamheidscertificaten. Voor dit beleid heeft het CDA samen met de collegapartijen gepleit. Dat beleid begint nu zijn vruchten af te werpen. Aan de staatssecretaris vraag ik dan ook of er de komende jaren, in het kader van de Maatschappelijke innovatieagenda duurzame agro- en visserijketens in samenhang met het visserijbeleid, nog voldoende middelen zijn om dit succesvolle beleid voort te zetten.

Het gaat niet zo goed met de aquacultuur. Het aantal bedrijven in deze sector en de productie zijn de afgelopen tijd teruggelopen. De staatssecretaris wil zich in eerste instantie richten op een standaard duurzaamheidscertificaat voor de meerval. Hij wil verder bekijken hoe dit ook voor andere vissoorten kan worden gefaciliteerd. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om dit op korte termijn te doen voor bijvoorbeeld tarbotkwekerijen? In Nederland zijn er nog twee over. Ik weet dat daar zeer innovatief wordt gewerkt en dat de bereidheid om een duurzaamheidscertificaat te realiseren, groot is. Zij moeten daartoe echter door de overheid gefaciliteerd worden, en dan gaat het niet eens alleen om geld. Is de staatssecretaris bereid om ook met deze kwekers het gesprek aan te gaan om te bekijken hoe zoiets kan worden gerealiseerd? Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris voor het realiseren van een generieke standaard voor duurzaamheid voor kwekerijen? Dat is natuurlijk een beetje het probleem. Nu wordt het per vissoort gedaan. Het zou veel beter zijn als er een generieke standaard zou zijn.

De terughoudendheid van de banken werkt belemmerend voor de noodzakelijke investeringen in efficiencyverbetering, innovatie en verduurzaming van de aquacultuur. Wij zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris de garantstelling landbouw uit te breiden, zodat ook aquacultuurbedrijven hiervan gebruik kunnen maken. Mogen wij erop rekenen dat deze voor de zomer is gerealiseerd? Graag hoor ik in dezen een toezegging van de staatssecretaris.

Het programma Naar een rijke Waddenzee is van de agenda afgevoerd, maar de mosselen natuurlijk niet. Ik heb een vraag over de mogelijkheden van het transport van mosselzaad van de Oosterschelde naar de Waddenzee. De mosselen groeien veel sneller in de Waddenzee. Ik heb mij laten vertellen dat de groei die in de Oosterschelde vier jaar duurt, in de Waddenzee slechts twee jaar duurt. Voor het noodzakelijke transitieproces, dat zo succesvol in gang is gezet, is het heel belangrijk dat dit transport mogelijk wordt gemaakt. Welke maatregelen kunnen wij op korte termijn verwachten om dit transport mogelijk te maken?

De garnalenvisserij is een zorgenkindje. Wij hebben begrepen dat natuurorganisaties en visserijorganisaties onder leiding van de heer Heijkoop heel ver zijn gekomen met een principeakkoord. Dat is wel een lichtpuntje. Een definitief akkoord mag ik het nog niet noemen, maar het is een principeakkoord, het zogenaamde Vibeg-akkoord. De garnalenvisserijsector heeft echter wel herstructurering nodig. Ik heb begrepen dat zowel natuurbeschermingsorganisaties als de visserijsector in het kader van natuurherstel op de Noordzee en de Vlakte van de Raan bereid zijn om te bekijken hoe minder kan worden gevist, hoe minder schadelijk kan worden gevist en hoe zij kunnen helpen om de natuur daar te herstellen. Wellicht zijn er mogelijkheden om de garnalensector via het Waddenfonds te helpen met de noodzakelijke herstructurering. Wil de staatssecretaris meewerken aan zo'n soort oplossing?

De fracties van het CDA en de PvdA hebben een motie ingediend over de relatie tussen het mededingingsbeleid en het behalen van de duurzaamheidsdoelstellingen in Nederland. Wij zien een toenemend conflict tussen enerzijds vissers die met elkaar afspraken willen maken met het doel duurzamer te vissen en certificering mogelijk te maken en anderzijds de NMa die hen voortdurend op de nek zit omdat geen afspraken mogen worden gemaakt die de prijzen kunnen beïnvloeden. Dat gaat echt fout. Wij hebben daar al eerder aandacht voor gevraagd. De SER heeft op dit punt een rapport uitgebracht. Wij willen nu echt van de staatssecretaris duidelijkheid: wat doet hij met dat SER-rapport? Wil de staatssecretaris maatregelen nemen om het nationale mededingingsbeleid meer in lijn te brengen met het Europese beleid? Dat betekent dus geen nationale koppen meer en een aanpassing van het mededingingsbeleid op dit punt.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van collega Houwers over de staandwantvisserij. Eén punt wil ik daar nog aan toevoegen. De commissie-Hollenga stelt nu een «ja, mits» voor, maar zou dat ook een «nee, tenzij» kunnen zijn? Je kunt de verantwoordelijkheid bij de gemeente leggen, maar elke gemeente moet wel apart beslissen of zij die visserij toestaat en in welke vorm.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin ook positief. De staatssecretaris heeft in november gezegd dat hij aan de slag zou gaan en dat hij in januari een visie zou overleggen. Het is februari geworden, maar de hoofddoelstelling van de staatssecretaris voor het visserijbeleid, namelijk dat de visketen via vernieuwing moet worden verduurzaamd, ondersteunen wij van harte. Hetzelfde geldt voor zijn doelstelling om het innovatieklimaat te bevorderen en ondernemerschap en samenwerking te versterken. Dat zijn prima doeleinden waar wij ons de komende jaren voor kunnen inzetten. Wij doen dat wel in een tijd waarin de visserijsector door de grote concurrentie te maken heeft met een heel lage opbrengst op de wereldmarkt en waarin ook de prijzen van dieselolie nog steeds erg hoog zijn. Dat betekent dat wij een heel zorgvuldige strategie moeten hebben.

Ik werd in januari een beetje ongeduldig omdat het plan er nog niet lag. Ik heb toen voor mijn fractie een tienpuntenplan gemaakt. Dat wil ik de staatssecretaris straks overhandigen. In dat plan staat een aantal actiepunten waarop de komende jaren gericht kan worden ingezet. Deze sluiten voor een deel aan op hetgeen de staatssecretaris voorstelt; voor een ander deel zijn het aanvullingen.

In dit overleg wil ik onder andere aandacht vragen voor de discussie over de ongewenste bijvangst, de discards. Europa wil eigenlijk een soort ban op de bijvangst. Ik vind die benadering een beetje te top-down en te kort door de bocht. Ik denk dat wij moeten zoeken naar slimme oplossingen waar draagvlak voor is. De staatssecretaris heeft zich daar al voor ingezet, onder andere inzake het pulsvissen. Hij heeft in Europa inzake de vergunningen voor pulsvisserij al een mooie «vangst» gehad, maar dat is nog maar 10% van de vloot. Ik wil hem dan ook vragen om dat de komende tijd uit te breiden en zich binnen het Europees verband sterk te maken voor stimuleringsbijdragen voor de vistuigen uit het Visserijfonds.

Wij moeten aandacht hebben voor de Europese regels op het gebied van de visserij. Dat zijn er wel heel erg veel, namelijk zo'n 900. Voor een deel zijn deze regels noodzakelijk, maar voor een deel kun je daar ook vragen bij stellen.

Laat ik een voorbeeld geven dat raakt aan de bijvangsten. Ga je vissen op schol of op tong, dan mag dat met netten van 80 of 100 mm, maar dan mag je niet meer dan 10% kabeljauw vangen. Soms is dat meer en dan gaat alles overboord.

Het is de vraag of de regel rond dit soort maaswijdtes wel erg verstandig is. Dat geldt ook voor vissers die vissen met een heel grote maaswijdte, van 120 mm. Zij hebben de minste bijvangsten, maar zij hebben ook de minste zeedagen. Ik wil de staatssecretaris daarom vragen de komende tijd heel gericht aandacht te vragen voor regels die ongewenste neveneffecten hebben. Kan de staatssecretaris bekijken of een verantwoorde reductie kan plaatsvinden?

Over de concurrentie, die moordend is, heb ik al gesproken. Ook in november hebben wij daar met elkaar over gesproken. Ik heb toen aandacht gevraagd voor de kweekvis die uit Azië komt, met name voor de pangasius. Ik constateer met vreugde dat nu echt goed voortgang wordt geboekt met het ASC-keurmerk. Voor de pangasius is er inmiddels een keurmerk. In een Kamermotie hebben wij uitgesproken dat de staatssecretaris zich in Europa sterk moet maken voor het verbinden van dat keurmerk aan de import; is het keurmerk er niet, dan mag die vis niet op onze markten worden afgezet. In de antwoorden schrijft de staatssecretaris dat hij dit gaat onderzoeken, maar wij hebben hem juist gevraagd zich daarvoor sterk te maken. Dat gaat toch een tandje verder dan wat de staatssecretaris in zijn reactie aan de Kamer schrijft. Ik vraag daar aandacht voor.

Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vragen die de vorige sprekers hebben gesteld over de garnalenvissers en Natura 2000. Ook wij vinden dat gekeken moet worden naar een herstructurering bij de garnalenvisserij. Ook moet bekeken worden of daarvoor geld beschikbaar kan worden gesteld.

Ik wil nog op één motie ingaan. Zojuist werd de motie van het CDA en de Partij van de Arbeid inzake de NMa al genoemd. Er is ook nog een motie van de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid; indertijd is stevig uitgehaald. Bij de activiteiten die de NMa onderneemt, moet ook de duurzaamheid worden betrokken. Hoe staat het met de uitwerking van deze motie, die 1 februari 2011 is aangenomen? Tegen deze motie heeft alleen de PVV, die hier niet is vertegenwoordigd, gestemd. De andere partijen hebben ervoor gestemd.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik ga eerst in op de overbevissing. Dat blijft een cruciaal probleem. De wereld zit eigenlijk raar in elkaar. Aan de ene kant wordt in het groenboek voor de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, «Vis, als duurzaam kapitaal», en in de beleidsvisie van de regering gesproken over overbevissing. Aan de andere kant kunnen de garnalenvissers hun producten niet kwijt omdat zij simpelweg te veel vangen. Dat is toch een rare figuur. Daardoor zitten de garnalenvissers diep in de problemen. Een vangstbeperking zou een oplossing zijn. Als wij dat willen reguleren, komen wij echter de Nederlandse Mededingingsautoriteit tegen. Anderen hebben hier ook al over gesproken. Wat gaan wij hier nou aan doen? De NMa is er voor ons. Het is niet de bedoeling dat zij vanuit een theoretisch marktprincipe allerlei rare dingen tot gevolg heeft. Ik vraag de staatssecretaris dan ook of wij een quickscan kunnen krijgen van de belemmeringen die de Nederlandse Mededingingsautoriteit opwerpt voor de duurzaamheidswinsten waar wij, behalve wellicht de PVV, toch voor zijn.

Dan ga ik in op de overbevissing en de schadelijke visserij, zoals bijvoorbeeld de boomkorvisserij. Deze vorm van visserij belast de natuur in zee zwaar. De SP heeft al eerder gepleit voor een netwerk van natuurgebieden waardoor de zeebodem en de visstand een kans krijgen om zich te herstellen. Het huidige beschermingsniveau is veel en veel te laag. De Voordelta is beschermd, maar kennelijk wordt daar nog rustig gevist met de boomkor. Alleen de zwaarste boomkor wordt geweerd. In de toekomst geldt wel het akkoord van Heijkoop. Dat is vooruitgang, maar naar onze mening gaat dat nog niet ver genoeg, want daardoor wordt slechts 10% van de Natura 2000-gebieden vrijgesteld van de visserij. Het is de vraag of dat voldoende is voor herstel. Het is wel een eerste stap.

Enkele dagen geleden spraken wij in de plenaire vergadering over de toekomst van de vissers en de visserij. De SP wil benadrukken dat het goed is om een sociaal plan op te stellen en een saneringsplan om de overcapaciteit uit de markt te halen, opdat kan worden verdergegaan met een kleinere en duurzame sector.

De Partij voor de Dieren sprak al over de uitbreiding van de staandwantvisserij. De staatssecretaris stelt een verruiming voor tot 100 meter. Ik kan mij moeilijk iets voorstellen bij een recreatievisser die met netten van 100 meter gaat vissen. Nou ben ik niet zo heel goed thuis in het vissen. Dat doe ik niet dagelijks, maar dat leek mij toch wel heel erg groot. Ik weet niet of dat nou de bedoeling is. Graag hoor ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. De zee geeft, de zee neemt. Dat is een bekend spreekwoord. Twee weken geleden is dat ook weer pijnlijk gebleken. Drie jonge Zeeuwse vissers hebben het leven moeten laten. Wij danken de regering voor haar inzet om te proberen hun lichamen terug te vinden.

Natura 2000 maakt het vissersambacht niet makkelijk. Het Vibeg-akkoord voor de Noordzeekustzone en de Vlake van de Raan hakken er stevig in. De staatssecretaris sprak tijdens een eerder algemeen overleg sussende woorden. Achteraf bevreemdt mij dat. De sector heeft te maken met lage scholprijzen, hoge brandstofprijzen en met de noodzaak om te investeren in duurzame visvangst. Beseft de bewindsman wel voldoende hoe de vlag er in vissersland bij hangt? Het Vibeg-akkoord moet in dit perspectief worden gezien. Vergeet niet dat de aanwijzing van drie andere gebieden nog zal volgen. Onze fractie gaat niet akkoord met een houding in de zin van «dit zijn de maatregelen en zoek het verder maar uit». Zij gaat er ook van uit dat dit niet de houding van de staatssecretaris is.

De producentenorganisaties pleiten voor herstructurering om zo de omvang van de vloot aan te laten sluiten op de vangstmogelijkheden. De SGP sluit zich hierbij aan. Op dit moment is de sector bezig met de tweede fase van het Masterplan duurzame visserij. Het is van belang dat de consequenties van het Natura 2000-beleid, maar bijvoorbeeld ook van de herziening van het Europese visserijbeleid hierbij worden betrokken. Is de staatssecretaris bereid breed op dit masterplan aan te haken, opdat sector en overheid gezamenlijk de stap naar de toekomst gaan maken? Is hij ook bereid om bijvoorbeeld geld uit het Waddenfonds in te zetten voor een gedeeltelijke sanering van de garnalenvloot, die nu vooral wordt getroffen?

Op land zijn nulmetingen voor doelstellingen en Natura 2000-waarden al lastig, maar dat geldt helemaal voor natuur op de zeebodem. Vage doelen en veel onzekerheden. De Raad van State heeft niet voor niets vorige week het aanwijzingsbesluit Noordzeekustzone op een aantal punten vernietigd. Een van die punten betreft de ontbrekende onderbouwing van de begrenzing op een dieptelijn van vijf meter voor habitattype H1110B. EL&I heeft inmiddels al een vlucht naar voren gemaakt door een wijzigingsbesluit aan te kondigen met een uitbreiding van het gebied en strengere doelen. Bleek uit nader onderzoek dat uitbreiding noodzakelijk was? Of was ontstijging aan het niveau van nattevingerwerk gewoon een irreële eis? Het is toch wel van belang dat besluiten worden gebaseerd op de juiste analyses. Is het aangekondigde wijzigingsbesluit al in aanmerking genomen bij het Vibeg-akkoord?

Verschillende visstandbeheercommissies (VBC's) hebben twee afzonderlijke visplannen in één kast ingediend. Het is geen geringe opgave om hier één visplan van te maken. Er is een patstelling tussen de sport- en de beroepsvisserij die niet zomaar doorbroken zal worden. Beide partijen voeren op de achtergrond een welles-nietesdiscussie over de visstand en de hoeveelheid gevangen vis. Dat is een deel van het probleem. Onderliggende betrouwbare gegevens over visstand en onttrekking zouden de basis moeten vormen voor een visplan, maar die ontbreken. De ingediende visplannen en de beoordeling door Rijkswaterstaat laten dat duidelijk zien. De SGP vindt dat de staatssecretaris het voortouw moet nemen. Is hij bereid om werk te maken van een collectief, betrouwbaar en verplicht registratiesysteem voor de onttrekking van schubvis?

De staatssecretaris beraadt zich over de ingeslagen weg bij VBC's en visplannen. Terecht. Voor de SGP is de ongelijke positie van beroeps- en sportvissers binnen de VBC's een belangrijk punt van zorg. Wij houden de staatssecretaris aan zijn toezegging over het terugdraaien van de splitsing van visrechten. Ik wil verder over de visplannen nog opmerken dat de nieuwe afkeuring na december 2011 en een impliciet vangstverbod voor de beroepsvisserij zwaarder uitpakken dan voor de sportvisserij. Dat ondergraaft een evenwichtige belangenafweging. Onderkent de staatssecretaris dat en hoe gaat hij dat voorkomen?

De heer Koppejan (CDA): Is de heer Dijkgraaf het met mij eens dat er eindelijk eens een einde moet komen aan het jarenlange dispuut tussen de sportvisserij en de beroepsvisserij? Is het niet tijd om gehoor te geven aan het pleidooi dat het CDA in een vorig wetgevingsoverleg al heeft gehouden, namelijk om een bemiddelaar te benoemen, beide partijen aan de tafel te brengen en te bekijken hoe in dit land sportvissers en binnenvissers duurzaam kunnen blijven vissen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik zou het nog mooier vinden als de CDA-fractie bereid zou zijn mijn motie te steunen over de splitsing van de visrechten, maar helaas wil zij dat niet. De heer Koppejan begon echter positief. Laat ik dan ook positief zijn. Ik ben blij met elke poging om deze te lang durende stand van zaken te doorbreken. Opties die ervoor zorgen dat nou eindelijk eens normaal wordt gesproken en dat de patstelling wordt doorbroken, steun ik.

De heer Koppejan (CDA): Prima. Dan hoop ik dat ik nu aan de staatssecretaris de vraag kan stellen wat hij de afgelopen vier maanden heeft gedaan. Hij heeft immers in het wetgevingsoverleg toegezegd dat hij in dezen persoonlijk initiatief zou nemen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat was niet echt een vraag aan mij.

De voorzitter: Dat is creatief gebruikmaken van de interruptie. Dat wordt zeer gewaardeerd, althans, voor deze ene keer dan.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. De Partij van de Arbeid zet zich al jaren in voor duurzaam visserijbeleid. Al eerder hebben wij daarvoor samen met een Europarlementariër een achtpuntenplan opgesteld. Ik wil dat plan straks graag aanbieden aan deze staatssecretaris, die waarschijnlijk niet van het plan op de hoogte is. Het zal gevoegd worden bij het plan van de heer Slob. Daaraan heeft de staatssecretaris voldoende om van het visserijbeleid een echt mooi en duurzaam beleid te maken. Dan hoeft hij dat niet meer te bedenken, want er is al voor hem gedacht.

Mijn bijdrage aan dit debat spitst zich toe op twee punten: de recreatieve staandwantvisserij en het vissen in de beschermde gebieden.

Over de recreatieve staandwantvisserij hebben wij al een hele serie gesprekken gehad. In 2008 was er een rondetafelgesprek over de staandwantvisserij waarbij de Kamer, de ANWB, de RECRON, de HISWA, de sportvisserij, de beroepsstaandwantvissers en anderen aan tafel hebben gezeten. Wij waren het erover eens dat regulering aan de Noordzeekust echt nodig is. Op 26 maart 2008 is de motie-Jacobi ingediend met het doel een taskforce kustzone in te stellen. Die hebben wij echter niet gekregen. De minister vond de zaak te complex. Het reguleren zou een zaak zijn voor elke gemeente en een taskforce zou daarin niet echt passen. Ik ben het daar absoluut niet mee eens. Wat ik wel mooi vond, is dat uiteindelijk toch aan regulering is gewerkt. Dan maar niet via een taskforce; uiteindelijk gaat het om het doel.

De commissie-Hollenga heeft nu een advies gegeven waaruit blijkt hoe wij de hele zaak aan kunnen pakken. Sinds 2008 hebben wij al problemen: geen ruimte voor de zeekustsporters, surfers die in de staandwantnetten terechtkomen, de bruinvissen enzovoort. Dit zijn allemaal problemen en wij vinden allemaal dat het anders moet. Toch is de Partij van de Arbeid niet echt blij met het advies van de commissie-Hollenga, want dat gaat uit van een complete vrijstelling. Wat ik eerder heb betoogd en beoogd, is dat heel specifiek wordt gereguleerd, dat wordt gezegd waar het wel kan en waar het niet kan. Dat moet nationaal gebeuren. Handhaving dient plaats te vinden via een verordening op gemeenteniveau.

Wij hebben specifiek aandacht gevraagd voor Ameland, waar nog echt historisch recreatief staandwantvissen bestaat. Toen het totale verbod er kwam, heb ik gezegd dat het niet de bedoeling is dat de zaak ook wordt stopgezet als er geen problemen zijn. Eigenlijk vind ik dus dat de commissie-Hollenga naar de andere kant is doorgeslagen. Het is ook nooit goed! Wij pleiten dan ook voor «nee, tenzij». Voor een aantal gebieden kan het wel goed worden geregeld, maar dan moet er specifiek oog zijn voor het historisch medegebruik. Ik zou heel graag willen dat wij de zaak per 1 april kunnen regelen. Daarop hoor ik graag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Koppejan (CDA): Ik heb een vraag ter verduidelijking. Mevrouw Jacobi is het dus met het CDA eens. De besluitvorming moet plaatsvinden waar zij thuishoort, namelijk bij de lokale overheid, de gemeente. Dat is conform het advies van de commissie-Hollenga. Wij gaan dus niet bij voorbaat alles vrijgeven; per gemeente moet in het vergunningenbeleid of in de lokale verordening worden bepaald wat wordt toegestaan. Dan kan met de lokale situatie rekening worden gehouden. Maar ik wil niet dat het alleen maar op de Wadden mag, maar niet in Zeeland.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Precies. Ik wil graag dat wij nationaal bepalen in welke gebieden het kan. Het is logisch dat geen vergunningen worden afgegeven voor beschermingszones. Op nationaal niveau moet dus worden aangegeven in welke gebieden het in beperkte mate kan worden toegestaan.

De heer Koppejan (CDA): Dat laatste is een verschil met de opvatting van het CDA.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat kan. Dat zou mij niet verbazen, want de PvdA en het CDA zijn twee verschillende partijen.

Ik ga in op de visserij in relatie tot de ecosystemen. Ik geef politieke steun aan het Heijkoopakkoord en ik zou graag willen dat de staatssecretaris dat ook doet. Dat akkoord is een belangrijke impuls voor een verdere samenwerking tussen overheid, natuur- en milieuorganisaties en de visserijsector.

Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe wij de herstructurering van de garnalenvloot kunnen voortzetten. Ik zou het anders zonde vinden. Wij gaan wel min of meer inhoudelijk akkoord, maar niet in financieel opzicht.

Tot slot sluit ik mij inzake het mededingingsbeleid aan bij de opmerkingen van de heren Slob en Koppejan.

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Ik zal drie zaken kort aanstippen: de staandwantvisserij, het Heijkoopakkoord en de paling.

Ik begin bij de staandwantvisserij. Wat de staatssecretaris nu voorstelt, heeft niet onze instemming. Decentraliseren is toch een te eenvoudige weg. Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de woorden van mevrouw Jacobi: een degelijke regeling waarbij een stukje nationaal wordt geregeld en de verdere invulling plaatsvindt op lokaal niveau. De vrijstelling die nu is voorgesteld, heeft niet onze steun.

Zolang niet duidelijk is hoe wij de paling tegen uitsterven gaan behoeden, is GroenLinks voorstander van een algeheel verbod op palingvangst. Ik stel mij wel open voor de gedachtegang van de staatssecretaris. Daarbij heb ik het niet alleen over kweekpaling, paling in het wild, de vervuilde grond en het uitzetten van het onderzoek. Met welke strategie wil de staatssecretaris de paling hoe dan ook voor uitsterven behoeden? Binnen die randvoorwaarden willen wij nog wel nadenken over de vraag of überhaupt enige palingvangst mogelijk is. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop.

Tot slot het akkoord van Heijkoop. Wij steunen dit akkoord. Dat moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Ik neem aan dat er regelingen bestaan op basis waarvan schade kan en moet worden bepaald. Is de staatssecretaris in staat om dat zo spoedig mogelijk te doen? Wij hebben best begrip voor de vissers die dat graag geregeld willen zien en het niet ondertekenen van het akkoord nu wellicht als een soort breekijzer hanteren. Naar onze mening moet deze regeling snel tot stand komen binnen de daarvoor bestaande kaders.

Onze fractie is nog een ander punt opgevallen en dat is de rol van de NMa. Die is bijzonder. Naar onze indruk biedt Europees mededingingsrecht wel degelijk ruimte om meer te doen op het gebied van quotering en vangstbeperking. Het lijkt erop dat het Nederlandse mededingingsrecht daarbij op de een of andere manier een andere koers vaart. Dat verbaast ons. In dit geval lijkt ons dat niet productief. Graag hoor ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Kan dat worden aangepast?

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik dank de heer Slob voor het tienpuntenplan van de ChristenUnie. Het achtpuntenplan van de Partij van de Arbeid, waar mevrouw Jacobi aan refereerde, zal ik binnenkort ook bestuderen. Dan heb ik achttien punten. Dat duidt erop dat mij een lange toekomst wordt gegund als staatssecretaris voor onder andere visserij. Daarvoor dank.

Ik begin bij de zeevisserij en het verbod op bijvangst. In Europees verband hebben wij gezegd dat het principe moet zijn: geen bijvangst. Wat bijgevangen wordt, moet aan land worden gebracht en dan moet worden bezien hoe dat met de quotaregeling in verband moet worden gebracht. Dat is het principe uit het oogpunt van een goed beheer van de visstand en ter voorkoming van verspilling van visvangst. De uitvoering van dat principe is niet van de ene op de andere dag te realiseren. Dat vergt her en der aanpassingen. Ik zal met de sector overleggen over de vraag op welke manier en in welk tempo dat kan worden geëffectueerd. Wij gaan er wel van uit dat er uiteindelijk een discard ban zal zijn.

De heer Koppejan (CDA): Je kunt vissers niet aan het onmogelijke houden. Op dit moment is een 100% discard ban onmogelijk. De staatssecretaris zegt daar toch naar te streven, maar het moet wel mogelijk zijn. Wil de staatssecretaris de vissers op een gegeven moment aan het onmogelijke houden? Ik vraag mij dit ook af gelet op het beleid van de voorganger van de staatssecretaris. Zij had op dit punt duidelijk begrip voor de visserijsector, ook bij het streven naar een maximum sustainable yield, een maximale duurzame vangst. Op dit gebied worden allerlei ambities uitgesproken, in de verklaring van Johannesburg en in de kaderrichtlijn. De voorganger van de staatssecretaris heeft ook daarbij steeds gezegd de vissers niet te houden aan het onmogelijke, maar te doen wat mogelijk is. Zet de staatssecretaris dat beleid van zijn voorganger voort?

Staatssecretaris Bleker: Ja, maar wel moet alles uit de kast worden gehaald om het ogenschijnlijk onmogelijke mogelijk te maken. Gelet op de ontwikkelingen en in het belang van de sector zelf, dienen de bijvangsten zo veel als maar mogelijk is met technische en andersoortige voorzieningen die beschikbaar zijn en komen, te worden beperkt. Dat is voor de duurzame zeevisserij en voor het maatschappelijk en politiek draagvlak van belang. Het is mooi om bij voorbaat te zeggen dat ik de vissers niet aan het onmogelijke houd, maar voor mij geldt dat alles uit de kast moet worden gehaald om het onmogelijke mogelijk te maken. Er zullen ergens grenzen zijn waardoor het uiterste kennelijk niet kan worden bereikt, maar dit is wel de houding.

De heer Slob (ChristenUnie): In mijn eerste termijn heb ik hier zelf vrij veel aandacht voor gevraagd. Ik denk ook dat het een groot onderwerp is. Is de staatssecretaris dan wel bereid om heel gericht te bekijken in hoeverre de huidige regels negatieve effecten hebben op de bijvangst? De logboeken moeten natuurlijk wel kloppend worden gemaakt en dan krijg je gedrag dat wij misschien liever niet willen, en de vissers zelf misschien ook niet. Is de staatssecretaris bereid om zich maximaal in te zetten voor de vistuigen, voor het pulsvissen en dergelijke technieken? Dat kan namelijk ook een positieve bijdrage leveren aan de doelstelling die wij allen ondersteunen.

Staatssecretaris Bleker: Op beide vragen zeg ik ja. Op het gebied van de pulsvisserij hebben wij trouwens een mooie «vangst» gedaan bij de visserijraad in december. Naarmate de brandstofprijzen hoger zijn, wordt de investering in het pulstuig sneller terugverdiend. Die kan inmiddels in een aantal maanden worden terugverdiend. Nu zijn ongeveer 40 vergunningen beschikbaar, waarvan er ongeveer 12 of 13 zijn gebruikt. De rest is beschikbaar gekomen en ik verwacht dat daar snel op grote schaal gebruik van wordt gemaakt. Ik heb geen signaal gekregen van de sector waaruit blijkt dat de ruimte die in december is ontstaan, de 40 vergunningen, nu ontoereikend zou zijn.

Dan ga ik in op de Vibeg en Natura 2000. Onder leiding van de heer Heijkoop is een plan ontwikkeld dat de steun heeft van de sector, van allerlei natuur- en milieuorganisaties en de overheden. Het gaat daarbij om de werkwijze en om de begrenzingen. Dat is grote winst. Je moet echter ook naar de lange termijn kijken: wat is de toekomst van de garnalensector? Het gaat dan niet zozeer om de sanering, want dat is in dit verband niet aan de orde, maar wel om het structurele probleem waarmee de garnalensector van doen heeft. Naar het schijnt, is het aanbod te groot en zijn mede als gevolg daarvan de prijzen te laag, zodat geen fatsoenlijke boterham meer te verdienen is. Dat wordt in essentie niet anders door het Vibeg-akkoord, de Natura 2000-aanwijzingen enzovoort. De garnalensector is een vrije sector. Je kunt er dus niet van uitgaan dat het saneren van de vloot leidt tot minder capaciteit. Het is een vloot, zoals men dat zegt, zonder ring eromheen. Ik ben bereid om met de heer Heijkoop en zijn partners om de tafel te gaan zitten om naar aanleiding van het Vibeg-akkoord te bekijken waar het structurele probleem waar de garnalensector mee te maken heeft, toe zou moeten leiden: wat is het toekomstperspectief en aan welke voorwaarden moet daarbij worden voldaan en kan de overheid daar een rol in spelen? Dat is iets totaal anders dan saneren en schade betalen. Dat is de manier waarop ik daarnaar kijk.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik wil twee opmerkingen maken naar aanleiding van het Heijkoopakkoord. De NMa verbiedt prijsafspraken om economische redenen. Op basis van ecologische redenen, zo heeft zij gezegd, is een en ander wel mogelijk. Ik heb het ook niet over het saneren van de garnalenvloot, maar over het herstructureren ervan. Juist de ecologische redenen bieden een heel goed aanknopingspunt voor herstructurering. Je kunt dan denken aan afspraken over hoeveelheden en dergelijke. Hoe staat de staatssecretaris daartegenover?

Het akkoord van Heijkoop gaat over de manier waarop je omgaat met beschermde gebieden en met bijvoorbeeld percentages. Deze ontwikkeling vind ik een heel goede prestatie van de onderhandelaars. De staatssecretaris zal vier gebieden aanwijzen. Dan krijg je dezelfde discussie als bij de gebiedsaanwijzing op het land: voor het ecosysteem wil je graag een verbinding tussen de verschillende Natura 2000-gebieden. Dat is uiteindelijk ten faveure van alles en iedereen en zeker van de visserij voor de toekomst. Daarvoor moeten wij de verduurzaming goed in beeld hebben. Hoe staat de staatssecretaris in die discussie? Waarom heeft hij nu maar vier gebieden aangewezen?

Staatssecretaris Bleker: Formeel gezien is er nog geen akkoord van Heijkoop. Er is een conceptakkoord, of beter gezegd: een principeakkoord. Laat ik het anders zeggen: er is een akkoord; dat wordt pas echt een akkoord als er gezamenlijk een toekomstperspectief wordt geschetst voor de garnalensector. Ik zal mij in een later stadium, als het hele pakket op tafel ligt, uitspreken over het definitieve akkoord. Dat geldt ook voor de ecologische kant van de zaak. Wij moeten het proces, dat nu heel zorgvuldig verloopt, afrondingstijd gunnen. Ik heb hierover overleg gehad met de heer Heijkoop. Ik heb gezegd: laten de sleutelfiguren met onze mensen om tafel gaan en laten zij bespreken hoe je de lange termijn voor de garnalensector mede in dit verband kunt zien. Ik hoop dat er uiteindelijk een totaalakkoord komt te liggen dat de steun van alle partijen heeft. Dat zal ik dan, voorzien van een reactie, graag aan de Kamer presenteren.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Daarvoor heb ik wel begrip. Ik heb echter gevraagd waarom de staatssecretaris het aantal aangewezen gebieden heeft gelimiteerd tot vier. Het staat de staatssecretaris toch vrij om daar nu op te antwoorden? Daarmee frustreert hij geen enkel akkoord. Wil de staatssecretaris daar antwoord op geven?

Mijn andere punt was dat je de ecologische redenen en motieven als uitgangspunt kunt nemen. Kan de staatssecretaris zijn visie hierop geven? Je kunt de ecologische redenen als uitgangspunt nemen, terwijl de economie in het kielzog meegaat. Daarop kan de staatssecretaris toch op zijn minst zijn eigen visie geven?

Staatssecretaris Bleker: De vier gebieden die nu in beeld zijn, zijn aangewezen met gebruikmaking van de Europese kaders die daarvoor gelden. Op basis van deze kaders, ecologisch onderzoek, enzovoorts, zijn wij tot deze vier gebieden gekomen. In beginsel sluit ik mij hierbij aan, maar het definitieve oordeel geef ik echt op het moment dat het voorligt.

Het tweede punt betreft de mededinging. Dit is een zich herhalend punt dat ook overigens in de voedselsector naar voren komt. Ik heb eerder al toegezegd dat ik in april een brief zal sturen over de vraag hoe de mededingingsregelgeving in Nederland functioneert en welke betekenis dat heeft voor een aantal andere doelen dan puur de bescherming van de consument met het oog op de prijs. De NMa is er niet voor ons, maar voor de consument. Zij zorgt ervoor dat er geen oneigenlijke prijsafspraken worden gemaakt waardoor de consument te veel zou betalen. In de toegezegde brief zal ik ingaan op de vraag hoe andere doelen, die met duurzaamheid en ecologie van doen hebben, zich in de belangrijke wereld van voedsel en vis verhouden tot de toepassing van de huidige mededingingsregelgeving. Dat heb ik eerder toegezegd; ik zal in april een brief sturen. Het is een heel lastige kwestie. Ik kan er nu wel dappere woorden over spreken, maar ik wil er heel goed naar kijken. In de loop van april zal de Kamer de brief ontvangen. Ik wil er ook overleg over met de NMa om af te tasten of wij hierin met elkaar een route kunnen vinden, of dat bestaande regels dit verhinderen.

De heer Van Gerven (SP): Ik ga even door op dit punt. De staatssecretaris zegt dat het een vrije sector is en dat vangstbeperking dus lastig is. Ik denk dat dit argument geen stand houdt. Voor voedselproductie in den brede zijn er op Europees niveau allerlei afspraken over bepaalde beperkingen van de productie. Natuurlijk moet er een markt zijn, maar wij moeten ook kijken naar andere factoren die doorslaggevend kunnen zijn. De ecologische factor is uiteindelijk doorslaggevend, want als wij maar door blijven vissen tot er geen garnalen meer zijn, hebben wij een probleem. Als de staatssecretaris gaat praten met de Nederlandse Mededingingsautoriteit, zal hij dan een duidelijke afspraak maken om kwalitatieve argumenten medebepalend, zo niet doorslaggevend te laten zijn? Dat wil ik graag weten.

Staatssecretaris Bleker: Er zijn in het geheel geen ecologische redenen om vangstbeperking voor garnalen door te voeren. Er zijn eerder ecologische redenen om de capaciteit uit te breiden, want het gaat bar goed met de garnalenstand. Voor sommige partijen is het een verrassing dat het ook wel eens goed gaat met een populatie. De garnalen komen met massa's het land op. Zo is het!

De heer Van Gerven (SP): Ik zal het anders formuleren. Er is een economische mismatch. Een en ander is niet goed gereguleerd. Er is te veel productie. Dat kan ook een argument zijn om te reguleren. In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat het er niet om gaat om de markt blind zijn werk te laten doen. Je moet het goed reguleren. Daarbij spelen andere zaken dan het volledig vrijlaten van de markt een rol. De NMa loopt daar soms als een blind paard achteraan.

Staatssecretaris Bleker: Ik kan een heel principieel ideologisch betoog houden dat ik er niets voor voel om een andere instantie, zoals de overheid, ervoor te laten zorgen dat er niet te veel garnalen worden gevangen en aangeboden, maar ik vind niet dat dit op mijn weg ligt. Laten wij met de sector om tafel gaan om na te gaan hoe wij deze sector in de gegeven situatie – er zijn geen ecologische redenen voor vangstbeperking – toch een toekomstperspectief kunnen bieden in ons land. Wat moeten wij doen? Misschien moeten wij het veel meer bezien vanuit een markt-producent-aanbiederperspectief dan vanuit een redenering van vangstbeperking, want daar hebben wij geen harde redenen voor. Wij vangen die garnalen niet, dat doen ondernemers. Zij vangen garnalen en bieden deze aan. Zij krijgen daar een relatief lage prijs voor, omdat zij met z'n allen heel veel garnalen aan wal brengen. Moet de overheid dan ingrijpen? Nee, dan kom je bijna in Sovjetmethoden terecht!

De voorzitter: Wij gaan door. Iedereen heeft één keer de mogelijkheid om een vervolgvraag te stellen. De heer Van Gerven heeft deze mogelijkheid al benut. Ik zie vragende gezichten. De leden hebben tweemaal de mogelijkheid om een vraag te stellen, waarvan een keer met een vervolgvraag. Zo zit het.

De heer Koppejan (CDA): Ik ga nog even in op de NMa. Ik ben natuurlijk blij met de brief en onze verwachtingen zijn hooggespannen. Wij zouden graag zien dat de staatssecretaris de relatie legt met het Europese beleid. In hoeverre heeft het nationale mededingingsbeleid in Nederland een kop op het Europese mededingingsbeleid? Mocht het zo zijn dat het Europese mededingingsbeleid op dit moment een belemmering vormt voor het behalen van onze duurzaamheidsdoelstelling, wil de staatssecretaris hier dan op ingaan? Wil hij dit Europees aan de orde stellen? Op andere beleidsterreinen deinst het kabinet er immers ook niet voor terug om Europese richtlijnen ter discussie te stellen.

Staatssecretaris Bleker: Het antwoord op beide vragen is «ja». De heer Koppejan zei dat zijn verwachtingen hooggespannen zijn. Ik heb al gezegd dat het een heel taaie materie is om andere belangen dan het belang van de consument, namelijk bescherming tegen de mogelijkheid dat hij te veel betaalt omdat er prijsafspraken worden gemaakt, een rol te laten spelen. Het is voor voedsel en vis wel een relevant punt. Het zijn geen auto's of mobiele telefoons.

De heer Grashoff (GroenLinks): Ook ik had vragen over de NMa, maar hierover is nu zo veel gewisseld dat mij slechts één opmerking rest. Juist in de voedselsector zijn er precedenten te over van vormen van productiebeperking en quotering om economische redenen. Wij hebben laatst nog perfect uitgelegd gekregen hoe het suikerbietenquotum in elkaar steekt. Dat is niets anders dan een economische afspraak; er is geen enkele ecologische reden voor. Die ruimte is er dus wel binnen de Europese regelgeving. De vraag is, of de staatssecretaris die ruimte ook binnen het Nederlandse mededingingsrecht wil creëren. Zegt de staatssecretaris op voorhand dat hij alleen nadenkt binnen het kader van de bestaande Nederlandse mededingingsregels, of denkt hij samen met zijn collega, de minister van Economische Zaken, ook na over eventuele aanpassingen van de regelgeving als deze niet productief of constructief blijkt te zijn?

Staatssecretaris Bleker: Ik vind dat wij over alles moeten nadenken. Het is niet zo dat het een bij voorbaat wordt uitgesloten en het ander niet. Ik teken hierbij wel aan dat dit heel sterk in Europees verband moet worden bekeken. In Nederland kunnen wij in theorie wel afspraken maken over de aanvoer van garnalen, maar geen enkele Duitse garnalenvisser ervaart dat als een belemmering. Zo moet je het ook zien. Ik loop niet op de uitkomsten vooruit. Ik geef aan dat het erg lastig is, maar ik vind het zeer de moeite waard om er fundamenteel naar te kijken en met de Kamer over te discussiëren.

De heer Grashoff (GroenLinks): Mijn vervolgvraag betreft het Heijkoopakkoord. De staatssecretaris zegt met zoveel woorden dat hij daar in enige rust naar wil kijken en dat hij overleg zal hebben met de sector. Er ligt in principe echter een goed akkoord; dat wordt nu door alle partijen onderschreven. Volgens de staatssecretaris is dit winst; dat vinden wij ook. Dit akkoord moet niet in het zicht van de haven stranden. Het zou slecht zijn als het alleen een totaal open eind kent. Kan de staatssecretaris er druk op zetten en er een datum aan verbinden? Kan hij concreet maken hoe hij de impasse doorbreekt? Kan hij ervoor zorgen dat het gewoon wordt uitgevoerd?

Staatssecretaris Bleker: Ik vind ook dat het moet lukken. Daarom heb ik de bereidheid getoond om een rol te spelen vanuit het ministerie. Ik wil samen met de sleutelfiguren nagaan of wij een toekomstperspectief voor de garnalensector kunnen schetsen, zodat ook dat laatste punt wordt gemaakt. Dan hebben wij uiteindelijk een akkoord waaraan iedereen zich wil verbinden, ook ten aanzien van de ecologische doelen. Ik wil de zaak niet in het zicht van de haven laten stranden. Om dat te voorkomen, nemen wij de komende maanden de tijd om te proberen dit allemaal goed af te ronden. Nogmaals: het is iets anders dan saneren. Het gaat niet alleen om geld. Het is primair een zaak van de sector zelf, maar wij willen daar wel een faciliterende rol in spelen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik wil proberen het iets te verbreden. Ik dank de staatssecretaris voor zijn positieve houding. Hij zegt dat er geen ecologische consequenties voor de garnalenvisserij zijn. Ik heb de Natura 2000-informatie en het masterplan bekeken. Het is niet uitgesloten – het is zelfs te verwachten – dat er wel ecologische consequenties zijn voor andere vissoorten. Zal de staatssecretaris in de toekomst dezelfde positieve houding hebben?

Staatssecretaris Bleker: Een positieve houding voor de toekomst zeg ik altijd toe.

Ik vraag mij af wat de Kamer wil met het staand want. Volgens mij is er voor geen enkele concrete variant een meerderheid. Waar leidt dit toe? Er zal een ministeriële regeling komen. Daarin zullen de gebieden die het betreft, worden benoemd, of het nu «ja, mits» of «nee, tenzij» is. Voor het overige zal de verantwoordelijkheid vooral bij de gemeenten liggen. Het zal een variant zijn tussen «ja, mits» en «nee, tenzij». Deze regeling komt er wel. Ik herinner de Kamerleden aan de woorden van de heer Lubbers. Tijdens de kabinetsformatie zei de heer Lubbers aanvankelijk: mijn «ja, mits» is veranderd in een «nee, tenzij»; maar het kabinet is er wel gekomen. Ik kijk even naar de heer Koppejan; wij hebben nog steeds goede verhoudingen hoor! Dat is het mooie van de politiek: je kunt het soms gloeiend met elkaar oneens zijn, maar je kunt toch goed met elkaar omgaan.

Er komt dus een regeling; deze zal dicht in de buurt liggen van de voorstellen van de commissie-Hollenga. Ik begrijp dat er reserves zijn bij een algemene onbeperkte vrijstelling. Het wordt dus een regeling met voorwaarden: ja of nee onder voorwaarden. Daar kan de Kamer van opaan. Ik zie alle tinten van «ja, mits» en «nee, tenzij» terug in de Kamer. Ik vraag de Kamer om mij de ruimte te geven om dit uit te werken.

De heer Houwers (VVD): Als bewijs dat de samenwerking met de heer Koppejan en de CDA-fractie buitengewoon goed is, denk ik dat ik mede namens hem kan spreken. Als dat niet zo is, zal hij mij interrumperen.

Ik wil proberen de staatssecretaris een beetje te helpen. Hij zegt dat hij een breed pallet ziet. Wij zouden het liefst zien dat er geen voorselectie plaatsvindt, dus dat de staatssecretaris niet nu gebieden aanwijst waar een en ander wel en niet mag, maar dat wij het in den brede mogelijk maken. Ik kan er duidelijk over zijn: wij kunnen ons vinden in een «nee, tenzij»-variant, maar daaraan wil ik dan de voorwaarde verbinden dat de gemeenten een uitspraak doen. Wij zouden niet graag zien dat de mogelijkheid op zichzelf bestaat, maar dat de gemeenten deze niet invullen. Het moet zo georganiseerd zijn dat de gemeenten in ieder geval een uitspraak doen, al houdt die uitspraak in dat zij het niet willen. Anders blijft het nog een beetje hangen. Misschien helpt mijn betoog de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker: Nog niet. Even kijken of ik het goed begrepen heb. Als wij «nee, tenzij» zouden zeggen, kan het dus overal «nee» zijn omdat de gemeenten nee zeggen.

De heer Houwers (VVD): Het antwoord daarop is «ja».

Staatssecretaris Bleker: Vindt de heer Houwers dat een aanvaardbare uitkomst?

De heer Houwers (VVD): Ja. Als wij de verantwoordelijkheid bij de gemeenten leggen – dat hebben wij volgens mij uitgesproken – dan moeten wij het ook respecteren als zij overal nee zouden zeggen. Wij denken overigens niet dat dit zal gebeuren, omdat wij aannemen dat degenen die voor deze mogelijkheden zijn, ook invloed in de gemeenteraden hebben. Als wij de verantwoordelijkheid bij de gemeenten leggen, moeten wij ook aanvaarden wat daar uitkomt.

Staatssecretaris Bleker: Ik begrijp uit de non-verbale communicatie dat dit voorstel behoorlijk wat steun van de Kamer heeft.

De heer Van Gerven (SP): Ik had een vraag gesteld over de maximaal toegestane netlengte van 100 meter. De staatssecretaris blijft hierover wat vaag; het kan alle kanten uit. De strekking van zijn antwoord was: ik maak er wel iets moois van. Het toestaan van een netlengte van 100 meter is een verruiming ten opzichte van hetgeen nu mogelijk is; het is dezelfde netlengte als die voor een kleine beroepsvisser. Ik zie in dit opzicht het verschil niet tussen de recreatieve visserij en de beroepsvisserij. Ik vind dat hierover een duidelijke uitspraak moet komen.

Staatssecretaris Bleker: Die komt er in de regeling.

De heer Van Gerven (SP): Dat is goed, maar welke kant gaat het op? De SP-fractie vindt een verruiming naar 100 meter veel te groot. Is de staatssecretaris het met deze mening eens?

Staatssecretaris Bleker: Op dit moment is de toegestane netlengte op veel plekken 150 meter, dus wij gaan met een derde terug naar 100 meter.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb andere informatie.

Staatssecretaris Bleker: Waar 30 meter geldt, blijft dat 30 meter. Dat is onze inzet voor de regeling. De heer Van Gerven hoeft dus niet verontrust te zijn over die 100 meter.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik interrumpeer op het gevaar af dat wij in woordspelletjes terechtkomen. De staatssecretaris doet alsof er niet zo veel verschil is tussen «ja, mits» en «nee, tenzij». Dat is bij het CDA zo, maar bij mij is dat niet zo. Ik heb vroeger vaak met ondernemingsraden moeten werken en heb toen geconstateerd dat er echt veel verschil tussen is!

De staatssecretaris zegt «ja, mits»; ik zeg «nee, tenzij». Er komt een ministeriële regeling. Ik zou graag zien dat in de ministeriële regeling staat in welke gebieden en onder welke voorwaarden recreatieve staandwantvisserij is toegestaan. Dat is belangrijk. Het «nee, tenzij»-principe houdt in dat er een generiek verbod is, maar dat recreatieve staandwantvisserij in bepaalde gebieden en onder bepaalde voorwaarden wel is toegestaan. Op deze wijze is het veel beter te handhaven. Ik denk dat het ministerie van EL&I niet zit te wachten op heel veel handhavingsellende. In mijn beleving zit daar het verschil. Daarom slaat voor mijn oordeel de balans door naar het «nee, tenzij»-principe. Geef je een generieke vrijstelling, dan moet je ontzettend veel voorwaarden stellen waarom recreatieve staandwantvisserij dan ergens niet mag. Met de kustlijn van Hoek van Holland tot Schiermonnikoog in gedachten, denk ik dat dit niet echt een handzaam en goed systeem is. Het was de bedoeling om ruimte te geven aan recreatieve staandwantvisserij in een paar gebieden. Ik vind dat er een behoorlijk verschil zit tussen «ja, mits» en «nee, tenzij». Ik wil daar niet al te laconiek over doen. Wij hebben nu de kans. Als wij toch dezelfde doelstelling hebben, geef ik de staatssecretaris in overweging om te kiezen voor «nee, tenzij». Ik hoop dat ik de staatssecretaris heb kunnen overtuigen.

Staatssecretaris Bleker: Mevrouw Jacobi wil dat in de regeling in ieder geval de gebieden worden benoemd waarin recreatieve staandwantvisserij evident niet mogelijk moet zijn, omdat daar goede redenen voor zijn. Voor de overige gebieden kun je dan zeggen: het mag niet, tenzij aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Dat laatste is dan ter beoordeling van de gemeenten. Ik zie dat mevrouw Jacobi knikt, dus ik heb de essentie van haar betoog goed weergegeven. Dit is een richting waar ik een heel eind mee uit de voeten kan. Dan ga ik die kant op.

De heer Slob (ChristenUnie): De vergelijking met de woorden van de heer Lubbers was een beetje tricky, want hij maakte een draai ... Dat klinkt wat negatief, dus laat ik het anders verwoorden. De heer Lubbers veranderde van gedachten omdat hij de scherven niet op het bordes van de Koningin wilde neerleggen. Nu is de vraag waar eventuele scherven straks komen te liggen.

Ik kan mij vinden in de uitwerking die de staatssecretaris net heeft verwoord. Is er een termijn gesteld? Zo ja, dan zou ik graag zien dat deze bij de Kamer wordt neergelegd, opdat zij daarover oriënterend kan spreken met de staatssecretaris. Op die manier kunnen wij een definitieve keuze maken. 1 april is misschien een mooie datum. De staatssecretaris kan op een rijtje zetten wat hij wil, met de voors en tegens en dan kunnen wij een keuze maken.

Staatssecretaris Bleker: Ik vind dat de richting duidelijk is. Wij moeten elkaar het leven niet moeilijker maken dan het al is. Het is mijn verantwoordelijkheid om een ministeriële regeling te maken. Dat zal ik doen. Ik heb nu voldoende zicht op de gevoelens in de Kamer en ik respecteer deze. Ik zal hieraan op een goede manier invulling geven, op zo kort mogelijke termijn. Begin april zou de regeling er moeten zijn. Ik heb de vaste overtuiging dat de Kamer dan zal zeggen: dat vertrouwen hebben wij niet ten onrechte gegeven.

Voorzitter. Ik ga in op de palingfuik. De commissie-Hollenga heeft er gratis een advies bij gedaan over aalfuiken. Wij voelen niets voor dit onderdeel van het advies, omdat het grote problemen oplevert voor de controle en handhaving en omdat het strijdig is met het Aalbeheerplan. Ik kan dit onderdeel dus niet overnemen. Ik vind echter dat een commissie die een voorstel doet dat grotendeels wordt overgenomen, niet ongelukkig moet zijn als een kleine toevoeging terzijde wordt gelegd.

Op een verbod op de recreatieve staandwantvisserij, een belangrijke kwestie voor de Partij voor de Dieren, ben ik al ingegaan. Daar is op zichzelf geen reden voor. Het is ook geen onderdeel meer van het Aalbeheerplan.

Er is gevraagd: wat is de strategie om de paling tegen uitsterving te beschermen? Daar hebben wij een Europese verordening en een Nederlands Aalbeheerplan voor. Dat is een nationale invulling van het Europese beleid: drie maanden sluiting, uitzetting glasaal et cetera. Dit maatregelenpakket is eerder door de Kamer goedgekeurd. Daar gaan wij mee aan de slag. In 2012 is er een evaluatiemoment. Dan zullen wij nagaan of nog verdergaande maatregelen nodig zijn. Het onheil van het uitsterven is gelukkig nog niet geschied. In 2012 zullen wij zien of de genomen maatregelen aanvulling behoeven.

Ik ga in op het bedwelmingsapparaat voor het doden van de aal. Het is heel erg moeilijk om een aal aan zijn einde te brengen. Daar is nu een apparaat voor, maar dat kost wel € 50 000. Dat is niet niets. Het is irreëel om te denken dat iedere particulier, op kleinschalig niveau, zich dit soort apparaten kan veroorloven. Vorige keer heb ik tegen mevrouw Ouwehand gezegd: ik weet echt niet wat er in allerlei schuurtjes in Katwijk – mevrouw Ouwehand woont daar – gebeurt. Eén ding weet ik echter wel: in die schuurtjes komt geen apparaat van € 50 000 te staan, tenzij ik mij geweldig vergis in de welstand en welvaart in Katwijk.

Er is gevraagd: zijn er voldoende middelen beschikbaar voor MSC-certificering? Ja. Daar gaan wij mee verder, dat is geen probleem.

Hoe staat het met de uitvoering van de motie over mededinging? Daarop ben ik al ingegaan; in april stuur ik hierover een brief. Dat heb ik ook tegen de heren Koppejan en Houwers gezegd.

Wanneer is transport van mosselzaad van de Oosterschelde naar de Waddenzee mogelijk? Het is spectaculair dat de mosselen in de Waddenzee binnen twee jaar «opgroeien» en dat zij daar in de Oosterschelde vier jaar voor nodig hebben. Ik heb altijd al het idee gehad dat het Waddengebied een gezond gebied is. Het risico op de mogelijke introductie of invasie van exoten met schelpdiertransporten wordt in beeld gebracht. Daar zijn wij nu mee bezig. Gekeken wordt wat nodig is om het transport van mzi-mosselzaad van de Oosterschelde naar de Waddenzee mogelijk te maken. Er wordt naar gestreefd om de besluitvorming hierover in het najaar van 2011 af te ronden, waardoor het zuid-noordtransport mogelijk begin 2012 kan plaatsvinden, onder de voorwaarde dat de onderzoeken hierover positief zijn.

Dan kom ik op de aquacultuur en het ASC-certificaat voor tarbot. Het ASC-certificaat is een soortspecifiek en privaat keurmerk. De tarbot zal het internationale traject van standaardontwikkeling in moeten. Tarbotkwekers moeten hierover het gesprek aangaan met de ASC. Ik wil het gesprek daarover graag faciliteren, dus ik ben bereid de resultaten van de inventarisatie voor de meerval ter beschikking te stellen aan de tarbotkwekers. Ik heb tot nu toe de totstandkoming van de ASC-certificering financieel gesteund. Mijn voorwaarde daarbij is dat daarin ook voor Nederland belangrijke vissoorten worden opgenomen. Ik geef dus een positief antwoord op de vraag van de heer Koppejan. Verder ben ik druk bezig, de garantstelling voor aquacultuur te regelen. De regeling moet nog voor goedkeuring naar Brussel. Dat duurt ongeveer drie maanden. Ik probeer het deze zomer af te wikkelen.

Nu ga ik in op de binnenvisserij. Er is een kennelijk eeuwige strijd tussen de beroepsvissers en de sportvissers over de schubvis en de visrechten. Ik wist niet welke wereld hierachter schuilgaat, maar ik ben er inmiddels van overtuigd dat dit onderwerp heel gevoelig ligt. Dat blijkt ook uit de reacties die ik zo nu en dan uit de Kamer krijg. Het is een bijzonder lastige problematiek. De woordvoerder van de SGP-fractie vroeg of ik bereid ben, werk te maken van een betrouwbare registratie. Voor het vormgeven van duurzame visserij in de visstandbeheercommissies is het nodig om inzicht te hebben in de onttrekking van vis door beroepsvissers en sportvissers; dat is duidelijk. Het is echter aan de partijen in de visstandbeheercommissies om te bepalen hoe zij dit voor hun VBC willen vormgeven, omdat de visserij en elk water in een gebied verschillend zijn. Het is niet mogelijk en volgens mij ook niet gewenst om dit vanuit de rijksoverheid via regelgeving centraal op te leggen. De partijen moeten het zelf invullen. Wij zien overigens dat dit voor een deel inderdaad gebeurt. Beroepsvissers houden hun vangsten bij. De sportvissers werken bijvoorbeeld met steekproeven en registraties bij wedstrijden. Het is niet mogelijk voor de honderdduizenden sportvissers om iedere individueel gevangen baars of snoekbaars te registreren. Wij zullen dus met een indirecte methode van registratie moeten werken.

De fracties van het CDA en de SGP uitten de gedachte om een bemiddelaar in te stellen voor de verhouding tussen sportvissers, beroepsvissers en het VBC-beleid. Een eerder ingediende motie hierover is aangehouden. Ik heb op mij genomen om vanuit het ministerie het gesprek met alle partijen te starten. Dat loopt nu ook. In april zal de Kamer een brief ontvangen over het vervolg en de invulling. Het is nu prematuur om over een bemiddelaar te spreken. Ik vind het overigens geen opwindende gedachte om nog twee jaar lang met de Kamer te spreken over hetzelfde onderwerp, namelijk de kennelijke strijd tussen de sportvissers en de beroepsvissers in ons land. Dat moet een keer afgelopen zijn. Er zijn onderwerpen waarvan je na een halfjaar denkt: nu heb ik er wel genoeg van; kunnen wij dit niet eens oplossen? Dat geldt hiervoor. Ik ken heel veel sportvissers en beroepsvissers. Kom op: of je zoekt een oplossing, of je begraaft de strijdbijl! Je moet dit niet steeds opvoeren; daar smaakt de vis niet beter van.

De voorzitter: Dat waren de laatste woorden van de staatssecretaris, althans voorlopig. «Daar smaakt de vis niet beter van». Hij wordt soms ook duur betaald.

Ik zal de gedane toezeggingen opnoemen. Toezeggingen uit eerdere debatten zal ik niet herhalen.

  • er komt een ministeriële regeling inzake de staandwantvisserij, waarbij een «nee, tenzij"-instelling wordt gehanteerd;

  • in de ministeriële regeling wordt een beperking opgenomen voor de lengte van de netten van de staandwantvisserij;

  • de staatssecretaris stuurt een brief over de visplannen inzake de beroeps- en sportvisserij.

De heer Houwers (VVD): De netlengte wordt beperkt tot 100 meter; heb ik dat goed begrepen?

De voorzitter: Ja, dat komt in de regeling: 100 meter en geen centimeter langer.

Wij gaan naar de tweede termijn van de Kamer.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. U eindigde met de zin dat de vis duur wordt betaald. Dat is soms een probleem. Dat blijkt wel bij de garnalenvisserij, waar de vis niet zo duur wordt betaald. Volgens de VVD-fractie reageert de staatssecretaris hier op juiste wijze op. Het is vooral een marktprobleem. Volgens ons kiest de staatssecretaris hierin de juiste insteek. Wij zullen kijken hoe dit verder kan worden aangepakt.

Op één punt verschil ik wel van mening met de staatssecretaris. Daar wil ik iets uitdrukkelijker bij stilstaan. Ik verzoek om een VAO, omdat de staatssecretaris een andere insteek heeft wat betreft de fuiken. Mede met het oog op het advies van de heer Hollenga en de berichten uit de regio's waar dit een rol speelt, zijn wij overtuigd van een minimale maaswijdte van zes centimeter. Op basis van de historie hechten mensen daar groot belang aan. Wij zien niet in waarom dit in het Aalbeheerplan dermate verstorend zou zijn, dat het niet zou kunnen. De VVD-fractie zal, mede ondersteund door de CDA-fractie, een voorstel doen aan de staatssecretaris om hierin toch te bewilligen.

Voor het overige stem ik in met de antwoorden en toezeggingen van de staatssecretaris.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording en de inhoud daarvan. Mijn collega Houwers is net ingegaan op de fuiken. Daar sluit ik mij bij aan. Ik heb nog een vraag over de bijvangsten van de boomkorvisserij. Collega Koopmans heeft een motie hierover aangehouden, onder de toezegging van de staatssecretaris dat deze het gesprek zou aangaan met de sector om tot een haalbare doelstelling te komen voor deze problematiek. Staat deze toezegging nog steeds?

Een andere vraag betreft het internationale beleid voor de duurzame vangsten, vooral de mariene kaderrichtlijn en het akkoord van Johannesburg. De voorganger van de staatssecretaris, mevrouw Verburg, had daar een redelijk pragmatische houding in. Zij vond dat wij daarin niet het onmogelijke moesten vragen van de visserijsector en dat een en ander wel haalbaar en uitvoerbaar moest blijven. Zet de staatssecretaris dat beleid voort?

De voorzitter: De heren Slob en Dijkgraaf hebben zich voor de tweede termijn afgemeld, omdat zij in de plenaire zaal moeten zijn. Zij zijn geëxcuseerd.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik kom terug op de discussie over de garnalenvissers. Als de staatssecretaris niets doet, laat hij de garnalenvissers in de kou staan. Volgens hem is het de markt die het moet doen, maar af en toe kan het nodig zijn om de markt een beetje te helpen. Een zekere regulering is niet verkeerd; anders krijgen wij de ongerijmdheid die ik in eerste termijn heb geschetst, namelijk dat de vissers de garnalen aan de straatstenen niet meer kwijt kunnen. Dat is niet duurzaam, hoe je het ook wendt of keert. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Wil hij hierin toch niet iets actiever zijn?

Ik heb nog twee vragen. Kan de staatssecretaris ingaan op de mensenrechtenschendingen en de gedwongen arbeid in de illegale visserij? Wat doet het kabinet hieraan? Verder is er tussen 9 en 11 maart een high level meeting geweest in Noordwijk. Daar is een aantal interessante zaken aan de orde geweest en ik zou graag weten wat daar uit is gekomen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging dat er een ministeriële regeling komt voor de staandwantvisserij met een «nee, tenzij»-principe.

Ik wil graag weten hoeveel middelen er zijn voor de verduurzamingstrajecten. Wat is de stand van zaken? De heer Koppejan en ik hebben ons hard gemaakt voor de MSC-trajecten. Ik heb daar nu echt geen beeld van. Voor de garnalensector weet ik dat het traject is gestagneerd. Dat soort dingen geef ik graag nog een duw, als dat nodig mocht zijn. Kan de staatssecretaris hier een beeld van schetsen?

Voor de beroeps- en sportvissers zijn de VBC's essentieel. Deze zouden wij in de Visserijwet opnemen. Dat is ook een traject waar ik niet vrolijk van word. Vorig jaar zouden wij de zaak al hebben geregeld, maar dat is nog steeds niet gebeurd. Ik vraag de staatssecretaris om zich in te zetten voor de VBC's.

Het Heijkoopakkoord betreft de toekomst van de verduurzaming. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij verdergaat met de Natura 2000-gebieden en de lijn die in het principeakkoord van Heijkoop staat. Kan de Kamer worden geïnformeerd over het verdere verloop van de trajecten?

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Mijn partij is in principe voorstander van het aanhouden van het verbod op de staandwantvisserij. Dat neemt niet weg dat wij als compromis uit de voeten zouden kunnen met een regeling waarin de nadruk ligt op «nee», met een zeer scherp ingekaderd «tenzij».

Dan kom ik op het akkoord van Heijkoop. Ik heb de woorden van de staatssecretaris goed verstaan. Hij zal zich ervoor inspannen om binnen één à twee maanden voor elkaar te krijgen dat dit wordt geëffectueerd. Wij krijgen graag een reactie zodra er witte rook is. Ik doe nogmaals een beroep op de staatssecretaris om zich zo constructief mogelijk op te stellen om tot een oplossing te komen, want het maatschappelijk belang is zeer groot.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik wacht het VAO met de motie over de fuiken af. Als wij dit zouden doen, houdt dat een wijziging van het Aalbeheerplan in. Dat moeten wij dan in Brussel aankaarten.

De heer Koppejan vroeg of ik dezelfde lijn voer als mijn voorganger. Op dit punt wel.

De heer Grashoff (GroenLinks): Het antwoord van de staatssecretaris omtrent de fuiken verbaast mij een beetje. Het leek mij dat het verschil van inzicht zich zou concentreren op de vraag of het nu wel of niet in strijd is met het Aalbeheerplan. De staatssecretaris houdt vol dat het in strijd is met het Aalbeheerplan. Ik kan mij niet voorstellen dat hij om zo'n bijzaak het hele Aalbeheerplan opnieuw ter discussie zal stellen in Brussel. Daar heb ik oprecht problemen mee!

Staatssecretaris Bleker: Ik heb concreet gezegd dat ik absoluut niet het complete Aalbeheerplan ter discussie zal stellen. Willen wij dit echter kunnen uitvoeren in Nederland, dan zal ik het akkoord van Brussel moeten hebben voor een wijziging van het vigerende Aalbeheerplan op dit specifieke onderdeel. Dat heb ik bedoeld niet zozeer als een aansporende opmerking voor de fracties van de VVD en het CDA, als wel als een oproep tot enige reflectie.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dan zou ik nu graag nog een antwoord krijgen. Er dreigt een VAO te komen van coalitiepartijen, die in ons land allereerst de verantwoordelijkheid hebben om te reageren. Wij hebben het Aalbeheerplan in Brussel neergelegd. Daar is heel veel gesodemieter over geweest. Wij hebben daarover met ons allen «houwen en keren» gehad. De staatssecretaris zegt heel laconiek dat hij eerst naar Brussel moet, terwijl hij nu al weet dat die wijzigingskans er helemaal niet is in Brussel. Graag krijg ik een reactie.

Staatssecretaris Bleker: Dit kabinet is niet van mening dat alles wat wij ooit hebben afgesproken in Brussel, onbespreekbaar moet zijn in Brussel. Ik moet daar nuchter over zijn. Ik geef wel een waarschuwing: je moet naar de proportionaliteit kijken. In 2012 zullen wij het Aalbeheerplan evalueren. Moet je dan, voor een periode van een jaar, op zo'n specifiek onderdeel als de staandwantvisserij het punt van de aalfuiken zo opspelen dat je daar de hele gang naar Brussel voor moet maken, terwijl je alles over een jaar meer in den brede kunt bezien? Dat vind ik een bestuurlijke proportionaliteitsvraag. Is dat wel verantwoord, slim en handig? Het CDA en de VVD zijn bestuurlijk ingestelde partijen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dit soort felheid van de staatssecretaris zie ik graag.

De heer Koppejan (CDA): Wij moeten de problemen niet groter maken dan zij zijn. Wij hebben al met elkaar afgesproken dat het Aalbeheerplan zeer waarschijnlijk zal worden aangepast naar aanleiding van de sluiting van gebieden. Dat hebben wij bij de behandeling van het wetsvoorstel met elkaar besproken. Er zal onderzoek worden gedaan naar het effect op de uittrek van schieraal. Dat vergt aanpassing van het Aalbeheerplan. Deze wijziging kan daar gelijk bij worden betrokken. Zo lossen CDA en VVD dat bestuurlijk met elkaar op.

Staatssecretaris Bleker: Het verzoek is om dit puntje te betrekken bij een andere wijziging die wij toch moeten doorvoeren. Begrijp ik dat goed? Dan wordt het een ander verhaal. Mijn felheid heeft dus tot enig resultaat geleid.

De heer Grashoff (GroenLinks): Daarvoor hebben wij dan geen VAO nodig, denk ik.

De heer Houwers (VVD): Ik kijk naar de staatssecretaris; kan dit als een toezegging worden gezien? De staatssecretaris had twee ankers. Is hiermee dan ook het punt van de handhaving van tafel? Als dat zo is, kunnen wij ons het VAO besparen. Dan beschouw ik dit als een toezegging van de staatssecretaris dat het ervan zal komen.

De voorzitter: Ik maak een opmerking tussendoor. Mevrouw Ouwehand probeert op twee bordjes te schaken. Wij zijn zeer bereidwillig om haar daarin tegemoet te komen. Zij heeft gezegd dat het antwoord van de staatssecretaris in eerste termijn over de paling voor haar sowieso al een reden is om een VAO aan te vragen. Een VAO kunnen wij dus wel verwachten.

Staatssecretaris Bleker: Ik zeg toe dat ik, in het kader van de aanpassing van het Aalbeheerplan uit andere hoofde, ook dit punt serieus zal bespreken met Brussel. Ik zal bezien of de daar aangevoerde bezwaren zodanig groot zijn dat wij van wijziging moeten afzien – in dat geval kom ik bij de Kamer terug – of dat ik mogelijkheden zie om wijzigingen in te voeren. Ik plaats daarbij nog één kanttekening. In dit verband wil ik een soort handhavingstoets doen, waarover de Kamer zal worden geïnformeerd. Ik zal nagaan of dat op een verstandige manier in een groter verband kan worden meegenomen met deze twee punten. Als in Brussel de alen boven water komen en de handhaving een chaos wordt, rapporteer ik de Kamer daarover.

De heer Houwers (VVD): De eerste toezegging is voor ons voldoende om het vertrouwen uit te spreken dat dit goed komt. De staatssecretaris kenmerkt zich door een enorme inzet. Als hij zegt dat hij ervoor gaat, dan komt het vast goed.

Staatssecretaris Bleker: Over de garnalenmarkt heb ik voldoende gesproken met de heer Van Gerven. Ik zie geen reden om daar iets aan toe te voegen.

Voor de slavernijschepen zullen oplossingen moeten worden gevonden door de daartoe geëigende internationale organisaties zoals de ILO en de IMO. Een algemeen verbod op import is heel moeilijk uitvoerbaar; het moet goed traceerbaar zijn. Wij vinden het volstrekt ongewenst wat er op dit soort schepen gebeurt. Dat moge duidelijk zijn.

De heer Van Gerven vroeg naar de high level meeting: wat is er uit de ambtelijke topbijeenkomst in Noordwijk gekomen? Ik kan er nu een heel verhaal over houden, maar dan komen er weer nieuwe vragen. Laten wij het zo doen: voor de eerstvolgende Landbouw- en Visserijraad in Europa, waarvoor ook het nieuwe Europese visserijbeleid is geagendeerd, spreken wij elkaar. Dan zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten van de high level meeting. Deze kan de Kamer dan betrekken bij haar beschouwingen en boodschappen aan mij om in Brussel te acteren.

Mevrouw Jacobi vroeg naar de verduurzaming. Volgens mij hebben wij eerder gerapporteerd over de stand van zaken van de verschillende trajecten. Ik vind het een beetje jammer van de brief om dat nog een keer te doen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het is niet jammer van de brief. Wij hebben behoorlijk wat geld gestoken in de MSC-trajecten, maar deze lopen lang niet allemaal even vlot. Het staat mij bij dat het minstens een halfjaar geleden is. Zoals de staatssecretaris weet, kan er in een halfjaar behoorlijk wat veranderen op dit dossier.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb begrepen dat de Voorzitter terughoudend is met het fenomeen brieven schrijven. Laten wij het als volgt doen. In de tweede helft van het jaar zullen wij de Kamer rapporteren over de voortgang. Dan hebben wij een redelijke periode achter ons liggen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Daarmee ga ik akkoord. Ik zie het dan als een voorbereiding op de begrotingsbehandeling in het najaar.

Staatssecretaris Bleker: Ja, ik rapporteer tijdig, voor de voorbereiding.

De VBC willen wij een wettelijke basis geven. Daarop ben ik eerder ingegaan.

Aangaande de Natura 2000-gebieden zal ik de Kamer informeren over de definitieve uitkomst van het akkoord van Heijkoop. Dat waren de resterende vragen.

De voorzitter: Na de eerste termijn zijn er twee toezeggingen bijgekomen:

  • de staatssecretaris zegt toe om het mogelijk maken van aalfuikvisserij mee te nemen in de onderhandelingen in Brussel;

  • de staatssecretaris rapporteert in de tweede helft van 2011, voor de begrotingsbehandeling, over de voortgang van de duurzaamheidstrajecten.

Ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor hun fantastische inzet, de Kamerleden voor hun vragen, opmerkingen en onderlinge debat en de mensen op de publieke tribune voor hun belangstelling.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verburg (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Paulus Jansen (SP), ondervoorzitter, Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Lodders (VVD), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD) en Verhoeven (D66).

Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Ormel (CDA), Blanksma-van der Heuvel (PvdA), Koolmees (D66), Dikkers (PvdA), Klijnsma (PvdA), Irrgang (SP), Groot (PvdA), Van der Werf (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Gent (GroenLinks), Leegte (VVD), Grashoff (GroenLinks), De Mos (PVV), Taverne (VVD), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD) en Van Veldhoven (D66).

Naar boven