32 201 Herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Nr. 11 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2011

Per brief (21 501-32, nr. 358) en tijdens een Algemeen Overleg van 30 september 2009 (22 112, nr. 945) heeft mijn voorganger met uw Kamer gesproken over de Europese strategie voor aquacultuur (COM 2009 162) en de viskweek in Nederland. Zij heeft toegezegd om, afhankelijk van een nadere concretisering van de Europese strategie en de uitkomsten van het overleg met provincies, te bezien of het beleid inzake de viskweek bijstelling behoeft. Met deze brief informeer ik u over de huidige situatie waarin de viskweek in Nederland zich bevindt en wat voor een verdere duurzame ontwikkeling nodig is. Omdat in het wetgevingsoverleg Visserij (08 november 2010) (32 500 XIII, nr. 67) ook over viskweek is gesproken, ga ik tevens in op de wijze waarop ik de betreffende moties zal uitvoeren.

Situatie in Nederland

Ondanks een mondiaal perspectief (een groeiende wereldbevolking vraagt om vis terwijl de opbrengsten uit visserij stagneren), groeit de viskweek in de EU nauwelijks en is er in Nederland sprake van een sterke achteruitgang. Sinds 2008 zijn zowel het aantal bedrijven als de totale productie meer dan gehalveerd. Onderzoekers van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) wijten dit vooral aan de zwakke concurrentiekracht van de Nederlandse sector. In een mondiale vismarkt kunnen Nederlandse viskwekers die op een milieuvriendelijke wijze duurzaam vis kweken, vanwege de hogere productiekosten die hiermee samenhangen niet goed concurreren met vis die elders op een andere en veelal goedkopere wijze gekweekt wordt. Daarom heb ik het afgelopen jaar aan een proces gewerkt met als doel het opstellen van een actieplan voor viskweek.

Actieplan

Onderzoekers van het LEI en IMARES hebben op een participatieve wijze met een brede vertegenwoordiging van ondernemers (binnen en buiten de viskweek), provincies en andere geïnteresseerden geïnventariseerd wat de meest kansrijke ontwikkelingsrichting voor viskweek in Nederland is, en wat er voor nodig is om deze ontwikkeling te realiseren. Als bijlage treft u de bevindingen van de onderzoekers aan. Ondanks de genoemde problematiek wordt de verdere ontwikkeling van de huidige viskweek toch als meest kansrijk gezien, mits het volgende gerealiseerd wordt: 1) het versterken van de marktpositie, 2) het realiseren van efficiëntieverbeteringen en kostenbesparingen, 3) het verbeteren van het innovatievermogen. Deze onderling samenhangende factoren zijn verwerkt in een analysekader waarmee op bedrijfsniveau of (sub) sectorniveau verbeteringsmogelijkheden kunnen worden geïdentificeerd. Ondernemers in de viskweek kunnen hier mee aan de slag. Ik zal dit kader hanteren door de subsidieregeling «investeringen in aquacultuur» hierop aan te passen. De bijgestelde regeling zal ik in de tweede helft van 2011 openstellen met een subsidieplafond van € 1,8 mln. Met deze regeling wil ik private investeringen in duurzame viskwekerijen stimuleren. Ook provincies hebben baat bij dit kader en kunnen nu meer gericht hun financiële middelen inzetten.

Voor het versterken van de marktpositie en het realiseren van efficiëntieverbeteringen en kostenbesparingen is samenwerking tussen ondernemers cruciaal. Samenwerkingsverbanden in de land- en tuinbouw zijn mede oorzaak van de sterke ontwikkeling van deze sectoren in Nederland. Het LEI heeft mogelijke samenwerkingsvormen voor de viskweek geïnventariseerd (zie bijlage).1 Een aantal ondernemers heeft inmiddels het initiatief genomen voor de start van een kenniskring aquacultuur. In de overige visserijsectoren hebben kenniskringen hun nut al bewezen. Vanuit de nieuwe kenniskring aquacultuur kunnen ondernemers de mogelijkheden voor een gezamenlijke marktbenadering verkennen. Ik zie deze kenniskring als een belangrijk instrument om de genoemde problemen het hoofd te bieden. Daarom ondersteun ik de kenniskring aquacultuur door het beschikbaar stellen van onderzoekscapaciteit.

Daarnaast ben ik bereid om de komende jaren onderzoek te laten doen naar het optimaliseren van de viskweek in gesloten recirculatiesystemen. Hierbij geef ik prioriteit aan het sluiten van afvalkringlopen en aan optimalisatie van productkwaliteit zodat de gekweekte vis beter vermarkt kan worden.

Tenslotte wordt de beperkte beschikbaarheid van investeringskapitaal als een knelpunt ervaren. In de landbouwsector wordt dit probleem ondervangen door de Garantstelling Landbouw. Hierbij wordt een deel van het financiële risico dat banken lopen bij leningen ten behoeve van investeringen, afgedekt door de overheid. Het is mijn streven om in de loop van dit jaar deze garantstelling uit te breiden zodat ook aquacultuurbedrijven hiervan gebruik kunnen maken.

Keurmerken

Onderscheidend vermogen is voor een viskweker cruciaal voor het verwerven van een goede marktpositie. Een van de mogelijkheden daartoe zijn keurmerken. Zo heeft het internationale Marine Stewardship Council (MSC) keurmerk veel bijgedragen aan verduurzaming van de visserij evenals aan haar imago en marktpositie. Voor de aquacultuur zijn momenteel twee consumentenlabels in ontwikkeling, het Aquaculture Stewardship Council (ASC) keurmerk, en de Best Aquaculture Practises (BAP) van de Global Aquaculture Aliance. Anders dan het MSC is het ASC keurmerk soortspecifiek. Voor elke soort wordt een proces van dialogen met stakeholders doorlopen dat uiteindelijk resulteert in een standaard. Voor beide keurmerken zijn nu standaarden beschikbaar voor een beperkt aantal vissoorten waaronder tilapia en pangasius.

Voor mij is duurzame productie en handel, en daarop gebaseerde certificering van de keten van groot belang. In dat kader wil ik bekijken in hoeverre het mogelijk is organisaties zoals het ASC vanuit de overheid eenmalig te ondersteunen. Daarnaast wil ik mij actief inzetten voor certificering van vissoorten welke op kleinere schaal gekweekt worden. Ik zal daarom inventariseren wat er nodig is voor de totstandkoming van een ASC keurmerk voor in Nederland gekweekte meerval. Hierbij zal ik waar mogelijk gebruik maken van de beschikbare kennis vanuit de Maatlat Duurzame Aquacultuur. Op deze wijze geef ik invulling aan de motie 32 500 XIII, nr. 62 van uw leden Slob, Koppejan, Jacobi en Houwers. Tevens zal ik, zodra de standaard voor meerval beschikbaar is, het certificeringtraject faciliteren zoals ik dat ook met MSC certificering voor de visserij heb gedaan (motie 32 500 XIII, nr. 48 van Jacobi, Koppejan, Slob, Van Veldhoven en Houwers).

Tot slot hebben uw leden Slob, Koppejan, Jacobi, Dijkgraaf en Houwers met motie 32 500 XIII, nr. 61 mij gevraagd om, zodra ASC-certificering mogelijk is en door de markt is geïmplementeerd, de import van pangasius alleen toe te staan als deze ASC-gecertificeerd is. Ik ondersteun de doelstelling van deze motie, het verduurzamen van de mondiale viskweek. Nederland pleit voor en ondersteunt in diverse internationale fora bij aan duurzame productie en daarop gebaseerde certificering. Zo werken Nederland en Vietnam in het kader van een partnerschap samen aan het oplossen van milieuproblemen als gevolg van pangasiuskweek in Vietnam.

Ik zal in Europees verband onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om verduurzaming van de viskweek wereldwijd te ondersteunen en versnellen.

Het is de vraag of een Europees verbod op de import van Pangasius welke niet ASC gecertificeerd is, de meest geëigende weg is en past binnen de geldende WTO-kaders.

Ik verwijs in dat kader ook naar de kabinetsvisie «Non-trade concerns en handelsbeleid: verduurzaming van productiemethoden en -processen wereldwijd» (Tweede Kamer, 2008–2009, 26 485, nr. 68), van mei 2009.

Ik zal mij in internationale fora inzetten voor verduurzaming van de productie en certificering daarvan door het bedrijfsleven.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven