Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2010
In het Algemeen Overleg Natura 2000 van 20 mei 2010 heb ik toegezegd schriftelijk te zullen reageren op de niet ingediende
motie van de leden Jager en Atsma (beiden CDA). Deze motie roept de regering op de (garnalen)visserij en de pierenwinning
in de Noordzeekustzone en de Waddenzee «blijvend de nodige ruimte te bieden» (zie bijlage)1.
Het verzoek in de motie sluit aan bij hoe het beleid nu al wordt uitgevoerd. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de bestaande
gebruikers van de Noordzeekustzone en de Waddenzee blijvend de ruimte hebben voor dat gebruik, op voorwaarde dat dat duurzaam
gebeurt.
We zoeken naar de optimale mix van beschermen van kwetsbare natuur en ruimte voor (duurzaam) ondernemerschap. Dat betekent
dat ik niet op voorhand voor één van betrokken partijen een uitzonderingspositie wil creëren. Ik wil, met de betrokken partijen,
komen tot een pakket aan afspraken dat het totaal van belangen in het gebied zo goed mogelijk dient.
Ik heb begrip voor de onrust die is ontstaan in de garnalensector. Het overleg met de garnalenvisserij is er juist op gericht
om met elkaar overeen te komen hoe deze activiteit doorgang kan vinden in de verschillende Natura 2000-gebieden.
Ik vind het belangrijk dat de nodige zorgvuldigheid wordt betracht ten aanzien van het onderwerp bestaand gebruik. Juist daarom
leidt de heer Jan Heijkoop het proces voor de ontwikkeling van regels in de kustzone van de Noordzee met alle partijen, waaronder
de garnalensector, over de wijze waarop de continuïteit van de visserij kan worden geborgd. In dit proces wordt gezocht naar
maatregelen die de natuurdoelen realiseren, die draagvlak hebben bij de betrokken partijen, die tot minimale last van de sector
leiden en die wetenschappelijk verantwoord en juridisch stevig zijn.
Duurzaamheid is daarbij het sleutelwoord. Daarom heb ik de garnalensector vorig jaar toegezegd breed te zullen ondersteunen
bij de verduurzaming. Ik heb een projectleider aangesteld om de sector te helpen bij dat proces.
Een belangrijk aspect daarbij is onderzoek naar de effecten van de garnalenvisserij. Door de projectleider wordt op verzoek
van de sector hard gewerkt om deze agenda tot stand te brengen. Ik heb vorig jaar toegezegd bij te zullen dragen aan het uitvoeren
van dat onderzoek.
Naast de bijdrage aan onderzoek heb ik de garnalensector vorig jaar € 2 miljoen uit het Europees Visserij Fonds toegezegd.
Dit geld is bestemd voor innovatieve projecten om te komen tot duurzame oplossingen voor de sector.
Ik steun de sector bij deze stappen, door met de sector de problemen te analyseren en duurzame oplossingen te zoeken. Het
is en blijft echter in de eerste plaats aan de sector om met goede projecten te komen voor structurele oplossingen. Want de
sector weet zelf het beste welke oplossingen effectief kunnen zijn.
Voor wat betreft de mechanische pierenwinning verwijs ik naar de uitgangspunten van de pkb Derde Nota Waddenzee en mijn antwoord
op de Kamervraag van Kamerlid Jacobi (PvdA) van 15 september 2009 (nr. 2009Z16108/2009D42234).
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg