29 628 Politie

Nr. 948 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2020

Voor u ligt het eerste halfjaarbericht politie van 2020. Met deze brief informeer ik uw Kamer over relevante ontwikkelingen die zich het afgelopen halfjaar met betrekking tot de politie hebben voorgedaan. De brief zal eerst ingaan op een aantal actualiteiten en vervolgens komen een aantal meer strategische opgaven die de politie richting geven aan de orde. Daarnaast treft u in de bijlage de uitwerking van een aantal toezeggingen die ik uw Kamer de afgelopen maanden gedaan heb en mijn reactie op een tweetal moties.

De politie staat voor belangrijke opgaven, zoals de uitdagingen op het gebied van capaciteit en inzetbaarheid, de doorontwikkeling van de opsporing en gebiedsgebonden politie (GGP) en de hervorming van het politieonderwijs. Daarnaast hebben ontwikkelingen in de maatschappij soms grote gevolgen voor het werk van de politie. Ik heb de afgelopen jaren veel facetten van de politieorganisatie leren kennen en ben steeds opnieuw onder de indruk van de veerkracht en ambitie die iedere politiemedewerker dagelijks aan de dag legt. Met deze mensen en met de door mij ondersteunde ontwikkelrichting in de strategische opgaven voor de politieorganisatie voorzie dat de politie in de toekomst nog beter voor zijn opgave zal zijn toegerust dan nu nog het geval kan zijn. Het zijn nog grote opgaven maar stap voor stap worden ook de moeilijkste dossiers aangepakt en verbeterd. Een voorbeeld hiervan is het vernieuwde stelsel beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen, waardoor politiemedewerkers die specifieke zorg en ondersteuning nodig hebben in de toekomst beter geholpen kunnen worden. De contouren van deze vernieuwing zijn recent gepresenteerd1.

Dit halfjaarbericht politie kan onmogelijk geschreven worden zonder aandacht te besteden aan de coronacrisis, de impact daarvan de crisis op de politie is nog niet volledig te overzien, maar duidelijk is al wel dat de gevolgen aanzienlijk zijn. Allereerst wil ik daarbij mijn waardering uitspreken voor alle politiemedewerkers, die ook in deze bijzondere tijd elke dag klaarstaan voor iedereen die hun hulp nodig heeft en zich onverminderd inzetten voor de veiligheid van Nederland, ondanks eventuele risico’s voor hun eigen gezondheid.

Door de coronacrisis wordt de politie geconfronteerd met nieuwe fenomenen, zoals coronaspugers en -hoesters, waarvan ik niet vaak genoeg kan benadrukken hoe weerzinwekkend ik dit vind. Hier wordt dan ook hard tegen opgetreden, waar mogelijk door gebruik te maken van het snelrecht. Ik concludeer dat buiten de opsporing van criminaliteit het werkaanbod flink is toegenomen. De handhavingstaak als gevolg van de coronamaatregelen, overlastmeldingen en de vraag naar dienstverlening door de politie vergen een substantieel grotere inzet. Wat overigens goed is om te zien, is dat de nieuwe, landelijke structuur voor de politie het beduidend makkelijker gemaakt heeft om snel te kunnen inspelen op deze crisis. Er kon snel worden opgeschaald in beschermingsmiddelen, in organisatorische aanpassingen als thuiswerken e.d. Dat is echt een voordeel van deze nieuwe structuur gebleken.

De coronacrisis heeft gevolgen voor de criminaliteit. Door mijn ministerie en de politie worden de belangrijkste veranderingen in de criminaliteit gemonitord. In den brede is een daling van de criminaliteitscijfers zichtbaar. Waar in de eerste gemonitorde weken tijdens de coronacrisis een zeer forse daling van de criminaliteit werd waargenomen, stabiliseert de geregistreerde criminaliteit de afgelopen weken op een niveau van ca. tien procent lager dan in de vergelijkbare periode vorig jaar. Met name op het gebied van vermogenscriminaliteit (o.a. woninginbraken, fietsendiefstallen en zakkenrollerij), verkeersongevallen en migratie- en asielzaken worden dalingen geconstateerd. Daarentegen ziet de politie een sterke stijging van het aantal overlastmeldingen. Zo zijn er fors meer meldingen van burenruzie, geluidshinder en overlast door jeugd dan een jaar geleden. Deze meldingen betreffen geen misdrijven en worden dus niet meegenomen in de geregistreerde criminaliteitscijfers.

Tegelijkertijd zijn er criminaliteitsvormen die juist toenemen. Het aantal meldingen van online criminaliteit is gestegen ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, waarbij wel moet worden aangetekend dat deze beweging al voor de coronacrisis zichtbaar was. Daarnaast is er sprake van corona-specifieke criminaliteit zoals bijvoorbeeld phishing of oplichting door malafide webshops bij de verkoop van beschermende middelen.

De politie heeft de beschikbare capaciteit naar aanleiding van deze eerste dip in de geregistreerde criminaliteit onder meer gebruikt om werkvoorraden op te pakken. En de zichtbaarheid op straat lijkt te zijn toegenomen. Wijkagenten brengen juist nu, extra veel tijd door in de wijk, een ontwikkeling die in de lokale driehoeken positief wordt gewaardeerd. Maar goed, de criminaliteit veert weer terug en de crisis lijkt nauwelijks vat gekregen te hebben op de georganiseerde criminaliteit. Dus aandacht blijft geboden.

De coronacrisis heeft ook binnen de politieorganisatie zelf gevolgen. Aandacht voor het welzijn van politiemedewerkers is daarom onverminderd belangrijk. Er is tijdig geïnvesteerd in beschermingsmiddelen, zoals mondkapjes en ontsmettingsmiddel. Voor vragen over corona of hulp bij psychische belasting kunnen politiemedewerkers terecht bij bestaande steunpunten.

Beheer meldkamers en C2000

Het beheer van de meldkamers is per 1 januari 2020 overgegaan naar het onderdeel Landelijke Meldkamer Samenwerking van de politie. Daarnaast zal de overdracht van het beheer van het vernieuwde C2000, naar verwachting, per 1 juli 2020 worden overgedragen aan de politie. In de door uw Kamer gevraagde brief over C2000 zal ik ingaan op de laatste stand van zaken op dit dossier.

Ondermijnende criminaliteit

Bij de aanpak van de ernstige en diep in de samenleving gewortelde problematiek van ondermijning heeft de politie een grote taak. Onze open economie, gunstige geografische ligging en goede logistieke, financiële en digitale infrastructuur worden misbruikt door ondermijnende criminaliteit. De stuwende kracht hierachter is de illegale drugseconomie waarvan de gevaren voor de samenleving evident zijn: drugslabs in woonwijken, het dumpen van giftig afval in de natuur, illegale wapenarsenalen en het bedreigen van bestuurders en ambtenaren. Daarom heeft het kabinet mijn voorstel overgenomen om de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit tot een prioriteit te maken en hier fors in te investeren. Eerder al werd € 110 mln. beschikbaar gesteld om de lokale en regionale aanpak van ondermijning innovatief te versterken2. Daar bovenop heeft het kabinet bij de voorjaarsnota besloten om ook structureel te investeren in deze aanpak: vanaf 2022 komt € 150 mln. euro per jaar extra beschikbaar voor de (intensivering van de) aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit3.

Van dit bedrag wordt € 93 mln. structureel geïnvesteerd in het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) dat wordt ingericht bij de Landelijke Eenheid van politie. Het MIT zal een bezetting krijgen van in totaal ongeveer 400 fte, afkomstig uit de politie, vanuit de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst, Koninklijke Marechaussee, Douane, Belastingdienst en het Openbaar Ministerie. Het MIT richt zich binnen de brede aanpak van ondermijning op het duurzaam verstoren van ondermijnende criminele bedrijfsprocessen – ook internationaal – door het structureel opsporen en ontmantelen van criminele netwerken, het oppakken van kopstukken, het in beslag nemen van crimineel vermogen, het opwerpen van barrières voor crimineel handelen en het verkrijgen van crimineel geld. Er wordt vermogensgericht opgespoord, wat betekent dat financiële structuren en geldstromen als aangrijpingspunten worden genomen. Belangrijk is dat het aanvullende capaciteit is en dient ter versterking van de bestaande structuren die ook nu al succesvol kunnen jagen op de kopstukken van de georganiseerde criminaliteit.

De kwartiermaker van de politie werkt samen met de kwartiermakers van de andere betrokken organisaties aan de in- en oprichting van het MIT.

Capaciteit en inzetbaarheid

Naast bovenstaande uitdagingen zijn er tal van andere opgaven waar door de politieorganisatie en mijn ministerie hard aan wordt gewerkt. Eén daarvan is de structurele versterking van de operationele politiecapaciteit waar dit kabinet de afgelopen jaren op heeft ingezet. Sinds 2018 is door dit kabinet in de politie geïnvesteerd, waarvan enkele malen op expliciet verzoek van uw Kamer. De uitbreiding van de operationele formatie telt op tot ruim 2.200 fte, waarvan ruim 1.100 fte uit het Regeerakkoord. Dit is goed nieuws voor de veiligheid van Nederland. Tegelijkertijd is de realiteit dat het uitbreiden van de operationele bezetting tijd kost. De komende jaren moet de politie meer dan 17.000 fte werven om de vertrekkende operationele medewerkers te vervangen en de voorgenomen uitbreiding van de operationele bezetting te realiseren.

In 2019 is de politie erin geslaagd alle vertrekkende medewerkers te vervangen en daarbovenop ook nog een kleine uitbreiding van de operationele bezetting te realiseren. Dat is positief, maar de verwachting was dat we verder zouden zijn. Dit gaf ik al eerder aan in mijn brief aan uw Kamer van 3 september 20194. Op 31 december 2019 was de operationele bezetting ruim 450 fte minder gegroeid dan verwacht. De voornaamste reden hiervoor is dat de politie en de Politieacademie fors meer capaciteit moeten inzetten voor het opleiden en begeleiden van nieuwe medewerkers. Docenten en begeleiders zijn vaak wel volledig opgeleide politieagenten, maar technisch gezien is het geen operationele functie. Hierdoor stroomden vorig jaar 349 fte door naar niet-operationele functies. Daarnaast was er in 2019 sprake van een iets hogere onvoorziene uitstroom en kozen een aantal operationele medewerkers voor arbeidstijdverkorting.

Om aan de vervangingsvraag te kunnen voldoen is het van belang dat de Politieacademie in staat is goed en efficiënt politieonderwijs te geven. Hierbij is samenwerking met het reguliere onderwijs een belangrijke pijler. Deze samenwerking, die plaatsvindt op zowel instellingsniveau als op het niveau van de totale branche, kan leiden tot versnelling van de duur van het onderwijs door vrijstellingen te verlenen op basis van een relevante vooropleiding. Om de komende jaren de kwaliteit van het politieonderwijs verder te verbeteren en de benodigde instroom te kunnen blijven realiseren, hebben de korpschef en ik bovendien afspraken gemaakt met de politievakbonden over de vernieuwde basispolitieopleiding. De basispolitieopleiding wordt aangepast aan de hand van de actuele en voorziene ontwikkelingen in het politiewerk en komt tegemoet aan de wens om het politieonderwijs flexibeler en efficiënter in te richten. De vernieuwde basispolitieopleiding zal twee uitstroomprofielen omvatten, gericht op de GGP en op de opsporing.

In 2021 gaat de vernieuwde basispolitieopleiding van start. De Politieacademie is vanaf dat moment in staat om aspiranten in twee in plaats van drie jaar op te leiden, waardoor zij eerder volledig inzetbaar zijn. De verkorting van de doorlooptijd wordt mogelijk gemaakt door een andere organisatie van het onderwijs, waaronder het gebruik van digitale leermiddelen en door het verminderen van het aantal wisselingen tussen leren op de Politieacademie en het leren in de praktijk. Voorzien is dat de vernieuwde basispolitieopleiding veel onderwijs- en begeleidingscapaciteit zal vergen van respectievelijke de Politieacademie en de politie. Over de verdere uitwerking van de plannen zal ik uw Kamer nog voor het zomerreces informeren.

De ontwikkeling van de vernieuwde basispolitieopleiding vraagt ook de komende tijd veel capaciteit van de Politieacademie. Daarnaast zijn er vanwege de coronacrisis onderwijsachterstanden ontstaan. Daarom is besloten dit jaar het instroommoment voor aspiranten in week 41 te laten vervallen. Zo wordt er ruimte gecreëerd om de vernieuwde basispolitieontwikkeling te ontwikkelen, de lopende opleidingen om te vormen naar het vernieuwde onderwijs op niveau 4 en de opgelopen onderwijsachterstanden weg te werken. De aspiranten die zijn geworven voor het instroomoment in week 41, zullen in de eerste helft van 2021 aan de basispolitieopleiding beginnen.

Omdat er dit jaar een instroommoment vervalt, zal de totale instroom in 2020 dus lager zijn dan oorspronkelijk gepland. Daar staat tegenover dat zowel zittende als nieuwe aspiranten vanaf volgende jaar sneller zullen afstuderen en derhalve eerder volledig inzetbaar zullen zijn in de eenheden. Dit zal positief uitpakken voor de inzetbare politiecapaciteit.

De politie verwacht dat de vernieuwing van het basispolitieonderwijs ertoe zal leiden dat de inzetbaarheid van opgeleide medewerkers vanaf 2020 niet verder daalt en de inzetbaarheid van aspiranten vanaf 2022 fors stijgt. Tegelijkertijd zijn er wel gevolgen voor de operationele bezetting.

Conform mijn toezegging aan uw Kamer in mijn brief van 3 september 20195 bericht ik uw kamer periodiek over de ontwikkeling van de operationele bezetting. Als gevolg van de lagere instroom in 2020 zal het aantal aspiranten dit jaar afnemen, met als gevolg dat ook de gehele operationele bezetting zal dalen. Daarnaast moet het grootste deel van de voorziene uitbreidingen de komende jaren nog worden gerealiseerd. In mijn brief van 17 december 2019 liet ik weten dat Nederland bij gelijkblijvende omstandigheden na 2022 zou beschikken over een grotere, sterk verjongde en meer diverse politie. De politie verwacht op dit moment dat de operationele formatie en bezetting naar huidige verwachting in 2024 opnieuw in balans zullen zijn. Al met al gaat de formatie van de politie met bijna 2200 personen uitgebreid worden. Natuurlijk is het goed dat er meer politie kan komen, maar daarmee samenhangend duurt het ook weer langer voordat formatie en bezetting in de nieuwe, uitgebreide balans zijn gekomen. De precieze gevolgen van de coronacrisis, de vernieuwing van de basispolitieopleiding en de regeling vervroegd uittreden voor de sector politie zijn de volgende elementen die van invloed zullen zijn op de prognose. Hierop kom ik in het najaar terug. Nu al is voorzienbaar dat dit zowel positieve effecten zal hebben (denk aan de versnelling van het politieonderwijs) of juist een wat vertragend effect zullen hebben (denk aan de RVU). De precieze doorrekening ontvangt u van mij in het najaar.

Diversiteit en inclusie binnen de politie

Net als in de rest van de maatschappij is diversiteit en inclusie een belangrijk en veelbesproken thema binnen de politieorganisatie. Ook de politie wil een meer divers en inclusief korps worden. De politie is misschien wel de meest zichtbare vertegenwoordiger van de overheid. Haar handelen ligt – terecht – altijd onder een vergrootglas. De stijging van het aantal geregistreerde discriminatie-incidenten in 2019 onderstreept het belang van een heldere aanpak gericht op de lokale context. Of het nu gaat om een toename in de aangiftebereidheid of een toename in het aantal incidenten in de samenleving.

De politie kan haar opdracht alleen maar uitvoeren als zij in verbinding is met de verschillende groepen in de samenleving en als zij het vertrouwen heeft van burgers; als zij van en voor iedereen in onze samenleving is. Voor de politieorganisatie zijn dit drijfveren om diversiteitsbeleid en inclusie hoog op de agenda te houden.

Politie voor Iedereen is de komende jaren het nieuwe perspectief van de politie op diversiteit en inclusie; een heldere koers gericht op veilige, competente en effectieve teams waarin heel verschillende politiemensen werken voor iedereen die de politie nodig heeft. In lijn hiermee hanteert de politie binnenkort niet langer meer één landelijk streefcijfer voor instroom van zichtbare diversiteit in alle teams, maar worden er streefcijfers per eenheid gehanteerd; het streefcijfer is namelijk afhankelijk van de lokale context en de teamsamenstelling. In de bijlage bij deze brief zal ik hier nader op ingaan en aangeven welke maatregelen de politie treft om diversiteit en inclusie te bevorderen, zoals ik ook heb toegezegd in het debat met uw Kamer in het AO politie van 19 december jl.

GGP en opsporing

Twee belangrijke strategische opgaven waar de politie zich voor gesteld ziet zijn de doorontwikkeling van de GGP en de opsporing.

Bij de GGP staan de nabijheid en verbondenheid van de politie met de inwoners, organisaties en activiteiten in de wijk centraal. De lokale verankering van de politie is een belangrijke verworvenheid die voor de toekomst geborgd moet worden en in de praktijk geen vanzelfsprekendheid is. Basisteams staan voor de uitdaging om steeds de basispolitiezorg aan te bieden die past bij wat de (lokale) omgeving van hen vraagt. Dat doen zij in een veranderende en complexer wordende maatschappelijke context, waarin bijvoorbeeld ondermijning en polarisatie een steeds grotere rol spelen. Ook zijn er uitdagingen vanuit de politieorganisatie zelf, bijvoorbeeld op het gebied van operationele bezetting en inzetbaarheid, die de politiezorg in de wijken onvermijdelijk onder druk zetten. Zoals ik eerder meldde in mijn brief van 17 december jl.6, is de druk op de politiecapaciteit vooral merkbaar in de basisteams. De afgelopen jaren is de overbezetting van de basisteams afgebouwd. Hoewel er momenteel geen sprake is van onderbezetting op landelijk niveau, zijn er wel minder opgeleide medewerkers dan voorheen om de roosters te vullen en het werk te doen. De situatie kan per regio sterk verschillen. Tegelijkertijd zien we in de basispolitiezorg een verandering in het werkaanbod. Waar bijvoorbeeld de geregistreerde criminaliteit de afgelopen jaren is gedaald, zijn de noodhulpmeldingen in de periode 2015–2019 met ca. 5% gestegen. Ook is het aantal bij politie gemelde evenementen en demonstraties gestegen. Voor deze taken worden voornamelijk medewerkers van de basisteams ingezet. Gecombineerd met de hiervoor beschreven omstandigheid dat er minder opgeleide medewerkers zijn, betekent dit het nodige voor de (aard van de) werkdruk in de basisteams.

Met de Ontwikkelagenda GGP heeft de politie een belangrijk instrument in handen om de politiezorg in de basisteams de komende jaren te ontwikkelen. De agenda bevordert enerzijds dat de politie blijvend kan aansluiten op voor de GGP relevante maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en anderzijds dat de basisteams ook (organisatorisch) in staat worden gesteld om mee te kunnen groeien met wat de maatschappij van hen vraagt. Ik informeerde u reeds in een eerder halfjaarbericht in meer detail over de Ontwikkelagenda GGP.

In het vorige halfjaarbericht heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik meer inzicht wil krijgen in de tijd die wijkagenten kunnen besteden aan het werk in en voor de wijk (uitwerking 80%-streefnorm). De wijkagent, ondersteund door andere medewerkers uit de GGP, speelt immers een belangrijke rol bij de verbondenheid van de politie met de wijk en (zowel fysieke als digitale) aanwezigheid in de wijk is een belangrijke voorwaarde voor die verbondenheid. De politie is inmiddels haar verkenning naar de werking van de 80%-norm in de praktijk gestart. Deze verkenning zal worden geplaatst in de context van de veranderende en complexer wordende (digitale) samenleving en de tijdelijke inzetbaarheidsdip binnen de politie. Verder hebben mijn ministerie en de politie op 12 maart jl. een bijeenkomst georganiseerd met wijkagenten uit het Landelijk Platform Professie Wijkagent, zoals ook gesuggereerd door het lid Buitenweg, om ervaringen uit de praktijk op te halen en een beeld te krijgen van ontwikkelingen in de wijkzorg. Er is onder meer gesproken over de taken van de wijkagent, de verbondenheid met de wijk, de 80%-streefnorm en de «digitale wijkagent».

Medio dit jaar publiceert de Inspectie JenV haar Periodieke Beeld over handhaving binnen de GGP. In mijn beleidsreactie daarop zal ik u nader informeren over de ontwikkelingen binnen de GGP. Daarin worden eveneens de thema’s nabijheid en verbinding met de wijk beschouwd.

Op de ontwikkelingen in opsporing en intelligence ben ik in het vorige halfjaarbericht uitgebreid ingegaan, o.a. naar aanleiding van het Periodiek Beeld over de opsporing7. De politie heeft de afgelopen maanden de in die brief benoemde activiteiten, waaronder die uit de Ontwikkelagenda Opsporing, voortgezet. Vanwege de coronacrisis en het werken-op-afstand is het niet altijd gelukt om dat in het gewenste tempo te doen.

In hetzelfde halfjaarbericht heb ik uw Kamer geïnformeerd over twee door de politie geïnitieerde, meerjarige ontwikkeltrajecten. Het ene betreft planvorming die is gericht op het anders en flexibeler vormgeven van de werkwijze en organisatie van de opsporing. Deze integrale planvorming, die onder meer ziet op vakmanschap, HR en bedrijfsvoering, is volop aan de gang. Het tweede traject is de ontwikkelagenda intelligence, waarin de politie beschrijft hoe ze de intelligencefunctie gaat versterken. Ook bij het opstellen hiervan is de politie inmiddels vergevorderd. De komende maanden worden de plannen met de gezagen besproken en afgestemd.

Resultaten Veiligheidsagenda 2019

In het eerste jaar van de Veiligheidsagenda 2019 – 2022 zijn op alle geagendeerde thema’s stappen gezet om de ambities te realiseren. Gelet op de onder druk staande inzetbaarheid van de politie waardeer ik de resultaten op de Veiligheidsagenda positief. Voor een uitgebreid overzicht van de resultaten op de Veiligheidsagenda 2019 verwijs ik u naar het jaarverslag van mijn ministerie dat uw Kamer op 20 mei jl. is aangeboden8.

De resultaten zien er als volgt uit. De in de Veiligheidsagenda neergelegde landelijke doelstellingen voor de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden, executie en reguliere cybercrime-onderzoeken zijn ruimschoots gehaald. Voor de doelstelling op High Tech Crime is dat nagenoeg het geval. Er zijn minder fenomeenonderzoeken op cybercrime afgerond dan beoogd. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat dit een nieuwe en veelbelovende werkwijze is, die nog in ontwikkeling is. De doelstelling op het tegengaan van online seksueel kindermisbruik is ruim gehaald. Mensenhandel is een gebied waar dat – ondanks de geleverde inzet – helaas niet is gelukt. In 2019 werden door de politie 145 verdachten van mensenhandel ter vervolging aangeleverd en ingeschreven bij het OM. De doelstelling (190 personen) om meer verdachten aan te leveren is daarmee niet gehaald. De komende periode gaat de politie de informatiepositie en de opsporing van mensenhandel verder verstevigen, zodat meer verdachten kunnen worden opgespoord. Bovendien wordt als gevolg van de motie- Segers/Asscher op dit moment voor € 10 mln. extra recherchecapaciteit gerealiseerd voor de aanpak van mensenhandel. Of dit er toe leidt dat de doelstelling in 2020 wel wordt gehaald moet nog worden bezien, maar de verwachting is dat er meer verdachten kunnen worden aangeleverd dan in 2019.

In het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie is afgesproken om de Veiligheidsagenda voor 2020 te herijken. Hierover heb ik uw Kamer bericht in mijn brief van 17 december 20199. Ik verwacht u in de zomer over de uitkomst te kunnen informeren.

Interceptie

Ik heb eerder dit jaar toegezegd uw Kamer nader te informeren over het tapsysteem van de politie.10 Zoals ik u heb laten weten in mijn brief van 1 juli 201911 is de politie eind januari 2019 een overeenkomst aangegaan met Cyber Intelligence Ltd. voor de levering van het nieuwe tapsysteem. De invoering van dit nieuwe systeem kost meer tijd dan verwacht, omdat de complexiteit van het gehele project zowel aan politie zijde als aan de kant van de leverancier groter is dan voorzien. Het actuele beeld is dat de implementatie ten minste tot en met 2022 gaat lopen. Tot die tijd zal het huidige tapsysteem operationeel blijven. Ik heb uw Kamer ook toegezegd een overzicht te verstrekken van het speelveld van leveranciers van tapsystemen. Dit overzicht treft u in de bijlage aan.

Conform de toezegging van mijn ambtsvoorganger in de brief van 19 december 201712 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) een audit uitgevoerd naar het tapsysteem van de politie op basis van de Normstelling Interceptieketen 2017.

Het onderzoeksrapport van de ADR Normstelling Inrichting Interceptieketen 2017 bevat vertrouwelijke informatie over de werking van het tapsysteem en over de informatiebeveiliging van de politie. Dit is de reden waarom het rapport niet wordt gepubliceerd. Hierbij informeer ik uw Kamer over de belangrijkste bevindingen, aanbevelingen en vervolgacties uit het rapport.

In de audit is aandacht besteed aan twee elementen: het eerste opslagmedium van onderschepte gegevens (Cold Store), en het systeem van nummerherkenning waardoor gesprekken van advocaten niet door de politie kunnen worden beluisterd, omdat de toegang tot die gesprekken wordt geblokkeerd en ze na afloop worden vernietigd (Geheimhoudersfilter).

De ADR constateert dat de implementatie van zowel de normstelling als van het Convenant Nummerherkenning, waarop het normenkader voor dat systeem is gebaseerd, aandacht behoeft. Documentatie over de sturing op de informatiebeveiliging en verantwoordelijkheden gericht op de naleving van de normstelling interceptie 2017 is niet beschikbaar bij de politie of alleen in concept aanwezig. Er moeten additionele maatregelen worden getroffen om beheerprocessen in lijn te brengen met de normstelling en de normen van het Convenant Nummerherkenning moeten nog verder worden vertaald in maatregelen.

De politie herkent en onderschrijft de bevindingen en aanbevelingen en neemt deze over. Er is een taskforce ingericht om de aanbevelingen te implementeren. Ook is aan concernaudit van de politie de opdracht gegeven om de normstelling kritisch te bezien op interpretatie en realiseerbaarheid en hierover een (aanpassings)advies te geven. Daarnaast is in overleg met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) een evaluatie gepland van het normenkader gebaseerd op het convenant. Naar verwachting zullen de aanbevelingen in 2021 zijn geïmplementeerd.

Tot slot

De politie staat onveranderd voor grote en belangrijke opgaven. De coronacrisis, ondermijnende criminaliteit en het versterken van de capaciteit vragen veel van de politiemedewerkers. Ik heb dan ook onverminderd waardering voor de manier waarop zij invulling geven aan hun werk en bijdragen aan een rechtvaardige en veilige samenleving.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 628, nr. 945.

X Noot
2

Kamerstuk 29 911, nr. 256.

X Noot
3

Kamerstuk 29 911, nr. 275.

X Noot
4

Kamerstuk 29 628, nr. 904.

X Noot
5

Kamerstuk 26 628, nr. 904.

X Noot
6

Kamerstuk 29 628, nr. 920.

X Noot
7

Kamerstuk 29 628, nr. 919.

X Noot
8

Kamerstuk 35 470 VI, nr. 1.

X Noot
9

Kamerstuk 29 628, nr. 920.

X Noot
10

Tijdens het AO Strafrechtelijke onderwerpen op 4 maart 2020, n.a.v. een vraag van het lid Van Dam (CDA)

X Noot
11

Kamerstuk 29 628, nr. 890.

X Noot
12

Kamerstuk 30 517, nr. 31.

Naar boven