29 628 Politie

Nr. 590 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2015

Met deze brief informeer ik uw Kamer over het voldoen aan de wettelijke norm van het aantal wijkagenten naar aanleiding van de daartoe aangenomen motie Kooiman c.s.1 tijdens het debat van 10 september jongstleden over de reorganisatie bij de Nationale Politie.

Tevens ga ik in op de motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 29 754, nr. 334) ingediend tijdens het debat van 19 november jongstleden over de aanslagen in Parijs, waarin naast de vervulling van de norm voor wijkagenten ook wordt ingegaan op de taakuitvoering en de informatiepositie van de wijkagent, alsook op de motie-Segers (Kamerstuk 29 754, nr. 330) over de borging van de contraterrorisme- en deradicaliseringstaken van de Nationale Politie.

Zoals door mij in de genoemde debatten is aangegeven beschouw ik deze moties als een stevige steun in de rug. Over het voldoen aan de wettelijke norm van het aantal wijkagenten heb ik met uw Kamer ook op eerdere momenten uitgebreid gesproken. Overeenkomstig artikel 38a Politiewet 2012 dient er ten minste één wijkagent op 5.000 inwoners werkzaam te zijn, zowel landelijk als op eenheidsniveau. Ik heb tijdens het debat van 19 november jongstleden gemarkeerd dat de verdeling van wijkagenten binnen de eenheden wordt overgelaten aan het lokaal gezag; burgemeesters binnen de eenheid bepalen gezamenlijk de verdeling van wijkagenten over de gemeenten. Dat kan betekenen dat de norm op gemeentelijk niveau afwijkt. Met burgemeesters zijn echter voldoende afspraken gemaakt over de capaciteit en vervulling voor de wijkagententaak door vaste medewerkers.

Bezetting formatie en invulling vacatures

Het is een feit dat de norm nog niet overal wordt gehaald. Per 1 juli 2015 waren in totaal 3.226 wijkagenten werkzaam waarmee 96% van de formatie voor wijkagenten is bezet. We zijn er nog niet, maar wel een eind op weg.

Op basis van uitzonderingsregels voor de geldende vacaturestop binnen het gehele korps2 zijn, mede naar aanleiding van de eerdere motie Oskam c.s., vacatures opengesteld voor wijkagenten voor de eenheden Oost-Nederland Noord-Holland en Zeeland-West-Brabant.

In bijlage 1 van de brief van 31 augustus 2015 over de voortgang van de vorming van de Nationale Politie3 heb ik uw Kamer het resultaat aangegeven van de extra inspanningen voor de werving in genoemde eenheden. Er zijn 201 opengestelde vacatures vervuld: 129 in Oost-Nederland, 51 in Noord-Holland en 21 in Zeeland-West-Brabant. In deze eenheden moest de grootste uitbreiding worden gerealiseerd. Deze werving wordt nu voor de resterende opengestelde vacatures voortgezet.

Zoals in het genoemde debat gezegd, kan nog niet volledig aan de norm worden voldaan per 1 januari aanstaande. Met de medezeggenschap en met de politiebonden is afgesproken dat er ruimte blijft voor de invulling van de herplaatsingskandidaten na 1 januari 2016. Zij moeten ook wijkagent kunnen worden. Er zal overigens ook altijd sprake zijn van enige dynamiek in de cijfers en een bandbreedte-marge ten aanzien van de norm is daarom logisch.

Ik heb aan de korpschef de oproep gedaan om zich ook in 2016 tot het uiterste in te spannen om de gestelde norm in alle regionale eenheden te behalen. De verder benodigde inspanning is mede afhankelijk van de personele reorganisatie. Over het aantal wijkagenten – in totaal en per eenheid – wordt voortaan in het jaarverslag van de politie gerapporteerd.

Gebiedsgebonden politiewerk

Het is van groot belang dat de politie in de wijk te vinden is. De politie is mede door middel van de wijkagent verankerd in de wijken. Dat is één van de grote verworvenheden van de Nederlandse politie. Een goede verbinding met de samenleving is noodzakelijk om de openbare orde te handhaven en de misdaad effectief te bestrijden. Contact met bewoners is cruciaal, ook voor bijvoorbeeld de vroegsignalering van radicaliserende jongeren en ronselaars. Die plek in het hart van de samenleving is niet vanzelfsprekend en vraagt continu om investering.

Dit gebiedsgebonden politiewerk is de basis van het politiewerk en krijgt vooral vorm in de robuuste basisteams. Gebiedsgebonden werken wordt uitgevoerd door het hele team en de wijkagent is daarin de spil. De wijkagent weet wat er in de wijk gedaan moet worden en geeft daar samen met collega's van het basisteam vorm aan. Waar nodig met ondersteuning van andere specialisten. De wijkagent is niet alleen een bron van informatie voor anderen. Zijn positie wordt versterkt omdat hij van collega’s uit de opsporing, de intelligence, andere diensten op de hoogte wordt gebracht van mogelijk belangwekkende ontwikkelingen in zijn of haar wijk. De wijkagent is weliswaar de meest herkenbare politieman of -vrouw in de wijk maar zeker niet de enige. Collega’s noodhulp en handhaving werken (ook) allemaal vanuit het principe van gebiedsgebondenheid.

Binnen de eenheden is vanzelfsprekend ruimte voor lokaal maatwerk. De wijkagent is een politiemedewerker die gegeven de lokale situatie vraagstukken als verwarde personen, radicalisering, drugscriminaliteit en overlast, maar ook veelvoorkomende criminaliteit signaleert en oppakt.

Inzet in de wijk

Het streven is de wijkagenten zoveel als mogelijk in en voor hun wijk te laten werken. De politie is daarom terughoudend in het toedelen van neventaken aan wijkagenten. De inzet wordt echter ook beïnvloed door kwesties op nationaal niveau (bijvoorbeeld de asielinstroom), op eenheidsniveau (zoals grootschalige evenementen) en op lokaal niveau. In dat opzicht zal nooit de volledige inzet van wijkagenten in de wijk kunnen worden gegarandeerd. Daar staat tegenover dat overal in Nederland in voorkomende gevallen op politiehulp uit heel het land kan worden gerekend.

Borging van contraterrorisme- en deradicaliseringstaken in de Nationale Politie

In het genoemde debat over de aanslagen in Parijs, heeft het lid Segers (CU) een motie ingediend over de borging in de Nationale Politie van taken op het terrein van contraterrorisme en deradicalisering. Het uitgangspunt blijft zoals hierboven en in het debat van 19 november jongstleden geduid, de verbondenheid met de wijk. Naast de wijkagent spelen ook meer specialistische diensten, gemeenten, onderwijsinstellingen, maatschappelijke en religieuze instellingen en de NCTV een belangrijke rol. In het debat refereerde ik onder meer aan de lokale casusoverleggen. Om de verbondenheid met de wijk te behouden moeten agenten zoveel mogelijk in de wijk zijn. Om die verbondenheid te behouden blijft ook het uitgangspunt: geen zwaardere bewapening voor de basispolitiezorg.

Bij signalen van radicalisering of terrorisme, schakelt de wijkagent al een team van terrorisme deskundigen in. Dit team verzamelt signalen en is betrokken bij het casusoverleg.

Uw Kamer is op 27 februari 2015 geïnformeerd over de intensiveringsgelden van € 128,8 miljoen voor de veiligheidsdiensten. Daarin is ook geld beschikbaar voor meer specialistische taken van de politie. De interventiedienst DSI krijgt er in 2015 € 5,4 miljoen bij, oplopend naar € 10,4 miljoen structureel. Er staan in het land aanhoudings- en ondersteuningseenheden paraat. Deze specialisten zijn getraind en voorbereid op de meest extreme vormen van geweld. Per 1 januari aanstaande stromen 30 nieuwe DSI-ers in en nog eens 20 in 2016. Daarnaast wordt er – oplopend naar € 8 miljoen – geïnvesteerd in de observatieteams. Dit geld zal gaan naar extra capaciteit (70 fte structureel in 2020) en naar materieel om zo de inzet van observatieteamcapaciteit op terrorisme te onderzoeken en te kunnen bestendigen, zonder dat dit ten koste gaat overige onderzoeken.

In de herijkingsnota realisatie Nationale Politie van 31 augustus jonstleden is aangegeven dat op termijn verder moet worden geïnvesteerd in de kwaliteit van de opsporing, intelligence en de aanpak van mensensmokkel. De eerste contouren van deze kwaliteitsverbetering meld ik in de brief die vrijwel gelijktijdig, 23 november, aan uw Kamer is gezonden.

Hiermee draag ik zorg voor een adequate borging van de taken op het terrein van contraterrorisme en radicalisering op lokaal, eenheids- en landelijk niveau.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 29 628, nr. 567.

X Noot
2

gedurende de eerste fase van de personele reorganisatie lopende tot 31 december 2015, overeenkomstig afspraken met de medezeggenschap en politiebonden.

X Noot
3

Kamerstuk 29 628, nr. 554.

Naar boven