29 628 Politie

Nr. 554 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 augustus 2015

Hierbij ontvangt uw Kamer de halfjaarlijkse voortgangsbrief politie, waarin de herijking van de realisatie van de nationale politie centraal staat1.

Verder treft u als bijlagen bij deze brief aan de voortgangsberichten inzake de vorming van de nationale politie, het aanvalsprogramma informatievoorziening politie (AVP), de administratieve lastenverlichting, het politieonderwijs alsmede een bijlage ten aanzien van het vraagstuk oneigenlijke taken2. Tevens voeg ik toe het vierde rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie over de vorming van de nationale politie3.

De herijking

In de afgelopen periode is uitvoerig gekeken naar het tempo en de ambities bij de vorming van de nationale politie. Met de toezichthouders en uw Kamer constateer ik dat er ten aanzien hiervan meer realisme nodig is. Alleen op deze manier kan de politie slagen in zijn opdracht om een betere organisatie te bouwen, stevig in verbinding met haar gezag en partners, voor een veilig Nederland.

Daarom neem ik maatregelen op de vier vorig jaar door mijn ambtsvoorganger geconstateerde knelpunten.

Allereerst was de conclusie dat de politie te veel tegelijkertijd moest doen. Ik geef de politie daarom meer tijd om de «basis op orde» te brengen. Focus ligt de komende jaren op de bedrijfsvoering. Zonder een gedegen basis is immers geen duurzame verbetering mogelijk. De «basis op orde» betekent dat de personele reorganisatie is afgerond, de diverse onderdelen zijn ingericht zoals voorzien in het inrichtingsplan en de harmonisatie in de bedrijfsvoering gereed is. De eveneens voorziene en noodzakelijke verbeteringen en veranderingen in de politieorganisatie zelf kunnen daardoor grotendeels pas starten na de vijf jaar die zijn uitgetrokken voor de vorming van de nationale politie, te weten in 2018.

Ten tweede bleek dat de sturing op alle veranderingen en verbeteringen niet integraal genoeg was en onvoldoende gericht op wat het gezag nodig heeft. Om dit te veranderen wordt het gezag via het artikel 19-overleg nadrukkelijker bij de belangrijke beheersbeslissingen betrokken. Verder wordt de verbinding tussen de bedrijfsvoering en de operationele zijde versterkt. Hierdoor zal de bedrijfsvoering beter bij gaan dragen aan de resultaten die het gezag vraagt van de politie.

Er komt ten derde meer aandacht voor het welzijn van de politiemedewerkers: absolute voorrang ligt bij het afronden van de personele reorganisatie. Dit is randvoorwaardelijk voor tal van veranderingen en het op peil kunnen blijven houden van de resultaten. Verder moet de kwaliteit van de werkomstandigheden op een breed front omhoog. Veilig en gezond werken, capaciteitsmanagement en verminderen van de belasting van de teamchefs hebben daarbij prioriteit. Ook in de CAO-onderhandelingen streef ik naar afspraken die recht doen aan de zwaarte van het politieberoep.

De vierde maatregel is het inzetten op meer kwaliteit, om te beginnen in de bedrijfsvoering. Daar blijken andere kennis en kunde nodig dan nu beschikbaar. Ook de kwaliteit van de opsporing vraagt serieuze versterking. Dit is van dusdanig belang dat ik hiermee niet wil wachten tot na 2017. De korpschef heeft de opdracht gekregen om vóór de begrotingsbehandeling de contouren te schetsen van een versterkingsprogramma opsporing.

Ook de signalen betreffende het transitiebudget heb ik serieus genomen. Na analyse en doorrekening zijn de incidentele frictiekosten van de reorganisatie bijgesteld. Meer zicht op de toepassing van de flankerende voorzieningen uit het Landelijk Sociaal Statuut en de noodzakelijke vijf jaar om de basis op orde te brengen liggen hieraan ten grondslag. Ik heb daarom het oorspronkelijk eenmalige budget van 230 miljoen opgehoogd naar 460 miljoen. In de begroting van de politie, die u op Prinsjesdag als bijlage bij de begroting van mijn ministerie ontvangt, zijn de effecten van de herijking op de financiën van de politie verwerkt. Tevens bezie ik de balans tussen de materiële lasten en de nu bekende ambities ten aanzien van prestaties, dienstverlening, kwaliteit personeel, huisvesting, ICT et cetera.

In de herijking die ik u hierbij doe toekomen, geef ik in meer detail aan hoe ik bovenstaande geconstateerde knelpunten aanpak. De herijking bestaat uit mijn «herijkingsnota» en het daaronder liggende «plan voor de herijking van de realisatie nationale politie» van de politie. De eerstvolgende stap is nu de vertaling van de herijking in gedetailleerdere, samenhangende en realistische mijlpalen. Met die vertaling zal de realisatie volledig herijkt zijn. De gemaakte keuzes zullen in integrale samenhang met de mijlpalenplanning worden verwerkt in een addendum op het beheersplan en in een aangepast aanvalsprogramma IV.

Draagvlak

Zoals ik eerder heb aangegeven vind ik het belangrijk dat de plannen voor de vorming van de nationale politie op zoveel mogelijk draagvlak bij het gezag en andere betrokkenen kunnen rekenen.4 Ik heb dan ook samen met de politie de afgelopen periode uitgebreid over de herijking gesproken met de (regio)burgemeesters, het Openbaar Ministerie, de medezeggenschap, de bonden, en de toezichthouders: de Commissie van Toezicht en de Review Board. Ik ben hen voor hun bijdragen erkentelijk.

Het advies van de Commissie van Toezicht doe ik u hierbij toekomen. De Review Board heb ik gevraagd te adviseren wanneer ook het aanvalsprogramma IV is aangepast.

Uit alle gesprekken blijkt dat de keuzes in de herijking op hoofdlijnen worden gesteund. In de gesprekken is wel gewezen op de noodzaak om ervoor te zorgen dat het niet bij plannen blijft, maar dat de uitvoering van de transitie naar de nationale politie en het op orde brengen van de basis van de bedrijfsvoering door de politie krachtig ter hand moet worden genomen.

Ik deel dat het, zodra de plannen geheel op orde zijn, aankomt op de executiekracht bij de uitvoering van al deze plannen. De ingrediënten zijn daarvoor in de herijking aanwezig met het samenspel van de genomen maatregelen op het gebied van sturing en van kennis en kunde; alsmede doordat de focus nu sterker op de vorming van de bedrijfsvoering komt te liggen.

Ik vertrouw er op dat de korpsleiding de noodzakelijke executiekracht zal tonen met bovengenoemde verwerking van de herijking in mijlpalen, beheersplan en AVP. Ik zal de toezichthouders vragen die te beoordelen en mij daarover te adviseren. De uitvoering van de maatregelen en de realisatie zal door mij nauwgezet worden gevolgd. Uiteraard blijf ik de Kamer hierover twee keer per jaar informeren.

De Commissie van toezicht wijst in zijn brief nadrukkelijk op het belang van communicatie voor het slagen van veranderingen. Ik onderschrijf dit belang van interne en externe communicatie volledig en heb de korpschef gevraagd dit met nadruk op te pakken.

Afsluitend

De uitvoerders en de uitvoering dienen we voldoende tijd te gunnen om hun werk goed te doen en om veranderingen voor te bereiden, de Algemene Rekenkamer wijst hier in zijn laatste verantwoordingsonderzoek terecht op. We zullen de beleidsopgaven voor de uitvoering goed moeten doseren. Dit vergt meer tijd en geduld van ons allen.

Ik realiseer mij daarbij ook dat deze herijking ook buiten de politie gevolgen heeft. Niet alles wat gepland of eerder toegezegd is, kan in het bedachte tempo doorgang vinden. Daarnaast moeten we zorgen dat de totale opdracht voor de politie, zoals deze nu in de herijking is geformuleerd, niet ongemerkt weer wordt vergroot. Er is nog veel te verbeteren bij de politie. Dat was en is nog steeds niet voor niets de ambitie van deze operatie. Daarom zal ik bij grote nieuwe initiatieven van mijn of uw kant eerst uitvoeringstoetsen laten doen voordat ik toezeggingen doe. Dit betekent ook dat er geen extra ambities geformuleerd worden zonder andere prioriteiten af te schalen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Zie mijn brief van 2 juli jl. met Kamerstuk 29 628, nr. 544

Naar boven