29 628 Politie

Nr. 498 HERDRUK1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2014

Hierbij bied ik u mijn reactie aan op het onderzoeksrapport «Suïcide bij ambtenaren van politie; Frequentie, oorzaken en preventiemogelijkheden», uitgevoerd door Arq; Psychotrauma Expert Groep2.

Op 15 september 2011, heb ik uw Kamer, het rapport «Politiesuïcide, inventarisatie van zelfdoding door ambtenaren van politie in Nederland» aangeboden. In de begeleidende Kamerbrief3 heb ik een aantal maatregelen aangekondigd, waaronder het verbeteren van de registratie van suïcides bij de politie en een protocol waarmee oorzaken en aanleiding van ieder geval worden vastgelegd. Voorts heb ik een meld- en registratiepunt voor suïcides van politiemensen laten inrichten. Dit meldpunt is sinds 1 maart 2012 operationeel en is buiten de politieorganisatie bij Stichting Arq gepositioneerd. Het meldpunt draagt er zorg voor, dat na iedere suïcide die wordt gemeld, een geprotocolleerd onderzoek wordt gedaan door een onderzoeksteam van Stichting Arq. Het onderzoeksrapport dat ik u thans aanbied, is een vervolgonderzoek, naar aanleiding van het eerdere onderzoek uit 2011.

Samenvatting onderzoek

Het onderzoek heeft zich gericht op de periode tussen 1 november 2011 en 1 maart 2014. In deze periode zijn er 21 suïcides gemeld en onderzocht: Hiervan was er 1 bij de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en 20 bij de politie. Alhoewel deze onderzoeksperiode te kort is om harde uitspraken te doen, lijkt het erop dat het gemiddelde aantal zelfdodingen relatief hoger ligt dan het gemiddelde van een referentiegroep. De suïcide bij de KMAR is niet voldoende om statistisch een rol te spelen. Bovendien is het uitspreken van een oordeel ten aanzien van de KMAR voorbehouden aan mijn ambtgenoot van Defensie.

Uit het onderzoek blijkt, dat steeds meerdere onderliggende oorzaken (duurzame kwetsbaarheden) en aanleidingen (stressoren) een rol speelden in de aanloop naar een zelfdoding. Geen enkele van de onderzochte suïcides kan los worden gezien van persoonskenmerken, de privéomgeving of het werk. Hoe het «pad» naar een suïcidale toestand eruit zag, verschilde volgens de onderzoekers per persoon. Het niet goed om kunnen gaan met stress bleek wel een gemene deler. Lichamelijke klachten konden een bron van stress zijn, evenals psychische problemen, in het bijzonder angst en depressie. Maar stressoren kwamen ook uit de privé en werkomgeving. Bij een aanzienlijk deel van de betrokkenen was de gevoeligheid voor suïcide waar te nemen, met name door de observaties van meerdere betrokkenen, in samenhang te bezien. Dit wil overigens niet zeggen dat alle betrokkenen duidelijke signalen gaven. Uit de onderzoeksbevindingen blijkt dat aanwezigheid van expertise op het gebied van suïcidepreventie in een aantal gevallen mogelijk had kunnen leiden tot effectiever handelen.

De helft van de onderzochte gevallen heeft zich van het leven beroofd met een dienstvuurwapen. Uit het onderzoek bleek dat de regels voor het naar huis meenemen van het dienstvuurwapen, het thuis en op het werk bewaren van het wapen, het vervoeren, innemen en teruggeven van het dienstwapen tijdens de onderzoeksperiode verschilden per eenheid. Voorts lijken deze regels in de praktijk niet stringent genoeg nageleefd en gehandhaafd te worden.

Beleidsreactie

Ieder suïcide is er één te veel. Suïcide is zeer ingrijpend voor de nabestaanden. Een individu besluit tot een dramatische uitweg en familie, vrienden en collega’s blijven achter met verdriet en vragen.

Maar ook de politieorganisatie blijft achter met vragen. Is er sprake van een droef toeval of ligt er een relatie met het vak? Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de suïcide en zijn er beïnvloedingsmogelijkheden om suïcides door politiemedewerkers te kunnen voorkomen? Voor mij zijn dit nog steeds redenen om met kracht in te blijven zetten op de juiste aandacht en zorg voor de politiemensen en hun omgeving en om de politieorganisatie te ondersteunen in het ontwikkelen van preventiebeleid.

Met de opgedane kennis noemen de onderzoekers in hun rapport een aantal aanbevelingen die ik overneem. Op diverse aspecten van veilig en gezond werken (zorgketen) en de aanbevelingen daarover, heb ik u regelmatig geïnformeerd4. Hieronder geef ik u aan, hoe ik omga met de aanbevelingen van dit onderzoek:

  • 1. Het onderzoeksrapport geeft aan, dat het van belang is, dat er een breder besef moet komen onder leidinggevenden en politiecollega’s, dat psychosociale problematiek en suïcidaliteit ook binnen het politieapparaat aan de orde is en het mede een taak van de werkgever is, hier aandacht voor te hebben in leiderschap en collegialiteit. De manier waarop een leidinggevende met dit thema omgaat, kan inderdaad doorslaggevend zijn in het voorkomen van psychosociale problematiek. Daarom vind ik het van belang dat onder leidinggevenden een sterker besef komt dat psychosociale problematiek ook binnen het politieapparaat speelt. Recent is hiervoor een bewustwordingscampagne van start gegaan met het symposium «Sterk in je Werk». Daarnaast wordt voor de (nieuwe) leidinggevenden een voorlichting over psychosociale problematiek (waaronder suïcide) ontwikkeld met als doel het vergroten van de bewustwording en het onderkennen van signalen. Bewustwording is echter niet genoeg. Er moet ook adequaat gereageerd worden wanneer dat nodig is. Om de leidinggevende hierbij te ondersteunen worden zogenoemde gatekeeperstrainingen georganiseerd. Dit is een training in het herkennen en bespreekbaar maken van suïcidaliteit. Het inzetten van gatekeeperstrainingen sluit ook aan bij de maatregelen die mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kader van landelijk suïcidepreventiebeleid in gang heeft gezet5.

  • 2. Zoals aangegeven, heb ik eerder geoordeeld, dat geïnvesteerd moet worden in een goede registratie van suïcides en in een protocol, dat erin voorziet, dat er onderzoek gedaan wordt naar de omstandigheden en achterliggende factoren van suïcides door politiemensen. Dit onderzoek heeft nu al waardevolle informatie opgeleverd. De onderzoeksperiode is echter te kort geweest om harde uitspraken te doen. Ik heb inmiddels besloten om het suïcideregistratiepunt in 2015 verder onderzoek te laten doen.

  • 3. Conform mijn eerdere toezegging aan uw Kamer6 heb ik inmiddels eenduidige regelgeving opgesteld over het dragen, het beheer, het onderhoud en het in een inbraakvrije ruimte bewaren van de wapens en de munitie. De nieuwe regeling zal naar verwachting begin 2015 in werking treden. Gerealiseerd moet worden dat dergelijke regelgeving niet kan voorkomen dat een agent misbruik maakt van zijn dienstvuurwapen. In het kader van signalen van zeer ernstige psychosociale problematiek is echter vooral van belang dat het wapen (tijdelijk) kan worden ingenomen.

Eindconclusie

De constatering dat er nog onvoldoende expertise binnen de politie aanwezig lijkt te zijn om suïcide te herkennen, dan wel dat de al aanwezig expertise niet ten volle wordt benut, noopt tot aanvullende acties. De uitvoering van de aanbevelingen worden onderdeel van een samenhangend pakket van maatregelen, gericht op preventie, zorg en nazorg voor politiemensen, met specifieke aandacht voor psychosociale problematiek.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

I.v.m. tekstuele correcties.

X Noot
2

Stichting Arq is een onafhankelijke koepelorganisatie op het gebied van psychotrauma, raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 29 628, nr. 268

X Noot
4

Kamerstuk 29 628, nr. 473 en Kamerstuk 29 628, nr. 468; Kamerstuk 29 628, nr. 450; Kamerstuk 29 628, nr. 437; Kamerstuk 29 628, nr. 433; Kamerstuk 29 628, nr. 415; Kamerstuk 29 628, nr. 335.

X Noot
5

Kamerstuk 32 793, nr. 113.

X Noot
6

Kamerstuk 29 628, nr. 292.

Naar boven