29 628 Politie

Nr. 292 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2012

In het Algemeen Overleg dat ik op 21 december 2011 met uw Kamer voerde over de weerbaarheid van de Nederlandse politie (Kamerstuk 29 628, nr. 290) heb ik toegezegd een aantal onderwerpen in een brief nader toe te lichten. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand. Ik zal achtereenvolgens ingaan op de bevelsbevoegdheid voor de politie, de capacitaire gevolgen van de weerbaarheidstrainingen, de financiering van het programma weerbaarheid, de wenselijkheid van wettelijke borging van de zorg voor politiemensen, de mogelijkheid tot invoering van dienstsport, de selectie van aspiranten ende motie Çörüz over het veteranenbeleid bij de politie.

Daarnaast grijp ik de gelegenheid aan om u te rapporteren over de voortgang op het dossier suïcide onder politieambtenaren. Tevens kom ik in deze brief tegemoet aan het verzoek van de Vaste Kamercommissie Veiligheid en Justitie van 3 februari 2012 om te reageren op het bericht, dat de politie getraumatiseerde agenten in de steek laat.

Bevelsbevoegdheid politie

Op grond van artikel 2 van de Politiewet heeft de politie de bevoegdheid om bevelen te geven. Deze bevelen dienen ter feitelijke handhaving van de openbare orde, bijvoorbeeld bij opstootjes, bemoeienis bij aanhouding en het samenkomen van groepen. Op 29 januari 2008 heeft de Hoge Raad1 bepaald dat het negeren van een politiebevel dat op grond van artikel 2 Politiewet is gegeven niet strafbaar is op grond van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt het negeren van een krachtens wettelijk voorschrift gegeven ambtelijk bevel strafbaar. Artikel 2 Politiewet bevat de algemene taakomschrijving van de politie en kan niet worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 184, eerste lid Sr, aldus de Hoge Raad. Het arrest betekent dat de politie een op grond van artikel 2 gegeven bevel niet langer strafrechtelijk kan handhaven op grond van artikel 184, eerste lid, Sr. Het arrest van de Hoge Raad houdt echter niet in dat uit artikel 2 Politiewet niet langer een bevoegdheid kan worden afgeleid om een burger bevelend toe te spreken. Dit kan nog steeds. Ook kan de politie de persoon in kwestie fysiek verwijderen indien hij geen gehoor geeft aan het bevel. Verzet daartegen is strafbaar. Om bij niet naleving van bepaalde politiebevelen nog steeds tot strafrechtelijke vervolging te kunnen overgaan, is in samenspraak met politie, OM en VNG naar een werkbaar alternatief gezocht. Deze constructie is gevonden in artikel 2:1, tweede lid van de model- APV. In dit artikel is een gebodsbepaling opgenomen inhoudende het bevel zich te verwijderen in geval van een voorval of bij toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden dreigen te ontstaan. Het is in deze situaties dat het gemis van de mogelijkheid om te vervolgen zich in de praktijk voordoet. Het niet opvolgen van de gebodsbepaling- en dus het politiebevel- is strafbaar gesteld in hoofdstuk 6 van de model- APV. Via de APV kan het negeren van een bevel van de politie dus worden vervolgd.

Ik heb op 13 april 2011 de gemeenten, de hoofdofficieren en de korpschefs van politie van het een en ander op de hoogte gebracht. Het College van P-G’s heeft de strafbaarstelling en gronden tot verbalisering c.q. vervolging in een brief van 3 maart 2011 aan het OM uiteengezet. Gemeenten werd geadviseerd de APV aan te passen conform de model-APV. De politie en het OM werden gevraagd in het vervolg het negeren van een politiebevel te vervolgen via de APV in plaats van artikel 184, eerste lid Sr.

Deze constructie is nog steeds goed werkbaar. Voorwaarde is uiteraard wel dat alle gemeenten hun APV’s conform de model- APV aanpassen en dat politie en OM vervolgens strafrechtelijk handhaven op grond van de strafbepalingen van de APV. De burgemeesters van alle gemeenten zal ik daarom schriftelijk verzoeken om – voor zover dit nog niet is gebeurd – thans met voortvarendheid dienovereenkomstig te regelen en die oplossingsrichting ook in de driehoek te bespreken. Voorts zal ik de burgemeesters – en via hen de andere partners in de lokale driehoek – verzoeken om mij te informeren over de ervaringen met deze constructie in de praktijk. Het is mijn intentie om, in samenwerking met het college van procureurs- generaal, aldus te monitoren of het handhaven van een politiebevel via de APV in de praktijk voldoende adequaat werkt. Over de uitkomsten hiervan zal ik u in het najaar berichten.

Programma versterking professionele weerbaarheid

De politie treedt veelvuldig doortastend op, maar dit kost de organisatie en de individuele agenten wel steeds meer inspanning. Dit beeld komt uit diverse onderzoeken naar voren. Om die reden voer ik het actieprogramma weerbaarheid uit. Ik heb uw Kamer hierover eerder geïnformeerd in mijn brieven van 27 juni en 27 oktober 2011 (TK 29 628, nrs. 262 en 276).

Het Programma versterking professionele weerbaarheid rust op drie pijlers:

  • 1) de goede mensen met de juiste verwachtingen binnen halen en ze opleiden tot weerbare medewerkers;

  • 2) de agenten die er al zijn op niveau krijgen en houden door goede extra trainingen, waaronder de mentale-krachtraining;

  • 3) agenten die uitgevallen zijn of dreigen uit te vallen, bijvoorbeeld na een (serie) ingrijpende gebeurtenissen, zo snel en zo goed mogelijk opvangen en begeleiden.

Ik heb uw Kamer toegezegd ten aanzien van dit programma op drie hierna volgende punten een nadere toelichting te zullen geven.

Capacitaire gevolgen weerbaarheidstrainingen

Het programma weerbaarheid voorziet in een mentale-weerbaarheidstraining voor al het operationele personeel dat thans in dienst is van de politie en dat zich in de frontlinie bevindt. Het gaat dan om in totaal ongeveer 40 000 politiemensen, die in drie jaar tijd getraind zullen worden, per jaar zijn dit er ongeveer 13 300. De training duurt 32 uur. Uitgaande van een gemiddelde bruto-omvang van 1660 per jaar van één fte, kost het trainen van het frontliniepersoneel daarmee het equivalent van ongeveer 257 fte aan inzetbare capaciteit op jaarbasis gedurende drie jaar. Ik vind dit een acceptabele tijdsinvestering.

De mentale-weerbaarheidstraining, die in groepsverband worden uitgevoerd, geeft de agent de vaardigheden die hij nodig heeft om zich met zelfvertrouwen op straat aan zijn werk te wijden. Deze training is bedoeld als inhaalslag voor het zittende personeel. Parallel hieraan wordt voor de structurele situatie een landelijk uniforme Integrale Beroepsvaardigheden Training (IBT) ontwikkeld en ingevoerd. Hierin zijn de voornaamste elementen uit de mentale-weerbaarheidstraining verwerkt. Het groepsoptreden speelt in deze training ook een belangrijke rol. Binnen deze IBT nieuwe stijl is ruimte voor variatie in specifieke trainingen voor specifieke doelgroepen (landelijk vast te stellen). Het is mijn streven, dat deze landelijk uniforme Integrale Beroepsvaardigheden Training in 2013 wordt ingevoerd.

Bekostiging van het programma weerbaarheid

Het Programma versterking professionele weerbaarheid is een belangrijk programma voor de politie. Dit belang wordt breed onderkend binnen en ook buiten de politie. Dit leidt ertoe, dat voor de financiering van het programma uit verschillende bronnen geput kan worden:

  • 1. het ministerie van Veiligheid en Justitie;

  • 2. de regionale politiekorpsen en het KLPD;

  • 3. het Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds Politie.

Bekostiging programma weerbaarheid 2011–2014

Weerbaarheidstrainingen

37 076 600

Zorglijn

2 809 000

Onderzoeksprogramma

1 235 955

Programmakosten

3 789 500

Totaal

44 911 055

De politie, het SAOP en het ministerie van VenJ dragen in de periode 2011–2014 in totaal volgens de volgende verdeling bij aan de bekostiging van het programma:

  • 1. VenJ € 4 865 673

  • 2. Politie € 36 801 600

  • 3. SAOP € 3 243 782

ad. 1

De politiekorpsen bekostigen de mentale-weerbaarheidstrainingen voor al het personeel door een herprioritering van de bestaande onderwijs- en IBT-budgetten.

ad. 2 en 3

De VenJ-bijdrage komt ten laste van de begroting van het departement. De bijdrage van het SAOP is een gezamenlijke bijdrage van de politievakorganisaties en de werkgever politie, die samen het SAOP besturen.

Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg

Het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg heeft de intentie uitgesproken om vanuit zijn doelstelling en maatschappelijke verantwoordelijkheid een bijdrage te willen leveren aan de maatschappelijke waardering voor het moeilijke, maar belangrijke werk, dat onze politiemensen dagelijks uitvoeren om onze samenleving veilig te krijgen en te houden. Te denken valt aan een lotgenoten werkmodel, extra informatievoorziening rond politie-uitzendingen, de organisatie van medailleuitreikingen, advisering over het draaginsignebeleid, beleid voor de veteranendag, irreguliere personeelszorg (zoals zorg voor nabestaanden en thuisblijvers bij politie-uitzendingen) en zorg voor postactieven. Hiervoor wil het fonds in de periode 2012 – 2014 in totaal circa drie miljoen euro ter beschikking stellen. De wijze waarop deze bijdragen worden beheerd en aangewend worden op dit moment nog uitgewerkt. Dit voorjaar teken ik samen met het V-fonds een intentieverklaring over de samenwerking.

Ik waardeer de voorgenomen inspanningen van het V-fonds voor de politie in zeer hoge mate. Samen met het fonds waak ik er wel voor, dat het geen activiteiten financiert, die tot de primaire werkgeversverantwoordelijkheid behoren.

Wettelijke borging zorg

Uw Kamer heeft mij gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken een wetsvoorstel op te stellen, analoog aan het wetsvoorstel voor de Veteranenwet van Defensie. Hierbij vraagt u specifiek om aandacht voor post-actieven.

Voor ik op de situatie bij de politie inga, beschrijf ik kort de aanleiding voor en het doel van de Veteranenwet. Uw Kamer heeft vastgesteld, dat het veteranenbeleid versnipperd, niet pro-actief en onvoldoende transparant is. De Veteranenwet heeft tot doel het beleid te stroomlijnen. Het veteranenbeleid dient een preventief karakter te hebben en te zijn gericht op het voorkomen van klachten en het verlagen van de drempel voor de veteraan om een zorgvraag in te dienen. Hierdoor wordt beter voldaan aan de behoeften van de veteraan en diens relaties om betere informatievoorziening en ondersteuning bij re-integratie. Het belangrijkste doel van de wet is daarmee het realiseren van een geïntegreerd, proactief en preventief veteranenbeleid.2

De zorg voor onze politiemensen is voor mij, net als voor uw Kamer, een belangrijk onderwerp. Ik voel en neem de verantwoordelijkheid daarvoor en ik zal dat met meer kracht kunnen doen na de invoering van de Nationale Politie.

Ik constateer, dat er een breed palet aan (wettelijke) regelingen is, waarin de zorg voor de politie is geregeld en dat er een groot aantal organisaties is, dat hieraan uitvoering geeft. Een bepaalde mate van versnippering, een gebrek aan transparantie en een weinig pro-actief beleid zijn, ook bij de politie in zekere mate te onderkennen.

Het Programma weerbaarheid voorziet daarom in een nieuwe zorglijn voor de politie, waarin het zorgaanbod beter op elkaar afgestemd wordt, zodat versnippering tot het verleden gaat behoren en volstrekt transparant is waar iemand terecht kan, waar hij of zij recht op heeft en mensen goed en professioneel begeleid worden. Een van de belangrijke maatregelen daarbij is de opzet van één loket dat digitaal en telefonisch bereikbaar is, waar medewerkers, leidinggevenden en relaties terecht kunnen met vragen over weerbaarheid. Het loket wordt in twee fasen opengesteld. De eerste fase heeft het karakter van een pilot en start in april. In deze fase bestaat de doelgroep uit de Politieacademie, drie regionale korpsen en alle politiemensen die uitgezonden zijn geweest, In de rest van 2012 sluit de rest van de korpsen aan. Op 1 januari 2013 is het loket volledig operationeel.

Het Fond voor Vrijheid en Veteranenzorg gaat, zoals ik hierboven al schreef, in samenwerking met de politie ook een aantal activiteiten ontplooien, die bijdragen aan de versterking van de weerbaarheid van de politie en de zorg voor onze politiemensen. Met uw Kamer ben ik van mening, dat er ook aandacht moet zijn voor al die mensen die zich langdurig bij de politie hebben ingezet en die de organisatie wegens pensionering of voor een andere loopbaan hebben verlaten, met andere woorden: voor de post-actieven. Het Programma weerbaarheid zal over dit onderwerp een beleidslijn en een aantal concrete acties ontwikkelen. Hierbij kan gedacht worden aan reünies, de mogelijkheid en het aanbod om als vrijwilliger actief te blijven voor de politie, toegang tot bepaalde evenementen van de politie. Ik stuur er op om een zorgloket voor post-actieven open te (laten) stellen. Psychosociale problematiek gerelateerd aan het politiewerk kunnen zich ook na het uit dienst treden manifesteren. Ik zal u over de voortgang nog voor de zomer van 2012 informeren.

Alles overziend ben ik er van overtuigd, dat het Programma weerbaarheid (en de voorgenomen invoering van de Nationale Politie) tegemoet komt aan de doelstellingen die uw Kamer voor ogen heeft met een wet voor de politie vergelijkbaar met de Veteranenwet. Ik verwacht, dat ik met het bestaande wettelijke kader en het Programma weerbaarheid binnen de context van de nationale politie een geïntegreerd, proactief en preventief beleid ten aanzien van de weerbaarheid van de Nederlandse politie kan voeren. Op dit moment zie ik dan ook niet de noodzaak of meerwaarde van een dergelijke wet.

Motie Çörüz veteranenbeleid politie

De motie Çörüz veteranenbeleid politie verzocht de regering in gesprek te gaan met het veld om de behoefte te peilen aan de ontwikkeling van een veteranenbeleid voor uitgezonden politieambtenaren, waarbij aangesloten wordt bij het veteranenbeleid van Defensie.

De afgelopen jaren zijn diverse politiemensen uitgezonden voor vredesmissies. Dit zal in de komende jaren waarschijnlijk ook het geval zijn. Deze politiemensen verdienen de juiste aandacht en zorg als zij uit een missiegebied terug keren en ook op langere termijn als zij mogelijk last ondervinden van wat zij tijdens hun uitzending hebben meegemaakt.

Zoals ik hiervoor heb beschreven worden via het Programma weerbaarheid diverse initiatieven ontplooid om invulling te geven aan het veteranenbeleid voor de politie.

Vorig jaar heb ik een zorgprotocol voor uitzendingen van politiemensen opgesteld, waarin nauwkeurig beschreven staat hoe de voorbereiding, de begeleiding tijdens de uitzending, de afwikkeling en de nazorg geregeld zijn.

Dienstsport

U hebt mij in het Algemeen Overleg van 21 december 2011 gevraagd naar de mogelijkheid om twee uur per week verplichte dienstsport voor alle executieven in te voeren om de conditie van de politiemensen te verbeteren. Gemiddeld wordt door politiemensen 46 weken per jaar gewerkt, dit zou betekenen 92 uur dienstsport per jaar. De doelgroep voor dienstsport, omvat ongeveer 40 000 executieve medewerkers. Uitgaande van een gemiddelde bruto-omvang van 1660 per jaar van één fte, kost twee uur dienstsport per week voor alle executieve medewerkers het equivalent van ruim 2 200 fte inzetbare capaciteit per jaar, ofwel 5,6% van de beschikbare capaciteit. Ik verwacht niet dat dienstsport een zodanig effect heeft, dat het ziekteverzuim (op dit moment 6%) fors zal dalen. Deze tijdsinvestering zou een te grote belasting voor de operationele capaciteit van de politie betekenen. Ik zal daarom niet overgaan tot het invoeren van dienstsport. Het verbeteren van de fysieke gesteldheid van de politie is voor mij wel een belangrijk thema. Ik ben daarbij van mening, dat een goede fysieke gesteldheid om het politiewerk uit te voeren primair een verantwoordelijkheid van de politieman of -vrouw zelf is. De werkgever moet de medewerkers daarbij wel faciliteren: duidelijk maken wat iemand fysiek moet kunnen om zijn werk goed uit te kunnen voeren, laten zien waar iemand fysiek staat en de mogelijkheid bieden om dit bij te spijkeren als iemand onvoldoende fysiek presteert.

Om die reden is ook sinds 1 januari van dit jaar de deelname aan de fysieke-vaardigheidstoets, zoals bedoeld in artikel 4, vierde lid van de Regeling aanstellingseisen politie 2002, voor al het executieve personeel van de politie verplicht.

Kwaliteitscriteria selectie aspiranten

Een stevige weerbaarheid van agenten begint bij het aangeven van een juist beroepsbeeld en een goede selectie. We moeten de juiste mensen binnenhalen en hen weerbaar opleiden. De kans op het binnenhalen van onvoldoende weerbare aspiranten moet zo veel mogelijk worden verkleind. Ondanks dat niet alles kan worden uitgesloten bij een selectie, worden sollicitanten nu reeds getest op een samenstel van criteria die wij thans onder de noemer «weerbaarheid» vatten. Zo maken een sporttest en een psychologische test onderdeel uit van de selectieprocedure. Bij de psychologische test worden de zogenaamde kerncompetenties «stressbestendigheid», «integriteit» en «overwicht» extra zwaar genormeerd. Dit gebeurt op grond van de Regeling aanstellingseisen politie 2002. Deze selectieprocedure heb ik sinds september 2011 overal in Nederland eenduidig vorm gegeven. Dit laat onverlet dat periodiek onderhoud van de aanstellingseisen vereist is.

Ontwikkelingen rondom leiderschap, een veranderend beroepsprofiel en bijvoorbeeld weerbaarheid, maken het noodzakelijk om de huidige instroomeisen tegen het licht te houden. Hiertoe wordt een fundamenteel en onafhankelijk onderzoek gestart. In dit onderzoek worden nadrukkelijk de vereisten op het gebied van mentale en fysieke weerbaarheid van kandidaten meegenomen. Dit onderzoek is naar verwachting over een half jaar gereed.

Suïcide onder politieambtenaren

Op 15 september 2011 heb ik uw Kamer het rapport zelfdoding onder politieambtenaren aangeboden (Kamerstuk 29 628, nr. 268). Recent hebben wij ons geconfronteerd gezien met een drietal zelfdodingen onder jonge politiemensen, aspiranten die nog studeerden aan de Politieacademie. Ik vind dit buitengewoon tragisch en ik heb hierover ook mijn medeleven naar de nabestaanden uitgesproken. Deze gevallen tonen eens te meer het belang aan van een vroegtijdige onderkenning van signalen en een het loket waar een agent in psychosociale nood of zijn omgeving terecht kan met vragen of voor hulp, dat ik hierboven reeds beschreef.

Ik heb in mijn brief van 15 september een aantal maatregelen aangekondigd, waaronder het verbeteren van de registratie van suïcides bij de politie en een protocol waarmee oorzaken en aanleiding van ieder geval worden vastgelegd.

Ik heb de politie gevraagd een grotere discipline te betrachten in het vastleggen van suïcides van agenten. Daarnaast wordt per 1 maart een meld- en registratiepunt voor suïcides van politiemensen ingericht. Dit meldpunt wordt buiten de politieorganisatie gepositioneerd bij de Stichting Arq. Het meldpunt draagt ervoor zorg, na iedere suïcide die wordt gemeld, een onderzoeksprotocol wordt afgelopen door een wetenschappelijk team van Arq. Dit mondt uit in een rapportage waarin oorzaken, aanleiding en omstandigheden voor zover dat mogelijk is worden vastgelegd en geanalyseerd. De privacy van alle betrokkenen zal gegarandeerd niet geschonden worden. Arq rapporteert hierover in eerste instantie halfjaarlijks. De recente zaken met aspiranten van de Politieacademie worden meegenomen door het meldpunt. Ik zal de korpsbeheerders opdragen om iedere suïcide te melden bij het meldpunt van Arq.

De Politieacademie neemt zelf aanvullende maatregelen, met name op het gebied van suïcidepreventie. In nauw overleg met het korps worden de studenten tijdens hun opleiding altijd al nauwlettend gevolgd en begeleid. Met studenten die desondanks toch de opleiding (moeten) verlaten, houden het korps èn de Politieacademie vanaf nu een exitinterview, zowel vlak voordat de student met de opleiding stopt als een halfjaar na beëindiging van de opleiding. De verwachting is dat de ex-student een halfjaar na beëindiging van de opleiding beter en objectiever kan aangeven waarom destijds de opleiding is beëindigd. Tijdens deze gesprekken zullen weerbaarheidthema's nadrukkelijk aan bod komen. Hieruit kan belangrijke informatie worden verkregen om de opleiding te verbeteren op deze thema’s.

In de opleiding zelf zal het thema «zingeving» worden opgenomen, zodat studenten zich hier meer van bewust van worden en ook over dit thema met elkaar in gesprek gaan. De geestelijk verzorgers zullen hierbij een nadrukkelijke rol vervullen.

Een belangrijke maatregel is ook de professionalisering van personen rondom de student, om tijdig signalen te kunnen herkennen die aangeven dat mogelijk sprake is van psychische problemen.

Via relatie- en ouderdagen in het initiële onderwijs zal het thuisfront geïnformeerd worden over de risico's die de uitoefening van het politievak met zich meebrengt. Ook hier wordt aandacht besteed aan het herkennen van signalen en het melden ervan.

De Politieacademie zal in de eerste uitbreidingsronde van de pilot 24-uursloket zitten.

In dit verband wijs ik er ook op, dat ik met de inwerkingtreding van de nieuwe Politiewet landelijk uniforme regels zal vaststellen met betrekking tot het dragen, het onderhoud en het in een inbraakvrije ruimte bewaren van de dienstwapens en de munitie.

Beleid Posttraumatische Stress Stoornis bij politiemensen

De Vaste Kamercommissie Veiligheid en Justitie verzocht op 3 februari 2012 mij om te reageren op het bericht, dat getraumatiseerde agenten zich in de steek gelaten voelen. Ik geef hieronder gehoor aan dat verzoek.

Het is belangrijk, dat politiemensen zich gesteund voelen door hun korps, zeker als zij PTSS oplopen. De meerderheid van de korpsen gaat hier op een goede manier mee om, maar ik zie verscheidenheid in de aanpak van korpsen. Dit is niet goed.

Ik wil dat Politie Nederland een eenduidige aanpak heeft voor dit soort kwesties.

De kern van dit beleid moet zijn, dat iedere agent die getroffen wordt door PTSS, waarvan medisch is vastgesteld dat het om werkgerelateerde PTSS gaat, als beroepsziekte in juridische zin erkend wordt. Mijn overweging daarbij is, dat er signalen zijn dat het juridisch niet erkennen van PTSS als beroepsziekte, het genezingsproces in de weg kan staan. Alle inspanningen moeten erop gericht zijn om het genezingsproces juist zo vlot mogelijk te laten verlopen. Dit is beter voor de agent in kwestie en zorgt er ook voor dat hij sneller weer inzetbaar is voor de dienst.

Ik heb de korpsbeheerders daarom per brief verzocht om zich te conformeren aan de registratierichtlijn van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) betreffende PTSS, waarin expliciet staat, dat de politieambtenaar een risico op beroepsgebonden PTSS loopt. Ik heb de Korpsbeheerders verzocht lopende zaken en oude zaken, voor zover dat mogelijk is, volgens dit beleid te behandelen.

Hiermee is een landelijk eenduidig beleid op dit gebied gegarandeerd.

Overigens kan een politieagent ook PTSS ontwikkelen door een schokkende gebeurtenis of reeks gebeurtenissen, die niet aan zijn werk gerelateerd zijn. Ook dit kan medisch vastgesteld worden. Van een beroepsziekte in juridische zin is dan geen sprake. Dit laat onverlet, dat ook voor deze mensen alle inspanningen erop gericht moeten zijn om het genezingsproces zo vlot mogelijk te laten verlopen.

Zoals ik heb toegezegd zal ik een nader verdiepend onderzoek laten uitvoeren naar PTSS als beroepsziekte als onderdeel van een breder meerjarig onderzoek naar de psychosociale toestand van politiemedewerkers.

Tot slot

In het eerdergenoemde Algemeen Overleg heb ik u eveneens toegezegd u te informeren over de uitkomsten van de CAO-onderhandelingen en over het onderzoek van de Rijksrecherche naar de schietpartij in Almelo. Deze activiteiten zijn op dit moment nog niet afgerond. Ik kom daar in een later schrijven op terug.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Hoge Raad 29 januari 2008, LJN BB4108.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 414, nr. 7.

Naar boven