29 628 Politie

Nr. 259 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 mei 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft op 7 april 2011 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 28 december 2010 over het ViCLAS (Violent Crime Linkage Analysis System) van de politie en de stand van zaken van de invoer van data bij de verschillende korpsen (29 628, nr. 232);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 februari 2011 over de voortgang in het wetsvoorstel inzake de nationale politie, de nieuwe landelijke prioriteiten van de politie en de operationele sterkte van de politie (29 628, nr. 237);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 18 februari 2011 over het Aanvalsplan bureaucratie en de versterking vakmanschap politie (29 628, nr. 238);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 24 maart 2011 over de herijking van het Budgetverdeelsysteem (BVS) (29 628, nr. 239);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 maart 2011, over HEC-rapporten ICT bij de politie (29 628, nr. 240);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 31 maart 2011 over het uitvoeringsprogramma vorming nationale politie (29 628, nr. 241);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 april 2011 over de rapportage van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid over de belemmeringen van de Landelijke Arbeidstijdenregeling politie en een aantal rechtspositionele bepalingen ten opzichte van de Arbeidstijdenwet (29 628, nr. 242).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

Nava

Voorzitter: Vermeij

Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Vermeij, Van Raak, Kuiken, Hennis-Plasschaert, Brinkman, Schouw, Çörüz, Dibi, Dijkgraaf

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de leden, de minister en zijn gevolg, de mensen op de tribune en de mensen die thuis meekijken van harte welkom. Dit algemeen overleg is gepland van 15.00 uur tot 19.30 uur. Er staan ongelofelijk veel onderwerpen op de agenda. Gezien deze volle agenda stel ik de spreektijd vast op zeven minuten en zal ik er strak op toezien dat per persoon twee interrupties gehouden worden.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. De minister wil de structuur bij de politie veranderen. Dat is goed, maar ik wil vooral de cultuur bij de politie veranderen. De cultuur bij onze dienders deugt; dat zien wel elke dag, maar de cultuur bij de managers niet. Dat zien we ook elke dag. De minister heeft zelf ondervonden hoe moeilijk het was om de bonnenquota af te schaffen. Wij schaften ze af, maar managers bij de politie gingen er steeds weer mee door. Ik kreeg voortdurend meldingen. Maandenlang heeft de minister achter de managers aan moeten jagen.

Onlangs bleek dat het Korps Flevoland een interim-manager wilde aanstellen. De minister moest er weer achteraan. Ook bleek dat korpsbeheerders aan de korpschefs allerlei vergoedingen gaven. Ook toelages en vergoedingen die helemaal niet mochten. Ik ga ervan uit dat de minister daar nu ook achteraan gaat en ik ga er ook van uit dat alle toelages, alle vergoedingen en dingen die onterecht aan korpschefs gegeven zijn, teruggevorderd worden. Die moeten teruggegeven worden, zelfs als dat juridisch niet afdwingbaar is.

We halen ook heel erg gemakkelijk dure mensen binnen die slecht werk leveren. Ik wijs op de computersystemen, de onnodige bureaucratie, de korpschefs die hun eigen gangetje gaan. De minister wil een nationale politie. Is hij bereid om in aanloop daarheen zelf verantwoordelijkheid te nemen, dus problemen niet over de schutting te gooien maar zelf op te lossen?

Ik geef een voorbeeld. De minister wil de administratieve gekte met 25% verminderen, maar vanaf maart moeten medewerkers van de vtsPN, de landelijke politieorganisatie die onder andere over de computers gaat, achter de computer precies registreren wat ze allemaal doen. Als ze naar het toilet gaan, moeten ze dat registreren en dan moet hun chef dat ook nog eens controleren. Dat is toch niet het bestrijden van bureaucratie?

Vanaf maart hebben agenten in Zutphen en Arnhem van het Openbaar Ministerie een ongelofelijk ingewikkeld formulier gekregen dat gebruikt moet worden bij een verkeersovertreding. Naast het proces-verbaal moet ook nog dit formulier worden ingevuld. Vier kantjes! Het kost al een hoop tijd om het te lezen. Ik wil het graag aan de bode overhandigen. Dan kan hij dit kopiëren en uitdelen, zodat iedereen de gekte kan zien die nu nog wordt georganiseerd.

Wij zijn niet voor een nationale politie. Wij zijn ook niet voor een gemeentepolitie. Wij zijn als SP voor een goede politie. In de plannen van de minister zit veel goeds. Hij gaat eindelijk verantwoordelijkheid nemen voor zaken die landelijk moeten worden geregeld. Op papier krijgen burgemeesters, gemeenteraden en politie meer te zeggen over het lokale politiebeleid, maar de burgemeester van de grootste stad kan nog altijd zijn wil doordrijven en andere gemeenten voor het blok zetten. Bovendien zie je hier gebeuren wat je veel vaker ziet bij decentralisaties: de gemeente krijgt wel verantwoordelijkheden, maar niet voldoende middelen en geld. Nu al zie je dat gemeenten die echt serieus werk willen maken van het lokale veiligheidsbeleid hun toevlucht moeten zoeken tot bijzondere opsporingsambtenaren, bij particuliere politie. Ik zie overal in het land mensen met verschillende pakjes, met verschillende bevoegdheden en met verschillende opleidingen. Een wildgroei aan lokale particuliere politie. De plannen voor een nationale politie, die ik in principe van harte toejuich, mogen in de praktijk niet leiden tot een private gemeentepolitie, betaald uit het gemeentebudget.

Verder heeft de minister een vrij strak schema, zag ik. Voor de zomer moet het wetsvoorstel door deze Kamer.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Nee.

De heer Van Raak (SP): In het schema staat: voor het eind van het jaar, maar als de Eerste Kamer er nog iets over wil zeggen, moet de Tweede Kamer voor de zomer klaar zijn.

Ik voorzie wat hier altijd gebeurt als wij dit soort grote wetten behandelen. De Kamer wordt in een fuik gelokt. Hoe gaat dat dan? Als je een grote wet hebt, zegt de minister eerst maandenlang: mijnheer Van Raak, u hebt gelijk, maar het is nog te vroeg. Vervolgens: ja, u hebt nog steeds gelijk, maar het is nog te vroeg. En dan komt er een omslagpunt. Dan zegt de minister: ja, mijnheer Van Raak, u hebt misschien wel gelijk, maar we zijn nu al zover; we kunnen dat nu niet meer veranderen en we kunnen dat andere ook niet meer veranderen en dat ook niet meer. Dat is de manier waarop de minister hier in Den Haag grote ingewikkelde zaken door het parlement wil loodsen. Eerst zegt de minister «het komt nog, het komt nog, het komt nog» en dan ineens slaat het vaantje om en zegt de minister «het kan eigenlijk niet meer, het kan eigenlijk niet meer, het kan eigenlijk niet meer». Zo gaan we dat niet doen, minister! Zo gaan we dat in dit geval niet doen. Dus de minister mag zijn gang gaan. Alles wat verbeterd moet worden, moet worden verbeterd. Dingen die nationaal moeten worden geregeld, moet de minister zelf regelen. Dus vanaf nu moet hij dat niet meer overlaten aan de korpschefs en aan de hoge managers. Hij moet zelf verantwoordelijkheid nemen, maar – en ik weet dat dit wel eens een spagaat kan zijn – hij moet geen onomkeerbare stappen zetten, hij moet goed overleggen met de Kamer en goed laten zien wat hij doet. Als dat gebeurt, kunnen we er vrij snel uit komen. Als dat niet gebeurt, als de korpschefs hun eigen gang blijven gaan en de minister de Kamer voor het blok zet, krijgen we een heel moeilijke zomer.

Ik heb de minister gevraagd om een voorbeeld te geven van het optreden van de politie. Ik heb de minister gevraagd om twee recente rapporten over de computersystemen van de politie aan de Kamer te sturen. Ik heb dat gevraagd om te laten zien dat de conclusies die daarin worden getrokken schrikbarend zijn. Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat de toestand van de computersystemen kritiek is, dat de verbetering van de systemen in een impasse verkeert, dat verschillende delen van de politie elkaar nog steeds tegenwerken, dat de reparatiekosten van het systeem veel te groot zijn, dat de huidige investeringen weinig effect hebben en dat ongekwalificeerde mensen schade berokkenen nu en in de toekomst.

Dat blijkt uit onafhankelijk onderzoek dat is gedaan nadat de minister beloofd had de zaken te verbeteren. Ik ben een beetje geschrokken van deze onderzoeken. De minister zegt dat hij het heft in handen heeft genomen, maar met de plannen die hij heeft gemaakt om de computersystemen te verbeteren, om het debacle van de computersystemen, veroorzaakt door de korpschefs en de korpsbeheerders, te verbeteren, heeft de minister nog niet de goede weg ingeslagen. Er is nog onvoldoende regie. Dit soort onafhankelijke onderzoeken doet mij voor het ergste vrezen.

Voorzitter. Ik heb nog een aantal korte vragen. Kloppen de criminaliteitscijfers nog? De systemen zijn zo slecht, dat we niet meer kunnen vertrouwen op de criminaliteitscijfers die de basis zijn van het beleid van de minister.

Zijn de computersystemen nog veilig? De afgelopen tijd hebben we kunnen zien hoe gemakkelijk het is om te infiltreren in de systemen van de politici? Zijn de computersystemen van de politie wel veilig of hebben de agenten gelijk die zeggen dat zij de computersystemen niet vertrouwen?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Dit is een minister van grote woorden en dito ambities. Die ambities waarmaken, is echter nog niet zo gemakkelijk. Immers, er komen geen extra agenten bij – wel extra taken voor de politie – en grote gemeenten moeten gemiddeld 1 mln. bezuinigen op hun veiligheidsbeleid, waardoor mogelijk Veiligheidshuis en cameratoezicht en bijvoorbeeld de aanpak van huiselijk geweld of jeugdoverlast onder druk komen te staan. Bovendien lijkt het erop dat een aantal van de plannen gerealiseerd wordt over de ruggen van de agenten heen. Ik doel op de nullijn als het gaat om de cao en op de arbeidstijdenregeling die op de schop moet. Ook organisatorisch heeft de minister nog behoorlijk wat obstakels te gaan. Voor het realiseren van een nationale politie is een reorganisatie nodig en dat is nooit gemakkelijk. Ik wijs ook op het vervangen van de failliete ICT.

Op al deze punten, en nog een paar aanvullende, wil ik de minister vragen stellen. Ik begin met de arbeidstijdenregeling. De minister en de Kamerleden van de coalitiepartijen lijken een vlucht naar voren te nemen op basis van de conclusies van het voorliggende rapport van TNO en de inspectie. Als ik het goed gelezen heb, geeft de quickscan slechts een beperkt voorbeeld en wil de minister wachten tot er een overall beeld is, waarna hij conclusies kan trekken. Ik roep de minister op om dat vooral te doen en niet nu al de vlucht naar voren te nemen. Immers, flexibiliteit is nu al ten dele in de arbeidstijden geregeld. De mogelijkheid om meer uren te werken is er al. Ook als het een crisis of een groot incident betreft zijn arbeidstijden nooit een rem om politieagenten in te zetten. Agenten staan 24 uur per dag voor ons paraat, maar zij moeten ook beschermd worden. Daar is een arbeidstijdenregeling voor.

Dan de toelagen van de politietop. De minister geeft in zijn brief aan dat na rijp beraad is besloten dat acht korpschefs of hun plaatsvervangers meer vergoedingen hebben gekregen dan waar zij recht op hadden. De minister zegt dat deze niet teruggevorderd kunnen worden. Als ik de vergelijking maak met iemand die onterecht te veel uitkering ontvangt of huursubsidie of te veel geld terugkrijgt van de belasting, heeft men weinig pardon. Het is dan ook nogal zuur dat het erop lijkt dat er in deze gevallen geen manier is om de tegoeden terug te vorderen. Kan de minister dat nog eens uitleggen? Kan hij verklaren waarom deze korpschefs, misschien in navolging van het goede voorbeeld van anderen, niet zelf overwegen om een gebaar te maken richting de politie en de samenleving?

De minister trekt de conclusie dat de ICT failliet is en dat er een nieuw systeem moet komen. Hij komt zo spoedig mogelijk met een plan van aanpak, schrijft hij in de brief aan de Kamer. Ik wil graag weten wanneer we dit plan van aanpak kunnen verwachten en ook of voorkomen wordt dat het nieuwe ICT-systeem over de ruggen van de agenten wordt gebouwd. Daar is veel geld mee gemoeid.

De minister schrijft ook dat er nu alleen nog maar geïnvesteerd wordt in het continueren van de huidige systemen en dat er niet meer gebouwd wordt aan vernieuwing. Geldt dat ook voor het huidige plannings- en urensysteem? Ik doel op het BVCM-systeem. Ik vraag me ook af waarom er nog korpsen zijn die werken aan een afzonderlijk kenteken- en registratiesysteem, zoals Amsterdam-Amstelland en KLPD nu doen, terwijl er een tender loopt om dit landelijk te regelen. Of je doet het landelijk, of je doet het niet. Ik begrijp dit niet in het kader van een landelijke opschaling.

De minister weet dat wij onze aarzelingen hebben over de invoering van een nationale politie. Het debat daarover moet nog plaatsvinden. De minister geeft aan dat hij de Politiewet op 1 januari 2012 in het Staatsblad wil hebben. Waarom dan nu al forse stappen zetten met kwartiermakers? Ik wil de minister niet afremmen in zijn proces, maar ik vraag hem wel om ervoor te zorgen het wetsvoorstel voor de zomer aan de Kamer te sturen. Dan kan er een ordentelijk debat over gevoerd worden en kunnen wij ervoor zorgen dat de randvoorwaarden op orde zijn. Mij dunkt dat het proces daarna pas in gang moet worden gezet.

De minister heeft het budget over de politie herverdeeld. De koek wordt niet groter. Dat betekent dat een aantal korpsen blij is en dat een aantal korpsen niet blij is, omdat zij agenten in moeten leveren. Een groot aantal korpsen is ontevreden omdat zij minder agenten krijgen dan was beloofd, terwijl op basis van de budgetverdeelsystematiek blijkt dat zij meer agenten nodig hebben. Is het mogelijk om korpsen, waarvoor aantoonbaar is dat zij meer agenten nodig hebben om de criminaliteit op te lossen, waar zij op basis van de verdeelsystematiek ook recht op hebben, eigen vermogen in te laten zetten om de budgetproblematiek op te lossen? Ik zie de minister al lachen. Dat was ook het pleidooi van een aantal burgemeesters. Ik krijg graag een reactie op dit punt. Is het mogelijk dat de minister het budgetverdeelmodel dat gehanteerd is aan de Kamer toestuurt? Dat is voor mij nu een black box.

Dan nog een paar puntjes. Dat betreft onder andere de nazorg en de weerbaarheid van agenten. Mij is ter ore gekomen dat ongeveer 25% van de aspirant-agenten met de opleiding stopt. Dat zou kunnen komen doordat het vak eigenlijk te zwaar is. Dat heeft onder andere te maken met weerbaarheid. Het lijkt erop dat er meer incidenten zijn bij de politie: agenten die zelfmoord plegen, agenten die doordraaien. Hierover is in de Kamer vaker gesproken en er zijn ook moties over ingediend. Ik zou graag willen weten wat de stand van zaken is. Wie doet nu wat? Ik krijg graag een visie of actieplan van het kabinet.

Tot slot sluit ik mij graag aan bij de vragen van mijn collega Van Raak over de CBS-cijfers en over de oproep van de bonden om vaart te maken met de rijvaardigheidstrainingen.

De heer Brinkman (PVV): Voor de bescherming van arbeiders hebben wij de Arbeidstijdenwet. Nu hebben wij speciaal voor de politie een landelijke arbeidstijdenregeling. Kan de PvdA uitleggen waarom er specifieke regels moeten komen om de politieagent extra te beschermen?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voor zover ik mij kan herinneren hebben we ervoor gekozen om eens goed naar die regeling te kijken omdat we vinden dat deze niet onnodig belemmerend moet werken voor agenten om hun werk te doen. Tegelijkertijd moeten we ook niet het omgekeerde doen, namelijk met elkaar en met de bonden afspraken maken over hoe wij agenten inzetten, met bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, door nu al de vlucht naar voren te nemen in de zin van «ach, die agenten hebben veel te veel vrije zondagen, daar moeten we maar een streep doorheen trekken». Ik vind het buitengewoon onverstandig. Het is niet nodig in het licht van de onrust die sowieso op de agenten afkomt in het kader van de nationale politie. Bezint eer ge begint en als je het doet, doe dat dan echt omdat het kan en niet omdat het nodig is. Ik heb begrepen van politieagenten dat uit de praktijk blijkt dat de Arbeidstijdenwet en de regeling niet zo star zijn als zij lijken. Dus is het maar de vraag of die bescherming er sowieso afgehaald moet worden.

De heer Brinkman (PVV): In de praktijk gaat het bijvoorbeeld om de zondagen. In de regeling staat dat een politieman minimaal 26 zondagen vrij moet hebben, maar in de praktijk wil die individuele diender – en daar zou de PvdA eigenlijk voor op moeten komen – heel graag meer werken, want dan kan hij namelijk extra centjes verdienen. Waarom houdt u dat nu tegen?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Waarschijnlijk kent de heer Brinkman heel wat politiemannen en politievrouwen. Ik ook, dus laten we maar heel snel mails uitwisselen. Er zullen nogal wat voor- en tegenstanders zijn. Er wordt gedaan alsof de regeling, die bedoeld is ter bescherming van politieagenten, heel star is. Dat betwijfel ik. Daarom zeg ik dat we nu niet te vlug een vlucht naar voren moeten nemen over de ruggen van de agenten. Er moet zorgvuldige besluitvorming plaatsvinden op basis van een breed onderzoek.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Ook ik wil graag dat de minister de gisteren gepubliceerde percentages van het CBS nader duidt. De politie besteedde ruim 2,4 mld. aan haar opsporingstaak. Dat is 12% meer dan in 2005, terwijl het aantal opgeloste misdrijven 5% minder was. Dat is moeilijk uit te leggen. Ik hoop dan ook dat de minister achtergrondinformatie kan verschaffen, omdat dit plaatje er gewoon niet goed uitziet.

Ten aanzien van de nationale politie kan ik kort zijn. Al eerder heeft de minister aangegeven dat hij van plan is om de nationale politie in een zo kort mogelijk tijdsbestek te realiseren. Wij hebben de minister daar vol in gesteund. Dat blijkt ook uit het uitvoeringsprogramma dat aan ons is toegestuurd. Ook nu steunt de VVD de minister in dit streven voor de volle honderd procent. Ik was laatst op werkbezoek bij een korps en ik hoop echt dat de korpsemblemen snel een collectors item zijn en dat we snel kunnen overgaan tot het embleem van het nationale korps. Ik zie daar oprecht naar uit omdat ik denk dat het de effectiviteit van de organisatie ten goede komt.

Op vrijdag 25 maart jongstleden heeft het Korpsbeheerdersberaad – dan eindelijk! – openlijk erkend dat de ICT-problemen van de Nederlandse politie niet meer te «repareren» zijn. Mijn collega Van Raak is daar al uitgebreid op ingegaan. Ik hoop eerlijk gezegd dat de minister vandaag concreter kan worden als het gaat om het voorstel om binnen drie jaar tot een nieuwe ICT-organisatie en infrastructuur te komen, het zogenoemde Datacenter Politie Nederland.

Ik wil hier wel benadrukken dat de VVD nog steeds heel veel waarde hecht aan het onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Het lijkt erop dat de korpsbeheerders hierop een beetje vooruit zijn gelopen. Het onderzoek is des te meer van belang om terug te kijken als het gaat om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestede gelden. Wie heeft wat besloten en wanneer in het kader van die ene landelijke informatiehuishouding voor de Nederlandse politie? Ik vind zo'n onderzoek nog steeds zeer gerechtvaardigd. Ik wil weten of de minister het daarmee eens is.

Dan kom ik bij de arbeidstijdenregelingen en de rechtspositionele bepalingen. Hierover is reeds het nodige gezegd in de media. Ik realiseer me heel goed dat sommigen dit beschouwen als vloeken in de kerk, maar we kunnen het niet langer negeren. Ik heb heel veel planners gesproken bij de politie. Zij stellen allemaal dat je zo ongeveer een wiskundige moet zijn om een werkbaar dienstrooster in elkaar te draaien. Dit blijkt niet alleen uit de rapporten die we op 1 april hebben ontvangen. Tegen mevrouw Kuiken zeg ik dat uit directe navraag bij de korpsen al heel snel duidelijk wordt dat een cao in combinatie met die politiespecifieke bepalingen een slagvaardige organisatie behoorlijk in de weg kan staan. Collega Brinkman noemde net al de zondagen. Minimaal 26 zondagen ten opzichte van de dertien zondagen in de Arbeidstijdenwet. Maar ook die overeengekomen modaliteit van negen uur heeft het enorm bemoeilijkt om tot een goed werkschema te komen. De overeengekomen modaliteit van negen uur heeft bijvoorbeeld het komen tot een goed werkschema enorm bemoeilijkt. Ik heb begrepen dat alleen al die modaliteitenregeling de politie zo’n 1 000 fte kost.

Politiecapaciteit is schaars en dus dienen we zo effectief mogelijk gebruik te maken van de beschikbare capaciteit. Let wel: ook ik realiseer me heel goed, mevrouw Kuiken, dat het politiewerk zwaar is en dat goede voorwaarden van groot belang zijn. Dat betekent echter niet dat we onze ogen moeten sluiten voor regelingen die niet meer van deze tijd zijn. Graag hoor ik van de minister welke stappen hij zal ondernemen. Daarmee moet hij niet nog een jaartje wachten.

De heer Van Raak (SP): De planners krijgen de roosters niet vol. Hoe komt dat? Doordat er te weinig agenten zijn. De oplossing van VVD, CDA en PVV, zo las ik in de krant, is om de huidige dienders harder te laten werken, maar de werkdruk is al groot. Waarom zijn die bijzondere regels er? Omdat het een bijzonder beroep is. Het is een hard beroep, een gevaarlijk beroep. Agenten maken nogal wat mee. Is mevrouw Hennis het met mij eens dat het een bijzonder beroep is, dat agenten af en toe tijd nodig hebben om bij te tanken?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dat ben ik van harte eens met de heer Van Raak. Dat heb ik ook gezegd in de media. Ik realiseer me heel goed dat de politie zwaar werk verricht, dat het een bijzonder beroep is en dat goede voorwaarden van cruciaal belang zijn. De politie is me zeer zeker heilig, de bonden zijn mij lief, maar dat betekent niet dat we onze ogen moeten sluiten voor regelingen die belemmerend werken en waarvan de dienders zelf zeggen «dit kan anders».

De heer Van Raak (SP): Laten we dan hier aan tafel met de minister, die straks moet onderhandelen met de vakbonden over de arbeidstijden – en dat gebeurt omdat de dienders zeggen dat het hun beroepseer te na is om de roosters niet gevuld te krijgen – afspreken dat als we gaan praten over de arbeidstijden we geen roofbouw zullen plegen op onze dienders. Dat moet het uitgangspunt zijn bij de afspraken over de arbeidstijden, nu en in de toekomst. Geen roofbouw op onze dienders. Is mevrouw Hennis het daarmee eens?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dat is vragen naar de bekende weg.

De heer Van Raak (SP): Nou, dat is een opluchting.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Bij de algemene arbeidstijdenregeling hebben we te maken met een minimumregeling en daarnaast is er de specifieke politieregeling. Beide regelingen zijn met een goed doel samengesteld. Wat dat betreft wil ik mij graag aansluiten bij het betoog van de heer Van Raak. Wat er ook gebeurt, het mag niet betekenen dat er roofbouw gepleegd wordt op de agenten of dat het een verdekte bezuinigingsmaatregel is om andere problemen op te lossen. Bovendien is het altijd lastig om weekenden in te vullen, omdat er buitengewoon veel evenementen zijn. De druk op de weekenden is dus groot.

Mijn vraag gaat over de cao. Ik heb mevrouw Hennis er een aantal keren op betrapt dat zij vindt dat de cao een gouden randje heeft en wel heel rijkelijk is opgetuigd. Ik vraag mij af waar onze bondgenoot uit de vorige periode is gebleven. Ook de VVD maakte zich er hard voor, samen met de agenten op straat, om tot een zo optimaal mogelijke cao te komen. Nu het eenmaal zo ver is en er geknokt is voor een goede cao lijkt dat opeens niet meer van belang.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gesproken over een cao in combinatie met politiespecifieke bepalingen. Nogmaals, ook ik sta voor goede voorwaarden voor de politie in Nederland, maar dat betekent niet dat we onze ogen moeten sluiten voor regelingen die niet meer van deze tijd zijn.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Als het gaat om het terugdringen van de lasten en bureaucratie hoor ik ronkende teksten van de minister. Die worden natuurlijk van harte onderschreven door de VVD, maar het moet nu wel gebeuren. Daar maak ik me best zorgen over, want de ambities zijn sky high. Onlangs stuurde een diender mij foto's van een papierwinkel, noodzakelijk om een simpele overtreding af te handelen. De overtreding betrof het op straat voorhanden hebben van een lawinepijl met wat nitraten. De medewerker bijzondere wetten van het betreffende bureau is hier maar liefst twee dagen mee bezig geweest. Kan de minister mij verzekeren dat in het kader van het digitale procesdossier en met het oog op de invoering van een vereenvoudigd proces-verbaal dergelijke foto's over een jaar tot het verleden behoren?

De VVD is met de minister van mening dat de aanpak van de georganiseerde misdaad verder moet worden geïntensiveerd. Het is wellicht niet direct zichtbaar voor de mensen op straat, maar het heeft natuurlijk een zeer ontwrichtend effect voor de samenleving, zeker wanneer de economie via het financiële stelsel besmet raakt met het criminele vermogen. De focus in het publieke debat ligt begrijpelijkerwijs veelal op meer blauw op straat, maar voldoende en gekwalificeerde recherchecapaciteit en dus ook duidelijke prioriteitstelling, zowel landelijk als regionaal, is van cruciaal belang om te komen tot een meer structurele aanpak van die georganiseerde misdaad. Natuurlijk, instelling van een tijdelijke taskforce, zoals onlangs voor Brabant is ingesteld, is goed om een uit de hand gelopen situatie onder controle te krijgen, maar het kan en mag niet de regel worden.

De misdaad internationaliseert, digitaliseert en wordt ook steeds mobieler. Dit stelt nieuwe eisen aan de opsporing. Ik vind eerlijk gezegd ook dat er gesproken moet worden over het soms geforceerde onderscheid tussen blauw en opsporing. Graag de visie van de minister in dezen.

Tot slot nog het volgende. Zichtbaar toezicht en handhaving op straat is en blijft cruciaal. Natuurlijk veel politieblauw, maar niet alleen. Ook de gemeenten dienen bij te dragen aan het zichtbaar handhaven van orde en veiligheid. In dat opzicht is de brief van 24 maart jongstleden van de minister over de wijziging van de Gemeentewet in ieder geval bij mij goed gevallen. Laat ik nog wel benadrukken dat de informatiepositie van de politie op straat niet ondermijnd mag worden. Ik hoop dan ook echt dat er snel werk wordt gemaakt van de wettelijke verankering als het gaat om de operationele samenwerking tussen politie, handhavers en toezichthouders. Ik zou heel graag van de minister willen weten wat hij precies bedoelt met de politietoezichthouder, zoals is opgenomen in de bijlage van het regeerakkoord. Het is immers een functie die nog niet bekend is in de Nederlandse politieorganisatie. Ik wil heel graag weten waar we op dat punt aan toe zijn.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. De politie in Nederland staat aan de vooravond van een megareorganisatie en een belangrijke structuurwijziging in de verantwoordelijkheid van de politie. Dit kabinet gaat met de invoering van de nationale politie het beheer centraliseren en met de samenvoeging van de politie in Nederland in tien regionale eenheden biedt dit een ongekend scala aan efficiencywinst waar uiteindelijk de hele politie en dus ook de burgers in Nederland van zullen profiteren. Een voorproefje van deze structuur heeft de minister afgelopen week laten zien naar aanleiding van het voornemen van burgemeester Jorritsma om een korpschef ad interim voor € 1 600 per dag aan te stellen. Kordaat opgetreden door de minister: binnen een week een zeer goede korpschef ad interim gevonden. Complimenten en voor Flevoland goed nieuws. Kan de minister verder hierover garanderen dat mevrouw Jorritsma evengoed – in de huidige structuur kan zij dat namelijk – niet zo veel geld uitgeeft aan een andere adviseur, namelijk een adviseur voor haar plannen om een samenvoeging te creëren tussen Flevoland en Gooi- en Vechtstreek? Laten we wel zijn, haar bedoeling met die samenvoeging is om korpsbeheerder te blijven en onze bedoeling is tien regio's. Graag hoor ik dat de minister dat uitspreekt. Verder wil ik afspreken dat de politie van nu af aan vanwege de huidige situatie gewoon geen dure externen meer inhuurt.

Plannen voor versoepeling van de arbeidstijden en voor het loslaten van de landelijke arbeidstijdenregeling is een zeer goede zaak. Het dient de knechting van de diender niet om hiermee door te gaan en het dient ook niet de organisatie en de flexibilisering. Ik heb hierover wel twee opmerkingen. De minister moet ervan uitgaan dat door deze versoepelingen het aantal overuren en gewerkte zondagen worden opgehoogd en daardoor extra gaan kosten. Hoe houdt de minister hier rekening mee? In de operationele dienst – en dat is een zorg van de individuele diender – moet nog steeds wel de pauze uitgewerkt worden. Vaak kan die pauze niet worden genoten. Dat betekent extra bureaucratisering, extra papierwerk voor een half uurtje overwerk omdat die pauze niet uitgewerkt kon worden. Kunnen we nu eindelijk niet eens ophouden met deze onzin, die hele belachelijke regeling van het afschaffen van die pauzes? Misschien kunnen we denken in de trant van een uitruil door bijvoorbeeld het eerste halfuur overwerk niet te schrijven. Ik zeg dit met nadruk omdat dit arbeidsvoorwaarden zijn en ik ook weet dat de bonden gaan steigeren als zij dit horen. Overigens zijn deze arbeidsvoorwaarden ook al decentraal weggezet richting de regio’s en we hebben straks een nationale politie, dus kunnen wij hierover gaan onderhandelen in de toekomst. Graag een visie hierop van de minister.

Het aanvalsplan voor minder regels is een hartstikke goed plan. De vermindering met 25% is zeer ambitieus. Ik mis hierbij wel een beetje de concrete doelstellingen. Hoe denkt de minister dit verder uit te werken?

Dan het BVA-BVS-systeem. Ik weet dat er achter de schermen keihard aan wordt gewerkt. Dat is heel goed, maar het nieuwe systeem gaat ook geld kosten. Deze hele toestand is gekomen door het mismanagement bij de vtsPN. Die hele moloch heeft, met alle respect, politie Nederland honderden miljoenen euro's gekost. Ik verwacht dat de minister deze extra kosten niet laat betalen door de politie. De korpsbeheerders hebben deze ellende veroorzaakt, met name de eerste korpsbeheerder die hier de leiding over had. Ik zou zeggen: laat die dan ook gewoon dokken.

Er moet een cultuurverandering binnen de maatschappij komen. Daar zijn wij het bijna allemaal over eens. Burgers moeten meer respect hebben voor elkaar maar ook voor medewerkers in de publieke sector. Dat geldt ook voor bejegening van de politie. De politie zal wat dat betreft met dit kabinet zeker repressiever gaan optreden, maar in de uitstraling en in de mentaliteit van sommige politiemensen moet nog wel het een en ander veranderen. Het politie-uniform straalt geen gezag uit en is ook zeker niet echt praktisch te noemen. De Adviescommissie Kleding zou op 20 april een beslissing nemen over de nieuw ontwikkelde broek. Laten we beginnen met een goede broek en vervolgens met de rest van het uniform.

Een tweede punt betreft de ME-opleiding. De PVV is van mening dat na afronding van de politieopleiding de dan actieve agent altijd een basisopleiding ME moet volgen. Dit versterkt de weerbaarheid tegen geweld en leert de diender nog beter in groepsverband op te treden. Wat vindt de minister hiervan?

Wat de uitlating over de cijfers van het CBS betreft sluit ik aan bij de opmerkingen van mevrouw Hennis-Plasschaert.

Het volgende punt betreft de toelages van de regiokorpsleidingen. Al eerder hebben wij hierover gesproken. Toen heeft de minister aangegeven dat hij met een regeling komt. Wanneer komt die regeling? Wanneer komt de terugbetaling van te veel genoten toelages? Indien je als normale diender, niet zijnde iemand van de korpsleiding, iets hebt gedeclareerd waarvan je weet of had kunnen weten dat je daar geen recht op had, dan kan die enkele poging alleen al reden zijn tot ontslag. Ik verbaas me over het feit dat hier duidelijk met twee maten wordt gemeten. De korpsleiding mag – overigens kennelijk een klein gedeelte – gewoon zelfs zonder rente en boete terugbetalen, terwijl gewone dienders hun pet aan de kapstok kunnen hangen. Ik vind dit ongelofelijk asociaal. Zijn door deze korpschefs geen integriteitseisen geschonden? Zouden dit geen disciplinaire onderzoeken moeten worden? Indien korpschefs weigeren het gehele bedrag terug te betalen, kan de minister dan garanderen dat bij de vorming van een nationale politie even geen plaats meer is voor deze mensen?

Hoe staat het met de motie-Brinkman c.s. over de uniformiteit van competenties, taken en bevoegdheden en zichtbaarheid van de bestuurlijke toezichthouders? Beloofd was dat het kabinet de Kamer daarover medio maart zou informeren.

Het is een goed idee, de regels met betrekking tot veiligheidsfouillering te versoepelen.

De heer Van Raak (SP): Ik heb een vraag over de korpschefs, de cultuurverandering in Nederland, te beginnen bij de politietop. Al die vergoedingen, toelagen en extraatjes die de afgelopen jaren onterecht zijn gegeven, moeten terug. Daar zijn wij het over eens. Maar het lijkt er nu een beetje op dat de minister zich verschuilt. Onterechte vergoedingen en toelagen moeten terug, maar het lijkt er nu op dat de minister zich verschuilt achter juridische procedures. Is de heer Brinkman het met mij eens dat dit nooit een reden mag zijn om korpschefs niet terug te laten betalen?

De heer Brinkman (PVV): Een minister mag zich nooit verschuilen, maar dat doet deze minister ook niet. Ik ben het wel met u eens dat er in juridische zin alles aan gedaan moet worden om dat geld terug te krijgen. Sterker nog, als u goed geluisterd hebt, weet u dat ik vind dat gekeken moet worden naar integriteitseisen en mogelijke schending van die eisen en dat daar disciplinaire onderzoeken aan gekoppeld moeten worden, evengoed als dat ook bij een gewone diender het geval is. Volgens mij zijn wij het daarover eens.

De heer Van Raak (SP): Dan kunnen wij vandaag met elkaar afspreken dat wij niet rusten voordat al het geld terug is.

De heer Brinkman (PVV): Als dat juridisch mogelijk is, kunnen we dat inderdaad afspreken.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

De heer Brinkman (PVV): Ik had het over de veiligheidsfouillering. Die versoepeling is goed, maar die gaat wat de PVV betreft nog lang niet ver genoeg. Zoals ik uit de media heb begrepen, kan de politie enkel burgers aan een veiligheidsfouillering onderwerpen op het moment dat een burgemeester dit verzoek doet voor een bepaald gebied voor de duur van twaalf uur. Ik begrijp van de minister dat deze informatie niet correct is, maar daar straks meer over. Laat ik vooropstellen dat de PVV wil dat uitbreiden voor heel Nederland het gehele jaar door plaats zou moeten vinden. Ik zal uitleggen waarom. Dienders komen tijdens het straatwerk vaak in aanraking met personen waarbij zij een bepaald voorgevoel hebben, een politiegevoel waarbij zij formeel geen zelfstandige bevoegdheid hebben hieraan gevolg te geven. Ik heb dit eerlijk gezegd meerdere keren in mijn eigen politiepraktijk meegemaakt en heb wel gevolg gegeven aan dit voorgevoel, ook al had ik hier, zal ik heel eerlijk erkennen, geen juridische mogelijkheden toe. Maar die keren bleek wel dat mijn voorgevoel terecht was en dat, als ik daar niet aan toe had gegeven, mijn collega of ikzelf in gevaar zouden zijn gekomen doordat ik een vuurwapen tegen was gekomen. Dit is nu precies de reden voor een veiligheidsfouillering. Ik vraag de minister of de informatie klopt. Als het klopt, vind ik dit een halfzachte manier van het invoeren van de veiligheidsfouillering. Ik vraag me echt af waarom deze informatie op dit moment naar buiten komt, terwijl we eigenlijk een wetsvoorstel verwachten. Ik had liever gezien dat er een wetsvoorstel zou liggen voordat hierover in de media wordt uitgeweid.

De heer Dibi (GroenLinks): Wie moeten preventief gaan fouilleren? De PVV hield ons de afgelopen maanden voor: minder regenten, meer agenten. Inmiddels weten we dat de PVV in de gemeenteraad van Den Haag bezuinigingen en ontslagen van agenten steunt. Ik wil wel eens weten of regent Brinkman nu echt meer agenten wil of niet.

De heer Brinkman (PVV): Ik had me hier natuurlijk op voorbereid. Even voor de helderheid: Den Haag moet 11,7 mln. betalen wegens tekorten. Wij hebben binnen de gemeenteraad Den Haag aangegeven dat de gemeente Den Haag er goed aan zou doen, zich voor te bereiden op het uit eigen zak wegwerken van die tekorten. Zo geeft Den Haag 180 mln. uit aan een cultuurcentrum – daar is de heer Dibi dan weer een groot voorstander van – waar niemand op zit te wachten. Dat is voldoende om de tekorten voor vijftien jaar aan te vullen. Nog een voorbeeld van onzinnige verkwisting in Den Haag: er wordt 30 mln. voor een loopbrugje in de haven van Scheveningen uitgetrokken en er wordt 3 mln. extra uitgetrokken om Den Haag groener te maken. Wat wil de heer Dibi nu? Wil hij die loopbrug, meer groen, meer cultuur of wil hij net als wij dat de tekorten weggewerkt worden en dat er ook in Den Haag een goed politiekorps is?

De heer Dibi (GroenLinks): Eerst beloofde de PVV Nederland 10 000 agenten. Toen werden het in het regeerakkoord 3 000 agenten. Nu is het een mop geworden, want het zijn 3 000 agenten die niet ontslagen worden. Inmiddels steunt de PVV in Den Haag een voorstel voor 200 agenten minder in deze kabinetsperiode. Dat geldt komt van de rijksoverheid, niet van de gemeenteraad. Mijn vraag is: steunt de PVV ontslagen van agenten of is de PVV bereid om met mij een motie in te dienen waarin wij het kabinet oproepen om die ontslagen onmogelijk te maken?

De heer Brinkman (PVV): De heer Dibi maakt er echt een puinhoop van. Om te beginnen hebben wij niemand iets beloofd. Wij zijn net als andere normale partijen de campagne ingegaan met allerlei verkiezingsideeën, met een verkiezingsprogramma. Wij hebben niet beloofd dat een stem op de PVV zou leiden tot 10 000 extra politieagenten. Wij hebben daar wel voor gepleit en wij hebben dat natuurlijk ook in de onderhandelingen geopperd. In de onderhandelingen is er bijna een half miljard voor de hele veiligheidssector uitgetrokken. Dat is meer dan GroenLinks in gedachten had voor de politie. Sterker nog, ook GroenLinks had veel minder geld ter beschikking voor de politie. Daar komt bij dat, hoe je het ook wendt of keert, er nogal wat lijken in de kast lagen bij het voormalige BZK.

De voorzitter: Mijnheer Brinkman, wilt u het kort houden?

De heer Brinkman (PVV): Ik wil graag een degelijk antwoord geven, voorzitter.

De voorzitter: Ja, maar een degelijk antwoord kan ook heel kort zijn.

De heer Brinkman (PVV): Precies. Dat betekent dat dit kabinet die lijken op moest ruimen. Hoe je het wendt of keert, wij kunnen met dit kabinet voor het eerst wel de mensen betalen die op papier staan. Dat is de laatste jaren niet het geval geweest.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik wil een aantal punten onder de aandacht brengen van minister Opstelten en zijn staf. Het eerste punt betreft de nationale politie. De minister wil in rap tempo een nationale politie neerzetten. Hij is dat al aan het invullen en optuigen, terwijl de Kamer nog niet eens het wetsvoorstel nationale politie onder ogen heeft gekregen. De minister maakt goede sier met persberichten waarin staat dat het aantal politiebazen weg moet. Een bezem door de politietop. Ik zou zeggen: een tien voor tempo. Maar ik wijs de minister ook op het risico dat we misschien over een paar maanden een vier moeten geven voor de zorgvuldigheid en dat zouden we niet willen. In de wandelgangen hebben we het al gekscherend over een epd'tje, want we gaan natuurlijk pas echt aan de slag als er een wetsvoorstel is dat zorgvuldig is becommentarieerd door de Raad van State en in de Tweede en Eerste Kamer is behandeld. Ik zou willen waken voor het doen van allerlei uitgaven voordat er helderheid is over hoe we omgaan met die wetgeving. Geen misverstand: onze fractie is nog steeds voor een nationale politie. Wij vinden ook dat je tempo moet houden, maar wel in balans met de zorgvuldigheid. We hebben het over een heel complexe operatie, over een grootschalige omvorming van de Nederlandse politie. Ik vraag de minister dan ook om geen stappen te zetten die later niet meer onomkeerbaar blijken te zijn. Ik vraag de minister of hij het een goed idee vindt om parallel aan de behandeling van het wetsvoorstel over enige tijd in deze Kamer met de Kamer te spreken over het uitvoeringsprogramma. Volgens mij hangen die dingen wel met elkaar samen. Stel je voor dat we iets wijzigingen in het wetsvoorstel, dan heeft dat consequenties voor het uitvoeringsprogramma.

Ik heb er nog wat meer specifieke vragen over. Eerst over de kwartiermaker. Is het de bedoeling dat de kwartiermaker die per 1 mei komt ook de toekomstige blauwe baas wordt waar onze fractie om heeft gevraagd? Kan de minister aangeven of die blauwe baas uiteindelijk rechtstreeks onder de minister valt? De kwartiermeester valt namelijk niet onder de minister, zo heb ik mogen zien in het organisatieschema. Uit dat schema blijkt ook dat de chief information officer niet direct onder de kwartiermeester komt te vallen. Gezien de huidige ICT-problematiek lijkt mij dat onverstandig. Deelt de minister deze zienswijze?

Ook zou ik onder de aandacht willen brengen dat in de nationale korpsleiding de taken van de politie nu wel erg worden gestapeld. Voor onze fractie is het belangrijk om een evenwichtige spreiding van die taken, en daarmee een verstandige span of control, van de leidinggevende te hebben. Is de minister bereid om de basispolitiezorg, de handhaving en de opsporing die nu in een persoon vertegenwoordigd zijn, te spreiden over meerdere personen?

Dan de regioburgemeesters. Mijn fractie wil af van de bestuurlijke drukte bij de aansturing van de politie. Wat vindt de minister van het idee om geen regioburgemeester aan te stellen, maar de burgemeesters zelf een roulerend voorzitter uit hun midden te laten kiezen en op die manier invulling te geven aan de regionale onderlinge afstemming?

Wij zouden graag zien dat de minister ingaat op het eventuele risico dat de tien regionale eenheden zich toch gaan zien als tien aparte koninkrijkjes. Wat is de wisselwerking tussen die tien eenheden? Zijn er personele relaties bedacht? Kan de minister toelichten hoe het KLPD als bovenregionale voorziening in de nieuwe landelijke structuur is bedacht? Vindt de minister het een overweging om van het KLPD een elfde eenheid te maken?

Het tweede onderwerp betreft de budgetverdeling. In mijn tekst staat: en dan nu een goede grap over die 3 000 extra agenten. Maar die kwamen er niet, dus die grap gaat ook niet door. We hebben het dus over het verdelen van de schaarste en dat is al ernstig genoeg. Ik vraag de minister oprecht en serieus of hij het verantwoord vindt, met de vele prioriteiten, ook de vele nieuwe prioriteiten bij de korpsen, dat deze verdeling zonder dat er extra mensen komen nu wordt neergezet. Ik vraag ook specifiek aandacht voor de problematiek bij Haaglanden en Hollands Midden. Ik begrijp de rationaliteit achter de berekening, maar als dat één korps gaat worden, betekent dit 300 mensen minder. Dat lijkt mij problematisch. Ook heb ik een vraag hoe het zit met de aspiranten. Uit het Rotterdamse is ons bericht hoe die worden meegeteld. Zij zijn maar voor 40% inzetbaar. In welke mate zijn die meegeteld, afgetrokken enzovoort.

Het derde punt betreft ICT. Een aantal sprekers voor mij heeft daar al belangrijke opmerkingen over gemaakt. Die deel ik van harte. Kan de minister toelichten waarom hij aanvullend onderzoek wil laten uitvoeren? Vindt de minister lopende onderzoeken van de Rekenkamer en de HEC-rapporten niet afdoende?

Tot slot het Aanvalsplan bureaucratie. Toen ik de eerste drie pagina's las, had ik hetzelfde gevoel als mijnheer Van Raak, zoals ik vanmorgen uit de krant begreep. Het stelde in eerste instantie niks voor, maar later werd het wat concreter en hoopvoller. Ik ben het van harte eens met de inspanningen en de maatregelen die daarin staan. Het is een mooie ambitie maar ik vraag me toch af waar die 25% vermindering betrekking op heeft. Is er een nulsituatie? Kunnen we dat echt serieus meten en bekijken? Is er in een evaluatiemoment voorzien?

Verder stip ik nog een aantal kleine punten aan.

De voorzitter: Heel snel.

De heer Schouw (D66): Ja, heel snel. Ik ben bezorgd over de voorgenomen wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur. Dat wordt tussen neus en lippen gemeld. De minister zal weten dat wij hem daar streng op zullen bevragen te zijner tijd. Hetzelfde geldt voor het eenvoudiger maken van het opvragen van de procedure om gegevens van derden te bekijken. Wij zijn het er van harte mee eens om het aantal functies van 7 000 naar 100 terug te brengen. Complimenten daarvoor. Wij vragen ook aandacht voor het doen van aangifte via nieuwe ICT-technologie, bijvoorbeeld via een webcam. Dat kan heel wat kosten en administratieve procedures besparen.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Laat ik allereerst namens de CDA-fractie waardering uitspreken voor de bijna 50 000 politiemannen en -vrouwen die onze veiligheid dag en nacht bewaken. Wij hebben gewoon een goede politie, maar die kan beter. Daar willen we op inzetten.

Dat gaat langs verschillende lijnen. Allereerst de structuur van een nationale politie, waar het CDA jaren voor heeft gepleit. Nu gaat het er eindelijk van komen per volgend jaar januari. Het gaat volgens de lijn van het budgetverdeelsysteem. Je kunt natuurlijk alles veranderen, maar we moeten daarbij serieus kijken naar de cultuur bij de politie. De CDA-fractie wil daar een aantal piketpaaltjes voor uitzetten. Wij willen een dienstbare robuuste politie, een politie die boeven vangt, een politie die bereid is om aangifte op te nemen. Het moet een politie zijn die ook op het platteland te bereiken is. Ik noem de aanrijdtijden. Ik ben heel blij dat daarvoor in de herijking nadrukkelijk een plaats voor is. Ook moet het een politie zijn die met haar tijd meegaat, die zich de nieuwe technieken eigen maakt.

Allereerst vraag ik de minister naar de kwartiermaker. Dat moet er een zijn met bloed in de aderen. Is het de bedoeling dat hij of zij ook de toekomstige politiechef wordt?

Ten tweede noem ik het Aanvalsplan bureaucratie. Dat lijkt mij ontzettend nodig. Wat ons betreft kan dat niet snel genoeg gaan. Natuurlijk moeten we heel scherp zijn op veiligheid en gezondheidszorg, maar wanneer de Arbeidstijdenwet zo klemmend werkt – het bid komt vanuit het veld – moeten wij niet schromen om daar met nieuwe inzichten naar te kijken. Boeven nemen namelijk geen pauze; die werken 24 uur door.

Ik wil vervolgens stilstaan bij de WOB. In tegenstelling tot mijn buurman is dat een hobby geworden van sommige zelfs commerciële bureaus, heb ik in het Rotterdamse begrepen. Bureaus leggen zich erop toe, waardoor er heel veel aanvragen bij de politie binnenkomen. Ik vind het een goede zaak dat de WOB er is voor democratische controle, maar het moet geen hobby worden van sommige commerciële bureaus, die gewoon gelden krijgen als de antwoorden te laat komen. Wanneer die bureaus opeens 2000 aanvragen doen, kunnen die natuurlijk nooit op tijd worden beantwoord. Het betreft allerlei vragen, onder andere over veiligheidsplannen, de Afghanistantop, in welke ambassades mensen een wapen dragen, schutterijverenigingen. Daar is die wet niet voor bedoeld. Ik heb daar indertijd een motie over ingediend. Dus ik ben content dat dit daadwerkelijk wordt opgepakt.

Ik heb eerder ook gewezen op het betalen van griffierechten voor vele onterechte klachten tegen onze politiemensen. Op jaarbasis betreft dit ongeveer 7 000 klachten. Ik geloof dat 90 tot 95% van die klachten niet terecht is. Dat kost heel veel werk. Wij zijn nu bezig met de griffiekosten bij rechtbanken. Als je je recht wilt halen, betaal je griffiekosten. Als je een klacht wilt indienen, deponeer je een klacht. Als die reëel is, is er niks aan de hand; is die niet reëel, dan ben je je griffiekosten kwijt. Ik daag de minister uit om daarnaar te kijken.

Dan kom ik bij FOBO, frontoffice/backoffice. Dat functioneert heel goed. Agenten kunnen op straat blijven. Als zij zaken willen doorgeven, hoeven zij niet meer terug naar het bureau. Waarom zet de minister dat niet veel sneller in de markt? We zijn daar al twee jaar mee bezig en nog zijn we in een experimenteerfase. We zijn begonnen met een kleine plaats, we gaan nu naar een wat grotere plaats en dan naar een nog grotere plaats. Ik zou zeggen: rol het uit. Dat scheelt heel veel.

Ik mis ook een ander experiment, namelijk het aangifte doen van het verlies van paspoorten en rijbewijzen bij de gemeente in plaats van bij de politie. Ik dacht te weten dat Amsterdam in het tijdsbestek van een halfjaar 10 000 manuren winst heeft geboekt. Ik zou zeggen: voer dat morgen in. Ik zie dat niet terugkomen.

Ik sluit mij ten aanzien van ICT aan bij de overige sprekers. Wat gaat er nu gebeuren parallel aan de Rekenkamer? Waar zet de minister nu op in? Krijgen we een ander systeem? Er zijn veel signalen dat het niet functioneert. Het functioneert al een tijd niet. Dat is nijpend voor de veiligheid van agenten. Als je op een gegeven moment niet meer kunt communiceren, je kunt geen kentekens meer uitwisselen en je kunt geen informatie meer opvragen, kan de veiligheid van agenten in gevaar komen.

Ik ben positief geschrokken over een gesprek met Taskforce Brabant over de aanpak van wietteelt. Ik meen dat ook een aantal collega-Kamerleden met vertegenwoordigers daarvan hebben gesproken. Ik ben blij dat er nu een integrale aanpak is van politie, OM, FIOD, CIOD, douane en gemeente. Ik heb in mijn naïviteit altijd gedacht dat die werkwijze in Nederland overal plaatsvindt. Klaarblijkelijk is dat niet het geval. Ik hoor graag van de minister of ik daar gelijk in heb. Ik kreeg nu inzichten in de handel in wietteelt. Mensen met een inkomen van € 22 000 bewonen een villa van 1,6 mln. zonder hypotheek. Dan hadden er natuurlijk allerlei toeters en bellen moeten afgaan, maar juist door deze aanpak is dat boven water gekomen. Het verbaast mij dat het juist met deze Taskforce naar voren is gekomen. Als deze werkwijze nog niet gangbaar is in andere regio's, moeten we daar morgen mee beginnen. Dat wil ik de minister meegeven. Ik raad de minister aan om die Taskforce nog even in de benen te houden. Daar moet men niet morgen mee ophouden. Men heeft gevraagd of het door kan gaan tot 2013 en dat lijkt mij heel redelijk.

Dan de acht onterechte vergoedingen. Ik vind dat heel zuur en navrant. Een gewoon agent die foutief zijn handtekening onder een verklaring of een declaratie zet, wordt ontslagen. Nu kunnen we heel lang en breed discussiëren over het juridische aspect, maar ik vind dat de minister de korpsbeheerders nadrukkelijk moet aanspreken op het morele aspect. Over het juridische aspect kunnen we heel lang bakkeleien, maar ik vind dat een moreel beroep moet worden gedaan op die acht om dat geld terug te geven.

Dan Flevoland. Ik vind dat niet van deze tijd. Ik ben zelfs gebeld door commissarissen die daar wilden beginnen voor de helft van het geld. Minister, we moeten daar gewoon klip-en-klaar over zijn. Dat geld komt namelijk uit dezelfde politiezak en met alles wat je meer geeft, blijft er minder over. Ik vind het kordate optreden van de minister goed. Wel wil ik de minister nog wijzen op een motie van mij uit 2009. Ik ga er wel van uit dat die korpschef daar nu gaat wonen. Dat heeft de Kamer geëist.

Ten slotte wil ik weten hoeveel aspiranten naar de politieacademie gaat. Gaan we de 2000 halen? Daarnaast is de rijvaardigheid nog helemaal niet op het niveau zoals de Kamer dat graag ziet.

De heer Brinkman (PVV): Ik juich de opmerking van de heer Çörüz toe dat mensen die dergelijke toelagen krijgen normaliter ontslagen worden. Dat is ook zo. Is hij het met mij eens dat, nu het om korpschefs gaat, er een disciplinair onderzoek zou moeten komen?

De heer Çörüz (CDA) Ja, gelijke monniken, gelijke kappen. Ik geef niet voor niets het voorbeeld van die declaratie of verklaring als sprake is van valselijk onrechtmatig. Dat staat er en dat vind ik een belangrijk uitgangspunt. Het is niet zo dat er twijfel is. Het gaat erom dat de gelden onrechtmatig zijn verkregen. Dan vind ik dat sprake moet zijn van gelijke monniken, gelijke kappen. Ik zou niet weten waarom ik dat anders zou moeten beoordelen.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik citeer een resolutie die onlangs is aangenomen. Het CDA-congres is van mening dat het aantal van 500 voltijds dierenpolitieagenten veel te hoog is zolang niet is uitgezocht hoeveel er nodig zijn en wat zij moeten doen. Daarom dient eerst uitgezocht te worden hoeveel dierenpolitieagenten Nederland daadwerkelijk nodig heeft en wat hun takenpakket zou moeten zijn. Zolang die onderzoeken lopen mogen er maar mondjesmaat deeltijds dierenpolitieagenten komen. Deze Nederlandse animal cops mogen niet afgaan van de politiesterkte. Iedereen ziet natuurlijk een motie aankomen. Is de heer Çörüz bereid om naar deze congresuitspraak te handelen?

De heer Çörüz (CDA): Ik vind het niet opportuun om hier te debatteren over een CDA-aangelegenheid. Dit is een CDA-resolutie en wat de taken van de animal cops zullen zijn, wordt nog bekeken. Wij praten hier met de minister, we bekijken hier geen CDA-resoluties.

De heer Dibi (GroenLinks): Inderdaad praten wij hier nu met elkaar en het CDA-congres ligt achter ons. Ik vraag de CDA-fractie in de Tweede Kamer wat zij gaat doen naar aanleiding van deze aangenomen CDA-resolutie. Is de heer Çörüz bereid om deze uitspraak ook in de Kamer te verwoorden?

De heer Çörüz (CDA): Wij zijn altijd bereid om heel goed naar onze achterban te luisteren, dat zal geen verrassing zijn. Maar wij zijn ook onze handtekening waard. Wij hebben onze handtekening gezet onder het regeerakkoord. Ik wil hier geen verwachtingen wekken die ik niet kan waarmaken. Het traject van de animal cops loopt. Wat er gaat gebeuren of niet, wij zien de plannen van het kabinet tegemoet en zullen daarover debatteren. Ik luister goed naar mijn achterban, maar dit vind ik een interne CDA-aangelegenheid.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Agenten zijn niet zielig en hoeven niet gepamperd te worden. Maar als de arbeidstijden echt niet meer van deze tijd zijn, is de GroenLinks-fractie best bereid om daarover een open discussie te voeren, wetende dat die arbeidstijden structureel worden overschreden. Men moet niet doen alsof het alleen een probleem aan die kant is. Belangrijker dan dat vindt GroenLinks dat politieagenten in staat moeten worden gesteld om hun taak uit te oefenen. Een van de belangrijkste kerntaken van de overheid is veiligheid. De centrale vraag in dit debat is voor mij dan ook: wat is de bijdrage van dit kabinet aan de professionals die de straten veilig houden, die misdrijven oplossen, die ons allemaal een veilig gevoel willen geven?

Het spatte af van het papier van het regeerakkoord: investeren in veiligheid met 3 000 extra agenten. Er zou dus worden geïnvesteerd in politie. Er ontstond later wat onduidelijkheid, maar gelukkig kwam de motie-Van Raak/Hennis die ervoor waarschuwde dat het niet zou worden geaccepteerd als er toch ontslagen zouden komen; er mocht dus niets afgaan van de operationele sterkte. Voor mij werkte dat geruststellend. Wie de stukken leest, wordt ook aangestoken door de optimistische toon van deze minister: plannen van aanpak heten «aanvalsplannen», problemen worden eventjes getackeld, kortom Opstelten stelt orde op zaken. Maar achter de voorpagina's, achter de nieuwsitems en achter de oneliners schuilt een heel bittere realiteit. Dit kabinet kiest er bij zijn volle bewustzijn voor om de politiesterkte in te krimpen en niet uit te breiden, en verdoezelt dat door niet alleen politieagenten, maar ook aspiranten, dus agenten in opleiding, mee te tellen voor de totale operationele politiesterkte. Iedereen weet dat politieaspiranten niet voor elke politietaak kunnen worden ingezet; sterker nog, zij kunnen maar voor 40% van de taken worden ingezet. Voor heel veel grootstedelijke politiekorpsen betekent dit minder professionals, minder agenten in opleiding en dat komt de veiligheid op straat, een van de prioriteiten van het kabinet, niet ten goede. Een voorbeeld: in de ministeriële voorstelling van zaken, in de wereld die dit kabinet wil uitdragen op bijvoorbeeld de voorpagina van De Telegraaf, zal het politiekorps Rotterdam-Rijnmond slechts 31 fte hoeven in te leveren. Maar als je dit aantal corrigeert voor de politieaspiranten, kom je uit op het onthutsende getal van 295 fte. Ik zou ook de regio Haaglanden of Amsterdam-Amstelland kunnen noemen. De minister dient eerlijk te gaan communiceren over de plannen met betrekking tot de politie. Met klem wil ik duidelijk maken dat dit voor de GroenLinks-fractie steeds zwaarder gaat wegen. Ik vraag minister Opstelten dan ook om alle tabellen te corrigeren. Ik geloof er namelijk niets van dat de huidige operationele politiesterkte van 49 500 überhaupt gehandhaafd kan worden. Met boekhoudkundige trucs lijkt de minister een waanbeeld in stand te willen houden en dat is een uiterst verontrustende gedachte, zeker voor Kamerleden die moeten controleren, maar ook voor Nederlanders die moeten controleren of het kabinet een van zijn belangrijkste beloften wel nakomt.

Het is op zich prima dat het kabinet allerlei extra taken op bordjes van agenten legt: ze moeten op illegalen gaan jagen, ze moeten op boerka's gaan jagen, op mishandelde cavia's, op knetterstonede pubers, op prostituanten die de infolijn niet hebben gebeld. Maar als er geen extra agenten bijkomen, zal dit allemaal moeten met de huidige capaciteit. Er gaat dus niks van af. Of kan de minister mij straks duidelijk maken wat er van de taken afgaat? Alles bij elkaar optellend, zie ik dat de citroenen worden uitgeknepen. Daarbij komt dat de salarissen worden bevroren, dat van minder bureaucratie nog geen sprake is. De voorbeelden van papier stapelen, van mevrouw Hennis, krijgen we namelijk al jaren voorgeschoteld, in elk debat, maar nog steeds krijgen we geen zicht op wat er netto van afgaat. En nu zouden ook de arbeidstijden te riant zijn, of hebben ze volgens mevrouw Hennis een gouden randje. Ik zie al met al een kabinet dat slecht is voor agenten, dat zorgt voor minder blauw op straat. Ik wil dat de minister dit of eerlijk durft te zeggen, of zegt: inderdaad, meneer Dibi heeft gelijk, wij gaan dit veranderen. Dan kunnen we zaken met elkaar doen; niet met wat we dagelijks zien op de voorpagina's van De Telegraaf – vandaag weer, met dat preventieve fouilleren – of als het kabinet van de daken schreeuwt dat het zo hard on crime is en van de law and order, en tegelijkertijd bezuinigt en niet eerlijk communiceert over de echte cijfers. Dat soort zaken zullen het vertrouwen in de politiek op de lange termijn alleen maar beschadigen. Ik zeg dit overigens ook aan het adres van de PVV. Het kabinet komt er wel mee weg op de korte termijn. Het zal waarschijnlijk ook de peilingen wel ten goede komen en dus krijgt deze minister vast hogere cijfers in allerlei analyses – en gedeeltelijk terecht, want ik ben het eens met de optimistische toon van de minister over de veiligheid – maar achter het vernislaagje zie ik veel andere dingen en ik wil dat de minister daar eerlijk over is. Als de minister niet eerlijker gaat communiceren daarover, en ook over de beloften in het regeerakkoord, bijvoorbeeld dat er 3 000 extra agenten zouden komen, zal GroenLinks daarop zwaarder gaan inzetten in de debatten. Ik kondig sowieso een VAO aan.

De voorzitter: Dat is al snel.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Dat geeft in ieder geval het perspectief dat wij deze tot nu toe fraaie gedachtewisseling zullen kunnen voortzetten.

Veel te vaak kregen wij klachten uit de grote en uitgestrekte landelijke regio's, waar 's nachts maar één politieauto rondrijdt. Als je een beetje slimme crimineel bent, ga je daar dus wat kattenkwaad uithalen, vervolgens zelf de politie opbellen en daarna ergens anders echt toeslaan; dat is maar al te vaak gebeurd. Die ene auto kan, helaas en ondanks alle techniek, echt niet op twee plekken tegelijk zijn. Dat is ook de reden waarom mijn collega, de heer Van der Staaij die hier vanmiddag niet kan zijn, twee jaar geleden een motie indiende voor meer politie op het platteland, met een verzoek om aanpassing van het verdeelsysteem daarvoor. Die motie kreeg gelukkig een Kamermeerderheid en de vorige minister zegde toe, het verdeelsysteem aan te passen om aan de bezwaren tegemoet te komen. En nu is er een besluit van de minister.

Wij zijn dus blij dat de minister zoekt naar een oplossing voor het ommeland. De grote steden klagen nu, begrijpelijkerwijs, dat zij veel moeten inleveren. Natuurlijk is dat pijnlijk, want elke regio wil het liefst meer geld voor de politie. Ik kan mij vinden in een deel van de betogen van daarnet. Maar ja, als er 30 mld. moet worden bezuinigd – dus geen 18, maar 30, want we zijn er nog lang niet – zul je keuzes moeten maken. Laten de korpsen echter niet vergeten dat ze jarenlang te veel geld hebben gehad, wat blijkt als je goed naar de cijfers kijkt. Dat is een trieste constatering; soms gaat het zelfs om ruim 20% van het budget. Dat mag ook wel eens duidelijk naar voren komen.

De minister heeft de voorstellen van de budgetstuurgroep aangepast: hij smeert de herziening uit, met 6% over 4 in plaats van 3 jaar, van 2 naar 1,5%. Kan de minister aangeven hoe hij tot deze keuze is gekomen? In de brief staat wel een algemene formulering, maar ik hoor de minister daar graag wat specifieker over. Dit zorgt er immers wel voor dat de korpsen die recht hebben op meer – en dat zijn maar liefst 21 van de 25 korpsen – langer moeten wachten op extra budget. Geldt hierbij niet dat korpsen die minder krijgen, hiervan al geruime tijd afweten? Waarom extra vertragingen bij de invoering van het budgetverdeelsysteem?

De minister past ook nog een extra correctie toe voor korpsen die buitengewoon veel voor- of nadeel ondervinden. Wanneer je de percentages op een rijtje zet, blijkt dat een behoorlijke correctie heeft plaatsgevonden. Het lijkt mij dat de minister een en ander wat subjectief inkleurt en het is de vraag of we dat wel moeten willen. Het zou mooier zijn om van de objectiviteit van het verdeelmodel uit te gaan. Waar beland je anders? Tja, bij een subjectieve inschatting door ambtenaren en minister, maar het was nu juist de bedoeling om daarvan af te komen. Ik vraag de minister dus welke keuzes er precies zijn gemaakt. Graag krijgen wij – en dat mag ook later, dat hoeft niet nu, ter plekke – een beter inzicht, uitgesplitst naar de precieze gevolgen van de wijzigingen. Ik verwijs nu naar tabel 6.3 van de herijking van het budgetverdeelsysteem, waaraan een kolom zou moeten worden toegevoegd om deze wijzigingen precies aan te geven. In een voetnoot staat dat ervoor is gekozen om af te wijken als het groter is dan twee keer de gemiddelde aansluitverschillen tussen het ene model en het andere. Ik ga de minister daarop niet bevragen, maar dat zijn geen objectieve keuzes; dat zijn heel subjectieve keuzes, waarvoor je nog 20 andere keuzes zou kunnen maken. Zo belanden wij in het moeras van de methodologie en de grote vraag is of we dat wel willen.

Nu de nationale politie. De SGP is erg benieuwd naar de precieze vormgeving van de lokale zeggenschap. Voor onze fractie is dat straks een cruciaal onderdeel bij de beoordeling van de vraag of er wel een nationale politie moet komen. Wanneer krijgt de Kamer de nota van wijziging waarmee dit allemaal wordt geregeld? Het moet niet zo zijn dat gemeenteraad en burgemeester van de gemeenten die onder de nationale politie vallen, maar moeten accepteren wat elders wordt beslist over de inzet van politie. Hoe zal het proces precies gaan, wat is hun beïnvloedingsmogelijkheid, worden zij betrokken, moeten zij uiteindelijk ook hun instemming geven? Ik begrijp dat we over de detailvragen later nog komen te spreken, maar voor de grote lijn wil ik wel de visie van de minister horen. Hoe kijkt hij hiertegenaan? Verwacht de minister eigenlijk niet te veel van de bestelwijziging? In het verleden is gebleken dat de verwachtingen van stelselwijzigingen altijd hooggespannen waren, maar de realisatie zich daar niet altijd goed toe verhield.

Ik ga verder met het lokale veiligheidsplan. Zoals het er nu naar uitziet, lijkt het vooral een sociaal plan voor de veiligheid te zijn. Dat is belangrijk, maar het risico is groot dat het slechts een papieren verhaal wordt, terwijl geen enkele agent extra in de gemeenten terechtkomt. Wil de minister ervoor zorgen dat de politie ook echt verplicht zal zijn om zich aan de gemeentelijke preventieve plannen te houden?

Nu de werktijden bij de politie. Anders dan diverse collega's, vinden wij dat politieagenten in principe het recht hebben om in de weekenden zo veel mogelijk thuis te zijn. Dat is niet alleen goed voor hen, maar ook voor hun familie en iedereen daaromheen. Natuurlijk moet het werk gebeuren, maar het is de vraag hoeveel werk er moet gebeuren. Leidt de keuze van de minister voor minder dan 26 vrije weekenden er niet toe dat er juist meer werk dan nodig zal plaatsvinden op zondag en zaterdag? Je kunt je afvragen of je dat moet willen en of dat goed is voor de politieagent. Hoe wordt voorkomen dat er steeds meer werk naar die zondag en zaterdag wordt verschoven, zonder dat dit echt noodzakelijk is? En moeten de werknemers daar hun instemming niet voor geven? Volgens ons kunnen de arbeidsvoorwaarden op dit gebied namelijk niet eenzijdig worden gewijzigd.

Tot slot de Basisvoorziening Handhaving. Het is een goede zaak dat wordt bekeken hoe de computersystemen van de politie kunnen worden verbeterd. Dat is hard nodig, belangrijk, er heerst momenteel grote ontevredenheid over. Maar juist daarom kan de minister ook toezeggen dat de mensen die er daadwerkelijk mee te maken krijgen, worden betrokken bij de bouw en ontwikkeling van de nieuwe systemen, zodat wordt voorkomen dat zij straks wederom ontevreden zullen zijn.

De voorzitter: Ik dank de leden voor hun bijdrage. Wij zullen een vijftal minuten schorsen, daarna volgt de beantwoording door het kabinet.

De minister zal antwoorden in blokken. Er geldt een maximum van twee interrupties.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden van de commissie voor hun opmerkingen en betrokkenheid. Iedereen had het over de vormgeving en de noodzaak van de nationale politie. Ik bespeur een duidelijke meerderheid voor de nationale politie, al worden hier en daar accenten aangegeven. Dat is plezierig. Ik ben het met de heer Van Raak eens: natuurlijk brengt dit een structuur- en een cultuurverandering mee. Die kans is aanwezig, omdat iedereen dit wil. Wat belangrijk is: ik bespeur ook een groot draagvlak bij de politie; niet alleen in de top, maar ook bij de politiemensen op straat. De laatsten vraag ik vaak wat zij ervan vinden, welke accenten zij zouden willen. Ik zeg ook: ga zo door. Dat is een teken van mijn optimisme. Dit is dus geen somber verhaal; ik ben hiermee bezig en geloof dat het moet gebeuren. Het is dus ook geen politiek punt, maar iets wat wij samen tot stand moeten brengen om de politie beter te laten functioneren.

Ik wil er geen enkel misverstand over laten bestaan dat ik de Kamers op geen enkele wijze voor de voeten zou willen lopen. Ik wil ook op geen enkele manier onomkeerbare stappen zetten; anders zou ik ook niet goed bezig zijn. Ik zou dit hier ook wel vijf keer willen herhalen. Dat is mijn absolute randvoorwaarde. Ten tweede worden natuurlijk ook geen extra budgetten ingezet, waardoor de kans zou bestaan dat geld over de balk zou zijn gegooid als een van de Kamers nee zou zeggen. Dat gaat dus niet gebeuren, zo zit ik totaal niet in elkaar. Wat wel gaat gebeuren, is dat we een plan gaan maken, om klaar te zijn als het zover is. Iedereen verwacht dit ook van ons. Maar tegelijk doen we nu een aantal dingen die nu, in dit bestel, noodzakelijk zijn, en die eigenlijk altijd moeten gebeuren. Ik heb het bijvoorbeeld over de ICT. Als ik zeg dat daarvoor een kwartiermaker moet komen, is dat natuurlijk ook de beoogde korpschef. Dat doe ik om juist geen onomkeerbare stappen te zetten, en om respect voor de Kamer te tonen. Deze heeft nu natuurlijk een andere positie dan later, als blauwe baas. Dit lijkt mij juist voorzichtigheid. Daardoor vindt ook een zekere inbedding plaats, maar wel een noodzakelijke inbedding om goed te kunnen functioneren in verhouding tot de Tweede Kamer en de senaat, waardoor ik ook kan waarmaken dat er geen onomkeerbare stappen zullen worden gezet. Het wetsontwerp ligt nu bij de Raad van State. Ik hoop het wetsontwerp ruim voor het zomerreces bij de Kamer te kunnen indienen, zodat de Tweede Kamer daarna aan bod is en dan natuurlijk de Eerste Kamer. Inderdaad is 1 januari ambitieus, maar laten we gewoon ambitieus zijn. Neemt u mij het ook niet kwalijk als ik dat ben. En waarom zou het niet kunnen? Maar als we het niet halen, zullen de processen moeiteloos kunnen worden bijgesteld. Ik weet als geen ander dat het tempo door de Kamers wordt bepaald en niet door mij. Ook moet een kwartiermaker worden aangesteld om een vliegende start te kunnen maken zodra het zover is. Dit vereist natuurlijk een bepaalde dynamiek die in het veld aanwezig is en waarop je moet inspelen. Dit zijn, in grote lijnen, de antwoorden die ik wil geven.

De regioburgemeester zal aan de orde komen in het wetsontwerp. Het kabinet heeft een keuze gemaakt en dat is niet voor niets gebeurd. Wij hebben hier ook een paar keer over gesproken. Dit komt allemaal in het wetsontwerp aan de orde. Wat is gezegd over de positie van het lokaal gezag vind ik ook belangrijk. Met name de heer Dijkgraaf sprak hierover. Het is een van de centrale punten in mijn betoog en optreden, overal in het land: het lokaal gezag, de burgemeester en de officieren van justitie, moet de positie krijgen om als opdrachtgever van de politie op te treden; dat bepaalt dus wat de politie moet doen. Via het wetsontwerp zullen wij bepalen of beoordelen of dat sterk genoeg is. Ik ben er zeer ontvankelijk voor om dat zo sterk mogelijk te verankeren. Het zal mijn missie zijn in het hele land om de positie van de raad en de positie van de burgemeester te versterken. Daartoe is er het Integraal Veiligheidsplan en dat moet erin worden opgenomen en vastgesteld. Dat wordt de basis voor het optreden en de gezagspositie van de burgemeester. Daarmee is de versterking van de positie van de burgemeester jegens de politie democratisch goed verankerd. Ook dit lijkt mij een belangrijke opmerking.

De heer Schouw heeft gevraagd of er wisselwerkingen zijn. In het programma van uitvoering staat dat het KLPD ook een soort eenheid is waar een kwartiermaker zou moeten komen. Die komt er dus ook. Verder sprak mij aan wat de heer Schouw zei over het proces. In de Kamer zal het wetsontwerp worden besproken. De uitvoering, de gang van zaken rond het uitvoeringsprogramma, laten we daaraan parallel lopen. De Kamer kan zo volgen wat wij doen, kan daarop inspelen en dat controleren. Ik vind dat een uitstekend idee. We creëren zo de goede situatie waarin wij de Kamer telkens informeren over de stand van zaken. Ik wil hierover geen enkel misverstand laten bestaan. Dit lijken mij de hoofdlijnen van mijn antwoord op de vragen over het thema «nationale politie». Ik zou daar uren verder over kunnen spreken, maar misschien zijn er interrupties.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik heb eigenlijk 25 interrupties voor de minister, maar dat zal ik maar niet doen. Ik heb de simpele vraag gesteld: wanneer komt de nota van wijziging? Wij zitten nu zeven maanden na het regeerakkoord en ik heb het gevoel dat enige snelheid nu wel handig is.

Minister Opstelten: Ik heb net gezegd dat ons tempo hoog is: binnen de kortste keren hebben wij een wetsontwerp in consultatie gegeven en is de consultatieronde afgerond. Het ligt nu bij de Raad van State en ik verwacht binnen niet al te lange tijd een advies van de Raad van State. Daarna zal het naar het kabinet gaan en daarna komt het in handen van de Kamer.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ken natuurlijk de procedure, maar kan de minister een inschatting geven van wanneer dit ongeveer zal zijn?

Minister Opstelten: Mijn inschatting is dat dit ruim voor de zomer zal zijn. Wij zijn hiervoor klaar. Ik schat in dat de Raad van State ook goed zijn best doet, maar u weet dat ik daar niets van mag vinden en weten.

Ik ga over naar het blokje over ICT, iets wat door iedereen aan de orde is gesteld en wat ook in elk AO aan de orde komt. Dit past in het uitvoeringsprogramma. Het is zinvol als daarvoor een kwartiermaker komt. Volgens het transitieakkoord dat ik met de korpsbeheerders heb gesloten, blijven dezen in charge tot er een ander bestel is. Alles wat ik doe, moet ik dus in overeenstemming met hen doen. Ik doe dat ook graag. Het siert hen dat zij, wat zij ook vinden van dit politiebestel, graag en zonder moeite het transitieakkoord met mij hebben gesloten. Dat is ook de basis voor het uitvoeringsprogramma. Een van de punten is dat zij, evenals ikzelf, willen dat ik per 1 mei – en dat is dus snel – de verantwoordelijkheid ga overnemen voor het gehele ICT-gebeuren. Dat is nogal wat. Ik denk dat dit voor mij een behoorlijke kluif is. Voor de Kamer is dat natuurlijk aantrekkelijk, want zij hoeft alleen maar naar mij te kijken en het er met mij over te hebben. Ik denk wel dat dit noodzakelijk is, want de verantwoordelijkheden moeten helder en duidelijk zijn. Een van de problemen in het huidige bestel is dat de verantwoordelijkheden wat zijn vergruisd, maar nu kunnen ze weer scherp terugkomen. Maar voordat ik dat doe, wil ik graag weten wat ik krijg. Dat betekent dat ik een rapport zal krijgen van de auditdienst over de financiën en een kwalitatief rapport over de stand van zaken. Zo kan ik precies weten dat het transparant zal zijn. Ik heb het in die staat gekregen, ik zal dit natuurlijk naar de Kamer sturen. En we gaan natuurlijk aan de slag. Dit is heel belangrijk, ook voor de organisatie van het uitvoeringsprogramma.

Er is verder gevraagd naar het rapport van de Algemene Rekenkamer. Het proces is gaande, de verwachting is dat dit voor de zomer zal verschijnen. Ik hoop dat de verantwoordelijkheidsverdeling binnen mijn organisatie dan stevig zal zijn. De Rekenkamer zal over drie punten rapporteren. Ten eerste over de gang van zaken, het historisch betoog, dus wie heeft wat geweten en wat gedaan of niet, op welk moment? Ten tweede over de state of the art, dus over de huidige situatie. Ten derde over wat er moet gebeuren. Wij zijn dus in afwachting hiervan.

De rapporten van het Expertisecentrum zijn naar de Kamer gestuurd. De Kamer kent het standpunt van het korpsbeheerdersberaad; dat staat in de brief en daarover ga ik nu dus niets zeggen. Er is gekozen voor een tweesporenbeleid en dat lijkt mij verstandig. De landelijke CIO en de directeur van de vtsPN hebben de opdracht van het korpsbeheerdersberaad gekregen om het beleid met betrekking tot de overdracht van de zeggenschap aan mij op 1 mei a.s. in een plan van aanpak op te leveren. Ik moet dat dus nog zien, ik ben in afwachting daarvan. Ik zal de Kamer daarover informeren, voorzien van mijn opmerkingen.

Vanwege de omvang en de complexiteit van de vervanging van de ICT-infrastructuur en de samenhang met de vervanging van de basisvoorzieningen, zal ik het plan van aanpak verder laten uitwerken. Ik wil hierbij nadrukkelijk gebruikmaken van de Rekenkameronderzoeken. In het plan van aanpak zal ik ook de vervanging van de Basisvoorzieningen Handhaving en Opsporing opnemen. Mijn plan van aanpak moet haalbaar zijn en de risico's van de uitvoering moeten beheersbaar zijn. Ik zeg nadrukkelijk dat ik kies voor zorgvuldigheid, in plaats van voor nu heel snel opereren. De keuzes die wij nu voor de lange termijn maken, moeten dus absoluut kloppen. Ik zal de Kamer dus informeren over mijn plan van aanpak, en wel direct na de zomer. Dat is een harde toezegging. Dat is nogal wat en ik hoop dat de Kamer dat beseft. Ik weet namelijk dat ik hiermee een zware verantwoordelijkheid op mijn schouders leg, maar het is geboden om dat te doen. Ik hoop dat de Kamer mij daarin steunt. Ik ben ervan overtuigd dat wij elkaar daarover vaak zullen spreken.

De heer Schouw vroeg of er niet genoeg ICT-onderzoek is. Ik ga het doen op de manier die ik net vertelde, want ik wil weten wat ik aantref, ik moet kunnen nadenken over een plan van aanpak en ik wil met een duidelijk standpunt naar de Kamer en het politieveld komen. Alles moet kloppen, want we zijn bezig met een belangrijke investering voor de komende jaren. Ik neem mijn verantwoordelijkheid dus op die manier.

Mevrouw Kuiken heeft gevraagd naar de BVCM. De Basisvoorziening Capaciteitsmanagement maakt deel uit van het onderzoek van de Rekenkamer. Het is belangrijk om eerst te weten wat we gaan doen met de arbeidstijden. De BVCM is bedoeld om de roosters te maken. Ik kom zo dadelijk terug op de arbeidstijden.

Mevrouw Kuiken vroeg voorts naar Amsterdam, het KLPD, kentekens, de ANPR. Deze initiatieven passen geheel in de landelijke aanpak. De ANPR zal overal volgens dezelfde techniek functioneren. Waarom doen we dit? Natuurlijk om niet 25 verschillende systemen te creëren. Ik zal daarmee overdrijven, maar het is de lijn dat dit overal via hetzelfde systeem zal worden gedaan. Dit was het eind van mijn ICT-blok.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik wilde eigenlijk niet, maar moet nu toch even. We weten dat het BVCM-systeem wordt meegenomen in het Rekenkamerrapport. De minister heeft echter ook gezegd dat we niet meer gaan investeren in lopende systemen. Geldt dit nu ook voor dit systeem? In de praktijk werkt het namelijk nog niet goed genoeg. Ik heb ook uit het veld gehoord dat het geld dat juist was bedoeld om het urenregistratiesysteem beter te laten verlopen, wordt afgebrand ten behoeve van het nieuwe ICT-systeem. Graag nu dus even concreet.

En over het kentekenregistratiesysteem: ja, het is goed als er één landelijk systeem komt, maar vanuit het veld hoor ik dat er in ieder geval twee systemen komen. Ik heb het over het KLPD en Amsterdam-Amstelland. Ik kan mij hierover opwinden!

Minister Opstelten: Ik zou me hierover met u kunnen opwinden als ik wist dat dit in de toekomst zo zou gebeuren. Ik weet dat ik dan uw toorn zou kunnen verwachten, en terecht. Hoe dan ook, als dit soort situaties dreigen, treed ik op. We gaan dit gewoon niet meer zo doen, we gaan niet meer aan verschillende systemen ruimte geven. Als ze dreigen te komen, moeten we gewoon maatregelen nemen. Ik weet het: als ik dat niet doe, vraagt u mij om dat te doen en dan doe ik dat direct. Hetzelfde geldt voor de ANPR. Voor alle andere systemen geldt dat er normale aanpassingen plaatsvinden, als die noodzakelijk zijn. We laten zaken natuurlijk niet versloffen; normaal onderhoud, kleine investeringen en reparaties zullen gewoon blijven plaatsvinden. Dat zijn normale dingen, geen zorgen daarover. Van links, van rechts, vanuit de gehele zaal wordt mij verzekerd dat het is zoals ik net zei. Ook dat heb ik nodig.

De heer Van Raak (SP): Ik ben blij dat de minister de verantwoordelijkheid neemt voor de computersystemen. Een tijd geleden hebben we hier besloten dat ze de prullenbak in kunnen en daarmee is 400 mln. weggegooid. Ik heb wel een waarschuwing. Ik vroeg de minister om een aantal recente onderzoeken naar de Kamer te sturen, waaruit blijkt dat de koers verkeerd is, dat er sprake is van een impasse in de oplossing van de problemen, dat belangrijke mensen elkaar tegenwerken en dat er nu beslissingen worden genomen die schade opleveren voor nu en voor de toekomst. Dat heb ik niet bedacht, dat heeft de minister niet bedacht, dat komt uit onafhankelijk onderzoek van het Expertisecentrum. Concludeert de minister ook uit deze rapporten dat we nu alweer op de verkeerde weg zijn?

Minister Opstelten: Nee, dat niet. Het onderzoek van het Expertisecentrum heeft een glasharde en vlijmscherpe conclusie, waarvan je niet vrolijk wordt. Dat zijn dus goede rapporten, want ze zijn eerlijk. Ik schroom er niet voor om u dit rapport toe te sturen. Wij gaan daarmee aan de slag. Vervolgens laat ik mij natuurlijk ook informeren door absoluut onafhankelijke experts en teams, die met checks, double checks en hun second opinion bevestigen wat daarin staat. Niemand zal kunnen weglopen en zeggen dat hij het ermee oneens is of dat hij iets anders wil. Op een gegeven moment worden er standpunten ingenomen. Daarom is het zo belangrijk om een organisatie te creëren in het uitvoeringsprogramma. Wat er ook van de nationale politie komt, dit zal allemaal moeten gebeuren. Daarom zal de CIO ook een duidelijke positie moeten hebben, evenals een kwartiermaker die daarop gaat koersen. Het zal ook belangrijk zijn dat zij draagvlak creëren bij de Nederlandse politie.

De heer Van Raak (SP): Twee dingen. Ten eerste, de politietop en de minister proberen de problemen op te lossen, maar uit deze rapporten, die ik boven tafel heb gekregen, blijkt dat de gekozen weg niet de goede is. Nu al zeggen experts dat de gekozen weg niet goed is en tot problemen zal leiden. Ik waarschuw de minister: neem die waarschuwingen ook serieus. De minister neemt verantwoordelijkheid, maar hij rijdt naar de afgrond.

Mijn tweede vraag betreft iets wat ik veel hoor van agenten, dus ook van experts: kloppen de criminaliteitscijfers nog? Zijn de systemen veilig of kunnen ze gemakkelijk worden gehackt? Is de informatie die de agenten verzamelen nog veilig?

Minister Opstelten: Over dat laatste kan ik u zeggen dat de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid daarover recentelijk heeft gerapporteerd. Dat is u ook bekend. Het is gevraagd; de cijfers kloppen, dus daarover hoeven we ons geen zorgen te maken. Op basis van het rapport van het Expertisecentrum heeft het korpsbeheerdersberaad, in overleg met mij, een nieuwe richting bepaald, die nu wordt uitgewerkt in een concrete aanpak. Uw signalen, en alle andere signalen uit de Kamer, neem ik natuurlijk buitengewoon serieus. Ik denk dat wij tegemoetkomen aan wat de Kamer zegt, door het Expertisecentrum te volgen, daar niet van af te wijken en nu een concrete aanpak te formuleren.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Dat nieuwe systeem van de plank gaat ons ongeveer 50, 60 mln. kosten en misschien wel nog meer. Hoe je het ook wendt of keert, de ellende is veroorzaakt door de vtsPN, onder leiding van de korpsbeheerders. Ik wil weten of de minister bereid is om in ieder geval een gedeelte van het bedrag – maar van mij mag het gehele bedrag – bij de korpsbeheerders te leggen.

Minister Opstelten: De korpsbeheerders zijn verantwoordelijk voor het bestuur van hun regio's, samen met het regionaal college, de korpsleiding en het Openbaar Ministerie. Het gaat dus om collegialiteit en het heeft daarom weinig zin om alleen de korpsbeheerders aan te spreken op wat is gebeurd. Ik zou dat niet terecht vinden. Het is nu een onderdeel van het bestel, maar het heeft zijn tijd gehad. De korpsbeheerder is gewoon een functionaris binnen de Nederlandse politie, niet meer dan dat; het is dus niet terecht en ook niet mogelijk om te zeggen dat hij dat moet gaan betalen. Ik weet wat zij verdienen – want ik ben dat zelf ook geweest – en wat dat betreft ben je snel uitgeteld. Maar het belangrijkst is dat dit niet juist is, omdat dit gewoon autoriteiten zijn die verantwoordelijkheid dragen.

De heer Brinkman (PVV): Ik bedoelde natuurlijk: het Gemeentefonds, via de korpsbeheerders.

Minister Opstelten: Ik ga verder over de bureaucratie en de administratieve lasten. Ook hierover wil ik duidelijk zijn. Velen in de Kamer zijn ongeduldig, maar ik heb de indruk dat ikzelf nog ongeduldiger ben. Ik vond de reacties uit de Kamer namelijk behoorlijk gematigd. Maar ik wil hierover geen misverstanden laten bestaan. Met alle respect voor mijn voorgangers, ik wil niet bekendstaan als de zoveelste bewindspersoon die met een concreet actieprogramma komt voor iets waarnaar de gehele politie snakt. Ik was laatst bij een bijeenkomst met 500 wijkagenten. Ik hield daar een vlammend betoog en ze stonden allemaal te juichen om wat ik zei. Ik zei: dit gaat te makkelijk, maar we gaan het nu doen. Het gaat om twee dingen. Het moet nu worden aangestuurd en zal nu worden aangestuurd. De Kamer mag mij dus vragen en aanspreken op de realisatie van dit concrete programma. Mevrouw Hennis had het bijvoorbeeld over die vuurwerktoestand rond oud en nieuw. Zoiets kan gewoon niet meer, dat zal absoluut een einde kennen en volgend jaar rond oud en nieuw zal dit niet meer plaatsvinden. Dit zijn geen vrijblijvende toezeggingen, ik vind dit heel belangrijk. Ik vind dat we al concrete resultaten hebben laten zien, bijvoorbeeld in Utrecht en een aantal andere regio's: politiemensen kunnen bij een aanhouding direct al een klein proces-verbaal maken, naar het politiebureau gaan, het overdragen aan de officier van justitie; daar zit ook advocatuur en er kan meteen, lik op stuk, een straf worden uitgedeeld. De heer Çörüz noemde FOBO. Natuurlijk, die wordt aangestuurd, we gaan dit ook in een versneld tempo doen. Ik heb daar wel middelen voor nodig. Ik doel niet op geld; ik heb extra geld. Ik heb daar mensen voor nodig en daarvoor is dat uitvoeringsprogramma. Er zijn dus resultaten. Ik ben ervan overtuigd dat die ruimte uiteindelijk gaat komen.

De heer Schouw stelde een begrijpelijke vraag: is er een nulmeting voor de basispolitiezorg? Ja, die is al beschikbaar. Voor de recherche is deze in de maak. Ik wil van tijd tot tijd hierover rapporteren, want ik wil laten zien wat er gebeurt. Samen met mijn collega van BZK dien ik volgende maand voorstellen in om oneigenlijk gebruik van de Wet openbaarheid van bestuur in dit kader tegen te gaan. We gaan natuurlijk niet die wet opheffen of zoiets raars; dergelijke gedachten kunnen nooit bij mij opkomen.

Ik kom te spreken over de Rijksaccountantsdienst, het onderzoek naar de uitkeringen, declaraties en dergelijke. Diverse leden hebben daarover vragen gesteld. Ik heb dit dossier van mijn voorgangers gekregen. Ik heb dit zeer serieus en minutieus, punt voor punt en geval voor geval bekeken en maatregelen genomen. Gisteren heeft de Kamer hierover een brief gekregen. Ik heb hier natuurlijk naar laten kijken door de topjuristen in ons land en op basis daarvan ben ik tot mijn conclusie gekomen. Ik ben de minister van Veiligheid & Justitie, dus ik ga niet naar de rechter als het kansloos is. Ik vind dat je dit op de juiste manier moet doen en dat je hierin duidelijk moet zijn; dit is geen symbool, zo liggen de kaarten. Verder – en dat mag ook best uit dit debat blijken – heb ik natuurlijk alles eraan gedaan om te kijken of het kon. Ik heb dat ook gezegd en heb dat beeld ook willen schetsen: als het kon, zou ik het terecht vinden dat men het terugbetaalde. Misschien kan dit ook via dit debat zo overkomen bij de betrokkenen. Ik wil voorts hierover nog zeggen dat dit toch iets anders is dan iemand die in een organisatie onterecht declareert, onterecht kosten maakt of onterecht iets achterhoudt. Het gaat om een afspraak tussen een werkgever en een werknemer; vandaar dat er totaal geen aanleiding is voor een integriteitsonderzoek. Zo moet dit ook worden gezien. Als een korpschef met een korpsbeheerder een afspraak maakt over een bepaalde uitkering, en veel later blijkt dat dit niet terecht is of onrechtmatig, gaat het om een verantwoordelijkheid die de korpsbeheerder zich moet aantrekken. Ik denk dat het juist is om het zo te zeggen. In juridische zin is dit natuurlijk ook zo vertaald; vandaar dat ik de maatregelen heb genomen op de wijze waarover ik net heb verteld.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Regelingen kun je zien als afspraken tussen werkgever en werknemer. Zo zien we dus ook de afspraken tussen korpsbeheerder en korpsleiding en korpschefs. Dit neemt niet weg dat het de taak van ieder individu in de politiewereld is om, ondanks de regels, voor zichzelf te bekijken of hij wel of niet een bepaalde declaratie indient. Als ik ga zoeken in de praktijk van de afgelopen tien jaar, zal ik zeker een aantal individuen bij de politie vinden die daarvan met de beste bedoelingen gebruik hebben gemaakt, maar daar toch op zijn afgerekend. Ik kan u verzekeren dat dit aantal individuen niet in deze zaal zal passen. Ik wil niet hebben dat er met twee maten wordt gemeten. En met alle respect, ik merk dat de minister hier met twee maten meet.

Minister Opstelten: Ik denk het niet. Deze situatie is scherp bekeken door de Rijksaccountantsdienst, en terecht. Iedereen is bekeken, alles is aan de orde gekomen. Ik heb ook alles scherp juridisch laten onderzoeken. Terugvorderen is kansloos. Ik heb alle acht gevallen per geval laten bekijken. Daarna heb ik meteen gezegd: vanaf dit moment geldt de situatie zoals zij zou moeten zijn. Uitkeringen waarop men dacht recht te hebben, zijn nu dus teruggebracht tot een mogelijkheid, als ze gerechtvaardigd zijn. En voorts kan via dit debat het beeld ontstaan – en ik ben gaarne bereid om dit signaal uit de Kamer door te geven aan de betrokken korpsen – dat het zeer op prijs zou worden gesteld als men dit geld uit zichzelf, vrijwillig, zou terugstorten, ondanks het feit dat dit juridisch niet kan worden afgedwongen. Iedereen heeft hierin zijn eigen verantwoordelijkheid en zijn afwegingen te maken. Een enkeling heeft dit overigens al gedaan.

De heer Brinkman (PVV): Bij reis- en verblijfskosten wordt er bijvoorbeeld op twee manieren gedeclareerd. Elk individu is hiervoor zelf verantwoordelijk, dat is gewoon een feit dat de minister niet kan ontkennen. Als men boven op hetgeen waarop men recht heeft, € 30 000 per jaar krijgt bijgestort, moet men dat toch zien en moet men toch gaan nadenken over de vraag of men daar recht op heeft? Elke individuele diender in dit land zou hierop worden afgerekend en het zou hem zijn pet kosten. Met alle respect, bij deze mensen gebeurt dit niet. Daarom zeg ik de minister dat we iets moeten doen aan de regelgeving, dat we ervoor moeten zorgen dat de afspraken eenvormig zijn. Maar er mag gewoon niet met twee maten worden gemeten en in mijn beleving is dat in dit geval absoluut gebeurd.

Minister Opstelten: Er is geen sprake van declaraties of andere situaties waarin men niet juist heeft gehandeld. Er is vastgesteld dat men in acht situaties een te hoge toelage heeft gekregen. Die zijn willens en wetens door de korpsbeheerders aangegeven en toegekend. Alle juristen zeggen dat dit een situatie van vertrouwen, zorgvuldig bestuur en rechtmatigheid betreft; relevant is of de verwachting die betrokkenen hadden, juist was of niet. De accountantsdienst heeft daar anders over geoordeeld en dat was de aanleiding om dit aan de orde te stellen. Het gaat dus niet om situaties waarin men te hoog heeft gedeclareerd; dat zou namelijk iets totaal anders zijn. Zoiets zou vergelijkbaar zijn met situaties in andere organisaties en daarvoor zou je niet eens naar een jurist hoeven gaan. Je zou dan meteen kunnen zeggen: betalen, en snel, want anders neem ik tuchtrechtelijke disciplinaire maatregelen.

Verder ben ik het helemaal eens met de heer Brinkman. Ik zal daarom ook – en voor zover dat nog niet bekend was, ik heb dat ook in de brief aangegeven – buitengewoon strak opereren op het terrein van de arbeidsvoorwaarden, ook die van de politietop. Ik ga dat doen, ik hoop dat u mij inmiddels ook zo kent. Ik heb aangegeven dat ik met ingang van heden alles heb gekortwiekt wat mogelijk was. Strakker dan ik doe en heb gedaan, is in de kern eigenlijk niet mogelijk, omdat ik in ons rechtsbestel daarvoor gewoon de ruimte niet heb. Ik vind dat we hierin ook redelijk moeten zijn. Ik ben hier buitengewoon strak in. Ik zal de Kamer dan ook op korte termijn informeren over de arbeidsvoorwaarden voor de politietop waarmee ik zal komen. Ik heb er zelf ook een groot persoonlijk belang bij dat dit zo snel mogelijk duidelijk is.

Ik kom nu bij de sterkte van de BVS-politie. Ik kijk even de heer Dibi aan: wij hebben gemeen dat ik zaken altijd heel serieus neem, geen enkel misverstand daarover. Ik voel me natuurlijk aangesproken als mij wordt gezegd dat ik rekentrucjes uithaal. Maar dat is iets wat ik niet kan en ken, wat ik ook nooit zal doen. En als ik het zou overwegen, zou ik direct een brief aan de Kamer schrijven om mij tegen te houden. Ik vertel dat verhaal overal – vandaag nog, tegenover de politie – en wil het ook nu best nog vertellen. Wij doen nu inderdaad een grote investering in de Nederlandse politie. Zoiets is voor het eerst in de geschiedenis. Er kunnen fracties zijn die het te weinig vinden en zeggen dat het veel meer had moeten zijn. Dat is prima, ik respecteer elk standpunt, maar ik wil wel nadrukkelijk zeggen dat er gewoon 300 mln., 370 mln. en nog eens 100 mln. extra wordt geïnvesteerd. Dankzij ons – ook mij, want ik moet dat telkens aan iedereen uitleggen – komen er 3 000 agenten, die er zonder ons niet zouden zijn geweest.

Verder geldt dat we nu voor het eerst de operationele sterkte op orde hebben, dat we weten hoeveel we willen hebben, ook meerjarig, en dat we een en ander ook betaalbaar houden. Dat is heel belangrijk. Binnen het BVS-systeem zijn er korpsen die met meer dan 10 mln. structureel groeien – dat zijn 100 politiemensen – maar desondanks achteruitgaan. Dat betekent dat deze hebben geïnvesteerd in de verwachting dat er een uitbreiding van de sterkte zou komen, dat zij er in de BVS misschien goed uit zouden komen. Maar zij hebben een beetje op de pof geleefd, want daar was geen geld voor. Het kan ook zijn dat zij even op hun vermogens hebben ingeteerd. Maar met vermogen kun je natuurlijk geen sterkte financieren, want vermogen is incidenteel geld. Ik wil niet dat we teruggaan naar de situatie waaruit wij zijn gekomen, dat we niet meer weten of we sterkte hebben die we betaalbaar kunnen houden. We moeten nu op kracht opereren: 49 500, maar dan ook betaalbaar.

De heer Dibi sprak nog over de aspiranten. Ik ben dat natuurlijk eerder nagegaan, want ook ik ken de beelden die zijn geschetst. Die beelden kloppen niet helemaal. Mijn voorgangers hebben in de definitie van de operationele sterkte in 2009 – dus ver voor mijn tijd – ingevoerd dat dit een onderdeel van de totale sterkte zou zijn. Ik trek die definitie gewoon door. Ik heb dus niets aan de definitie veranderd, ik ben niet teruggekomen met andere begrippen, ik heb de lijnen van toen doorgetrokken, want consistentie moet er zijn. Iedereen moet worden opgeleid, dat is van alle tijden. Dus als de inzet in het begin 40% is, was dat toen bekend, was dat het jaar daarop bekend en is dat dit jaar dus ook bekend.

Iedereen heeft gesproken over de BVS. Voor mij is dit het zevende sterkteherverdelingsproces dat ik meemaak in mijn leven. Ik hoop dat het voor mij het laatste is, maar dat heeft de Kamer mede in de hand. Ik voel mij verantwoordelijk voor de consistentie met hetgeen door mijn voorgangers is ingezet. Dit is bekeken door het korpsbeheerdersberaad en dat heeft nadrukkelijk gesteld dat de beschikbaarheid van de politie ook buiten de grote steden en de Randstad aan de orde moet komen. Het gaat daarbij natuurlijk ook over de rijtijden. Wij zijn hierover heel open geweest: de centrumgemeenten in het oosten, zuiden en noorden van ons land, behalve in de grote steden, moeten een betere positie krijgen en daarvoor moet meer aandacht komen. Ik vond dat de heer Dijkgraaf een prima punt had; ook ikzelf heb die vragen altijd gesteld. Bij de verdeling van de sterkte moeten we af van het idee dat je meer kans hebt als je vijf keer bij de minister komt dan als je één keer bij de minister komt, dus dat er een soort subjectieve onderhandelingen mogelijk zijn waarin degene met de meeste vrienden de meeste sterkte krijgt. Dat kan gewoon niet, het moet transparant zijn, het moet controleerbaar zijn en iedereen moet weten waarover hij het heeft. Ik heb op dit punt het een en ander bereikt. Ik heb daarvoor als basis genomen het rapport dat de stuurgroep binnen het korpsbeheerdersberaad zelf heeft opgesteld. Dat leverde een bepaalde mitigatie van het BVS-systeem op. Dat rapport is naar u gezonden. Ik heb in mijn brief duidelijk aangegeven waar en waarom ik daarvan in goed overleg met korpsbeheerders ben afgeweken. Ik heb in twee sessies geopereerd, in de ene met een grote groep korpsbeheerders die erop vooruitgingen en in de andere met een kleinere groep korpsbeheerders die erop achteruitgingen. Ik heb gezegd: ik neem de beslissing, want u komt daar met elkaar niet uit, net zoals de vorige bewindslieden er niet zijn uitgekomen. Ik moet de rust in de politie herstellen, anders komen we in de volgende jaren niet tot de echte dingen waar we op moeten uitkomen. Ik neem dus een beslissing in relatie tot wat u zelf hebt gedaan. Ik ben heel open geweest en heb voorgesteld om het voor de periode tot 2015 te doen in plaats van voor drie jaar, omdat het dan zou gelden tot vlak voordat de regering moet aftreden, tot voor de verkiezingen. Ik ga er namelijk van uit dat het kabinet tot 2015 zit. Mij lijkt dat gewoon realiteit, al kan ik dat niet zeggen, maar ik hoop het in ieder geval en ben daar optimistisch over. Dit zeg ik tegen de heer Dibi; ik hoop dat hij dat in mij waardeert. Dat vond men op zichzelf wel reëel, als ik daar maar op ging zitten. Ik heb gezegd dat de nationale politie er dan wel zou zijn en ik heb voorgesteld om af te spreken dat we een en ander weer tegen het licht zouden houden als die er eenmaal was. Tegen degenen die dalen heb ik gezegd – het is geen kwestie van onderhandelen geweest – dat ik het fair en terecht vind dat een korps er niet met meer dan vijftig dienders per jaar op achteruitgaat. Dat moet een korps namelijk toch even verwerken. De burgemeester van Amsterdam heeft gezegd dat hij het bericht in de krant had gelezen, maar dat mijn mensen en ik hem telkens goed hebben geïnformeerd, en dat hij na lezing ervan even naar zijn organisatie is gegaan en dat die hem zei: dit kunnen we aan. In Den Haag is dit moeilijker geweest, maar ook daar heb ik nadrukkelijk gezegd: niet meer dan vijftig per jaar. Dit is de werkelijkheid. Dat zijn de punten. Uit de reacties uit het land maak ik op dat men hier redelijk tevreden over is, behalve natuurlijk de regio's Hollands Midden en Haaglanden, waarover wij hebben gesproken. Toch zijn die fair behandeld. Dit is de realiteit. Op een gegeven moment moet je duidelijkheid creëren en die is hiermee gekomen.

Ik heb de brief over de vermogens gekregen, ik geloof van de korpsbeheerder van Midden en West Brabant. De vermogens gaan wij in de nationale politie natuurlijk wel afromen. Wij gaan gewoon een eindbalans opmaken en kijken wat wij daarmee doen. Ik vind dat fair. Wij gaan niet incidenteel geld in de sterkte steken.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik houd mijn studenten altijd voor dat je elke uitkomst met een mooi onderzoeksrapport kunt verantwoorden als je voldoende keuzevrijheid in methodologie hebt. Gelukkig heeft de minister een dergelijke keuzevrijheid niet, maar heeft hij zich gebaseerd op een rapport waarin gewoon objectief voor een verdeelmodel is gekozen.

Met die algemene lijn ben ik blij, al vraag ik mij af of de minister zich in de toekomst niet kwetsbaar maakt doordat hij op de laatste punten subjectieve keuzes heeft gemaakt. Daarover maak ik mij zorgen. Nu gaat het bijvoorbeeld over twee keer de gemiddelde aansluitverschillen. Ik kan mij voorstellen dat korpsen die er in de toekomst nog op achteruitgaan, zeggen: ja, maar dat was destijds niet zo'n gelukkige keuze; het is een stuk verantwoorder als de minister kiest voor die en die methodologie. Dan krijg je opnieuw onderhandelingsruimte.

Minister Opstelten: Ik waardeer dit zeer, want ik zit er ook zo scherp in. Je moet een systeem hebben. Dat is het. Ik wil dat het transparant en controleerbaar is en dat er geen sneaky onderhandelingen zijn of uitspraken als: hier heb je vijftig of honderd agenten; de ander krijgt niets. Dat moet gewoon niet. Dit systeem is controleerbaar en kan in drie jaar. Zoiets moet je geleidelijk doen. Drie jaar was de opzet, maar nu wordt het over vier jaar uitgesmeerd. Dan staat de nationale politie er en is de sterkte herverdeeld. Als er in 2015 weer 300 mln. beschikbaar komt en een volgend kabinet extra politie laat komen, dan kunnen we het ook langs dat systeem bekijken. Ik mag niet oplopen met campagnes die dan gevoerd worden, maar wie weet. Op dat moment gaan we ook even voor de spiegel staan om ons af te vragen of we het goed hebben gedaan. Ik wil natuurlijk eigenlijk van jaar tot jaar even bekijken of dit goed loopt. Ik denk dat we hiermee rust in het hele politieveld hebben gecreëerd en dat we de juiste draai hebben gemaakt richting de regio's, de 21 korpsen in Nederland.

De heer Dijkgraaf (SGP): Heel kort: ik heb nog gevraagd of de minister na deze bijeenkomst een tabelletje kan leveren met detailcijfers over hoe het nu precies uitkomt.

Minister Opstelten: Ja, dat zal ik zeker leveren. Een aantal van u heeft erom gevraagd. Dat krijgt u van mij. Ik geef het graag. Het is een goede, terechte vraag.

De heer Çörüz (CDA): Ik ben het met de minister eens dat helderheid moet worden verschaft. Nu houd ik de minister een rekensom voor met het verzoek, te zeggen of die klopt. Dit kabinet investeert structureel 300 mln. tot 370 mln. Dat is een. Twee: voor het Politiedienstencentrum stelt het kabinet incidenteel 100 mln. beschikbaar, voor de transitie op de nationale politie incidenteel 130 mln. en volgens mij naar aanleiding van het normkostenonderzoek ook nog eens een accres van 100 mln. Klopt dit of niet?

Minister Opstelten: Ik geef u graag gelijk, maar u zit op 100 mln. te veel, anders zou ik twee keer een accres geven. Dat is een keer te veel.

De heer Çörüz (CDA): Dus dan zitten we op 100 mln. incidenteel voor het Politiedienstencentrum, op 130 mln. voor de transitie op de nationale politie en op dat structurele bedrag van 370 mln.?

Minister Opstelten: Ja.

De heer Çörüz (CDA): Goed, dat is een. Nu hoor ik van de korpsbeheerders en de toekomstige regioburgemeesters dat zij helemaal geen zin hebben in zeggenschap over de politiecapaciteit, het tweede onderdeel. Zij hebben de minister op 28 maart jl. geschreven dat zij vinden dat zij over de capaciteit moeten gaan ondanks dat er wordt toegegroeid naar een nationale politie. Wat is de reactie van de minister daarop? In mijn woorden zeggen de korpsbeheerders: wat de minister ook wil, een nationale politie, wij willen de zeggenschap hebben over de politie-inzet. De minister gaat toch over de politie-inzet?

Minister Opstelten: Laten we duidelijk zijn over wat er in het stuk staat dat u hebt en ik niet. Het gaat erom dat wij op dit moment een bestel hebben met 25 regio's, het KLPD en de voorziening tot samenwerking Politie Nederland. Die hebben we, dat zijn de verhoudingen, niet anders. U hebt ooit een vraag over het op peil houden van de sterkte gesteld en erop aangedrongen dat daarvoor werd gezorgd. Daarom hebben wij besloten om centraal te gaan werven met het geld dat er is. Ik dacht in de brief ook te hebben aangegeven wat wij nu werven, wat er wordt opgeleid bij de NPA en wat naar welke regio gaat. That's it, dat gaan wij doen. Wij zijn niet meer afhankelijk van wat korpsen doen. Wij doen dat, want wij moeten de sterkte en het op peil houden daarvan natuurlijk centraal sturen.

De heer Çörüz (CDA): Mag ik het dan scherp stellen? Het moet niet zo zijn dat wij aan het einde van de rit op papier stellen: we zijn af van de korpsbeheerders – nu hebben die de titel «regioburgemeester» – terwijl staf en bureau, kortom alles daar blijft zitten. Wil de minister bevestigen dat wij dan daadwerkelijk van die korpsbeheerders af zijn?

Minister Opstelten: Laten we reëel zijn: over enkele jaren is er een nationale politie en dan zullen wij de sterkte verdelen. Dat is nadrukkelijk het geval. Ik heb wel altijd gezegd dat er met bestuur en OM overleg over de sterkteverdeling plaatsvindt. Toch ben ik degene die uiteindelijk beslist, net zoals ik nu heb gedaan. Ik stuur mijn beslissing naar de Kamer en leg daarover verantwoording af. Die lijn gaan wij volgen en heb ik al gevolgd. Ik zal altijd met de korpsbeheerders en later dus de regioburgemeesters, maar ook met de burgemeesters en de vertegenwoordigers daarvan overleggen over wat ik van plan ben te doen. Na wat wikken en wegen zal ik een knoop doorhakken en een klap uitdelen. Dat heb ik destijds ook met het OM en de BVS gedaan.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik probeer te achterhalen wat de verhouding is tussen de ambities van minister Opstelten, die hij overal in het land en in alle nieuwsuitzendingen verkondigt, en wat er werkelijk gebeurt ten aanzien van de capaciteit. Daarom heb ik een aantal concrete vragen. Vindt de minister het acceptabel dat de politiesterkte door de plannen van dit kabinet in bijvoorbeeld de regio Rotterdam-Rijnmond met 189 fte afneemt? Vindt hij het verantwoord dat de politiesterkte in Den Haag, dus in deze gemeente, met 130 fte afneemt? Zo kan ik Amsterdam-Amstelland ook noemen. Ik ken de bedragen die het kabinet in dit alles investeert, maar aan het einde van de rit is het nettoresultaat dat korpsen aan het ontslaan zijn of moeten ontslaan. Vindt de minister dit acceptabel?

Minister Opstelten: Nee, dit is onjuist. Die cijfers kloppen niet. Ik kan uit mijn hoofd zeggen dat er in Rotterdam 31 uit gaan, maar men er daar financieel op vooruitgaat. Laat dat ook duidelijk zijn. Over Den Haag heb ik het gehad en over Amsterdam ook. Een korpsbeheerder uit die stad heeft gezegd dat hij het acceptabel vindt of ermee kan leven. Laten wij gewoon ook even de feiten noemen. 20 of 21 korpsen gaan er gewoon behoorlijk op vooruit. Dat vind ik dus acceptabel. Er wordt niemand ontslagen en de operationele sterkte is betaalbaar en blijft op peil. Dat is nog nooit gebeurd. Ik sta ervoor dat dit de komende jaren zo blijft. Dat is mijn antwoord.

De heer Dibi (GroenLinks): Dit is precies de cosmetische truc waarnaar ik verwees. In Rotterdam gaan er inderdaad 31 fte af, maar als we de politieaspiranten daarbij optellen, die dus niet op straat inzetbaar zijn, dan komen we uit op 189 fte netto. Dit is gewoon informatie van de burgemeester van Rotterdam. Die is niet nieuw. Het gaat er trouwens niet om of die nieuw is of niet, het gaat erom of er aan het einde van de rit politieagenten bij komen of afgaan. Wij zien dat juist de politieregio's met de grootste problemen, bijvoorbeeld jongerenoverlast, waarover wij in de Kamer het meest praten, moeten korten op hun sterkte. Ik herhaal mijn vraag. Vindt de minister het acceptabel dat in deze regio's, waar de grootste problemen zijn, de politiesterkte in 2015 afneemt in plaats van toeneemt of op peil blijft?

Minister Opstelten: De gedachtegang klopt niet. Het korps in Rotterdam gaat er financieel op vooruit. Het tweede punt is dat de rekentechniek die de heer Dibi hanteert in 2009 met de Kamer is gedeeld. Zij past binnen de definities, dus er is niets nieuws onder de zon. Dat is nog eens herhaald. Vervolgens gaan er 20 korpsen op vooruit, zowel financieel als binnen de redenering waarvoor gekozen is. Ik herhaal dat Amsterdam wel minder krijgt, maar het accepteert of in ieder geval na jarenlange discussie begrijpt. Den Haag heeft er moeite mee, maar is daarin gecompenseerd door een extra mitigatie in de zin dat de sterkte met niet meer dan vijftig politiemensen per jaar zal afnemen, zoals ik in het debat met de heer Dijkgraaf zei. Dat zijn de feiten. Zo verloopt de herverdeling. Niemand wordt ontslagen, nul. Het beeld dat dit wel het geval is, mag en kan niet ontstaan. Het is benevens de werkelijkheid. Er zal geen korpschef zijn die zal suggereren dat dat gebeurt. Dat kan niet en is niet het geval. De werkelijkheid is dat er eindelijk na twintig jaar discussie iets van het westen van het land naar de rest van Nederland is verschoven – daar gaat het in de kern om – teneinde rijtijden en de beschikbaarheid van politie meer in evenwicht te brengen dan nu het geval is.

De heer Dibi (GroenLinks): De minister is niet van mij af. Het klopt dat de regio Rotterdam-Rijnmond er financieel op vooruitgaat. Het klopt niet dat men er daar qua sterkte op vooruitgaat. De sterkte neemt af met 31 fte, zoals de minister zegt. Die cijfers zijn nog niet gecorrigeerd op basis van de politieaspiranten. Mijn eerste vraag is dus opnieuw: klopt het dat de politieaspiranten die zich bevinden onder de 49 500 agenten die we nu hebben, niet volledig inzetbaar zijn? Klopt het dat zij slechts voor 40% inzetbaar zijn?

Minister Opstelten: Ik heb dat net gezegd, maar ik wil het wel herhalen. Deze discussie heeft de Kamer ook met mijn voorgangers gevoerd. Zij is van alle eeuwen. Ik herken die uit mijn praktijk. Iemand die wordt opgeleid, moet ervaring opdoen alvorens volwaardig diender te kunnen zijn. Natuurlijk is dat zo. Dat is niets nieuws onder de zon. Zo kunnen we het hele land blijven doorbureaucratiseren met cijfers over van alles en nog wat, maar het is zoals het is en niet anders op basis van de definitie die de Kamer zelf in haar vorige periode met mijn voorgangers is overeengekomen. Ik heb die gewoon doorgetrokken, niet meer dan dat. Dat is het. Ik herhaal nogmaals dat het een stuk erger was geweest als wij er niet waren en dat er dan inderdaad wel gedwongen ontslagen waren gevallen. Dan was het om 3 000 politiemensen gegaan. Dat is voorkomen. Ik hoop dat dit ook eens aan de orde komt. Ik wil het niet voortdurend herhalen, maar dit zijn de feiten. Laten we nu eens verdergaan. Het lijkt mij ook voor de politie in Nederland goed om uit te gaan van deze sterkte, van deze definitie, waaraan ik nul veranderd heb. Deze is betaalbaar, dus laten we die vasthouden. Het is op zich al een kunst om er op tijd voor te zorgen dat er voldoende mensen opgeleid zijn en kunnen instromen om deze sterkte vast te houden. Dit is tenminste ook betaalbaar.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik begrijp heel goed dat de minister hier liever niet over praat, maar ik wil hier heel graag over praten en ga hier dan ook verder over praten.

De voorzitter: Stelt u een korte vraag, mijnheer Dibi. U hebt recht op een vervolgvraag, maar wel een korte vervolgvraag. U bent bezig met uw laatste korte vervolgvraag.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik hoop niet dat de coalitiepartij en de PVV dit debat willen belemmeren, want dit is een belangrijk onderwerp. Ik wil gewoon mijn vragen stellen. De minister geeft ook lange antwoorden. Wij zijn nu een stap verder. De minister zegt: dit wist u al ten tijde van mijn voorganger. Dat klopt, maar ook nu is de realiteit dat die cijfers niet gecorrigeerd zijn op politieaspiranten. Daarom stel ik nogmaals mijn vraag. Rotterdam heeft heel veel grootstedelijke problemen, maar krijgt niet slechts 31 politiemensen minder, maar meer, omdat politieaspiranten niet inzetbaar zijn. Vindt de minister het acceptabel dat de politie er in een stad als Rotterdam onder zijn bewind uiteindelijk op achteruitgaat?

Minister Opstelten: Het is een beetje naar de bekende weg vragen. De heer Dibi heeft het inderdaad al een paar keer gevraagd. Ik heb hem een glashelder antwoord gegeven. Ik heb de Kamer niet voor niets de brief gestuurd waarin dit staat. Ik heb knopen doorgehakt. Ik vind ook dat dit een buitengewoon verstandig besluit van mij is geweest. Gelet op de posities die zijn ingenomen en op de keuzes die zijn gemaakt, was dit het enige verstandige besluit dat ik kon nemen. Het is ook buitengewoon zorgvuldig. Ik denk dat Rotterdam als zodanig niet ontevreden mag zijn, want het is er van de drie grote korpsen in financiën als enige op vooruitgegaan. Dat wilde ik even zeggen. Het tweede punt is dat er met die aspiranten niets nieuws onder de zon is. Dat wil ik maar even herhalen. Dit geldt voor iedereen, dus niet alleen voor Rotterdam. Laat de heer Dibi dit naar de korpsbeheerder mailen. Ik zal hem zeggen dat dit ook voor Limburg-Zuid en Friesland geldt. Zo zijn er nog 23 andere korpsen te noemen waarvoor precies hetzelfde geldt.

Om antwoord te geven op de vragen die veel commissieleden over de arbeidstijden hebben gesteld hoef ik niet in mijn papieren te kijken. We hebben eerder afgesproken om daarnaar te kijken en om daar onderzoek naar te laten doen. Dat onderzoek is er. In de brief die de Kamer daarover heeft gekregen, heb ik daarvan de hoofdlijnen geschetst. Ik heb daarin ook gesteld te willen nagaan of de conclusies uit het onderzoek naar twee regio's ook voor de andere regio's gelden en vervolgens ordelijk mijn voorstellen met de politiebonden en de vakbeweging te willen bespreken. Dat is het. Dat wil ik herhalen. Ik zal het zorgvuldig doen en met enige ambitie, maar niet meer dan dat. Ik doe niets af aan wat ik in mijn brief heb aangegeven.

De heer Van Raak (SP): Het CDA, de VVD, de PVV, maar zojuist ook GroenLinks hebben het beeld opgeroepen dat de arbeidstijden van de politie veel te ruim zijn, met gouden randjes en van alles en nog wat, maar ik vind dat ...

De heer Dibi (GroenLinks): Even een correctie. Dit soort dingen roepen is allemaal leuk en aardig voor de bühne, maar dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik heb gezegd dat er geen taboe op rust, maar ik heb niet gezegd dat ik er allerlei dingen in wilde aanpassen.

De heer Van Raak (SP): De heer Dibi had het over arbeidstijden die niet meer van deze tijd waren.

De heer Dibi (GroenLinks): GroenLinks is geen conservatieve partij, mijnheer Van Raak.

De voorzitter: Mijnheer Van Raak, stelt u uw vraag aan de regering.

De heer Van Raak (SP): De roosters kunnen niet volgeboekt worden. Dat is niet de schuld van de politieagenten. Zij werken zich elke dag «uit de broek» om die roosters te vullen en voor collega's in te vullen. Zij zijn er het slachtoffer van dat die roosters niet kunnen worden ingevuld. Nu moet je niet het slachtoffer pakken. De reden dat de roosters niet kunnen worden gevuld is dat er te weinig agenten zijn. Ik ben blij dat de minister met de bonden gaat praten. Kan hij hier toezeggen dat wij er altijd van uitgaan dat politiewerk bijzonder werk is en dat politieagenten gevaarlijk werk doen, heel moeilijk werk met grote emoties, waardoor zij af en toe moeten bijtanken? Laten wij afspreken dat het hier gaat om bijzondere mensen die bijzondere regelingen nodig hebben. Laten wij ten tweede afspreken dat wij geen roofbouw gaan plegen op onze dienders, aangezien zij er juist het slachtoffer van zijn dat de roosters niet gevuld kunnen worden, niet de oorzaak.

Minister Opstelten: Ik heb niets toe te voegen aan wat ik eerder heb gezegd. Natuurlijk, we hebben het over politiemensen. Ik ga geen kwalificaties geven van wat politiewerk inhoudt. Natuurlijk is het professioneel, dat moet gezegd worden, maar meer flexibiliteit is ook wenselijk, zoals ik eerder heb aangegeven. Ik ga dat heel zorgvuldig bekijken. Ik laat me niet alleen leiden door wat er in twee regio's is geconstateerd. Ik raak hier helemaal ontroerd van, terwijl wat ik zeg helemaal niet ontroerend is. Toch raak ik vaak ontroerd als ik het over de politie heb. Hoe dan ook, ik zal een inventarisatie bij alle korpsen doen. Daarna zal ik een werkgeversinzet bepalen en vervolgens gewoon normaal met de bonden praten en overleg plegen. Dan vind ik dat we eruit moeten komen. Dat is het punt. Ook daarover ben ik weer optimistisch.

De heer Van Raak (SP): De vraag was concreter. Kunnen we hier afspreken dat de minister in de onderhandelingen met de bonden altijd twee uitgangspunten hanteert, ten eerste dat agenten een bijzonder beroep hebben en dus ook bijzondere bescherming nodig hebben en ten tweede dat zij niet schuldig zijn aan het feit dat de roosters niet kunnen worden gevuld en dat wij geen roofbouw op onze dienders gaan plegen? Dit zijn twee duidelijke uitgangspunten. Ik hoop dat de minister het daarmee eens is.

Minister Opstelten: Dan kun je nog wel tien andere criteria meenemen, maar laten we hier niet gaan onderhandelen. Het gaat gewoon om professionals die in deze tijd hun werk moeten doen. Laten we daar gewoon met verstand naar kijken. Ik ga dus nog eens na wat er in die twee regio's voor conclusies zijn getrokken en of die gelden voor de andere. Verder ga ik gewoon mijn eigen standpunt formuleren en met de bonden praten. Daarna hoop ik dat we er in vijf minuten uit zijn. Misschien kan dat. De politie moet met plezier haar werk kunnen doen. Daarom gaat het. Als je dat met flexibele arbeidsvoorwaarden kunt realiseren, is het misschien een stuk plezieriger dan zonder. Verder doe ik hier geen uitspraken over. Ik zal het zorgvuldig doen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Het gaat hier inderdaad om professionals die hun werk goed en met plezier moeten kunnen doen. Ik begin eerlijk gezegd een beetje moe te worden van de langspeelplaat van de heer Van Raak, want hij heeft niet het alleenrecht als het gaat om de goede zorg voor de dienders in Nederland.

De heer Van Raak (SP): Ik word een beetje moe van het singletje van mevrouw Hennis dat het allemaal met een gouden randje is.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik wil de minister vragen of hij in staat is om een tijdpad te noemen.

Minister Opstelten: De inventarisatie en het overleg met de bonden zullen wel voor de zomer plaatsvinden. Ik kijk even naar de bondsvoorzitters die aanwezig zijn. Zij hebben hun agenda al getrokken, denk ik.

Ik dank de heer Brinkman voor zijn opmerking over het vandaag door mij ter consultatie aangeboden wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving op het vlak van preventief fouilleren. Dit wetsvoorstel wordt aan het veld voorgelegd. Dat gaat reacties geven. Vervolgens gaat er een voorstel naar het kabinet, de Raad van State en naar de Tweede Kamer. Een van de voorstellen is om de burgemeester in bepaalde situaties de ruimte te geven om te doen wat noodzakelijk is. Die heeft hij nu zonder de raad niet. Dat geldt voor alle gemeenten in Nederland. Ik denk dat dit belangrijk is. De burgemeester moet achteraf natuurlijk altijd verantwoording aan de raad afleggen. Er zijn ook voorstellen om agenten meer bevoegdheden te geven, onder andere om mensen bij hun aanhouding op wapens te fouilleren. Daar gaat het om. Vroeger konden zij dit niet doen. Zo zijn er meer voorstellen in die richting gedaan. Ik wacht de reacties van het veld af en kom daarna met een wetsvoorstel, dat ik, alvorens het voor te leggen aan de Kamer, voor advies naar de Raad van State zal sturen. Ik hoop dat dit allemaal snel kan, al heeft dit wel zijn proces en duur nodig.

De motie-Brinkman betreft de kwaliteit van de regie en de samenwerking van opsporingsmensen in gemeentelijke dienst. Zij is belangrijk. Wij hebben duidelijk gezegd dat in de wet wordt opgenomen dat er regie moet zijn bij de politie, dus dat de operationele regie bij de politie ligt. Die motie voeren wij dus uit. Het staat in het wetsvoorstel. Ik vind het soms ook jammer dat het wetgevingstraject zo zorgvuldig moet worden doorlopen, maar het is wel beter. Ik wil de Kamer niet voor de voeten lopen en ik wil een wetsvoorstel altijd eerst in consultatie hebben gehad en aan de Raad van State hebben voorgelegd. De Kamer krijgt het ruim voor de zomer. Daar staat het in. Dan kan de heer Brinkman beoordelen of zijn motie voldoende is uitgevoerd. Hoe dan ook, wij voeren haar gewoon uit, want zij is heel belangrijk. De inhoud van de functie van politietoezichthouder wordt door een werkgroep met mensen van de Politieacademie en ons departement uitgewerkt. Mevrouw Hennis heeft hiernaar gevraagd. Het gaat om een type agent met minder geweldsbevoegdheden en een beperktere vooropleiding. De Kamer wordt nog voor de zomer nader geïnformeerd over de conclusies die ik zal hebben getrokken. Ik denk dat ik het hierbij zou kunnen laten. Of dat terecht is, hoor ik zo dadelijk.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Ik wens de minister veel succes met de nationale politie. Hij kan aan de slag. Hij moet dan niet alleen op papier te werk gaan, maar ook in de praktijk. Hij moet laten zien wat dat is, een nationale politie. Hij moet regie voeren. Op dit moment gaat dat nog lang niet goed.

De weg die ten aanzien van de computersystemen is ingeslagen, is niet de goede. De minister moet dus nu in actie komen.

Als het gaat om de korpschefs en de korpsbeheerders: hij heeft ze nog steeds niet in de hand. Dat zagen we afgelopen zaterdag in Flevoland.

Ook moet hij zelf aan de slag met de bureaucratie. Het is mooi dat de minister zegt: 25% minder bureaucratie, maar hij moet dat plan vervolgens niet over de schutting van de korpschefs gooien. De korpschefs zeggen namelijk dat ze duizenden ondersteuners gaan ontslaan, dus juist die mensen die agenten heel veel bureaucratie uit handen nemen. Als die worden ontslagen, moeten agenten het zelf doen. Je kunt wel zeggen dat je 25% minder bureaucratie wenst, maar als de korpschefs vervolgens niet de managers gaan ontslaan die die bureaucratie veroorzaken en wel de medewerkers die de bureaucratie helpen verstouwen, redden we het niet. Op al die punten moet de minister dus aan de slag.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. De minister stuurt ons nog voor de zomer het wetsvoorstel over de nationale politie toe, zo verwacht hij. Mijn vraag blijft: waarom niet wachten met het operationaliseren van het wetsvoorstel, terwijl we dit wetsvoorstel al zo spoedig gaan bespreken?

Mijn tweede vraag betreft het eigen vermogen van de politie. Ik snap dat met incidenteel geld geen structurele problemen kunnen worden opgelost, maar iets wat uitgesmeerd is over vier jaar kan wel over een kortere periode van drie jaar worden uitgesmeerd. Mag ik mijn vraag omturnen in de zin dat ik vraag of de minister mij schriftelijk wil informeren over hoe het zit met het eigen vermogen van de korpsen, of zij dat geld nog mogen inzetten en of er nog een deel van wordt afgeroomd? Ik ben het zicht daarop een beetje kwijt, eerlijk gezegd.

Ik ben blij dat de minister even een rustpauze inlast in de vlucht naar voren aangaande de arbeidstijdenregeling voor de politie die de coalitiepartijen vanochtend even in de krant namen. Ook ben ik blij dat hij de bonden niet failliet verklaart zoals de PVV vandaag in het debat even deed, maar gewoon daarmee in overleg treedt om met een zorgvuldig voorstel te komen. Die arbeidstijdenregelingen zijn er niet voor niets. Daar mag niet over de ruggen van agenten in worden gesneden om te bezuinigen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vragen van collega Kuiken over de eigen vermogens. Deze zullen met de invoering van de nationale politie worden gecentraliseerd. Wat is de stand van zaken nu? Waarvoor kunnen ze worden ingezet? Ik wil hierover heel graag duidelijkheid.

Volgens mij is er geen antwoord gegeven op de vragen over de percentages die het CBS gisteren heeft genoemd. Ik vind ze nogal cruciaal. Het gaat immers om een stijging van de kosten met 12% tegenover een daling van het aantal gevallen dat wordt opgehelderd met 5%.

Ten slotte hoor ik graag iets meer over de aanpak van de georganiseerde misdaad en het geforceerde onderscheid tussen blauw en opsporing. Dat moet wellicht hier en daar worden doorbroken, juist om die misdaad beter aan te kunnen pakken die snel internationaliseert, digitaliseert, maar ook steeds mobieler wordt. Ik krijg hierop graag de visie van de minister.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn nog een vraag over de nazorg gesteld. Wil de minister die nog even beantwoorden?

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Ik heb de minister horen zeggen: niemand wordt ontslagen. Dat was de letterlijke tekst van de minister. Die herhaal ik nog even voor de heer Van Raak. Niemand wordt ontslagen. Ik neem aan dat dit voor zowel operationeel als AT-personeel geldt. Ik zie de minister ja knikken. Dit zeg ik dus vast in antwoord op de vraag van de heer Van Raak. Ik heb het namelijk wel gehoord.

Over het overleg met de bonden: ik zag ze allebei, althans de twee grote bonden die hier aanwezig zijn, ja knikken, dus volgens mij lukt het voor de zomer en zal het overleg ongeveer vijf minuten duren.

Over de toelages merk ik op dat ik het echt niet eens ben met de uitleg van de minister. Ik vind het echt met twee maten meten. Er zijn allerlei zaken gedeclareerd, van sigaretten tot drank, waarvan iedereen weet dat dat niet kan. Met alle respect: ik vind dat daar disciplinair onderzoek naar moet worden gedaan.

In eerste termijn had ik geen tijd voor de volgende vraag. Ik wil direct weten hoe zit het met de CBS-cijfers. Ik begrijp dat de processen-verbaal voor overtredingen in 75% van de gevallen snelheidsovertredingen betreffen. 1% daarvan is waarschijnlijk van mij. Hoe zit het met de prioriteiten die we in het regeer- en gedoogakkoord hebben afgesproken? 75% van de overtredingen zou snelheidsovertredingen betreffen. Dat kan volgens mij niet.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn betrokken betoog. Zo kwalificeer ik dat maar.

Ten aanzien van de nationale politie noteer ik geen onomkeerbare stappen, geen geld over de balk en het KLPD mogelijk als elfde eenheid.

Ik vind het heel fantastisch dat de minister zijn verantwoordelijkheid voor de ICT neemt. Ik hoop wel dat hij zich realiseert welk persoonlijk risico hij daarmee neemt.

Wil de minister voor het einde van dit jaar een eerste rapportage over de bureaucratie naar de Kamer sturen? Dat past bij zijn enorme betrokkenheid.

Tot slot. Over de sterkte kunnen wij lang debatteren. De fractie van D66 verschilt daarover van mening met het kabinet. Ik heb de minister wel horen zeggen dat hij een spiegel heeft en dat hij daarin kijkt. Ik kan mij voorstellen dat hij dat ook over een jaar doet en dan weer naar de Kamer komt om te bespreken of hij de sterkte goed heeft verdeeld.

De heer Çörüz (CDA): Laten we ook onze zegeningen tellen als we het vergelijken met wat er bij Defensie gebeurt. Ik noemde niet voor niets al die bedragen. De inzet is beter blauw. Mij lijkt dat daarbij past om met bonden en anderen te praten over wat de politie in het vervolg niet meer gaat doen. Ik ben in volle afwachting van het wetsvoorstel over commerciële evenementen. Daar moet de politie echt niet meer voor worden ingezet.

Mij rest nog een aantal snelle vragen. Er komt een nieuwe korpschef in Flevoland. Hoe zit het met het woonvereiste? Ik heb deze vraag gesteld, maar er geen antwoord op gehoord.

Ik heb gezegd dat wat mijn fractie betreft de Taskforce Brabant tot 2013 duurt. Ook heb ik de suggestie gedaan om griffierecht te laten betalen voor klachten over een bepaald politieoptreden. Verder wil ik graag van de minister weten uit welk budget de politietoezichthouders worden betaald.

De heer Dibi (GroenLinks): Hoe zeer ik ook op deze minister gesteld ben en hoe indrukwekkend zijn bas ook is als hij antwoordt, er klopt iets niet. Veiligheid is topprioriteit. We gaan er honderden miljoenen in investeren. Regio's krijgen allemaal extra taken en prioriteiten erbij, maar aan het einde van de rit verliezen ze gewoon agenten. Dan heb ik het nog niet eens over de toeslaande vergrijzing en de gebrekkige instroom van aspiranten. Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, al deze steden zijn onderwerp van menig spoeddebat hier in de Tweede Kamer. Ze verliezen allemaal blauw op straat. De minister staat erbij en kijkt ernaar. VVD en PVV staan erbij en kijken ernaar. Het antwoord dat de minister vervolgens geeft, is: dat wist u toch allemaal al? En: dat heeft mijn voorganger toch al in gang gezet? Maar dat maakt het toch allemaal niet minder erg? Ik dacht dat dit kabinet van veiligheid juist echt een topprioriteit wilde maken. Daarom stel ik nogmaals de vraag of de minister het echt acceptabel vindt dat er in deze grote steden met zulke grote problemen aan het einde van de rit, of het nu met het herverdelingsysteem te maken heeft of met wat dan ook, minder blauw op straat is om de burgers veilig te houden. Of staat hij ervoor open om er toch nog eens naar te kijken?

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik dank de minister voor de heldere lijn die hij aanbrengt en voor het tempo dat hij wil maken om bij voorbeeld met de nationale politie aan de slag te gaan. Ik denk dat de jaren in Rotterdam hem goed hebben gedaan. Ik herken als Rotterdammer veel van die handen-uit-de-mouwenpraktijk en kan die ook zeer waarderen.

Ondeugend zou ik wel willen zeggen dat de zeer nadrukkelijke vraag van de minister of de Kamer wel beseft wat het betekent dat hij de ICT voor zijn rekening neemt, mij als excuus voor toekomstige problemen in de oren klonk. De Kamer gaat dat volgens mij, de minister kennende, collectief niet zo opvatten. Laat de minister dus zijn borst maar nat maken. Wie ICT op zich neemt, weet wat hij doet.

Ik heb nog een vraag over de weekendarbeidstijden. Ik begrijp dat de minister het overleg in gaat en dat hij eventuele problemen in verband met capaciteitstekorten zal oplossen. Ik weeg wel mee of dit geen aanzuigende werking heeft in de zin dat werk dat door de week kan gebeuren, naar het weekend wordt verplaatst. Dan zitten we namelijk binnen een paar jaar met exact dezelfde problemen en moet er weer extra flexibiliteit komen. Het zou dus betrekking moeten hebben op die activiteiten die echt in het weekend moeten plaatsvinden. Kan de minister dat toezeggen?

Minister Opstelten: Tegen de heer Van Raak zeg ik dat ik aan de slag ga en dat ik het plezierig vind dat hij dat steunt. Laat ik dat nadrukkelijk zeggen. Ik vind dat een feit en voel dat als steun in de rug. Ik gooi niets over de schutting. Dat heb ik nog nooit gedaan. Laat dat duidelijk zijn. Het bureaucratieprogramma is iets wat wij aansturen; het is niet zo maar een plannetje dat wij opsturen naar korpsen om na een jaar te vragen wat ervan terecht is gekomen. Wij sturen dat aan, dus nemen er ook verantwoordelijkheid voor.

Mevrouw Kuiken vroeg naar het vermogen. Dat is een punt. Er is de afgelopen jaren natuurlijk heel veel, maar terecht afgeroomd van vermogens van politiekorpsen. Wij zijn toch niet gek geworden? Ten tweede wil ik naar aanleiding hiervan zeggen dat dit een onderdeel is, waarvan ik nu nog niet ga zeggen wat zij daar allemaal voor aardige dingen van kunnen doen. Wij gaan dat zelf nationaal sturen. Het komt in de openingsbalans van de nationale politie. Daar sturen wij op. Wij hebben natuurlijk te maken met schaarse middelen, zoals de commissieleden allemaal zeggen. Laten zij mij en verder niemand dan ook de ruimte, full support en steun geven om dat gewoon aan te sturen en om te bepalen wat er met dat vermogen gebeurt. Dat is de lijn waarop ik zit. Er is geen sprake van korpsen die even wat meer hebben dan andere, waardoor ze wat extra's kunnen doen. Wij sturen alles aan en alles gaat in de openingsbalans.

Tegen mevrouw Kuiken wil ik nog zeggen dat ik hoop dat ik in de ogen van de meesten overtuigend genoeg heb gezegd dat we niet moeten wachten met een aantal maatregelen. We hebben het over de ICT en een aantal andere programma's gehad. Die moeten worden aangestuurd. Laten we niet voor de vorm wachten totdat er een wetsvoorstel is ingediend. Het komt eraan. Laat de Kamer mij de ruimte geven om haar ongelooflijk te blijven informeren op de strakke voorwaarde, die ik zal bewaken, dat er geen onomkeerbare beslissingen worden genomen en er geen geld via investeringen over de balk wordt gegooid. Dat is geen plicht, het is ook in een ordelijk proces noodzakelijk, want daar is het veel te belangrijk voor. Laten de Kamer en de regering dit gezamenlijk naar de politie uitstralen. Ik hoop dat ik mevrouw Kuiken hier in mee kan krijgen en dat ik haar begrip heb gekregen.

Nu kom ik op een belangrijk punt, waarvan het mij spijt dat ik dat ben vergeten: de nazorg. Ik had eerder aan de fractie van D66 toegezegd dat ik het Landelijk programma versterking professionele weerbaarheid, dat deze zomer van start gaat, zou volgen. Dat gaat over mentale problemen bij de politie. Ik zal het heel nauwgezet volgen en er veel aandacht aan besteden. Dat zeg ik toe. Ik kan nog niet zeggen op welke concrete momenten ik met wat kom, maar ik zal het nauwgezet volgen en de Kamer informeren zodra er concrete onderzoeken of maatregelen voorhanden zijn. Ik zal er ook goed overleg over plegen.

Ik had inderdaad al in eerste termijn moeten ingaan op vragen over de percentages die het CBS gisteren heeft genoemd en waarover veel ophef was. Ik moet met nadruk zeggen dat het wel om cijfers over 2009 gaat terwijl het nu 2011 is. Ik wil niet zeggen dat wij er toen nog niet zaten, maar deze situatie wil ik natuurlijk wel even onderstrepen. Door de wijze van presentatie van de cijfers kan de indruk ontstaan dat de uitgaven aan opsporing zijn gestegen, terwijl het oplossingspercentage in 2009 is gedaald. Deze conclusie kan niet zo maar worden getrokken, omdat alle soorten zaken, van zware misdrijven tot allerlei verkeersovertredingen, waarover de heer Brinkman iets zei, in deze cijfers zijn betrokken. De cijfers zeggen dus niets over de inspanningen die de politie op de terreinen handhaving en opsporing heeft geleverd. Ik heb inmiddels kennisgenomen van het gezamenlijk persbericht – dat is belangrijk – van de Raad van Korpschefs en het CBS, waarin zij geen verschil van inzicht in de cijfers zeggen te hebben, maar het spijtig te vinden dat door het webartikel bij anderen de suggestie is gewekt dat er een verband bestaat tussen de uitgaven aan opsporing en het aantal opgeloste misdrijven. De op 1 maart door het CBS uitgebrachte Veiligheidsmonitor 2010 geeft een veel uitgebreidere en actuelere analyse van de veiligheidssituatie in Nederland. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid heeft eerder gezegd dat er onvoldoende redenen zijn om te twijfelen aan de kwaliteit van de criminaliteitsgegevens. Dat wilde ik ook nog even zeggen.

Ik wil over de criminaliteit zeggen dat die ongelooflijk veel aandacht krijgt. Wij zeggen niet meer dat de politie er voor de openbare orde en de opsporing is, nee, wij hebben ook grote zorgen over de georganiseerde criminaliteit. Wij zijn daarom teams aan het vormen, met name voor de opsporing van financieel-economische criminaliteit. Dit is dus een zware prioriteit, zoals ook zal blijken uit de maatregelen die we nemen. Laten er geen zorgen bestaan over de vertaling van die zware prioriteit.

Ik zeg de heer Brinkman nog eens na dat niemand wordt ontslagen.

Over de toelagen merk ik op dat er niet zozeer een verschil van mening is als wel een verschil van inschatting waarover het gaat. Het gaat niet om declaraties of om onterecht grote uitgaven, maar om afspraken die werkgever en werknemer hebben gemaakt, dus een korpsbeheerder en een politiechef of een waarnemend politiechef. In de acht gevallen gaat het daarom. Ik zal de korpsbeheerders persoonlijk benaderen en berichten over wat het gevoelen in de Kamer is geweest en over hoe het debat is verlopen. Daaraan zal ik toevoegen dat het hun vrijstaat om hun verantwoordelijkheid te nemen door tegen de betrokken politiemensen te zeggen dat zij natuurlijk een vrijwillige terugbetaling kunnen doen en dat er voorbeelden zijn van waar die al zijn gedaan. Mij lijkt dat dit de meest reële positie is; met iets anders komen wij niet verder. Dit wil ik nog eens in alle scherpte herhalen.

De heer Schouw heeft gevraagd of ik de Kamer voor 1 januari a.s. een verslag over het terugdringen van de bureaucratie wil sturen. Dat vind ik uitstekend. Ik vind het ook niet erg om af te spreken dat ik in een regeringsperiode niet een keer voor de spiegel ga staan, maar elk jaar. Ik vind het prima om telkens even te rapporteren over hoe het is gegaan met de politie en over of we op de juiste weg zitten, hoe het verloopt. Ik doe dat graag.

De heer Çörüz heeft gevraagd naar de nieuwe korpschef in Flevoland. Hij is waarnemend korpschef. Hij wordt gedetacheerd vanuit Utrecht en wel zolang de nationale politie niet is gerealiseerd. Ik kan hem in alle redelijkheid niet vragen om nu nog voor een jaar naar Almere te verhuizen. Ik weet niet waar hij nu woont, maar stel dat dat in de prachtige stad Utrecht is. Dat zou ik te veel gevraagd vinden en dat vind ik niet redelijk. Ik ben blij dat hij het doet. Het is een voortreffelijke man en de afstand is te overbruggen. Ik vind wel dat een korpschef later, in de nieuwe situatie, moet wonen in de regio waar hij dient. Laat daarover geen misverstand bestaan.

Over de toezichthouders heb ik volgens mij het nodige gezegd. Ik kan niet anders dan dat herhalen. Zij maken deel uit van het totale politiebudget en dus van de 49 500 politiemensen.

Ik ben het helemaal eens met wat de heer Çörüz over de Taskforce Brabant zegt. Ik vond het niet zozeer een vraag, maar ik wil bevestigen dat we wat daar gebeurt moeten vertalen naar het hele land en dus dat we zaken multidisciplinair aanpakken.

De heer Dibi mag niet van mij verwachten dat ik een voorstel van mij of zelfs een door mij na wikken en wegen genomen beslissing niet acceptabel vind. Ik vind wat er is gebeurd redelijk. Het is zorgvuldig gebeurd, zeer zorgvuldig, en ik heb de indruk dat er, gelet op de omstandigheden, draagvlak voor is in het land.

Laat ik over de weekendarbeidstijden, waarover de heer Dijkgraaf een opmerking had, zeggen dat ik vind dat de politie in een regio daarvoor nu verantwoordelijk is. Zij wikt en weegt. Natuurlijk is het ook een kwestie van geld, zoals de heer Brinkman heeft gezegd. Daar zal dus naar worden gekeken. In een weekend, met alle respect voor iemands appreciatie van wat er op zaterdag en zondag gebeurt, zet je de politie natuurlijk afhankelijk van de activiteiten en van wat nodig is in, niet meer en niet minder. Dat is nadrukkelijk het geval. Wij zullen hier zeker over praten, maar ik laat het aan de politie in de regio's over. Ik vind het geen specifiek punt, maar gelet op de financiën moet er wel rekening mee worden gehouden. De politie wordt daar waar nodig ingezet. Dit lijkt mij een mooie slotzin van dit AO.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Ik ben jarig en heb nog geen taart gehad, dus wil wel een laatste vraag stellen. Hoe zit het nu met het doorbreken van het soms geforceerde onderscheid tussen opsporing en blauw? Heb ik het antwoord hierop in uw betoog gemist?

Minister Opstelten: Zeker, dat hebt u gemist. Ik heb gezegd dat er geen verschil meer is. Ik vind het een totaal gedateerde positie van twintig jaar geleden. Soms komt die voor, maar wij bekijken het integraal aan de hand van de prioriteiten. Bovendien wordt er zeer zwaar geïnvesteerd in de recherche- en opsporingscapaciteit en vooral -kwaliteit.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dit snap ik en had ik ook gehoord. Het gaat erom dat er soms bij iemand die met het oog op een alcoholcontrole of wegens het niet dragen van de autogordel staande wordt gehouden, iets anders kan worden geconstateerd. Dan zie je dat er nog steeds sprake is van een geforceerd onderscheid in bevoegdheden. Dat is eigenlijk mijn vraag.

Minister Opstelten: Dat moet doorbroken worden. Uit het feit dat u dit zegt, blijkt dat het nog voorkomt, dus we zullen daar aandacht aan schenken, absoluut.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik heb twee keer gevraagd wat de minister vindt van het heffen van griffierechten voor klachten over de politie en ik heb tot twee keer toe geen antwoord gekregen.

Minister Opstelten: Ik zal het signaal meenemen. Ik had het als zodanig nog niet gehoord, maar zal het bekijken. In feite vind ik wel dat men zonder enige aarzeling moet kunnen klagen over de politie, want dat is niet alleen goed voor degene die klaagt, maar ook voor het functioneren van de politie. Dat is mijn ervaring. Ik zal het punt als signaal goed bekijken, maar de heer Çörüzweet nu hoe ik erin zit.

De voorzitter: Ik dank de minister nogmaals voor zijn antwoorden en de leden voor hun bijdragen. Luistert u nog heel even naar de gedane toezeggingen. Eerder is geschreven dat het wetsvoorstel met betrekking tot de nationale politie voor de zomer naar de Kamer komt, maar dat is geen concrete toezegging. Ik heb vijf wel concrete toezeggingen genoteerd. Laten de commissieleden even meeluisteren of die allemaal kloppen. De minister zal zijn plan van aanpak met betrekking tot de ICT kort na de zomer naar de Kamer sturen. Er volgt een jaarlijkse rapportage over het Aanvalsplan bureaucratie politie. Voor 1 januari a.s. verschijnt de eerste. De Kamer wordt voor deze zomer over de arbeidsvoorwaardenregeling van de politietop geïnformeerd.

Minister Opstelten: Dat heb ik niet gezegd, maar ik dacht wel in die richting.

De voorzitter: De minister stuurt de Kamer binnen twee weken een verduidelijking van de gevolgen van de herijking van het budgetverdeelsysteem per korps, de zogenoemde tabel 6.3. Tot slot geeft de minister voor deze zomer een schriftelijke reactie op de conclusies over de invulling van de functie van politietoezichthouder.

De heer Schouw (D66): Volgens mij zou de minister ook nog eens per jaar in de spiegel kijken als het gaat om de formatie.

Minister Opstelten: Dat klopt.

De voorzitter: De heer Dibi heeft inmiddels een VAO aangekondigd. Daar is geen twijfel over mogelijk, dus dat zal worden gepland.

Ik dank de leden en ik dank de minister en zijn gevolg. Ik dank de mensen op de tribune voor hun geduld en ik dank de mensen die thuis hebben meegekeken. Ik wens u allen wel thuis en smakelijk eten.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Rouvoet (ChristenUnie), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), Çörüz (CDA), Koopmans (CDA), De Roon (PVV), voorzitter, Brinkman (PVV), Vermeij (PvdA), ondervoorzitter, Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Dibi (GroenLinks), Van Toorenburg (CDA), Berndsen (D66), Van Nieuwenhuizen (VVD), Schouw (D66), Marcouch (PvdA), Van der Steur (VVD), Recourt (PvdA), Hennis-Plasschaert (VVD), Helder (PVV), El Fassed (GroenLinks) en Taverne (VVD).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Dijkgraaf (SGP), Bouwmeester (PvdA), Van Bochove (CDA), Sterk (CDA), Dille (PVV), Elissen (PVV), Smeets (PvdA), Kooiman (SP), Ouwehand (PvdD), Rik Janssen (SP), Sap (GroenLinks), Smilde (CDA), Pechtold (D66), Van der Burg (VVD), Dijkstra (D66), Kuiken (PvdA), De Liefde (VVD), Spekman (PvdA), Azmani (VVD), Bontes (PVV), Voortman (GroenLinks) en Dijkhoff (VVD).

Naar boven