29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 77 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2018

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid hebben een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid over de brief van 26 april 2018 inzake de inzage van RAND in vertrouwelijke informatie over financiering uit de Golf (Kamerstuk 29 614, nr. 73).

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft deze vragen, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Rechtsbescherming, beantwoord bij brief van 29 mei 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Kunt u voor elk land in de Golf afzonderlijk aangeven wanneer lijsten overhandigd zijn over financiering van religieuze instellingen? Zo nee, waarom niet? Wanneer gebeurde dat voor het laatst? Welke landen hebben nooit dergelijke lijsten overhandigd?

Het gaat niet in alle gevallen om lijsten die door de Golfstaten zijn overhandigd. De lijsten die op 7 november 2016 ter vertrouwelijke inzage naar de Tweede Kamer zijn gestuurd zijn opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 29 614, nr. 52), gebaseerd op afzonderlijke informatie die voor juli 2016 door Saoedi-Arabië en Koeweit met het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gedeeld.

Daarnaast heeft Koeweit op 25 september 2016 en op 9 maart 2017 in het kader van de gesprekken over de wenselijkheid van transparantie aanvullende informatie met het Ministerie van Buitenlandse Zaken gedeeld. Deze informatie is op 6 juli 2017 ter vertrouwelijke inzage naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 614, nr. 60). Sindsdien is op 13 oktober 2017 door Koeweit nog één geval van een verzoek om financiering met het Ministerie van Buitenlandse Zaken gedeeld. Hierover zal de Tweede Kamer nog geïnformeerd worden. Dit is niet eerder gebeurd omdat overleg over duiding nog gaande was.

2

Klopt het dat sinds 2015 geen informatie meer is ontvangen uit Saudi-Arabië over financiering van religieuze instellingen in Nederland? Zo ja, waarom is dat het geval? Kan uitgesloten worden dat sinds 2015 religieuze instellingen vanuit dat land zijn gefinancierd?

Het klopt dat sinds 2015 geen informatie van Saoedi-Arabië is ontvangen. Uit contacten met vertegenwoordigers van de Saoedische overheid kan worden opgemaakt dat het land zich bewust is van de onrust die buitenlandse financiering in Nederland met zich mee brengt. Hierdoor is Saoedi-Arabië mogelijk terughoudender geworden met het financieren van organisaties in Nederland. Tijdens mijn gesprek met mijn Saoedische collega op 20 mei jl. bevestigde hij dat er sinds 2015 door Saoedi-Arabië geen financiering is goedgekeurd. Het kabinet kan echter niet uitsluiten dat sinds 2015 Nederlandse organisaties vanuit Saoedi-Arabië zijn gefinancierd, het delen van informatie gebeurt immers op vrijwillige basis. Zoals in de Kamerbrief van 5 juli 2016 is gemeld (Kamerstuk 29 614, nr. 50), is op basis van de ontvangen informatie geen sluitend overzicht te maken van buitenlandse financieringsstromen naar Nederlandse religieuze organisaties.

3

In de brief van 26 april jl. van de Minister van Buitenlandse Zaken wordt gesteld dat het overzicht met financieringsaanvragen van de periode 2010 t/m 2013 door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) met het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC) is gedeeld ten behoeve van het onderzoek van RAND naar deze financieringsstromen (Kamerstuk 29 614, nr. 73). Bent u bekend met de afwijkende stellingname van de betreffende onderzoekers van RAND over inzage in deze lijsten, te weten de stelling «De passage «information we were given access to» refereert niet aan informatie die we van MinBZ hadden ontvangen. Deze «lijst» kregen we via [een] andere bron. Van MinBZ hebben we nooit informatie over [individuele] donaties ontvangen» (https://twitter.com/StijnHoorens/status/989240293680664577)? Hoe duidt u deze uitspraak? Kan derhalve de correspondentie hieromtrent tussen zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als het Ministerie van SZW en de betreffende onderzoekers met de Kamer worden gedeeld?

In de Nieuwsuur-uitzending is niet te zien welke lijst de RAND-medewerker te zien krijgt van de journalist van Nieuwsuur. Het kan hierbij gaan om de veel later (2016 en 2017) verkregen lijsten van organisaties waarnaar gerefereerd in antwoord op vraag 1. Deze waren uiteraard nog niet beschikbaar ten tijde van het onderzoek in 2014.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft naar eer en geweten tijdens de uitvoering van het onderzoek eind 2014 volledige medewerking verleend aan RAND om in alle vrijheid onderzoek te doen. Er is geen sprake geweest van het bewust achterhouden van stukken. Zoals ik in mijn brief van 26 april jl. aan uw Kamer aangaf (Kamerstuk 29 614, nr. 73), beschikte het Ministerie van Buitenlandse Zaken op het moment dat het onderzoek plaatsvond over één overzicht met (18) namen van organisaties op basis van informatie ontvangen van de ambassade van Saoedi-Arabië in de periode 2010 t/m 2013. Het kabinet (in dit geval het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft dit overzicht al op 12 december 2013 gedeeld met het WODC ten behoeve van het onderzoek dat door RAND zou worden uitgevoerd. Met andere woorden: Sinds 12 december 2013 beschikte WODC als opdrachtgever van RAND) over de lijst die de op dat moment beschikbare informatie bevatte. De email terzake hebben we kunnen achterhalen. De ministers van SZW en Buitenlandse Zaken zijn bereid de email van SZW met WODC te delen1. Het betreft een email van Buitenlandse Zaken van 9 september 2013 met achtergrondinfo die met SZW (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 3230) is gedeeld ten behoeve van de beantwoording Kamervragen over de blauwe moskee en voorbereiding van het 30 leden debat over buitenlandse financiering moskeeën van 12 september (Handelingen II 2012/13, nr. 110, item 9). Deze email is op 12 december 2013 door SZW doorgestuurd ten behoeve van het WODC-onderzoek. Persoonsgegevens zijn uit privacyoverwegingen weggelakt.

4, 5

Kunt u een overzicht geven van alle vertrouwelijke informatie over financiering van religieuze instellingen vanuit landen in de Golf waar RAND en het WODC inzage in hebben gekregen?

Is er informatie over financiering van religieuze instellingen vanuit landen in de Golf die niet (vertrouwelijk) is gedeeld met RAND en het WODC? Zo ja, welke informatie betreft dit en waarom is die niet gedeeld?

Het kabinet heeft op 12 december 2013 het overzicht met (18) namen van organisaties op basis van informatie die het Ministerie van Buitenlandse Zaken had ontvangen van de ambassade van Saoedi-Arabië in de periode 2010 t/m 2013 gedeeld met WODC. Met andere woorden: Sinds 12 december 2013 beschikte WODC als opdrachtgever van RAND over de lijst die de op dat moment beschikbare informatie bevatte.

6

Heeft u aanwijzingen dat door buitenlandse financiering van moskeeën de veiligheid in Nederland in het geding is? Kunt u uw antwoord toelichten?

Het staat maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland vrij om financiering vanuit het buitenland aan te trekken. Het is goed om op te merken dat buitenlandse financiering niet per definitie problematisch is. Echter, buitenlandse financiering – vanuit staten, niet-statelijke organisaties én individuen – gaat in sommige gevallen gepaard met ideologische beïnvloeding die bijdraagt aan antidemocratisch, anti-integratief en onverdraagzaam gedrag dat haaks staat op de uitgangspunten van de rechtsstaat en de waarden die in Nederland worden gekoesterd. Als ideologische beïnvloeding deze vorm aanneemt, heeft dat een negatief effect op sociale verhoudingen in de samenleving. Groepen burgers worden op die manier tegen elkaar en tegen de overheid opgezet, hetgeen een bedreiging kan vormen voor de democratische rechtsorde en in die zin weerslag kan hebben op de nationale veiligheid.

7

Kunt u een beeld schetsen hoe, mede door financiering vanuit het buitenland, de invloed van het salafisme de afgelopen tien jaar in Nederland is toegenomen? Deelt u het beeld dat de invloed van deze religieuze stroming is verdubbeld?

Invloed is moeilijk te kwantificeren. De overheid ziet een groeiende impact van individuen (aanjagers) en organisaties die vanuit bepaalde salafistische leerstellingen aanzetten tot antidemocratisch, anti-integratief en onverdraagzaam gedrag. Deze ontwikkeling kan zorgwekkend zijn en heeft daarom de aandacht.

8

Welke juridische grondslagen zijn op dit moment voorhanden voor het blokkeren van geldstromen uit het buitenland?

Als het gaat om buitenlandse financiering die ongewenst is, maar niet strafbaar, biedt de wet zeer weinig mogelijkheden. Op basis van het Gemeenschapsrecht is het aantal mogelijkheden om geldstromen uit lidstaten van de Europese Unie te blokkeren beperkt. Een van de belangrijkste pijlers van de Europese Unie is immers vrij verkeer van kapitaal. Inzet is altijd geweest om buitenlandse investeringen te bevorderen, omdat de Nederlandse economie baat kan hebben bij die geldstromen uit het buitenland.

Mede om deze reden zijn binnen het nationale recht nagenoeg geen juridische grondslagen voorhanden om ongewenste geldstromen vanuit het buitenland, binnen of buiten de EU, ter financiering van maatschappelijke of religieuze instellingen, te blokkeren. Momenteel loopt een verkenning naar de mogelijkheden tot uitbreiding van juridische grondslagen. Verkend wordt of er mogelijkheden zijn om geldstromen uit onvrije landen naar maatschappelijke en religieuze organisaties, waarbij misbruik wordt gemaakt van Nederlandse vrijheden, te beperken. Daarnaast wordt verkend of buitenlandse geldstromen naar politieke partijen beperkt kunnen worden. Hierover wordt uw Kamer komend najaar geïnformeerd.

9

In welke gevallen wordt er nu reeds opgetreden tegen geldstromen uit het buitenland?

Allereerst is het belangrijk om te benadrukken dat niet alle buitenlandse financiering per definitie ongewenst of problematisch is. Indien er sprake is van buitenlandse financiering, die leidt tot problematisch gedrag bij een organisatie, wordt in lijn met de driesporenaanpak het gesprek en de confrontatie aangegaan met de organisaties. Ook het gebrek aan transparantie en ondoorzichtige financiële constructies zijn een reden om met en organisaties in gesprek te gaan over de herkomst van geldstromen. Tot slot, ontvangt het Ministerie van Buitenlandse Zaken via Notes Verbales informatie over financieringsaanvragen uit bepaalde Golflanden. Indien er zorgen bestaan over de organisatie die de aanvraag heeft gedaan, dan worden deze zorgen met het betreffende land gedeeld.

10

Kunt u aangeven of en zo ja hoe het Oostenrijkse verbod op buitenlandse financiering van moskeeën zich verhoudt tot de in Nederland geldende grondrechten?

In 2015 heeft Oostenrijk een wetswijziging in de «islam-wet» doorgevoerd, waarin is vastgelegd dat structurele buitenlandse financiering van islamitische organisaties niet is toegestaan. Islamitische organisaties mogen nog wel eenmalige giften uit het buitenland ontvangen. Dit biedt een mogelijkheid om de wetgeving aangaande buitenlandse financiering te omzeilen. Dergelijke wetgeving t.a.v. een specifieke religie staat op gespannen voet met de Nederlandse geldende grondrechten als vrijheid van godsdienst en het discriminatieverbod. Deze gaat namelijk uit van gelijke behandeling van geloofsgenootschappen.

11

Is er naar uw opvatting op dit moment sprake van dat financiering uit het buitenland van religieuze instellingen leidt tot ondermijning van de democratische rechtsstaat? Zo nee, waarom niet?

Buitenlandse financiering van instellingen (religieus, maatschappelijk of anderszins) is als zodanig niet onwenselijk of strafbaar. In sommige gevallen kan buitenlandse financiering onwenselijk en zorgelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer deze aantoonbaar bijdraagt aan toenemende invloed van problematisch gedrag dat op gespannen voet staat met de democratische rechtsorde.

12

Kunt u een overzicht geven van alle maatregelen van de afgelopen tien jaar om ongewenste financiering van religieuze instellingen te beperken en ingaan op het effect van die maatregelen?

In de brief aan de Kamer van 4 december 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 56) over ongewenste financiering van instellingen en activiteiten wordt voor het eerst gedefinieerd onder welke condities buitenlandse financiering als ongewenst wordt beschouwd. Eind 2016 zijn dan ook verschillende nieuwe maatregelen geïntroduceerd om ongewenste financiering tegen te gaan. Het betreft hier onder andere de intensivering van het buitenlandse beleid, de aankondiging van wetgeving ter bevordering van de transparantie van financiering als de inperking van ongewenste financiering, het overleg met de moskeekoepels over transparantie van financiering, de uitbreiding van de capaciteit van FIU Nederland, de start van de pilot Buitenlandse Financiering van het Financieel Expertise Centrum en de organisatie van een Bestuurlijk Overleg met gemeenten over de driesporenaanpak/buitenlandse financiering. In de brief van 29 maart jl. bent u geïnformeerd over de voortgang en uitwerking van deze maatregelen (Kamerstuk 29 614, nr. 71).

13

Deelt u de opvatting dat de beïnvloeding zoals Nieuwsuur en NRC lieten zien zeer onwenselijk is?

Ik begrijp uw zorgen naar aanleiding van de uitzendingen van Nieuwsuur en de artikelen van de NRC Handelsblad. Het kabinet maakt zich zorgen om die vormen van financiering die het risico vergroten op buitenlandse beïnvloeding en bijdragen aan antidemocratisch, anti-integratief, en onverdraagzaam gedrag dat haaks staat op de uitgangspunten van de rechtsstaat.

14

Klopt het dat gemeentebesturen niet zijn geïnformeerd over de bij de regering bekende financieringsstromen? Zo ja, waarom niet? Zo nee, welke informatie is met gemeenten gedeeld en welke verdere acties zijn ondernomen?

Nee, dat klopt niet. De informatiedeling is echter wel laat op gang gekomen. De processen rondom informatiedeling waren nog niet optimaal op dat moment. Hiervoor moest nog een duidelijk proces worden ingericht. Het is belangrijk om te benoemen dat het laat op gang komen van informatie niet tot veiligheidsrisico’s heeft geleid.

Het Ministerie van SZW is in september 2017 gestart met het vertrouwelijk informeren van betrokken gemeenten met betrekking tot de overzichten uit Koeweit. Het Ministerie van SZW heeft met gemeenten vertrouwelijk de vaak summiere informatie uit de overzichten gedeeld. De gemeenten hebben – gezien het vertrouwelijke karakter – niet de integrale overzichten ontvangen, maar alleen die informatie vanuit de overzichten die van toepassing was voor hun gemeente.

In meerdere gevallen is er ook individuele ondersteuning geboden aan gemeenten bij casuïstiek rondom Buitenlandse Financiering. Deze ondersteuning richtte zich in de meeste gevallen echter niet op de financiering als zodanig, maar vooral op het ondersteunen van gemeenten bij het voorkomen van antidemocratisch, anti-integratief en onverdraagzaam gedrag en het toepassen van de driesporenaanpak. Op lokaal niveau kan de driesporenaanpak (interactie en dialoog, aanspreken en confronteren, en verstoren en handhaven) worden ingezet om ongewenste financiering aan te pakken waarmee invloed wordt verworven die problematische gedragingen met zich meebrengt.

15

Klopt het dat in de brief aan de Kamer van december 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 56) werd geschreven dat alle grote koepelverenigingen van moskeeën afspraken wilden vastleggen in een convenant over buitenlandse financiering terwijl geen van deze koepelverenigingen daarmee akkoord was, zoals NRC (26-4-2018) schrijft? Zo ja, waarom werd deze passage opgenomen in de brief als er nog geen akkoord op was? Deelt u de opvatting dat hier sprake is van desinformatie aan de Kamer?

Het klopt dat in de brief van december 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 56) staat dat de verschillende koepels de visie van het toenmalige kabinet delen dat ongewenste (buitenlandse) financiering een risico kan vormen voor de onafhankelijkheid van gemeenschappen. Vanaf het moment dat de gesprekken hierover begonnen, was bekend dat er verschillende standpunten waren tussen, maar ook binnen koepels, over de juiste wijze waarop ongewenste buitenlandse financiering tegengegaan zou kunnen worden. Het idee van een convenant is geopperd vanuit de koepels. Sommige stonden daar positief tegenover, terwijl andere meer moeite hadden met een convenant. Het bezwaar leek vooral betrekking te hebben op de exclusieve focus van een convenant op de moslimgemeenschap. In de verkenning die volgde zou dan ook de optie worden meegenomen om het convenant breder te trekken.

Hoewel de gesprekken die zijn gevoerd focus hadden op een convenant is bij nader inzien de weergave in de brief van december 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 56) dat «overheid en koepels toewerken naar vrijwillige afspraken die zullen worden vastgelegd in een convenant» te optimistisch.

16

Hoe definieert u het begrip «onvrije landen»? Hoe wordt de definitie van «onvrije landen» nader ingevuld, zoals aangekondigd op pagina 6 in de eerdere brief van de ministers van Justitie en Veiligheid en SZW?

De definitie van het begrip «onvrije landen» is onderdeel van de verkenningen die het kabinet uitvoert, in het kader van de uitwerking van de maatregelen zoals genoemd in het regeerakkoord (Kamerstuk 34 700, nr. 34). Zie ook het antwoord op vraag 18.

17

Bent u voornemens te onderzoeken hoe Nederland zou kunnen voldoen aan de wederkerigheid op het gebied van afspraken over het bekend maken van financieringsstromen, die nodig is om tot afspraken met landen als Saoedi-Arabië en Koeweit te komen (zie de brief van de ministers voor Rechtsbescherming en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, pagina 3) (Kamerstuk 29 614, nr. 71)?

Organisaties in Nederland die activiteiten in het buitenland willen financieren hebben geen wettelijke plicht om dit vooraf te melden bij de Nederlandse overheid. Hierdoor kan Nederland niet voldoen aan de wens tot wederkerigheid waar landen als Saoedi-Arabië en Koeweit bij het vastleggen van afspraken over het vooraf informeren van financieringsstromen om vragen. Dit dilemma zal worden meegenomen in de verdere uitwerking en de verkenning naar de beperking van geldstromen uit onvrije landen.

18

Op welke termijn denkt u een (wets)voorstel waarmee geldstromen vanuit onvrije landen worden beperkt aan de Kamer te kunnen sturen?

In de brief van 29 maart jl. (Kamerstuk 29 614, nr. 71) is aangegeven dat een verkenning is gestart naar de mogelijkheden om geldstromen uit onvrije landen, waarbij misbruik wordt gemaakt van de vrijheden die we kennen in Nederland, beperkt kunnen worden. Deze verkenning is momenteel gaande, en zoals aangegeven in eerdergenoemde brief, wordt Uw Kamer hierover in het najaar nader geïnformeerd. U wordt dan ook geïnformeerd over (een) voorstel(len).

19

Bent u het met de onderzoekers eens dat inzicht in buitenlandse financieringsstromen het vertrouwen tussen bronlanden en de Nederlandse overheid versterkt, garandeert dat de financiering aangewend wordt voor het legitieme doel en inlichtingendiensten helpt bij het monitoren van instellingen die met buitenlandse geldstromen worden gefinancierd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe heeft u uitvoering gegeven aan de aanbeveling van RAND om buitenlandse financiering te traceren?

Transparantie tussen staten over financieringsstromen kan bijdragen aan het vertrouwen dat financiering wordt aangewend voor legitieme doelen. Het is juist vanuit de wens om ervoor te zorgen dat financiering in Nederland binnen wettelijke kaders plaatsvindt dat Saoedi-Arabië en Koeweit informatie met de Nederlandse overheid delen.

Deze transparantie betreft overigens niet uitsluitend de donorlanden, maar ook de ontvangers van buitenlandse financiering in Nederland. Daarom hebben de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van SZW u op 29 maart jongstleden ook geïnformeerd over de voortgang van het wetsvoorstel over de bevordering van transparantie van geldstromen naar maatschappelijke organisaties (Kamerstuk 29 614, nr. 71).

20

Klopt de veronderstelling dat op dit moment sprake is van hooguit een gefragmenteerd inzicht in buitenlandse geldstromen vanuit onvrije landen met de bedoeling oneigenlijke invloed in Nederland uit te oefenen? Zo ja, hoe bent u voornemens adequater zicht te krijgen op deze buitenlandse financieringsstromen?

In beginsel staat het organisaties vrij om financiering uit het buitenland aan te trekken. De inzet zal dan ook niet zijn om een volledig zicht op alle geldstromen te verkrijgen. Om adequater zicht te krijgen op buitenlandse financieringsstromen is het Financieel Expertise Centrum (hierna: FEC) sinds september 2017 een pilot gestart binnen het FEC-programma Terrorismefinanciering (TF). Deze pilot is gericht op het in kaart brengen van de (van origine) buitenlandse financiering van non-profit instellingen (NPO’s) waarvan één of meerdere betrokken partijen direct of indirect in verband kunnen worden gebracht met terrorisme of de financiering daarvan. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het tegengaan van ongewenste financieringsstromen en bijbehorende ongewenste beïnvloeding en gedrag. Sinds september 2017 is een aantal signalen onderzocht. Indien daarvoor aanleiding was is er vanuit de pilot Buitenlandse Financiering informatie gedeeld met gemeenten en de lokale politie.

Ook zal de Minister voor Rechtsbescherming rond de zomer een wetsvoorstel in consultatie brengen om transparantie van geldstromen naar maatschappelijke organisaties, waaronder religieuze en levensbeschouwelijke organisaties, te bevorderen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoekt of geldstromen vanuit onvrije landen kunnen worden beperkt en zal uw Kamer hier in het najaar van 2018 verder over informeren.

21

Welke risico's en/of nadelige gevolgen kan het openbaar maken van verkregen informatie van derde landen over financieringsstromen richting Nederland hebben?

Openbaarmaking van informatie die is verkregen vanuit diplomatieke contacten met derde landen kan dergelijke vrijwillige informatiedeling in gevaar brengen. Landen kunnen terughoudender worden om informatie te delen, wetend dat deze informatie openbaar zal worden.

22

Is de informatie die in 2016 en 2017 betreffende financiering van Golfstaten aan Nederlandse moskeeën op vertrouwelijke basis met de Kamer is gedeeld de volledige weergave van de informatie die het kabinet over deze financieringsverzoeken en -stromen op dat moment bezat? Kan een overzicht van alle met het Ministerie van Buitenlandse Zaken gedeelde informatie van 2010 tot heden uit Saoedi-Arabië, Koeweit en andere Golfstaten betreffende financieringsstromen, per land uitgesplitst, met de Kamer (vertrouwelijk) gedeeld worden?

Het Ministerie heeft alle informatie die het heeft ontvangen op 25 september 2016 en 6 juli 2017 ter vertrouwelijke inzage met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 29 614, nr. 60). Enige uitzondering is een geval van Koeweit dat op 13 oktober 2017 is ontvangen. De Kamer zal hierover nog geïnformeerd worden. Dit is niet eerder gebeurd omdat overleg over duiding nog gaande is.

23

Klopt het dat Saoedi-Arabië sinds 2015 geen betalingsverzoeken van religieuze instellingen in Nederland heeft gehonoreerd? Klopt het voorts dat Saoedi-Arabië sinds 2015 geen betalingsverzoeken van religieuze instellingen in Nederland heeft ontvangen?

Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2 klopt het dat sinds 2015 geen informatie meer ontvangen is vanuit Saoedi-Arabië. Het kabinet heeft geen informatie over betalingsverzoeken van Nederlandse religieuze organisaties aan Saoedi-Arabië of Saoedische organisaties.

24

Deelt Saoedi-Arabië ook niet-gehonoreerde betalingsverzoeken met Nederland? Zo ja, kunnen deze met de Kamer (vertrouwelijk) gedeeld worden?

Zoals al eerder is aangegeven betreft de informatie die is ontvangen van Saoedi-Arabië en die op 25 september 2016 ter vertrouwelijke inzage met de Kamer is gedeeld informatie betreffende aanvragen van Nederlandse organisaties (Kamerstuk 29 614, nr. 60). Het is niet bekend of deze aanvragen ook allemaal gehonoreerd zijn, daarover heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken slechts in een enkel geval informatie ontvangen.

25

Kunt u zich het nader antwoord van voormalig ministers Koenders en Asscher herinneren op de schriftelijke vragen van de leden Sjoerdsma (D66), Azmani (VVD), Knops (CDA) en Karabulut (SP) d.d. 1 maart 2017 (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 702), waarin werd gesteld dat de gesprekken met en in de Golflanden zijn geïntensiveerd en dat het «voorlopige resultaat van de geïntensiveerde dialoog met de Golflanden is dat de informatiepositie van Nederland over organisaties in de betreffende landen en over de toezichtprocedures is verbeterd»? Betekent dit dat Nederland over meer informatie over financieringsstromen uit de betreffende landen beschikt? Zo ja, waarom is deze informatie niet (vertrouwelijk) met de Kamer gedeeld, terwijl herhaaldelijk om transparantie over dergelijke financieringsstromen is gevraagd? Hoe verhoudt zich dit tot de antwoorden op nadere schriftelijke vragen d.d. 6 juli 2017 (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 702), waarin uw voorgangers stelden dat deze informatie op vertrouwelijke basis met de Kamer gedeeld zal worden?

Het kabinet heeft de afgelopen jaren ingezet op het versterken van transparantie tussen de betreffende landen en Nederland over mogelijke financieringsstromen. De informatie die is ontvangen is gedeeld met andere overheidsinstanties. Ook is de informatie, zoals beschreven in het antwoord op vraag 1 ter vertrouwelijke inzage met de Kamer gedeeld. Hiermee is invulling gegeven aan de eerdere toezeggingen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft van andere landen niet dergelijke informatie ontvangen.

26

Heeft de door de voormalig ministers van Buitenlandse Zaken en SZW geschetste geïntensiveerde dialoog met de Golflanden en de betere informatiepositie van Nederland (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 702) geleid tot informatieverstrekking vanuit de Verenigde Arabische Emiraten, Oman en Qatar over financieringsstromen aan en financieringsverzoeken van religieuze instellingen in Nederland? Zo ja, op welke momenten? Waarom is deze informatie niet met de Kamer gedeeld? Kan deze informatie alsnog vertrouwelijk gedeeld worden met de Kamer?

Er is de overheden van de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar verzocht om transparantie. Deze landen hebben geen concrete informatie gedeeld met het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de manier waarop Saoedi-Arabië en Koeweit dat doen. Met Qatar is nauw contact gehouden, ook op politiek niveau, over de aankoop van een schoolgebouw in Rotterdam door de Duitse Al Nour stichting die verbonden is aan een stichting in Qatar. De Kamer is hierover eerder geïnformeerd.

27

Klopt het dat de lijst met financieringsverzoeken van Nederlandse moskeeën aan Saoedi-Arabië over de periode 2010–2013 in september 2013 eenmalig op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is opgesteld? Zo ja, waarom stelde voormalig Minister Asscher tijdens het plenaire debat over de invloed van ultraorthodoxe moslims in moskeeën op 25 mei 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 87, item 3)dat zijn ministerie niet op de hoogte werd gehouden van religieuze investeringen in Nederland, terwijl de betreffende lijst in 2013 in opdracht van zijn eigen ministerie was opgesteld?

Ja. Het klopt dat de lijst met financieringsverzoeken van Nederlandse moskeeën over de periode 2010–2013 in 2013 eenmalig is opgesteld door het Ministerie van Buitenlandse Zaken op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (dit is ook de lijst die op 12 december 2013 met het WODC is gedeeld).

Dit wil niet zeggen dat SZW daarmee op de hoogte was van religieuze investeringen in Nederland. De betreffende overzichten zijn namelijk in veel gevallen summier, lastig te valideren en hebben betrekking op financieringsaanvragen aan Saoedi-Arabië en Koeweit, niet daadwerkelijk uitgevoerde betalingen. Het betreft dus géén informatie over de buitenlandse religieuze investeringen in Nederland in de richting van moskeeën, kerken, synagogen etc.

28

Waarop is de mening van de Minister van Buitenlandse Zaken zoals verwoord in het Mondelinge Vragenuur van 24 april jl. gestoeld (Handelingen II 2017/18, nr. 77, item 4), dat wanneer de vertrouwelijkheid rondom de van Golfstaten verkregen informatie over financieringsstromen zou wegvallen, de informatiestroom van deze landen zou opdrogen? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot eerdere uitspraken van de voormalig ministers Koenders en Asscher dat moet worden aangedrongen op meer transparantie over de herkomst van financiering (plenair debat, 25 mei 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 87, item 3)) en dat niet transparante financieringsstromen het risico vergroten van beïnvloeding (nader antwoord schriftelijke vragen, 1 maart 2017)? Hoe verhoudt zich deze uitspraak voorts tot het gegeven dat Saoedi-Arabië sinds 2015 geen informatie meer met Nederland gedeeld zou hebben?

Transparantie betekent niet dat de informatie openbaar moet zijn. Inzet is geweest zoveel mogelijk informatie te verkrijgen die kan bijdragen aan het beeld dat relevante overheidsorganisaties in Nederland hebben, en dat hen kan helpen waar nodig actie te ondernemen. In de gesprekken die het Ministerie van Buitenlandse Zaken met deze landen heeft gevoerd, hebben landen aangegeven dat zij terughoudender zijn geworden bij het toekennen van financiering voor organisaties in Nederland. Of dat ook daadwerkelijk zo is, kan niet worden geverifieerd.

29

Aan welke Golfstaten is door Nederland zelf gevraagd informatie te delen over financieringsstromen naar en -verzoeken van religieuze gebedshuizen? Op welk moment is dat gevraagd? Welke Golfstaten hebben hier wel of geen gehoor aan gegeven?

Nederland heeft aan Saoedi-Arabië, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar dergelijke verzoeken gedaan. Hoewel al eerder incidenteel gesprekken over buitenlandse financiering werden gevoerd is tijdens twee reizen van een speciaal gezant namens de Minister van Buitenlandse Zaken in september en november 2016 voor het eerst getracht de afspraken over transparantie te formaliseren. Dit heeft geresulteerd in mondelinge toezeggingen dat landen geen goedkeuring geven voor financiering zonder dat Nederland op de hoogte is.

30

Op welke wijze is het kabinet voornemens de transparantie van financieringsstromen vanuit de Golfstaten naar Nederlandse moskeeën te vergroten? Is het kabinet bereid dergelijke informatie (vertrouwelijk) actief te delen met de Kamer? Zo ja, met welke frequentie? Zo nee, waarom niet?

Zoals is aangekondigd in de brief van 29 maart jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 87, item 3) verkent het kabinet de mogelijkheden om de transparantie ten aanzien van de financiering van Nederlandse maatschappelijke organisaties te bevorderen. Daarnaast zal het kabinet blijven inzetten op het vergroten van transparantie vanuit de Golflanden, op basis van vrijwillige afspraken. Zoals eerder toegezegd zal het kabinet de Kamer in ieder geval vertrouwelijk elk halfjaar blijven informeren over informatie die het ontvangt. Zoals de Minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd tijdens de beantwoording op de mondelinge vraag op 24 april jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 77, item 4)is hij bereid de informatie publiek te maken, indien de meerderheid van de Kamer daarom vraagt. Dit betekent wel dat toekomstige informatie mogelijk beperkt wordt, omdat landen terughoudender zouden kunnen worden met het delen van informatie.

31

Op 5 juli 2017 schreef voormalig Minister Asscher aan de Kamer dat in opdracht van het kabinet het Financieel Expertise Centrum (FEC) een project zou starten gericht op inzicht in en het tegengaan van ongewenste buitenlandse financiering. Klopt het dat het FEC al eerder aan het kabinet had aangegeven dat het niet zomaar onderzoek kon doen naar financiering die als «ongewenst» wordt gezien omdat een wettelijke basis ontbreekt? Zo ja, waarom schreef de voormalig Minister van SZW dit desondanks wel aan de Kamer?

Naar aanleiding van de wens van het kabinet is het Financieel Expertise Centrum (hierna: FEC) een pilot gestart binnen het FEC-programma Terrorismefinanciering (TF). Deze pilot is gericht op het in kaart brengen van de (van origine) buitenlandse financiering van non-profit instellingen (NPO’s) waarvan één of meerdere betrokken partijen direct of indirect in verband kunnen worden gebracht met terrorisme of de financiering daarvan. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het tegengaan van ongewenste financieringsstromen en bijbehorende ongewenste beïnvloeding en gedrag. Sinds de pilot operationeel is (september 2017), is een aantal signalen onderzocht. Indien daarvoor aanleiding was, is er vanuit de pilot Buitenlandse Financiering (BF) informatie gedeeld met gemeenten en lokale politie.

32

Klopt het dat de gesprekken met vertegenwoordigers van Nederlandse moslimgemeenschappen over de totstandkoming van een convenant ter bevordering van de transparantie over buitenlandse financiering is stopgezet? Zo ja, kunt u toelichten waarom en wanneer deze gesprekken zijn stilgelegd? Waren deze gesprekken nog gaande toen voormalig Minister Asscher in antwoord op Kamervragen (d.d. 6 juli 2017 (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 2269) berichtte dat zijn ministerie op dat moment overleg voerde met vertegenwoordigers van moslimgemeenschappen betreffende het convenant? Klopt het dat al in 2016 niet alle koepelverenigingen van moskeeën voorstander van een dergelijk convenant waren? Zo ja, waarom scheef de voormalig Minister Asscher in zijn brief van 4 december 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 56) desondanks dat alle koepelorganisaties de visie van het kabinet delen betreffende ongewenste financiering en vrijwillige afspraken hiertoe tussen overheid en de organisaties zouden worden vastgelegd in een convenant? In hoeverre onderschreven de betreffende koepelorganisaties deze weergave van het kabinet? Kunt u de correspondentie rondom de totstandkoming van deze Kamerbrief met de betreffende koepelorganisaties aan de Kamer doen toekomen?

In de brief van 29 maart jl. (Kamerstuk 29 614, nr. 71) over buitenlandse financiering is Uw Kamer geïnformeerd over het feit dat uit het proces om tot een convenant te komen is gebleken dat er onvoldoende draagvlak is, omdat een convenant niet wordt gezien als de juiste vorm om invulling te geven aan afspraken over het vergroten van transparantie. Het bezwaar leek vooral betrekking te hebben op de exclusieve focus van een convenant op de moslimgemeenschap. De gesprekken gaan daarom niet meer specifiek over een convenant. Wel is het Ministerie van SZW nog met een aantal koepels in gesprek over de vraag hoe de maatschappelijke bewustwording onder islamitische organisaties versterkt kan worden en hoe deze organisaties weerbaar gemaakt kunnen worden tegen mogelijk ongewenste invloed. De gesprekken gingen in juli 2017 nog wel specifiek over een convenant. Op dat moment werd in overleg met een aantal koepels een onafhankelijke procesbegeleider geselecteerd, om het traject naar een convenant toe te begeleiden.

Het klopt dat in de brief van december 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 56) staat dat de verschillende koepels de visie van het kabinet delen dat ongewenste buitenlandse financiering een risico kan vormen voor de onafhankelijkheid van gemeenschappen. Vanaf het moment dat de gesprekken hierover begonnen was bekend dat er verschillende standpunten waren tussen, maar ook binnen de koepels, over de juiste wijze waarop ongewenste buitenlandse financiering tegengegaan kan worden.

Hoewel de gesprekken die zijn gevoerd de focus hadden op een convenant is bij nader inzien de weergave in de brief van december 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 56) dat «overheid en koepels toewerken naar vrijwillige afspraken die zullen worden vastgelegd in een convenant» te optimistisch.

Gezien het vrijwillige karakter zijn deze partijen aan tafel gebleven. Deze vrijwillige basis betekent ook dat gedurende elk moment in het proces een partij zich terug kan trekken. Dit element van vrijwilligheid is in de brief van december 2016 nadrukkelijk benoemd (Kamerstuk 29 614, nr. 56).

Gezien het vertrouwelijke karakter van de onderlinge communicatie, zal het kabinet de onderlinge correspondentie niet openbaar maken.

33

Klopt het dat financiering vanuit zowel Koeweit als Saoedi-Arabië aan een moskee in Geleen op de lijsten met financiering uit deze landen in het bezit van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voorkwam, maar dat deze informatie niet direct is gedeeld met de betreffende gemeente? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Zo nee, kunt u de betreffende correspondentie tussen de gemeente en de rijksoverheid aan de Kamer doen toekomen? Klopt het dat het bestuur van de betreffende moskee in Geleen momenteel wordt vervolgd wegens witwassen, terrorismefinanciering en ronselen?

De Kamercommissie van Buitenlandse Zaken is in november 2016 door het Ministerie van Buitenlandse Zaken vertrouwelijk geïnformeerd over de overzichten met financiering vanuit deze twee landen (Kamerstuk 29 614, nr. 52). Het betreft hier nadrukkelijk informatie die gekoppeld is aan buitenlandse financiering. De aanpak van terrorismefinanciering loopt via andere kanalen.

De gemeente Sittard-Geleen heeft individuele ondersteuning ontvangen vanuit het Ministerie van SZW. Bij deze ondersteuning ging het echter niet alleen om financiering vanuit het buitenland, maar vooral om het bieden van ondersteuning aan de gemeente bij het duiden van ontwikkelingen in een moskee.

34

Klopt het dat financieringsstromen vanuit zowel Koeweit als Saoedi-Arabië aan moskeeën in Dordrecht, Den Haag, Zeist en Eindhoven op de lijst met financiering uit deze landen in het bezit van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voorkwam, maar dat deze informatie niet direct is gedeeld met de betreffende gemeenten? Geldt dit voor meer gemeenten? Zo ja, welke en waarom is dit niet direct gedeeld? Zo nee, kunt u de betreffende correspondentie tussen de gemeenten en de rijksoverheid hierover aan de Kamer doen toekomen?

Zie het antwoord op vraag 14.

35

Op welke momenten is sinds 2010 door het Ministerie van SZW informatie over financieringsstromen tussen Nederlandse moskeeën en de Golfstaten met gemeenten gedeeld? Kunt u hiervan een overzicht aan de Kamer doen toekomen?

Zie het antwoord op vraag 14.

36

Waarom is pas in november 2017, nadat bleek dat journalisten gemeenten over financieringsstromen uit Golfstaten hadden benaderd, besloten informatie over buitenlandse financiering aan Nederlandse moskeeën actief te delen met de betreffende gemeenten? Waarom zijn deze gemeenten niet eerder actief geïnformeerd?

Het Ministerie van SZW is in september 2017 gestart met het vertrouwelijk informeren van betrokken gemeenten met betrekking tot de overzichten. Hierbij is ervoor gekozen om te starten met het delen van de meest recente informatie uit Koeweit, vanuit de gedachte dat dit de meest relevante informatie was voor gemeenten. Nadat bleek dat journalisten gemeenten hadden benaderd in november 2017, heeft het Ministerie van SZW besloten de resterende gemeenten versneld te informeren op basis van de nog beschikbare (verouderde) informatie, om te voorkomen dat gemeenten via de media worden geïnformeerd.

37

In de brief van 26 april 2016 van de Minister van SZW wordt gesteld dat de informatiedeling met gemeenten vanuit het ministerie verlaat op gang is gekomen. Hoe verhoudt zich dit tot eerdere uitspraken van voormalig Minister Asscher dat gemeenten gesteund worden door het rijk (Mondelinge Vragenuur, d.d. 27-09-2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 4, item 5) en dat zij regelmatig kritische gesprekken voeren met instellingen over buitenlandse financiering (antwoord schriftelijke vragen, d.d. 7 december 2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 32, item 7)? Waarop is die laatste stellingname gebaseerd?

In de brief van 26 april gaat het voornamelijk over het delen van overzichten met gemeenten. Dit betekent echter niet dat gemeenten niet op andere manieren zijn ondersteund door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zoals bijvoorbeeld door de organisatie van kennisnetwerken over problematisch gedrag en/of buitenlandse financiering of via individuele ondersteuning. In gemeenten worden gesprekken gevoerd met instellingen binnen hun gemeentegrenzen. In sommige gevallen zijn er ook kritische gesprekken gevoerd. Deze gesprekken gingen overigens in de meeste gevallen niet uitsluitend over de wijze van financiering, maar hadden vooral betrekking op voorbeelden van problematisch gedrag dat zich niet verhoudt tot de uitgangspunten van de rechtsstaat.

38

Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken sinds 2010 door de ambassade van Saoedi-Arabië en 2013 door de ambassade van Koeweit op vrijwillige basis op de hoogte werd gehouden over financieringsverzoeken van Nederlandse religieuze instellingen? Welke acties heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken vervolgens naar aanleiding van deze gedeelde informatie ondernomen?

Ja. Zoals eerder is aangegeven is de informatie in voorkomende gevallen gedeeld met andere overheidsinstanties. Ook zijn gesprekken gevoerd met Saoedi-Arabië, Koeweit, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten over de zorgen die in Nederland gepaard gaan met buitenlandse financiering, en over het belang van transparantie om te voorkomen dat dergelijke financiering kan bijdragen aan problematisch gedrag in Nederland.

39

Klopt het dat van de ongeveer 450 islamitische organisaties in Nederland bijna 10% contact heeft met landen uit de Golfregio over financiering of daadwerkelijk vanuit die landen is gefinancierd? Op welke wijze wordt ontvangen geld uit de Golfstaten door Nederlandse moskeeën besteed?

De overheid doet geen stelselmatig onderzoek naar buitenlandse financiering van levensbeschouwelijke organisaties. Dat gebeurt alleen als sprake is van vermoedens dat deze geldstromen te maken hebben met activiteiten die bedreigend zijn voor de democratische rechtsorde en het vreedzaam samenleven van groepen in de samenleving. Op basis van beschikbare informatie over financieringsstromen- en aanvragen vanuit het buitenland bestaat de indruk dat de meeste van de ontvangen gelden zijn aangewend voor moskeebouw.

40

Kunt u zich het antwoord op schriftelijke vragen van de leden Sjoerdsma en Karabulut (d.d. 7 juli 2017) van voormalig ministers Asscher en Koenders herinneren, waarin gesteld werd dat sinds februari 2016 afspraken zijn gemaakt om informatie over financieringsstromen uit de Golfstaten ook met andere betrokken overheidsinstanties te delen, zoals de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid, de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst en de Financial Intelligence Unit? Kunt u – zonder de inhoud prijs te geven – een overzicht geven op welke momenten deze afspraken sindsdien in de praktijk zijn gebracht en inderdaad informatie met de betrokken overheidsinstanties is gedeeld?

Informatiedeling is een lopend proces, dat op veel verschillende momenten invulling krijgt in de vorm van veelvuldige contacten tussen verschillende organisaties. Terugblikkend hebben de betrokken ministeries geconstateerd dat de informatiedeling beter moet. Het kabinet werkt momenteel een proces uit, waarin het tijdig en goed informeren van alle betrokkenen, met name gemeenten, centraal staat. Daarnaast wordt ingezet op het verder versterken van het samenwerkingsverband van alle relevante partijen binnen het Rijk. Te denken valt daarbij aan het multidisciplinair duiden van gedrag en het tot stand brengen van een integraal advies richting gemeenten waarin dus ook mogelijke handelingsperspectieven worden meegenomen. Momenteel worden (juridische) opties daartoe in kaart gebracht. De ministeries zijn bijvoorbeeld gehouden aan vigerende wet- en regelgeving, inclusief de invoering van de AVG.

41

Klopt het dat in België de onderzoekscommissie naar de aanslagen in Brussel eveneens onderzoek doet naar financieringsstromen tussen Saoedi-Arabië en moskeeën in België? Wat zijn hier de uitkomsten van? Welke initiatieven neemt de Belgische regering om dergelijke financieringsstromen te beperken, dan wel transparanter te maken? Klopt het dat de Belgische regering tot nieuwe afspraken hierover met de Saoedische autoriteiten is gekomen? Zo ja, welke zijn dat en bent u bereid eveneens in te zetten op dergelijke afspraken met uw Saoedische ambtsgenoot?

Het klopt dat de parlementaire onderzoekscommissie 22/3, die onderzoek heeft gedaan naar de omstandigheden die hebben geleid tot de terroristische aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel, gekeken heeft naar de financieringsstromen tussen Saoedi-Arabië en moskeeën in België, waaronder de Grote Moskee in Brussel (GMB). Ook heeft de onderzoekscommissie onderzoek gedaan naar het Islamitisch en Cultureel Centrum van België (ICCB). Met betrekking tot buitenlandse financiering, in het bijzonder vanuit Saoedi-Arabië, hebben officiële vertegenwoordigers van de GMB aangegeven dat die financiering niet afkomstig is van de Saoedi-Arabische overheid, maar van de Ligue Islamique Mondiale, waarvan de maatschappelijke zetel in Saoedi-Arabië is gevestigd. Volgens deskundigen die door de onderzoekscommissie om duiding is gevraagd, is er geen twijfel dat Saoedi-Arabië wel degelijk invloed heeft op de moskee. De onderzoekscommissie geeft tevens aan dat gehoorde getuigen aangeven dat sommige staten een sleutelrol spelen bij de verspreiding van het wahabisme en dat de financiële invloed is geëvolueerd naar een organisatorische en fundamentele greep op meerdere aspecten van moskeeën in België. Buitenlandse financiering kan volgens de onderzoekscommissie gepaard gaan met indirecte inmenging vanuit het buitenland. Buitenlandse financiering zorgt dan voor een belemmering van de integratie, de controle vanuit de overheid en bevordering van de totstandkoming van een Belgische islam. De onderzoekscommissie heeft aanbevolen dat zowel de controle alsook de financiering van de GMB niet langer dient te gebeuren vanuit het buitenland, zodat voor het beheer van de GMB het zwaartepunt terug in België komt te liggen. België heeft conform de aanbevelingen van het onderzoeksrapport besloten om de concessieovereenkomst met Saoedi-Arabië stop te zetten.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven