Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 29538 nr. 351 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 29538 nr. 351 |
Vastgesteld 13 september 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 8 mei 2023 over de Voortgangsbrief Wmo 2015 (Kamerstuk 29 538, nr. 350).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 juni 2023 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 12 september 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave |
||
---|---|---|
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie |
3 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie |
5 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie |
6 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie |
7 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie |
8 |
|
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie |
10 |
|
II. |
Reactie van de Staatssecretaris |
11 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief Wmo 2015. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen. De leden van de VVD-fractie zijn blij om te horen dat de Staatssecretaris het belang van het verbeteren van de uitvoeringspraktijk van gemeenten onderstreept. De leden van de VVD-fractie maken zich, gezien ook recente berichtgeving over de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning en frauduleus handelen, al langer zorgen over de invulling en uitvoering van het lokaal toezicht. Zij vinden het belangrijk dat dit onderwerp blijvende aandacht heeft van de Staatssecretaris en gemeenten.
Wmo-toezicht
Genoemde leden vinden het goed om te horen dat de voorgestelde verbetermaatregelen een ruim draagvlak genieten bij de betrokken organisaties. Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat de wetswijzigingen die deze maatregelen vergen naar de Kamer worden gestuurd?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris er voor gaat zorgen dat de onafhankelijke uitvoering van het Wmo-toezicht bij alle gemeenten dezelfde kwaliteit zal hebben. Ook zijn zij benieuwd of de best practices uit de werkprogramma’s ook met andere gemeenten gedeeld zullen worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een persoon die de functie van toezichthouder bekleed, geen andere functies namens of in dienst van de betreffende gemeente of inkooporganisatie kan bekleden. Dit onderschrijven zij. Bij wie zal de controle hierop komen te liggen? Wordt dat de verantwoordelijkheid van de gemeente, het Rijk of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Wat zijn de financiële gevolgen van de verplichte controle?
Hoe wil de Staatssecretaris de uitvoering van het stimuleringsprogramma om het Wmo-toezicht te verbeteren vormgeven?
Genoemde leden vinden het zorgelijk te lezen dat het gemeenten soms ontbreekt aan overzicht van alle toezichtstaken en hoe zij deze moeten invullen. Om dit voor gemeenten inzichtelijk te maken hebben Toezicht Sociaal Domein (TSD) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in samenwerking met een aantal gemeenten de visual Toezichtstaken Sociaal Domein ontwikkeld. De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat er een visual ontwikkeld is, maar vinden dit te vrijblijvend. Zij willen graag stevigere waarborgen dat gemeenten het overzicht van alle toezichtstaken hebben en hoe zij dit moeten invullen. Deze leden zien dat hier in het Beleidskader Wmo-toezicht meer handen en voeten aan wordt gegeven. De Kamer zal eind 2023 geïnformeerd worden over de concrete maatregelen. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of hij voornemens is ook eind 2023 wetgeving naar de Kamer te sturen om uitvoering te geven aan de voorgestelde maatregelen.
Houdbaarheidsonderzoek
De leden van de VVD-fractie lezen dat de eerste raming van het Centraal Planbureau (CPB) naar verwachting in het eerste kwartaal van 2024 gepubliceerd gaat worden. Welke handvatten hebben de Staatssecretaris en het CPB om gemeenten te bewegen om actief gehoor te geven aan de roep om gegevens te delen? Wat zijn de consequenties voor de raming als dit niet gebeurt?
Sociale basis
De leden van de bovengenoemde fractie onderschrijven het streven van de Staatssecretaris en de Minister van Langdurige Zorg en Sport (LZS) om door het hele land kleinschalige initiatieven te ondersteunen die de sociale basis versterken. Deze initiatieven komen ook voort uit akkoorden, zoals het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). Wordt de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hier ook bij betrokken?
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Genoemde leden vinden het goed om te lezen dat elke gemeente de cliëntenondersteuning heeft ingericht en ingekocht. Hoe wordt er voor gezorgd dat iedereen de website www.regelhulp.nl ook echt kan vinden? Is er meer bekend over hoeveel mensen nog behoefte hebben aan cliëntenondersteuning maar deze informatie niet kunnen vinden?
(Zorg)akkoorden, (beleids)programma’s en de Wmo 2015
De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te lezen dat de Staatssecretaris, samen met de Minister van LZS en de Minister van VWS, gemeenten, zorgverzekeraars, cliëntenvertegenwoordigers, aanbieders en andere partners in het veld, zich inzet om de doelen uit de akkoorden en programma’s te realiseren. Wordt de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hier ook bij betrokken, aangezien het WOZO-programma voor een groot deel ook afhankelijk is van de invulling van de woon benodigdheden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsbrief Wmo 2015 van de Staatssecretaris. Deze leden hebben nog enkele vragen.
Wmo-toezicht
De leden van de D66-fractie zijn blij dat het toezicht op de Wmo 2015 nadrukkelijk op de agenda staat van de Staatssecretaris, omdat hier meerdere zorgelijke rapporten over zijn verschenen. Ten eerste is de Staatssecretaris voornemens om maatregelen te treffen om de onafhankelijkheid van de toezichthouder te vergroten. Deze leden delen die doelstelling. Tegelijkertijd blijft er een afhankelijkheidsrelatie bestaan zolang de gemeente het salaris van de toezichthouder betaalt. Deelt de Staatssecretaris dit standpunt? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de oproep van betrokken partijen om het toezicht op de Wmo 2015 regionaal te beleggen, in plaats van gemeentelijk? Deelt de Staatssecretaris het standpunt dat dit voordelen brengt voor zowel kleine gemeenten als zorgaanbieders? Bij welke schaalgrootte is een gemeente in staat om het toezicht kwalitatief in te regelen, zo vragen deze leden. Kan de Staatssecretaris een indicatie geven in hoeverre gemeenten nu al het toezicht in gezamenlijkheid inregelen? Is er niet meer sturing nodig om gemeenten te laten samenwerken op dit vlak?
Houdbaarheid
Genoemde leden denken dat het een nuttige stap is om het CPB te vragen onderzoek te laten doen naar de houdbaarheid van de Wmo 2015. De leden van de D66-fractie zien daarin ook een mogelijkheid om meer inzicht te krijgen in het gebruik van de Wmo 2015, met name tussen verschillende bevolkingsgroepen. Deze leden denken daarbij aan verschillen in toegang tot en het gebruik van de Wmo 2015 op basis van nationaliteit, sociaaleconomische status en geloofsovertuiging. Deze gegevens zijn relevant omdat ook uit recent onderzoek van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) blijkt dat grote groepen niet de zorg krijgen waar ze recht op hebben1. Is de Staatssecretaris bereid om dit onderdeel te laten zijn van het onderzoek van het CPB?
Eigen bijdrage
De leden van de D66-fractie begrijpen de beweegredenen om een inkomensafhankelijke bijdrage te vragen voor Wmo-gebruik. Tegelijkertijd moet zorgmijden voorkomen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe er wordt onderzocht welke bijdrage reëel is en of er wordt gemonitord in hoeverre er sprake is van zorgmijden?
Sociale basis
De Staatssecretaris schrijft dat het idee is dat in 2024 iedere gemeente een beleidsvisie sociale basis heeft opgesteld. Hoe gaat de Staatssecretaris hierop sturen en kan hij een inschatting geven hoeveel gemeenten nu al een dergelijke visie hebben opgesteld? Ook willen deze leden benadrukken dat in deze plannen aandacht moet zijn voor verschillen tussen mensen, bijvoorbeeld volgens de principes van inclusieve zorg/cultuur sensitieve zorg. Kan de Staatssecretaris toelichten of hij ook vindt dat deze principes een plek zouden moeten krijgen in deze beleidsvisies?
De leden van de D66-fractie kijken reikhalzend uit naar de uitvoeringsagenda Mantelzorg. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom de oplevering daarvan zoveel langer duurt dan gepland? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat mantelzorg binnen het gehele zorgbeleid een plek krijgt, dus bijvoorbeeld ook in de beleidsvisies sociale basis?
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Genoemde leden lezen met grote teleurstelling dat de gesprekken met belanghebbenden niet hebben geresulteerd in een visie over het resultaatgericht beschikken. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten wat de verschillende standpunten hierin zijn? Welke alternatieven voor het wetsvoorstel ziet hij voor zich die wel aan dezelfde doelstellingen bijdragen?
Clientondersteuning
De leden van de D66-fractie zijn blij met de stappen die worden gezet om cliëntondersteuning nadrukkelijker onder de aandacht te brengen, mede omdat uit het cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015 bleek dat de toegankelijkheid daarvan als grootste knelpunt wordt ervaren. Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre er voor gemeenten een kwaliteitsstandaard is voor het inrichten van cliëntondersteuning?
Zorgakkoorden
Deze leden zijn tenslotte ook benieuwd welke stappen de Staatssecretaris zet om ervoor te zorgen dat gemeenten en zorgverzekeraars samen een beter gedeelde verantwoordelijkheid voelen voor de vraag naar zorg.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief Wmo 2015 en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde verbetermaatregelen met betrekking tot het Wmo-toezicht. Kan de IGJ een rol vervullen in het Wmo-toezicht? Zo nee, waarom niet? Genoemde leden merken op dat voorkomen moet worden dat een malafide zorgaanbieder zijn werkzaamheden gemakkelijk van de ene naar de andere gemeente kan verplaatsen en zij lezen hiervoor geen oplossing in de verbeterplannen. Zij ontvangen in dit kader graag een reactie van de Staatssecretaris. Waarom vindt de Staatssecretaris het waarschuwingsregister (zwarte lijst) hiervoor geen goed instrument?
De leden van de PVV-fractie zijn tegen eigen betalingen, zoals de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp. Genoemde leden ontvangen graag de financiële uitwerking van deze voorgenomen bezuiniging. Wat heeft dit bijvoorbeeld voor consequenties voor hulpbehoevende ouderen met enkel een AOW-uitkering en/of een klein pensioen? De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe deze maatregel zich verhoudt tot het regeringsbeleid om ouderen langer thuis te laten wonen, als voorzieningen om dit mogelijk te maken straks voor veel ouderen onbetaalbaar wordt. Zij ontvangen in dit kader graag een reactie van de Staatssecretaris. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat huishoudelijke hulp voor iedereen betaalbaar blijft? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat dagbesteding voor iedereen betaalbaar blijft?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het aantal ouderen toeneemt en het aantal mantelzorgers afneemt. Genoemde leden willen van de Staatssecretaris weten hoeveel gemeenten inmiddels een aanbod respijtzorg heeft. De kans dat ouderenmishandeling (onder andere ontspoorde zorg en financiële uitbuiting) toeneemt is groot. Er zijn trainingen beschikbaar voor wijkverpleegkundigen om (financieel) misbruik te herkennen. Zouden huishoudelijke hulpen ook baat kunnen hebben bij zo’n training om dit misbruik te herkennen? Ouderen worden steeds vaker het slachtoffer van oplichters aan de deur of telefoon. Nemen gemeenten maatregelen om ouderen weerbaarder te maken? Zo ja, welke?
De leden van de PVV-vragen zijn verheugd dat de Staatssecretaris forse twijfels heeft over het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken. Genoemde leden stellen voor dat hij helemaal afziet van dit wetsvoorstel.
Onafhankelijke cliëntondersteuning blijkt ondanks alle inspanningen voor meer bekendheid voor vele mensen moeilijk te vinden. Zijn er gemeenten koploper voor wat betreft bekendheid en het gebruik van de onafhankelijke cliëntondersteuning?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik enkele aanvullende en verduidelijkende vragen te stellen over de voorgangsbrief Wmo 2015.
Wmo-toezicht
Genoemde leden lezen dat de Staatssecretaris verheugd is met de stevige ambitie die gezamenlijk met het veld is opgesteld om het toezicht te verbeteren. Dit delen de leden van de CDA-fractie. Anderzijds is dit een wettelijk taak die al jaren onvoldoende wordt uitgevoerd.
Genoemde leden lezen dat voorgenomen verbetermaatregelen een wetswijziging vergen. Kan de Staatssecretaris globaal beschrijven wat zij kunnen verwachten en aan welke maatregelen nu gedacht wordt? Wat bedoelt de Staatssecretaris precies met de zinssnede dat er rekening wordt gehouden met de uitvoerbaarheid voor gemeenten van verschillende grootte? De leden van de CDA-fractie lezen vervolgens dat het Wmo-toezicht op een bepaald schaalniveau een aantal significante voordelen heeft. Er kunnen praktische voordelen zijn, maar kan de Staatssecretaris reageren op het standpunt van Ieder(in), dat stelt dat toezicht op bovengemeentelijke schaal een aantal praktische voordelen heeft, maar tegelijkertijd zorgt voor een uitholling van de democratische controle? Hoe wil de Staatssecretaris lokale belangenbehartiging borgen als toezicht bovengemeentelijk gaat? Houdt hij hier rekening mee bij het wetsontwerp?
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Samen met de VNG en gemeenten wordt bekeken hoe gemeenten beter toegerust kunnen worden om daar waar nodig en kan, een lange(re) looptijd te hanteren in de toekenning van hulp en ondersteuning op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Dat vinden de leden van het CDA-fractie een goed streven. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de eerste resultaten verwacht worden? Wordt er hierbij ook rekening gehouden met het verminderen van de administratieve lastendruk? Niet alleen voor gemeenten maar ook voor de burgers. En kunnen opgedane inzichten uit de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) hierbij behulpzaam zijn? De doestelling een passende beschikking voor de cliënt met een stabiele ondersteuningsvraag ondersteunen deze leden van harte. In hoeverre wordt er gestreefd om dit landelijk/ bovenregionaal vorm te geven?
Wat betreft de cliëntenondersteuning het volgende. De leden van de CDA-fractie begrijpen uit de voortgangsbrief de Staatssecretaris dat in ongeveer tweehonderd gemeenten cliëntenondersteuning wordt aangeboden. Vervolgens stelt de Staatssecretaris dat de gemeenten en zorgkantoren de verantwoordelijkheid hebben dat cliënten met hun naasten, die daar behoefte aan hebben, ook daadwerkelijk cliëntondersteuning ontvangen. Dat zijn deze leden met de Staatssecretaris eens, want het is immers een wettelijke taak. Waarom worden gemeenten die dit niet doen dan vervolgens niet direct aangesproken door de Staatssecretaris?
De zorgakkoorden
In de komende periode maken VNG en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport afspraken over de wijze waarop gemeenten de middelen ontvangen. Wordt de Kamer hier ook over geïnformeerd? En wordt er ook rekening gehouden met regio´s en dan bijvoorbeeld met krimpregio´s?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief Wmo 2015 van de Staatssecretaris. Ze hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De Wmo 2015 werd acht jaar geleden ingevoerd met de belofte dat het de zorg dichterbij de mensen zou brengen. Gemeenten weten wat er bij hun inwoners speelt en door bepaalde zorgtaken aan gemeenten over te laten zou er meer mogelijkheid zijn voor maatwerk. De leden van de SP-fractie concluderen echter dat bij veel gemeenten de uitvoering nogal aan de wensen overlaat. Mensen die behoefte hebben aan zorg komen daarmee onnodig in de knel. Daarnaast is er sprake van grote verschillen in uitvoering van de Wmo 2015 tussen verschillende gemeenten. Iemands postcode bepaalt iemands toegang en kwaliteit van zorg. Genoemde leden willen daarom, ter aanvulling op de voortgangsbrief, enkele voorbeelden met de Staatssecretaris delen om dit duidelijk te maken.
Neem bijvoorbeeld Liam uit Nieuwegein, een 4-jarige jongen. Liam heeft vanuit de gemeente een rolstoel gekregen wat natuurlijk zijn levenskwaliteit verhoogd. Om Liam echter nog meer vrijheid te geven, hebben zijn ouders een bus nodig om deze rolstoel te vervoeren. Deze wil de gemeente niet vergoeden, terwijl zo’n bus de zelfredzaamheid en participatie van Liam in zijn eigen leefomgeving aanzienlijk zou vergroten. Zijn ouders hebben uiteindelijk maar een crowdfunding gestart.2 De leden van de SP-fractie vinden het triest dat zoiets nodig is.
In het Algemeen Dagblad verscheen het bericht over Barbara uit Delft.3 Ze probeert al vijf maanden een maatwerkafspraak te maken voor zorg vanuit de Wmo. Hulp vanuit de gemeente wordt geweigerd, omdat zij een partner heeft. Dat deze mantelzorger mogelijk overbelast is, lijkt niet te worden meegewogen door de gemeente.
Recent kwam EenVandaag met het nieuws dat in Tilburg flink wordt bezuinigd op de Wmo met schrijnende gevolgen.4 Genoemde leden hebben hier ook schriftelijke vragen over gesteld, die op het moment van schrijven nog niet beantwoord zijn.
De Wmo Cliëntenraad in Utrecht heeft verder recent een brandbrief gestuurd naar de gemeente Utrecht, omdat veel Utrechtenaren die recht hebben op huishoudelijke hulp, deze niet krijgen.5
Deze voorbeelden laten slechts maar een fractie zien van de problemen die genoemde leden te horen krijgen als het gaat om de uitvoering van de Wmo 2015 Kan de Staatssecretaris voor elk genoemd voorbeeld aangeven hoe de maatregelen die aangekondigd zijn in de voortgangsbrief deze mensen concreet gaat helpen?
De leden van de SP-fractie zijn voorzichtig optimistisch dat de Staatssecretaris nu ook lijkt op te merken dat het niet goed gaat met de Wmo 2015. Zo lezen zij dat de Staatssecretaris het toezicht op Wmo 2015 wil verbeteren. Hoe ziet het tijdspad voor de implementatie van dit toezicht eruit? Wat zijn de consequenties als het toezicht na de deadline nog steeds niet op orde is? Hoe wordt in het toezicht voldoende gewaarborgd dat een gemeente bij de uitvoering van de Wmo 2015 voldoet aan de randwoorden? Hoe wordt bepaald wat de consequenties zijn voor een gemeente als de aangewezen toezichthouder concludeert dat een gemeente niet voldoet aan de kwaliteitsstandaarden? Is het niet nogal laat om pas acht jaar het toezicht op de Wmo 2015 eens in orde te brengen?
De leden van de SP-fractie lezen ook dat er een houdbaarheidsonderzoek komt naar de Wmo 2015. Zij zijn benieuwd of het decentralisatievraagstuk ook aan de orde zal komen in dit onderzoek. Zoals hierboven is geschetst heeft de decentralisatie niet zijn beloofde doel bereikt. Dit zien genoemde leden niet alleen bij de Wmo 2015, maar ook de Jeugdwet en de Participatiewet. De vraag is of gemeenten de juiste schaal zijn voor de volledige uitvoering van de Wmo 2015. Wordt daarnaast in het houdbaarheidsonderzoek ook gekeken naar de budgetten van de gemeenten en welk budget nodig is om gemeenten goed hun werk te laten doen?
Verder lezen genoemde leden in deze brief dat de Staatssecretaris de inkomensafhankelijke Wmo 2015 bijdrage wil laten terugkeren en wil combineren met een bezuiniging. Dit was ook al aangekondigd in de Voorjaarsnota. De leden van de SP-fractie willen de Staatssecretaris erop wijzen dat toen er sprake was van een inkomensafhankelijke Wmo-bijdrage en dit zorg mijden tot gevolg had. Daarnaast leidde dit tot een stapeling van zorgkosten. Hoe wil de Staatssecretaris deze zaken met de herinvoering voorkomen? Is het niet rechtvaardiger en eenvoudiger om via de belastingen mensen met een hoog inkomen en/of veel vermogen eerlijk te laten bijdragen aan collectieve voorzieningen?
Tot slot willen de leden van de SP-fractie nogmaals benadrukken dat het beter moet met de uitvoering van de Wmo 2015. Duurzame oplossingen zijn nodig. In het begin van deze inbreng hebben genoemde leden voorbeelden genoemd van mensen die vastlopen. Naar deze mensen wordt onvoldoende geluisterd en zij worden onvoldoende betrokken bij de uitvoering van de Wmo 2015. De leden van de SP-fractie vinden dat deze mensen, oftewel de zogenoemde cliënten en de mantelzorgers, beter betrokken moeten worden. Is de Staatssecretaris bereid om zoveel mogelijk deze mensen te betrekken om een landelijk verbeterplan voor de uitvoeringspraktijk van de Wmo 2015 op te stellen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgangsbrief Wmo 2015.
Wmo toezicht
De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer het beleidskader kwaliteitstoezicht Wmo geïmplementeerd zal worden. Komt er een deadline voor gemeenten om het toezicht op orde te hebben? Zo ja wanneer en zo nee, waarom niet? De leden van de PvdA-fractie vragen hem verder hoe mensen met een beperking of chronische ziekte worden betrokken bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van beleid, ook op lokaal niveau. Hoe worden inspraak en samenspraak op lokaal niveau geregeld? Wat vindt de Staatssecretaris van een verplicht onafhankelijk platform van mensen met een beperking en chronische aandoening, zoals in Denemarken? Kan in overleg met VNG en belangenorganisaties van mensen met een beperking of chronische ziekte, een plan opgesteld worden hoe de input van de mensen waar het om gaat kan worden gebruikt?
Houdbaarheidsonderzoek
De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe en in hoeverre de gevolgen voor de zorg uit de Wmo 2015 van het beleid waarbij de zorgkantoren sturen op zorg thuis in plaats van in een verpleeghuis, worden meegenomen en -gewogen in het onderzoek naar de houdbaarheid van de Wmo 2015. Hoe neemt het CPB deze ontwikkeling mee in de separate raming voor de Wmo 2015?
Indexatie abonnementstarief
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het abonnementstarief wordt teruggedraaid. Zij vragen de Staatssecretaris hoeveel de aanzuigende werking van ouderen die huishoudelijke hulp voorheen zelf betaalden, maar door het abonnementstarief veel goedkoper uit waren, heeft gekost.
Inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo 2015
De leden van de PvdA-fractie vragen voor de verschillende inkomensgroepen een overzicht van de financiële gevolgen van herintroductie van eigen bijdragen in de Wmo 2015. Zij wijzen erop dat ook in het oude systeem, sommige inkomensgroepen zwaar belast werden door de eigen bijdrage Wmo 2015. Zij vinden het feit dat nu afgestapt wordt van het abonnementstarief een mooie gelegenheid om te kijken hoe tot een systeem gekomen kan worden waarbij de eigen bijdrage werkelijk rekening houdt met het inkomen. Hoe zal ervoor gezorgd worden dat de Wmo 2015 voor mensen met een laag inkomen toegankelijk is en er geen financiële drempels zijn? Is de Staatssecretaris het met de leden van de PvdA-fractie eens dat dit cruciaal is, nu het beleid van kabinet en zorgkantoren er op gericht is mensen zo lang mogelijk thuis te houden? Wat is het uitgangspunt van dit kabinet ten aanzien van de eigen bijdragen Wmo 2015? Deze leden vragen om bij het ontwerpen van een nieuw systeem nadrukkelijk de input van cliënten-, patiënten-, ouderen- en mantelzorgorganisaties te betrekken om te voorkomen dat groepen kwetsbare mensen onevenredig zwaar belast gaan worden.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris gaat voorkomen dat de meest kwetsbare mensen met een complexe of meervoudige ondersteuningsvraag de dupe worden, omdat gemeenten niet over voldoende geld (zeggen te) beschikken. Hoe wordt ervoor gezorgd dat voor deze mensen maatwerk wel mogelijk blijft?
Sociale basis
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de afspraak dat gemeenten mantelzorgers meer gaan ondersteunen concreet gaat betekenen voor mantelzorgers. Deze leden hebben dezelfde vraag ten aanzien van de afspraken in de zorgakkoorden «om de sociale basis te versterken». Zij lezen dit in veel brieven van het kabinet, maar vragen wat dit in de praktijk gaat betekenen. Wat wordt er precies anders dan het nu is? Wie krijgt een andere rol dan nu? Wat gaan mensen die ondersteuning nodig hebben er concreet van merken? In hoeverre wordt het «versterken van de sociale basis» als een (papieren) oplossing gezien voor de problemen die er nu al zijn voor mensen die thuis zorg en ondersteuning nodig hebben?
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris waarom er eerst geïnventariseerd moet worden of en waarom sommige gemeenten onvoldoende gebruik maken van de mogelijkheid tot het afgeven van beschikkingen met een langere looptijd en wat nodig is om daar meer gebruik van te maken. Het is immers duidelijk dat mensen van wie de zorgvraag niet zal veranderen ten gevolge van hun beperking of aandoening, onnodig worden belast door jaarlijkse herindicaties. Waarom wordt dit niet gewoon geregeld, bijvoorbeeld in het wetsvoorstel waarin ook de eigen bijdrage wordt geïntroduceerd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de fractie-BBB heeft kennisgenomen van de voorgangsbrief van de Staatssecretaris en de bijlagen hierbij. Hier heeft zij nog een aantal vragen over.
De afgelopen periode heeft de Staatssecretaris gewerkt aan een nieuw beleidskader voor het Wmo-toezicht. Hierin zijn verbetervoorstellen gedaan voor de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Wmo-toezichthouder en gemeenten. Extra toezicht is hard nodig in de Wmo 2015, omdat de beelden van de zorgboerderij in Wedde afschuwelijk waren. Echter, het lid van de BBB-fractie is bang dat dit extra toezicht meer bureaucratische regelgeving tot gevolg heeft. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat het extra toezicht niet gelijk extra papierwerk tot gevolg heeft? Als dit wel zo is: kan de Staatssecretaris dan de noodzaak van dat extra papierwerk toelichten? Minder bureaucratie is voor het lid van de BBB-fractie in de hele linie van de zorg een belangrijk punt. Kan de Staatssecretaris een update geven over hoe de bureaucratie in de zorg verminderd wordt?
In de brief van de Staatssecretaris is verder te lezen dat Gouda een mooi concept heeft ontwikkeld waardoor ouderen minder aanspraak hoeven te maken op formele zorg. In de brief staat: «Hier wonen ouderen, zonder directe zorgvraag, samen in een appartementencomplex. Door het samen leven in een dergelijke setting ontstaat een sociaal netwerk, is er contact tussen mensen, maar kunnen mensen elkaar ook helpen. Hierdoor wordt bijvoorbeeld (het ervaren van) eenzaamheid voorkomen. Als mantelzorg en/of formele zorg of ondersteuning nodig is zijn de appartementen hierop ingericht». Het lid van de BBB-fractie is groot voorstander van woonprojecten in deze vorm. Deze manier van wonen, lijkt erg op het bejaardentehuis, die wij helaas niet meer kennen in Nederland. Is de Staatssecretaris voornemens serieus te kijken naar hoe wij in Nederland meer van deze woonvormen voor ouderen kunnen creëren? Is de Staatssecretaris bereid om samen met gemeenten deze woonvormen grootschalig uit te rollen?
Vanaf 2026 gaat er wat veranderen in de financiën van de zorg, met in het bijzonder de Wmo 2015. Vanaf 2026 moeten burgers weer een inkomensafhankelijke bijdrage betalen voor de Wmo 2015. Daarbij komt kijken dat er € 3 miljard minder naar het gemeentefonds gaat. Men zal dus in de toekomst minder aanspraak kunnen maken op de zorg door bezuinigingen, maar moet hier wel meer voor betalen door de inkomensafhankelijke bijdrage. Hoe vindt de Staatssecretaris dit uit te leggen aan inwoners en gemeenten?
Het lid van de fractie-BBB vindt dat het in de Wmo 2015 moet gaan om wat mensen nodig hebben. Mensen moeten de juiste zorg op de juiste plek krijgen, zonder dat overheidsinstanties telkens in conclaaf liggen over de financiën. Is de Staatssecretaris bereid om een einde te maken aan de voortdurende strijd over geld tussen de rijksoverheid en de gemeenten, waar de mensen met een (complexe/meervoudige) hulpvraag stelselmatig de rekening voor gepresenteerd krijgen? En is hij bereid ervoor te zorgen dat het budget dat gemeenten krijgen aansluit op de opgave die zij hebben en hen in staat stelt maatwerk te leveren?
Dat mensen krijgen wat zij nodig hebben, is voor het lid van de BBB-fractie dus het allerbelangrijkste. Is de Staatssecretaris bereid om samen met cliënten-, patiënten-, ouderen- en mantelzorgorganisaties naar mogelijkheden te zoeken voor duurzame oplossingen in de Wmo 2015, zodat mensen krijgen wat ze nodig hebben?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Wmo-toezicht
Genoemde leden vinden het goed om te horen dat de voorgestelde verbetermaatregelen een ruim draagvlak genieten bij de betrokken organisaties. Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat de wetswijzigingen die deze maatregelen vergen naar de Kamer worden gestuurd? De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris er voor gaat zorgen dat de onafhankelijke uitvoering van het Wmo-toezicht bij alle gemeenten dezelfde kwaliteit zal hebben. Ook zijn zij benieuwd of de best practices uit de werkprogramma’s ook met andere gemeenten gedeeld zullen worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een persoon die de functie van toezichthouder bekleed, geen andere functies namens of in dienst van de betreffende gemeente of inkooporganisatie kan bekleden. Dit onderschrijven zij. Bij wie zal de controle hierop komen te liggen? Wordt dat de verantwoordelijkheid van de gemeente, het Rijk of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Wat zijn de financiële gevolgen van de verplichte controle? Hoe wil de Staatssecretaris de uitvoering van het stimuleringsprogramma om het Wmo-toezicht te verbeteren vormgeven?
Genoemde leden vinden het zorgelijk te lezen dat het gemeenten soms ontbreekt aan overzicht van alle toezichtstaken en hoe zij deze moeten invullen. Om dit voor gemeenten inzichtelijk te maken hebben Toezicht Sociaal Domein (TSD) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in samenwerking met een aantal gemeenten de visual Toezichtstaken Sociaal Domein ontwikkeld. De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat er een visual ontwikkeld is, maar vinden dit te vrijblijvend. Zij willen graag stevigere waarborgen dat gemeenten het overzicht van alle toezichtstaken hebben en hoe zij dit moeten invullen. Deze leden zien dat hier in het Beleidskader Wmo-toezicht meer handen en voeten aan wordt gegeven. De Kamer zal eind 2023 geïnformeerd worden over de concrete maatregelen. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of hij voornemens is ook eind 2023 wetgeving naar de Kamer te sturen om uitvoering te geven aan de voorgestelde maatregelen. Genoemde leden vinden het goed om te horen dat de voorgestelde verbetermaatregelen een ruim draagvlak genieten bij de betrokken organisaties. Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat de wetswijzigingen die deze maatregelen vergen naar de Kamer worden gestuurd?
Met de huidige planning wordt getracht het wetsvoorstel vlak voor, of net na de zomer van 2025 aan uw Kamer aan te bieden.
In mijn brief van 8 mei 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd6 over mijn voornemen om in samenspraak met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties te verkennen op welke wijze waarborgen voor de onafhankelijke uitvoering van het Wmo-toezicht verkankerd kunnen worden in de Wmo 2015.
De uitvoering van de Wmo 2015 en het toezicht daarop is en blijft een taak van gemeenten. Deze verantwoordelijkheid verandert niet met de voorgenomen wetswijziging en daarmee blijft er ruimte voor lokale verschillen. Met de verbetermaatregelen die samen met het veld zijn geformuleerd, wordt wel geëxpliciteerd aan welke onderdelen gemeenten invulling zouden moeten geven om tot goed en adequaat toezicht te komen. Onderdeel van de voorgenomen wetswijziging is bijvoorbeeld gemeenten te verplichten in hun (lokale) beleidsplan op te nemen hoe zij op adequate wijze vorm en invulling geven aan het kwaliteitstoezicht. Met kwaliteitstoezicht wordt dan niet alleen calamiteitentoezicht, maar ook reactief en proactief kwaliteitstoezicht bedoeld.
Momenteel werk ik aan de voorbereiding van een stimuleringsprogramma, waarin ook aandacht zal zijn voor het delen van best practices.
Een belangrijke waarborg voor een onafhankelijke uitvoering van het toezicht is dat de toezichthouder geen andere – met het toezicht onverenigbare – functies bekleedt in dienst van de betreffende gemeente of inkooporganisatie. In het wetgevingstraject wil ik verkennen of deze waarborg in de wet kan worden verankerd. Daarbij is het belangrijk aandacht te hebben voor de effecten en uitvoerbaarheid van een dergelijke waarborg in de praktijk. De inrichting en uitvoering van het toezicht blijft een verantwoordelijkheid van gemeenten.
In het beleidskader heeft het Ministerie van VWS samen met het veld een aantal samenhangende onderdelen voorgesteld die opgenomen kunnen worden in een stimuleringsprogramma, zoals:
• Toerusten van gemeenten bij organisatie en inrichting van adequaat kwaliteitstoezicht op de Wmo 2015.
• Toerusten van toezichthouders bij uitvoering van het toezicht in de praktijk.
• Toerusten van gemeenten bij het proces van openbaarmaking van toezichtrapportages.
• Afspraken over samenwerking tussen Wmo-toezichthouders en de IGJ.
• Opleiding en training.
Momenteel wordt voor de uitvoering van het stimuleringsprogramma een aanbesteding voorbereid. De VNG, GGD-GHOR en IGJ zijn beleidsmatig betrokken bij de aansturing van de partij die het programma zal gaan uitvoeren.
De voorgenomen wetswijziging wordt op dit moment voorbereid.
Houdbaarheidsonderzoek
De leden van de VVD-fractie lezen dat de eerste raming van het Centraal Planbureau (CPB) naar verwachting in het eerste kwartaal van 2024 gepubliceerd gaat worden. Welke handvatten hebben de Staatssecretaris en het CPB om gemeenten te bewegen om actief gehoor te geven aan de roep om gegevens te delen? Wat zijn de consequenties voor de raming als dit niet gebeurt?
Gemeenten hebben zelf aangedrongen op het uitvoeren van een houdbaarheidsonderzoek naar de Wmo 2015; gemeenten is er alles aangelegen om, samen met het Rijk, een dergelijke verkenning naar de nabije toekomst uit te voeren. Meer dan 300 gemeenten hebben daarom reeds actief meegewerkt om de benodigde data, via het Inlichtingenbureau, aan te leveren bij het CPB. Zonder kwalitatief goede gegevens van gemeenten kan het CPB géén specifieke raming voor de Wmo 2015 ontwikkelen en uitvoeren.
Sociale basis
De leden van de bovengenoemde fractie onderschrijven het streven van de Staatssecretaris en de Minister van Langdurige Zorg en Sport (LZS) om door het hele land kleinschalige initiatieven te ondersteunen die de sociale basis versterken. Deze initiatieven komen ook voort uit akkoorden, zoals het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). Wordt de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hier ook bij betrokken?
De Minister voor LZS en ik hebben uw Kamer op 6 juli 2023 geïnformeerd7 over de aanpak sociale basis, inclusief een mantelzorgagenda. Ik deel de opvatting van de VVD-fractie dat de fysieke leefomgeving een belangrijk onderdeel is van de sociale basis. Via de brede specifieke uitkering (SPUK) zijn financiële middelen aan gemeenten verstrekt om een beleidsvisie sociale basis op te stellen en zij zullen, als nodig, de fysieke leefomgeving hierbij betrekken. Gemeenten zijn op dit moment bezig met de planvorming en ronden dit voor het eind van dit jaar af. Zoals aangekondigd in de aanpak sociale basis zal ik de plannen analyseren en bezien of vervolgacties nodig zijn. Het is belangrijk dat er plekken zijn in de wijk of buurt waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Het realiseren van een leefomgeving die uitnodigt tot ontmoeten is ook een van de doelstellingen in het WOZO programma.
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Genoemde leden vinden het goed om te lezen dat elke gemeente de cliëntenondersteuning heeft ingericht en ingekocht. Hoe wordt er voor gezorgd dat iedereen de website www.regelhulp.nl ook echt kan vinden? Is er meer bekend over hoeveel mensen nog behoefte hebben aan cliëntenondersteuning maar deze informatie niet kunnen vinden?
De bekendheid en de vindbaarheid van onafhankelijke cliëntondersteuning zijn de afgelopen periode toegenomen. Wanneer burgers online zoeken met cliëntondersteuning als zoekterm is de website www.regelhulp.nl goed te vinden. Op deze website staat een overzicht met contactgegevens van cliëntondersteuning in elke gemeente en bij elk zorgkantoor. Dit neemt niet weg dat ik vind dat de bekendheid en vindbaarheid van cliëntondersteuning nog beter kan en moet. Momenteel ben ik in gesprek met de VNG en Movisie over de uitwerking van een voorstel om onafhankelijke cliëntondersteuning beter bekend te maken onder professionele zorgtoeleiders (zoals huisartsen, wijkverpleegkundigen en wijkteams), die potentiële cliënten kunnen wijzen op het bestaan ervan.
Er zijn geen concrete aantallen bekend van mensen die behoefte hebben aan cliëntondersteuning, of informatie hieromtrent niet kunnen vinden. Ik twijfel er niet aan dat deze situaties zich voordoen. Door in te zetten op betere bekendheid onder de professionals die vaak bij hen betrokken zijn, verwacht ik dat zij geholpen worden om deze ondersteuning goed te vinden. Dit blijft ook onderwerp van gesprek met Zorgkantoren, de VNG en gemeenten.
(Zorg)akkoorden, (beleids)programma’s en de Wmo 2015
De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te lezen dat de Staatssecretaris, samen met de Minister van LZS en de Minister van VWS, gemeenten, zorgverzekeraars, cliëntenvertegenwoordigers, aanbieders en andere partners in het veld, zich inzet om de doelen uit de akkoorden en programma’s te realiseren. Wordt de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hier ook bij betrokken, aangezien het WOZO-programma voor een groot deel ook afhankelijk is van de invulling van de woon benodigdheden?
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voert samen met de Minister LZS het programma Wonen en Zorg voor Ouderen uit. Dit programma is tevens actielijn 4 binnen het brede WOZO-programma. In dit programma is de doelstelling opgenomen om te komen tot 170.000 nultredenwoningen, 80.000 regulier geclusterde woningen en 40.000 geclusterde verpleegzorgplekken in de periode tot en met 2030.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Wmo-toezicht
De leden van de D66-fractie zijn blij dat het toezicht op de Wmo 2015 nadrukkelijk op de agenda staat van de Staatssecretaris, omdat hier meerdere zorgelijke rapporten over zijn verschenen. Ten eerste is de Staatssecretaris voornemens om maatregelen te treffen om de onafhankelijkheid van de toezichthouder te vergroten. Deze leden delen die doelstelling. Tegelijkertijd blijft er een afhankelijkheidsrelatie bestaan zolang de gemeente het salaris van de toezichthouder betaalt. Deelt de Staatssecretaris dit standpunt?
Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de oproep van betrokken partijen om het toezicht op de Wmo 2015 regionaal te beleggen, in plaats van gemeentelijk? Deelt de Staatssecretaris het standpunt dat dit voordelen brengt voor zowel kleine gemeenten als zorgaanbieders? Bij welke schaalgrootte is een gemeente in staat om het toezicht kwalitatief in te regelen, zo vragen deze leden. Kan de Staatssecretaris een indicatie geven in hoeverre gemeenten nu al het toezicht in gezamenlijkheid inregelen? Is er niet meer sturing nodig om gemeenten te laten samenwerken op dit vlak?
De uitvoering van de Wmo 2015 en het toezicht daarop is en blijft een taak van gemeenten. Mijn voornemen is om in het wettelijk kader waarborgen op te nemen voor een onafhankelijke uitvoering van het toezicht binnen de kaders van het decentrale stelsel. Dat betekent inderdaad dat de genoemde afhankelijkheid deels blijft bestaan: de uitvoering van toezicht blijft immers een verantwoordelijkheid van het college. Met deze waarborgen en overige maatregelen ten behoeve van een adequate uitvoering van het kwaliteitstoezicht zetten we echter wel belangrijke stappen naar een meer stevige inrichting van het toezicht met aandacht voor een onafhankelijke uitvoering, waar gemeenten zich toe zullen moeten verhouden.
Naar aanleiding van meermaals kritische jaarrapportages van de IGJ over de stand van het Wmo-toezicht, heeft Significant in opdracht van het Ministerie van VWS een onderzoek uitgevoerd waarover u op 10 december 2021 bent geïnformeerd.8 Uit het rapport blijkt van Significant blijkt dat het beleggen van de uitvoering van het Wmo-toezicht op een bepaald schaalniveau een aantal significante voordelen heeft. Het vergroot de slagkracht van het toezicht, het zorg voor effectiever toezicht op regionaal georganiseerde aanbieders en een vermindering van administratieve lasten voor zorgaanbieders. Significant geeft ook aan dat een bepaalde schaalgrootte ervoor kan zorgen dat kleinere gemeenten niet disproportioneel hoeven te investeren in kennis en expertise, en tegelijk wel kunnen profiteren van een volwassen toezichtfunctie.
Op de vraag vanaf welke schaalgrootte het toezicht goed te regelen valt, kan ik geen eenduidig antwoord te geven. Het is belangrijk dat gemeenten voldoende (bestuurlijke) prioriteit geven aan het inrichten van goed toezicht, en beschikking hebben over voldoende beschikbare capaciteit en expertise. In de praktijk lijkt dit in voorkomende gevallen beter te organiseren met (boven)gemeentelijke samenwerking en belegt een aanmerkelijk deel van de gemeenten het toezicht al bij de GGD of is er sprake van een regionale samenwerking tussen gemeenten.9
Houdbaarheidsonderzoek
Genoemde leden denken dat het een nuttige stap is om het CPB te vragen onderzoek te laten doen naar de houdbaarheid van de Wmo 2015. De leden van de D66-fractie zien daarin ook een mogelijkheid om meer inzicht te krijgen in het gebruik van de Wmo 2015, met name tussen verschillende bevolkingsgroepen. Deze leden denken daarbij aan verschillen in toegang tot en het gebruik van de Wmo 2015 op basis van nationaliteit, sociaaleconomische status en geloofsovertuiging. Deze gegevens zijn relevant omdat ook uit recent onderzoek van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) blijkt dat grote groepen niet de zorg krijgen waar ze recht op hebben10. Is de Staatssecretaris bereid om dit onderdeel te laten zijn van het onderzoek van het CPB?
Nee, dit is geen onderdeel van het ramingsmodel van het CPB. Deze specifieke gegevens zijn ook niet uitgevraagd bij gemeenten. Dit wil echter niet zeggen dat dergelijke factoren niet relevant kunnen zijn om verschil in het gebruik en aanbod van voorzieningen te kunnen verklaren. In de ambtelijke en bestuurlijke duiding van het houdbaarheidsonderzoek worden sociaaleconomische factoren wel meegenomen.
Eigen bijdrage
De leden van de D66-fractie begrijpen de beweegredenen om een inkomensafhankelijke bijdrage te vragen voor Wmo-gebruik. Tegelijkertijd moet zorgmijden voorkomen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe er wordt onderzocht welke bijdrage reëel is en of er wordt gemonitord in hoeverre er sprake is van zorgmijden?
Het begrip «zorgmijden» kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. Verondersteld wordt dat in de context van deze vraag met «zorgmijden» het risico op zorgmijden wordt bedoeld: het risico dat mensen als gevolg van invoering van deze maatregel gedrag zullen vertonen waardoor zij verstoken blijven van ondersteuning die voor hen noodzakelijk is. Het risico op zorgmijden wordt beheerst doordat de betreffende Wmo-voorzieningen in principe voor iedereen financieel toegankelijk blijven, omdat bij het opleggen van de eigen bijdrage rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van het individu.
Het uitgangspunt dat in de Voorjaarsnota is opgenomen is dat bij de herinvoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo er zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de vormgeving zoals die voorheen was, met oog voor inkomenseffecten en (effecten op) het beroep dat op de Wmo wordt gedaan. De huidige Wmo kent diverse instrumenten om te borgen dat de eigen bijdrage de financiële draagkracht van een burger in redelijkheid niet te boven gaat en dat zorgmijding wordt voorkomen:
○ Zo hebben gemeenten bijvoorbeeld de mogelijkheid om een inkomensgrens te bepalen waar beneden burgers geen eigen bijdrage verschuldigd zijn (het zogenoemde minimabeleid).
○ Ook heeft de gemeente bijvoorbeeld de mogelijkheid om bepaalde personen te ontzien bij het opleggen van de eigen bijdrage in het kader van een integrale of persoonsgerichte aanpak.
○ Deze laatstgenoemde mogelijkheid is ook specifiek bedoeld voor de situatie dat mensen structureel zorg en ondersteuning mijden vanwege de eigen bijdrage en bijvoorbeeld op de radar zijn van de oggz.
Na invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage zal ik actief signalen uit de praktijk verzamelen over het al dan niet toenemen van zorgmijding.
Sociale basis
De Staatssecretaris schrijft dat het idee is dat in 2024 iedere gemeente een beleidsvisie sociale basis heeft opgesteld. Hoe gaat de Staatssecretaris hierop sturen en kan hij een inschatting geven hoeveel gemeenten nu al een dergelijke visie hebben opgesteld? Ook willen deze leden benadrukken dat in deze plannen aandacht moet zijn voor verschillen tussen mensen, bijvoorbeeld volgens de principes van inclusieve zorg/cultuur sensitieve zorg. Kan de Staatssecretaris toelichten of hij ook vindt dat deze principes een plek zouden moeten krijgen in deze beleidsvisies? De leden van de D66-fractie kijken reikhalzend uit naar de uitvoeringsagenda Mantelzorg. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom de oplevering daarvan zoveel langer duurt dan gepland? De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of hij het ermee eens is dat mantelzorg een plek krijgt binnen het hele zorgbeleid?
Gemeenten hebben op grond van de Wmo 2015 de wettelijke taak om de sociale samenhang te bevorderen en zorg te dragen voor een situatie waarin niet iedere hulpvraag een zorg- of ondersteuningsvraag wordt. Hiervoor hebben zij ook financiële middelen tot hun beschikking gekregen in het gemeentefonds. Gelet op de grote opgaven in de zorg ondersteunen de Minister van VWS, de Minister voor LZS en ik gemeenten bij het voeren van dit beleid en met het maken van extra afspraken en het beschikbaar stellen van extra financiële middelen. Dit doen wij onder meer via de verschillende zorgakkoorden.
Op 3 februari 2023 is het Gezond en Actief Leven Akkoord (hierna: GALA) ondertekend en de brede specifieke uitkering (hierna: brede SPUK) gepubliceerd11. In het GALA zijn afspraken gemaakt met gemeenten over de sociale basis en met de brede SPUK zijn tot 2026 financiële middelen beschikbaar gesteld om deze aanpak te intensiveren. Alle 342 gemeenten hebben de brede SPUK middelen aangevraagd voor de sociale basis en zijn daarmee verplicht om uiterlijk 31-12-2023 een beleidsvisie voor de sociale basis op te leveren. We weten dat in veel gemeenten al een aantal jaren uitvoering wordt gegeven aan een beleidsvisie sociale basis, maar daar zijn op landelijk niveau geen gegevens van beschikbaar. In de Kamerbrief en de Mantelzorgagenda die de Minister voor LZS en ik op 6 juli 202312 naar de Kamer hebben gestuurd zijn verschillende acties aangekondigd om gemeenten te ondersteunen met de aanpak sociale basis. Eén hiervan is het inrichten van een ondersteuningsprogramma in samenwerking met VNG, Sociaal Werk Nederland, Vereniging NOV, MantelzorgNL en Movisie.
Gemeenten hebben, onder andere op grond van de Wmo 2015, de beleidsmatige ruimte maatwerk te bieden aan hun inwoners en zodoende zelf afwegingen te maken welke principes een plek moeten krijgen in hun beleidsvisie. Dit is ook het uitgangspunt geweest bij het opstellen van de zorgakkoorden,: gemeenten krijgen de ruimte om in regionale of lokale plannen gerichte maatregelen te nemen die passend zijn voor de zorg-, hulp- en/of ondersteuningsvraag op lokaal niveau. Juist omdat hiermee lokaal maatwerk kan worden geboden, is de verwachting dat principes als inclusiviteit en cultuursensitiviteit onderdeel zullen zijn van de plannen en meer specifiek in de uitvoering in bepaalde wijken of buurten.
Op 6 juli 2023 is de Kamerbrief «Aanpak Sociale Basis inclusief Mantelzorgagenda 2023 – 202613» aan uw Kamer aangeboden. Deze Mantelzorgagenda is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met onder andere de VNG, SWN, NOV, Mantelzorg NL en Actiz. Daarnaast zijn de acties en maatregelen getoetst bij mantelzorgers zelf. Op 20 april 2023 heb ik uw Kamer het VSO Mantelzorg14 doen toekomen. Hierin is aangegeven dat de mantelzorgagenda in het tweede kwartaal van 2023 zou worden opgeleverd vanwege gesprekken over de vormgeving en acties met veldpartijen en belangenorganisaties.
Mantelzorg zie ik, samen met u, als een integraal onderdeel van het zorgbeleid dat ook op die manier aandacht verdient. Om deze reden heb ik samen met partijen een brede Mantelzorgagenda opgesteld, uiteraard in lijn met de afspraken die zijn gemaakt in de verschillende akkoorden (IZA, WOZO en GALA). In de agenda wordt ingegaan op verbinding en samenwerking met het netwerk van de mantelzorger. Ook zijn verschillende acties geformuleerd die bijdragen aan verbetering van de (gelijkwaardige) samenwerking tussen de formele en de informele zorg.
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Genoemde leden lezen met grote teleurstelling dat de gesprekken met belanghebbenden niet hebben geresulteerd in een visie over het resultaatgericht beschikken. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten wat de verschillende standpunten hierin zijn? Welke alternatieven voor het wetsvoorstel ziet hij voor zich die wel aan dezelfde doelstellingen bijdragen?
Een minderheid van de gemeenten werkt resultaatgericht vanuit de overtuiging dat het zorgt voor meer flexibiliteit en kwalitatief goede ondersteuning op grond van de Wmo 2015 tegen beheersbare uitgaven. Sommige van deze gemeenten geven de voorkeur aan de codificatie van het resultaatgericht beschikken, aangezien de Centrale Raad van Beroep meermaals heeft geoordeeld dat het resultaatgericht beschikken in strijd is met de rechtszekerheid. De hoogste bestuursrechter oordeelde dat alleen sprake kan zijn van rechtszekerheid als de cliënt bij de toekenning van ondersteuning op grond van de Wmo 2015 duidelijkheid wordt geboden uitgedrukt in tijd (uren). Het enkel codificeren van het resultaatgericht beschikken zou in dit licht niet zorgvuldig en wenselijk zijn. Met de in het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken voorgestelde klacht- en geschilregeling is getracht recht te doen aan de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep.
Deze verruiming van de rechtsbescherming zou gelden voor alle gemeenten, ook al hanteren zij een andere wijze van beschikken, en op alle maatwerkvoorzieningen in de Wmo 2015. Dit resulteerde in bezorgdheid bij gemeenten over onnodige administratieve lastenverzwaring en een toename van de juridisering. Bovendien achten de VNG en gemeenten het onwenselijk de Wmo 2015 als enige wet zo sterk te juridiseren. Cliëntorganisaties achten de rechtspositie van cliënten met de werkwijze van resultaatgericht beschikken onvoldoende gewaarborgd. Het wetsvoorstel voorziet volgens de cliëntorganisaties niet in voldoende borging van de rechtspositie.
Het Ministerie van VWS heeft gezamenlijk, met een afvaardiging van cliëntorganisaties, gemeenten, de VNG en aanbieders gesproken over de diverse onderscheidenlijke bezwaren die partijen hebben ten aanzien van het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken. Gestreefd is naar een gezamenlijk gedragen oplossing voor de aangedragen knelpunten ten aanzien van het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken. Het is niet gelukt een compromis te bereiken of de bezwaren met betrekking tot het wetsvoorstel weg te nemen. Op dit moment verkent het Ketenbureau i-Sociaal Domein in opdracht van de VNG of een gedragen alternatieve werkwijze voor het resultaatgericht beschikken tot stand kan komen binnen de contouren van de rechtspraak en wet- en regelgeving. In afwachting van dit alternatieve voorstel, heeft het Ministerie van VWS reeds aan de VNG toegezegd een faciliterende rol te willen vervullen bij de eventuele verdere uitwerking daarvan. Daarmee blijft passende, toegankelijke en betaalbare Wmo-ondersteuning het doel, binnen bestaande wet- en regelgeving.
Cliëntondersteuning
De leden van de D66-fractie zijn blij met de stappen die worden gezet om cliëntondersteuning nadrukkelijker onder de aandacht te brengen, mede omdat uit het cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015 bleek dat de toegankelijkheid daarvan als grootste knelpunt wordt ervaren. Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre er voor gemeenten een kwaliteitsstandaard is voor het inrichten van cliëntondersteuning?
Er is op dit moment geen aparte landelijke kwaliteitsstandaard voor cliëntondersteuning binnen gemeenten, anders dan de wettelijke eisen die worden gesteld vanuit de Wmo 2015, namelijk dat de cliëntondersteuning gratis en onafhankelijk moet zijn en dat de cliënt centraal moet staan. Op basis van de opgedane kennis tijdens het Koplopertraject is er wel een Handreiking.
Cliëntondersteuning opgesteld door de VNG waar gemeenten informatie en praktijkvoorbeelden kunnen terugvinden. In deze handreiking staan ook een aantal manieren genoemd waarop gemeenten kunnen sturen op kwaliteit.
Zorgakkoorden
Deze leden zijn tenslotte ook benieuwd welke stappen de Staatssecretaris zet om ervoor te zorgen dat gemeenten en zorgverzekeraars samen een beter gedeelde verantwoordelijkheid voelen voor de vraag naar zorg.
In het IZA zijn afspraken gemaakt over de verbetering en houdbaarheid van zorg en ondersteuning op korte en lange termijn. Zo zijn er o.a. afspraken gemaakt om, samen met andere partijen in de regio te komen tot een gezamenlijk regiobeeld15, om o.a. inzicht te krijgen in demografische ontwikkelingen en de zorgvraag. De meeste regiobeelden zijn inmiddels opgesteld. Op basis van het regiobeeld wordt door zorgverzekeraars, gemeenten, (zorg)partijen en vertegenwoordigers van burgers/patiënten een regioplan opgesteld. Het initiatief tot het opstellen van regiobeelden en regioplannen wordt genomen door de marktleider zorgverzekeraar in de betreffende zorgkantoorregio samen met de door de gemeenten in de regio aangewezen gemeente. Daarnaast staan in het IZA ook specifieke afspraken gericht op de samenwerking tussen het sociaal domein, huisartsenzorg en ggz, waarbij de afspraken zich richten op versterking van de sociale basis, het verbeteren van de samenwerking tussen het sociaal domein, huisartsenzorg en ggz- zorg en wettelijke en financiële mogelijkheden voor domeinoverstijgende samenwerking. Ook zijn er afspraken gemaakt over gezond leven en preventie. Deze afspraken zijn nader uitgewerkt in het GALA, het akkoord tussen VNG, GGD GHOR Nederland en het Ministerie van VWS.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde verbetermaatregelen met betrekking tot het Wmo-toezicht. Kan de IGJ een rol vervullen in het Wmo-toezicht? Zo nee, waarom niet?
Genoemde leden merken op dat voorkomen moet worden dat een malafide zorgaanbieder zijn werkzaamheden gemakkelijk van de ene naar de andere gemeente kan verplaatsen en zij lezen hiervoor geen oplossing in de verbeterplannen. Zij ontvangen in dit kader graag een reactie van de Staatssecretaris. Waarom vindt de Staatssecretaris het waarschuwingsregister (zwarte lijst) hiervoor geen goed instrument?
Bij de inwerkingtreding van de Wmo 2015 heeft de wetgever, in lijn met het gedecentraliseerde stelsel, de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning bij gemeenten gelegd. Op de uitvoering van de Wmo 2015 is geen centrale kwaliteitswetgeving zoals de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) van toepassing, gemeenten zijn op basis van de Wmo 2015 zelf verantwoordelijk voor het formuleren van kwaliteitscriteria en het contracteren van aanbieders. Daarbij past geen centrale toezichthoudersrol.
Op grond van de Wmo 2015 kan de IGJ desgevraagd advies geven inzake het houden van toezicht, en rapporteert de IGJ jaarlijks omtrent de uitvoering van het toezicht door gemeenten. Daarnaast beschouwt de IGJ het als onderdeel van haar taak om bij de uitvoering van het toezicht op aanbieders waar zorg en ondersteuning vanuit meerdere wetten wordt geboden, goed samen te werken met de Wmo-toezichthouder. In het genoemde stimuleringsprogramma zal hier aandacht voor zijn, onder meer door actualisatie van het bestaande «afsprakenkader en draaiboek toezicht».16
De Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) (Kamerstuk 35 515), dat de Eerste Kamer op 11 jl. als hamerstuk heeft afgedaan (Handelingen I 2022/23, nr. 42, item 5), maakt onder meer mogelijk dat gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren gegevens met elkaar kunnen uitwisselen over een persoon of rechtspersoon die fraude in de zorg heeft gepleegd. Zij kunnen elkaar zo waarschuwen voor die fraudeur en kunnen dan maatregelen treffen. Daardoor wordt het voor de fraudeur moeilijker elders te blijven frauderen of nieuwe fraude te plegen. Genoemde instanties zijn voornemens voor deze gegevensuitwisseling het Waarschuwingsregister zorgfraude te gebruiken.
Eigen bijdrage
De leden van de PVV-fractie zijn tegen eigen betalingen, zoals de eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp. Genoemde leden ontvangen graag de financiële uitwerking van deze voorgenomen bezuiniging. Wat heeft dit bijvoorbeeld voor consequenties voor hulpbehoevende ouderen met enkel een AOW-uitkering en/of een klein pensioen? De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe deze maatregel zich verhoudt tot het regeringsbeleid om ouderen langer thuis te laten wonen, als voorzieningen om dit mogelijk te maken straks voor veel ouderen onbetaalbaar wordt. Zij ontvangen in dit kader graag een reactie van de Staatssecretaris. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat huishoudelijke hulp voor iedereen betaalbaar blijft? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat dagbesteding voor iedereen betaalbaar blijft?
De financiële effecten van burgers zijn afhankelijk van de nadere uitwerking van de maatregel. Ik streef er naar om voor het einde van het jaar een internetconsultatie te starten van het concept-wetsvoorstel.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe deze maatregel zich verhoudt tot het regeringsbeleid om ouderen langer thuis te laten wonen, als voorzieningen om dit mogelijk te maken straks voor veel ouderen onbetaalbaar wordt. Zij ontvangen in dit kader graag een reactie van de Staatssecretaris. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat huishoudelijke hulp voor iedereen betaalbaar blijft? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat dagbesteding voor iedereen betaalbaar blijft?
Wmo-voorzieningen zijn veelal van belang om burgers in staat te stellen langer thuis te blijven wonen. De afgelopen jaren is gebleken dat er een grote aanzuigende werking heeft plaatsgevonden naar de Wmo 2015, met name op het gebruik van huishoudelijke hulp. Dit heeft ervoor gezorgd dat gemeenten problemen ervaren met het waarborgen van de toegankelijkheid en beschikbaarheid van de Wmo-voorzieningen. Kwetsbare burgers die – met hun naasten – niet zelf kunnen voorzien in de ondersteuning die zij nodig hebben, worden daardoor dan het hardst geraakt.
Met de herinvoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage gaan burgers naar financiële draagkracht bijdragen aan de Wmo-voorzieningen waar zij gebruik van maken. Dit is nodig om Wmo-voorzieningen toegankelijk te houden voor iedereen die daarvoor op de Wmo 2015 is aangewezen, bij uitstek
kwetsbare burgers en bijv. ouderen die daarmee langer thuis kunnen blijven wonen. Om de burger die niet in staat is de eigen bijdrage te betalen, te ondersteunen heeft de gemeente mogelijkheden om maatwerk te bieden. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de burger geen eigen bijdrage verschuldigd is.
Mantelzorg en respijtzorg
De leden van de PVV-fractie merken op dat het aantal ouderen toeneemt en het aantal mantelzorgers afneemt. Genoemde leden willen van de Staatssecretaris weten hoeveel gemeenten inmiddels een aanbod respijtzorg heeft. De kans dat ouderenmishandeling (onder andere ontspoorde zorg en financiële uitbuiting) toeneemt is groot. Er zijn trainingen beschikbaar voor wijkverpleegkundigen om (financieel) misbruik te herkennen. Zouden huishoudelijke hulpen ook baat kunnen hebben bij zo’n training om dit misbruik te herkennen? Ouderen worden steeds vaker het slachtoffer van oplichters aan de deur of telefoon. Nemen gemeenten maatregelen om ouderen weerbaarder te maken? Zo ja, welke?
Op landelijk niveau zijn geen gegevens beschikbaar over het respijtzorgaanbod. In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) zijn extra middelen beschikbaar gesteld om het respijtzorgaanbod te versterken. Deze zijn met de brede specifieke uitkering (SPUK) verstrekt aan gemeenten. Zij hebben de verplichting om in een plan aan te tonen hoe deze middelen worden ingezet. Indien gemeenten geen respijtzorgaanbod hebben is het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om het college van B&W hierop aan te spreken.
De kans dat ouderenmishandeling (onder andere ontspoorde zorg en financiële uitbuiting) toeneemt is groot. Er zijn trainingen beschikbaar voor wijkverpleegkundigen om (financieel) misbruik te herkennen. Zouden huishoudelijke hulpen ook baat kunnen hebben bij zo’n training om dit misbruik te herkennen? Ouderen worden steeds vaker het slachtoffer van oplichters aan de deur of telefoon. Nemen gemeenten maatregelen om ouderen weerbaarder te maken? Zo ja, welke?
Iedereen die bij ouderen achter de voordeur komt kan een belangrijke rol spelen bij het signaleren van (financieel) misbruik van ouderen. Dat geldt ook voor huishoudelijke hulpen. In de aankomende publiekscampagne rondom huiselijk geweld wordt expliciet aandacht besteedt aan financieel misbruik van ouderen. Op de bijbehorende campagnewebsite wordt informatie gedeeld over het herkennen van de mogelijke signalen van financieel misbruik en wat omstanders kunnen doen.
Vanuit het Ministerie van JenV is in de afgelopen jaren samen met enkele ouderenbonden en een aantal gemeenten ingezet op het meer weerbaar maken van ouderen, onder andere door middel van aandacht voor diverse veiligheidsthema’s in de themamaand april met bijeenkomsten in enkele gemeenten en bij betrokken private partners, zoals banken en verzekeraars. Aanvullend werkt het Ministerie van J&V samen met het team High Impact Crime en het team Centurion van de nationale Politie. Zij houden zich bezig met de bestrijding van online criminaliteit waar ook senioren slachtoffer van zijn.
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Onafhankelijke cliëntondersteuning blijkt ondanks alle inspanningen voor meer bekendheid voor vele mensen moeilijk te vinden. Zijn er gemeenten koploper voor wat betreft bekendheid en het gebruik van de onafhankelijke cliëntondersteuning?
Ik doe geen uitspraken over welke gemeenten koploper zijn betreffende bekendheid en het gebruik van de onafhankelijke cliëntondersteuning. Inmiddels hebben 226 gemeenten als onderdeel van het Koplopertraject beleid gemaakt en ingezet op versterking en bekendheid van cliëntondersteuning. Ik vind het positief dat elke gemeente cliëntondersteuning heeft ingericht en ingekocht. Op www.regelhulp.nl is een overzicht te vinden met contactgegevens van cliëntondersteuning in elke gemeente en bij elk zorgkantoor.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Wmo-toezicht
Genoemde leden lezen dat de Staatssecretaris verheugd is met de stevige ambitie die gezamenlijk met het veld is opgesteld om het toezicht te verbeteren. Dit delen de leden van de CDA-fractie. Anderzijds is dit een wettelijk taak die al jaren onvoldoende wordt uitgevoerd.
Genoemde leden lezen dat voorgenomen verbetermaatregelen een wetswijziging vergen. Kan de Staatssecretaris globaal beschrijven wat zij kunnen verwachten en aan welke maatregelen nu gedacht wordt? Wat bedoelt de Staatssecretaris precies met de zinssnede dat er rekening wordt gehouden met de uitvoerbaarheid voor gemeenten van verschillende grootte? De leden van de CDA-fractie lezen vervolgens dat het Wmo-toezicht op een bepaald schaalniveau een aantal significante voordelen heeft. Er kunnen praktische voordelen zijn, maar kan de Staatssecretaris reageren op het standpunt van Ieder(in), dat stelt dat toezicht op bovengemeentelijke schaal een aantal praktische voordelen heeft, maar tegelijkertijd zorgt voor een uitholling van de democratische controle? Hoe wil de Staatssecretaris lokale belangenbehartiging borgen als toezicht bovengemeentelijk gaat? Houdt hij hier rekening mee bij het wetsontwerp?
De voorgenomen wetswijziging behelst op hoofdlijnen de volgende onderdelen:
• Waarborgen voor een onafhankelijke uitvoering van het Wmo-toezicht. De volgende waarborgen worden in overleg met het Ministerie van BZK uitgewerkt:
○ De Wmo-toezichthouder stelt zelfstandig en onafhankelijk een werkprogramma op.
○ In de Wmo 2015 wordt vastgelegd dat de Wmo-toezichthouder jaarlijks een verslag van werkzaamheden publiceert en deze via het college van burgemeester en wethouders aanbiedt bij de gemeenteraad. In het verslag kan de toezichthouder voorstellen doen die zij nodig acht in het belang van de kwaliteit en continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning.
○ Een persoon die de functie van toezichthouder bekleedt, kan naast deze functie geen andere functies namens of in dienst van de betreffende gemeente of inkooporganisatie bekleden die niet verenigbaar zijn met het toezichthouderschap (denk hierbij aan een toezichthouder Wmo die tevens beleidsmedewerker Wmo of contractmanager Wmo is). Ik wil verkennen of dit, aanvullend op hetgeen in het beleidskader is opgenomen, in de Wmo 2015 kan worden opgenomen.
• Transparant Wmo-toezicht. Het uitgangspunt dat gemeenten in beginsel toezichtrapportages openbaar dienen te maken wordt opgenomen in de Wmo 2015. Gemeenten worden toegerust bij het vormgeven van het proces van openbaarmaking in de praktijk.
• Adequaat kwaliteitstoezicht. Gemeenten dienen op adequate wijze invulling te geven aan het kwaliteitstoezicht. In de Wmo 2015 wordt als wettelijk verplicht onderdeel van het (lokale) beleidsplan, als bedoeld in artikel 2.1.2. Wmo 2015, opgenomen dat gemeenten dienen te beschrijven hoe zij op adequate wijze vorm en invulling geven aan het kwaliteitstoezicht. Dit betekent voor gemeenten in ieder geval, dat zij naast het in de wet genoemde calamiteitentoezicht, ook in het beleidsplan moeten aangeven hoe zij proactief (risicogestuurd en/of thematisch) toezicht houden.
• Stimuleren van een passend schaalniveau van samenwerking. Uit de rapportages van Significant en de IGJ volgt dat het beleggen van de uitvoering van het Wmo-toezicht op een bepaald schaalniveau een aantal significante voordelen heeft. De voor dit proces samengestelde werkgroep Wmo-toezicht onderschrijft deze voordelen. Daarom wil ik in de Wmo 2015 vastleggen dat gemeenten in hun (lokale) beleidsplan de keuzes en onderbouwing van de organisatie en inrichting van het Wmo-toezicht opnemen, met de daarbij passende (bovengemeentelijke) samenwerking. In het stimuleringsprogramma zal aandacht zijn voor toerusting van gemeenten bij het maken van inhoudelijke afwegingen.
Ik vind het belangrijk dat de voorgenomen wetswijzigingen uitvoerbaar zijn voor alle gemeenten, daaraan wordt onder meer aandacht besteedt in de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO) die ik samen met de VNG en het Ministerie van BZK uitvoer.
Uit eerdergenoemd rapport van Significant blijkt dat het beleggen van de uitvoering van het Wmo-toezicht op een bepaald schaalniveau een aantal significante voordelen heeft. Het vergroot de slagkracht en opbouw van expertise in het toezicht, het zorgt voor effectiever toezicht op regionaal georganiseerde aanbieders en een vermindering van administratieve lasten voor zorgaanbieders.
Of samenwerking gewenst is blijft een afweging die gemeenten bij het inrichten van het toezicht zelf maken, met aandacht voor belangrijke aspecten als democratische controle. In de praktijk belegt een groot deel van de gemeenten het toezicht al bij de GGD of is er sprake van een regionale samenwerking tussen gemeenten.17
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
Samen met de VNG en gemeenten wordt bekeken hoe gemeenten beter toegerust kunnen worden om daar waar nodig en kan, een lange(re) looptijd te hanteren in de toekenning van hulp en ondersteuning op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Dat vinden de leden van het CDA-fractie een goed streven. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de eerste resultaten verwacht worden? Wordt er hierbij ook rekening gehouden met het verminderen van de administratieve lastendruk? Niet alleen voor gemeenten maar ook voor de burgers. En kunnen opgedane inzichten uit de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) hierbij behulpzaam zijn? De doestelling een passende beschikking voor de cliënt met een stabiele ondersteuningsvraag ondersteunen deze leden van harte. In hoeverre wordt er gestreefd om dit landelijk/ bovenregionaal vorm te geven?
Wat betreft de cliëntenondersteuning het volgende. De leden van de CDA-fractie begrijpen uit de voortgangsbrief de Staatssecretaris dat in ongeveer tweehonderd gemeenten cliëntenondersteuning wordt aangeboden. Vervolgens stelt de Staatssecretaris dat de gemeenten en zorgkantoren de verantwoordelijkheid hebben dat cliënten met hun naasten, die daar behoefte aan hebben, ook daadwerkelijk cliëntondersteuning ontvangen. Dat zijn deze leden met de Staatssecretaris eens, want het is immers een wettelijke taak. Waarom worden gemeenten die dit niet doen dan vervolgens niet direct aangesproken door de Staatssecretaris? En kunnen opgedane inzichten uit de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) hierbij behulpzaam zijn? De doestelling een passende beschikking voor de cliënt met een stabiele ondersteuningsvraag ondersteunen deze leden van harte. In hoeverre wordt er gestreefd om dit landelijk/ bovenregionaal vorm te geven?
De inventarisatie onder gemeenten is in juli 2023 afgerond. De resultaten van de inventarisatie zijn besproken met de VNG, Per Saldo en het Ministerie van VWS. Uit de inventarisatie blijkt dat gemeenten volop aan de slag zijn met passend beschikken. Landelijk stimuleren we dat gemeenten een passende beschikking verlenen voor iemand met een stabiele ondersteuningsvraag. Daarom organiseren we dit najaar in samenwerking met het Ministerie van VWS en de VNG, een webinar voor gemeenten over passend beschikken. Het webinar heeft als doel om gemeenten bekend te maken met de voordelen van de passende beschikkingsduur en de mogelijkheden om dit in te richten. Knelpunten die gemeenten adresseren zijn vaak van praktische aard en worden als input meegenomen voor het webinar. Uiteraard worden hierbij de lessen die geleerd kunnen worden uit de Wlz en de Zvw in oogschouw genomen. We zetten daarnaast samen met de VNG in op de versterking van de uitvoeringspraktijk via het Platform sociaal domein. Via het Platform sociaal domein kunnen geleerde lessen en handreikingen worden verspreid. Aanvullend is het nuttig om te vermelden dat een langere beschikkingsduur bijna per definitie zorgt voor een vermindering van administratieve lasten, zowel aan de kant van de inwoner, als ook aan de kant van gemeenten (en zorgaanbieders).
Op dit moment bieden alle gemeenten cliëntondersteuning aan, zoals ook verplicht wordt vanuit de Wmo 2015. De cliëntondersteuners in elke gemeente en bij elk zorgkantoor zijn te vinden via de website www.regelhulp.nl. De 226 gemeenten, zoals genoemd in de Voortgangsbrief Wmo 2015 van 8 mei jl., zijn gemeenten die mee hebben gedaan aan het Koplopertraject of een Specifieke Uitkering (SPUK) hebben ontvangen om cliëntondersteuning lokaal te versterken en betere bekendheid te geven. Daarnaast heb ik afspraken gemaakt met Het Juiste Loket, de VNG en Zorgverzekeraars Nederland over opvolging van casuïstiek; wanneer er signalen zijn dat cliëntondersteuning niet conform wetgeving wordt ingezet, wordt actief contact opgenomen met de betreffende gemeente en/of het zorgkantoor. Ik blijf dit actief volgen en blijf met de VNG en gemeenten over dit belangrijke onderwerp in gesprek om de ontwikkelingen, knelpunten en goede voorbeelden te bespreken.
De zorgakkoorden
In de komende periode maken VNG en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport afspraken over de wijze waarop gemeenten de middelen ontvangen. Wordt de Kamer hier ook over geïnformeerd? En wordt er ook rekening gehouden met regio´s en dan bijvoorbeeld met krimpregio´s?
Op 17 juli 2023 is de specifieke uitkering IZA (hierna: SPUK IZA) gepubliceerd in de Staatscourant18. Hiermee krijgen 42 mandaatgemeenten de mogelijkheid om (opgeteld) maximaal € 150 miljoen aan te vragen19 voor het opstellen van regiobeelden, het opstellen en uitvoeren van regioplannen, het inrichten van de coördinatie en organisatie in de regio en het financieren van voorzieningen, zoals een inloophuis GGZ in de wijk. In de SPUK IZA zijn randvoorwaarden gesteld over de aanvraag en wijze van verantwoording, maar worden geen inhoudelijke criteria gesteld aan de regiobeelden en regioplannen. Hiervoor is gekozen zodat gemeenten, verzekeraars en andere relevante partijen de ruimte hebben om de regiobeelden en regioplannen op te stellen op basis van de opgave in de regio.
De verdeling van middelen is gebaseerd op het inwoneraantal en de sociaaleconomische status van inwoners (SES). Gemeenten maken samen met zorgverzekeraars regiobeelden. Op basis van de regiobeelden, bepalen partijen wat de belangrijkste veranderopgaven zijn voor de regio en maken partijen regioplannen. Opgaven die te maken hebben met krimp kunnen onderdeel zijn van het regioplan. Alle partijen committeren zich aan de afspraken in het regioplan en transformatieplan. De gegevens uit de regiobeelden en -plannen kunnen worden betrokken bij de transformatieplannen. Regio’s kunnen meerdere transformatieplannen indienen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief Wmo 2015 van de Staatssecretaris. Ze hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. De Wmo 2015 werd acht jaar geleden ingevoerd met de belofte dat het de zorg dichterbij de mensen zou brengen. Gemeenten weten wat er bij hun inwoners speelt en door bepaalde zorgtaken aan gemeenten over te laten zou er meer mogelijkheid zijn voor maatwerk. De leden van de SP-fractie concluderen echter dat bij veel gemeenten de uitvoering nogal aan de wensen overlaat. Mensen die behoefte hebben aan zorg komen daarmee onnodig in de knel. Daarnaast is er sprake van grote verschillen in uitvoering van de Wmo 2015 tussen verschillende gemeenten. Iemands postcode bepaalt iemands toegang en kwaliteit van zorg. Genoemde leden willen daarom, ter aanvulling op de voortgangsbrief, enkele voorbeelden met de Staatssecretaris delen om dit duidelijk te maken.
Neem bijvoorbeeld Liam uit Nieuwegein, een 4-jarige jongen. Liam heeft vanuit de gemeente een rolstoel gekregen wat natuurlijk zijn levenskwaliteit verhoogd. Om Liam echter nog meer vrijheid te geven, hebben zijn ouders een bus nodig om deze rolstoel te vervoeren. Deze wil de gemeente niet vergoeden, terwijl zo’n bus de zelfredzaamheid en participatie van Liam in zijn eigen leefomgeving aanzienlijk zou vergroten. Zijn ouders hebben uiteindelijk maar een crowdfunding gestart.20 De leden van de SP-fractie vinden het triest dat zoiets nodig is.
In het Algemeen Dagblad verscheen het bericht over Barbara uit Delft.21 Ze probeert al vijf maanden een maatwerkafspraak te maken voor zorg vanuit de Wmo. Hulp vanuit de gemeente wordt geweigerd, omdat zij een partner heeft. Dat deze mantelzorger mogelijk overbelast is, lijkt niet te worden meegewogen door de gemeente.
Recent kwam EenVandaag met het nieuws dat in Tilburg flink wordt bezuinigd op de Wmo met schrijnende gevolgen.22 Genoemde leden hebben hier ook schriftelijke vragen over gesteld, die op het moment van schrijven nog niet beantwoord zijn.
De Wmo Cliëntenraad in Utrecht heeft verder recent een brandbrief gestuurd naar de gemeente Utrecht, omdat veel Utrechtenaren die recht hebben op huishoudelijke hulp, deze niet krijgen.23
Deze voorbeelden laten slechts maar een fractie zien van de problemen die genoemde leden te horen krijgen als het gaat om de uitvoering van de Wmo 2015 Kan de Staatssecretaris voor elk genoemd voorbeeld aangeven hoe de maatregelen die aangekondigd zijn in de voortgangsbrief deze mensen concreet gaat helpen?
Ten aanzien van berichten uit de media het volgende. Het ontgaat mij uiteraard niet dat er in de praktijk nog zaken mis gaan. U zult begrijpen dat het onzorgvuldig zou zijn als ik inga op de geschetste situaties op basis van berichtgeving in de media, waarbij niet kan worden beoordeeld hoe de besluitvorming door de gemeente is verlopen en of de betreffende inwoners bijvoorbeeld rechtsmiddelen hebben ingezet die mogelijk (inmiddels) tot een andere uitkomst hebben geleid. Van het gegeven dat sprake is van personele krapte op de arbeidsmarkt is de samenleving in toenemende mate doordrongen. Gemeenten doen hun uiterste best hun inwoners zo goed als mogelijk te ondersteunen en te voorkomen dat mensen tussen wal en schip belanden. Zoals geschetst in de voortgangsbrief is het mede daarom noodzakelijk om zorg en ondersteuning in de toekomst anders vorm te geven, waarbij het van belang is beter te kijken naar wat mensen zelf en met elkaar kunnen organiseren en waarvoor een beroep kan worden gedaan op ondersteuning via de Wmo 2015.
Wmo-toezicht
De leden van de SP-fractie zijn voorzichtig optimistisch dat de Staatssecretaris nu ook lijkt op te merken dat het niet goed gaat met de Wmo 2015. Zo lezen zij dat de Staatssecretaris het toezicht op Wmo 2015 wil verbeteren. Hoe ziet het tijdspad voor de implementatie van dit toezicht eruit? Wat zijn de consequenties als het toezicht na de deadline nog steeds niet op orde is? Hoe wordt in het toezicht voldoende gewaarborgd dat een gemeente bij de uitvoering van de Wmo 2015 voldoet aan de randwoorden? Hoe wordt bepaald wat de consequenties zijn voor een gemeente als de aangewezen toezichthouder concludeert dat een gemeente niet voldoet aan de kwaliteitsstandaarden? Is het niet nogal laat om pas acht jaar het toezicht op de Wmo 2015 eens in orde te brengen?
De leden van de SP-fractie lezen ook dat er een houdbaarheidsonderzoek komt naar de Wmo 2015. Zij zijn benieuwd of het decentralisatievraagstuk ook aan de orde zal komen in dit onderzoek. Zoals hierboven is geschetst heeft de decentralisatie niet zijn beloofde doel bereikt. Dit zien genoemde leden niet alleen bij de Wmo 2015, maar ook de Jeugdwet en de Participatiewet. De vraag is of gemeenten de juiste schaal zijn voor de volledige uitvoering van de Wmo 2015. Wordt daarnaast in het houdbaarheidsonderzoek ook gekeken naar de budgetten van de gemeenten en welk budget nodig is om gemeenten goed hun werk te laten doen?
Verder lezen genoemde leden in deze brief dat de Staatssecretaris de inkomensafhankelijke Wmo 2015 bijdrage wil laten terugkeren en wil combineren met een bezuiniging. Dit was ook al aangekondigd in de Voorjaarsnota. De leden van de SP-fractie willen de Staatssecretaris erop wijzen dat toen er sprake was van een inkomensafhankelijke Wmo-bijdrage en dit zorg mijden tot gevolg had. Daarnaast leidde dit tot een stapeling van zorgkosten. Hoe wil de Staatssecretaris deze zaken met de herinvoering voorkomen? Is het niet rechtvaardiger en eenvoudiger om via de belastingen mensen met een hoog inkomen en/of veel vermogen eerlijk te laten bijdragen aan collectieve voorzieningen?
Tot slot willen de leden van de SP-fractie nogmaals benadrukken dat het beter moet met de uitvoering van de Wmo 2015. Duurzame oplossingen zijn nodig. In het begin van deze inbreng hebben genoemde leden voorbeelden genoemd van mensen die vastlopen. Naar deze mensen wordt onvoldoende geluisterd en zij worden onvoldoende betrokken bij de uitvoering van de Wmo 2015. De leden van de SP-fractie vinden dat deze mensen, oftewel de zogenoemde cliënten en de mantelzorgers, beter betrokken moeten worden. Is de Staatssecretaris bereid om zoveel mogelijk deze mensen te betrekken om een landelijk verbeterplan voor de uitvoeringspraktijk van de Wmo 2015 op te stellen?
Een aantal van de voorgestelde verbetermaatregelen vergt een wetswijziging. Een ander deel van de maatregelen landt in een stimuleringsprogramma, daarvoor wordt op dit moment een aanbesteding voorbereid. De uitvoering van het stimuleringsprogramma kan naar verwachting starten in het eerste kwartaal van 2024.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor goed toezicht op de uitvoering van de Wmo 2015. Deze verantwoordelijkheid verandert niet met de voorgenomen wetswijziging en daarmee blijft er ruimte voor lokale verschillen. Met de verbetermaatregelen die samen met het veld zijn geformuleerd is wel geëxpliciteerd aan welke onderdelen gemeenten invulling zouden moeten geven om tot goed toezicht te komen. Een toezichthouder moet onafhankelijk zijn werk kunnen uitvoeren, zodat hij zonder inmenging onderzoek kan verrichten en bevindingen, oordelen en adviezen kan uitbrengen. De (wijze van) opvolging blijft vervolgens ook een taak van gemeenten. Met de decentralisaties Jeugdwet, Participatiewet en Wmo 2015, zijn in 2015 een veelvoud aan (nieuwe) taken belegd bij gemeenten. Deze transitie, en de implementatie naar een goed werkende uitvoering van deze taken, hebben veel tijd en energie gekost. Daarbij is het van belang om vanuit het Rijk continuïteit te bieden en zorg te dragen dat het systeem ook de ruimte krijgt om te leren. Eventuele aanvullende maatregelen zoals aanpassing van wetgeving, kunnen een uitkomst zijn bij structurele knelpunten.
Het houdbaarheidsonderzoek heeft als doel naar verschillende aspecten van houdbaarheid te kijken; zowel financieel als organisatorisch. Beide aspecten worden vanzelfsprekend betrokken. De verwachting is dat beide aspecten in de nabije toekomst (te veel) uit balans raken en er gezocht moet worden naar oplossingen om die balans (weer) te vinden en langdurig met elkaar te bestendigen. Waar dat mogelijk is willen gemeenten en rijk hier samen afgewogen keuzes in maken voor de toekomst. De decentralisaties van 2015 staan daarmee niet ter discussie, maar nadenken over een mogelijk beter passende schaalgrootte (op onderdelen) is vanzelfsprekend onderdeel van het gesprek. Het houdbaarheidsonderzoek is géén onderzoek dat zich alleen richt op budgetten of uitspraken zal doen of het beschikbare budget afdoende is. Het is een onderzoek dat zich richt op de uitdagingen van de toekomst, wat daar voor nodig is en welke eventuele maatregelen en/of aanpassingen nodig zijn om de Wmo 2015 toekomstbestendig te maken.
Het begrip «zorgmijden» kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. Verondersteld wordt dat in de context van deze vraag met «zorgmijden» het risico op zorgmijden wordt bedoeld: het risico dat mensen als gevolg van de invoering van deze maatregel gedrag zullen vertonen waardoor zij verstoken blijven van ondersteuning die voor hen noodzakelijk is. Het risico op zorgmijding wordt beheerst doordat de betreffende Wmo-voorzieningen in principe voor iedereen financieel toegankelijk blijven, omdat bij het opleggen van de eigen bijdrage rekening wordt gehouden met financiële draagkracht. Daarnaast behoudt de gemeente mogelijkheden om maatwerk te bieden:
○ de mogelijkheid om een inkomensgrens te bepalen waar beneden burgers geen eigen bijdrage verschuldigd zijn (het zogenoemde minimabeleid).
○ de mogelijkheid om bepaalde personen te ontzien bij het opleggen van de eigen bijdrage in het kader van een integrale of persoonsgerichte aanpak.
○ Deze laatstgenoemde mogelijkheid is ook specifiek bedoeld voor de situatie dat mensen structureel zorg en ondersteuning mijden vanwege de eigen bijdrage en bijvoorbeeld op de radar zijn van de oggz.
Door herinvoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage zal de stapeling van eigen bijdragen (uitgedrukt in euro’s) inderdaad kunnen toenemen. Burgers gaan naar financiële draagkracht bijdragen aan de financiering van de Wmo-voorzieningen waar zij gebruik van maken. Dit is nodig om passende zorg en ondersteuning onder de Wmo 2015 toegankelijk te houden, juist voor die mensen die dat het hardste nodig hebben. Naar verwachting wordt de impact van de maatregel op de stapeling van eigen bijdragen beperkt doordat:
○ Er niet apart voor elke Wmo-maatwerkvoorziening een eigen bijdrage verschuldigd zal zijn: als van meerdere voorzieningen gebruik wordt gemaakt is maar één keer de eigen bijdrage verschuldigd.
○ In de Wmo 2015 al geregeld is dat je òf een eigen bijdrage voor de Wmo betaalt òf voor de Wlz en niet voor allebei (waarbij de Wlz-bijdrage voorliggend is). Hetzelfde geldt voor de eigen bijdrage Wmo beschermd wonen (waarbij de eigen bijdrage beschermd wonen voorliggend is aan de inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo).
○ Er zo mogelijk een maximale eigen bijdrage wordt ingesteld en ook kostprijsbewaking wordt overwogen.
De Voortgangsbrief Wmo 2015, de brief over de Sociale Basis, de Mantelzorgagenda en daarnaast de afgesloten zorgakkoorden kunt u zien als mijn streven om consequent met cliënten en andere burgers, gemeenten en aanbieders in gesprek te zijn over (het verbeteren van) de uitvoeringspraktijk van de Wmo 2015.
Doordat de hoogte van de eigen bijdrage afhankelijk wordt van het inkomen en het vermogen, wordt rekening gehouden met de financiële draagkracht van burgers. De herinvoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage zal helpen om de druk bij gemeenten op (het gebruik van) Wmo-voorzieningen te verlagen en de (financiële) houdbaarheid van de Wmo 2015 te verbeteren. Invoering van het abonnementstarief heeft er onder meer toe geleid dat het gebruik van Wmo-voorzieningen door mensen met een hoger inkomen en/of meer vermogen is gestegen en de toegankelijkheid van deze voorzieningen daardoor onder druk kwam te staan voor kwetsbare groepen. Een bijdrage die rekening houdt met het inkomen en vermogen van burgers is in dat opzicht rechtvaardiger.
Verder wordt met een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage beoogd het kostenbewustzijn bij de gebruikers van de voorzieningen te vergroten om zodoende een onnodig beroep op de Wmo 2015 te voorkomen. Dat is gerichter en effectiever om de houdbaarheid te verbeteren dan een generieke belastingheffing. Uiteindelijk is het een politieke keuze om met een (inkomens- en vermogensafhankelijke) eigen bijdrage zorgbehoevenden te laten bijdragen aan de kosten van zorg en ondersteuning vanuit de Wmo of dat deze kosten via generieke belastingheffing ook gedragen worden door het deel van de bevolking die geen beroep doet op de Wmo.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Wmo toezicht
De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer het beleidskader kwaliteitstoezicht Wmo geïmplementeerd zal worden. Komt er een deadline voor gemeenten om het toezicht op orde te hebben? Zo ja wanneer en zo nee, waarom niet? De leden van de PvdA-fractie vragen hem verder hoe mensen met een beperking of chronische ziekte worden betrokken bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van beleid, ook op lokaal niveau. Hoe worden inspraak en samenspraak op lokaal niveau geregeld? Wat vindt de Staatssecretaris van een verplicht onafhankelijk platform van mensen met een beperking en chronische aandoening, zoals in Denemarken? Kan in overleg met VNG en belangenorganisaties van mensen met een beperking of chronische ziekte, een plan opgesteld worden hoe de input van de mensen waar het om gaat kan worden gebruikt?
Een aantal van de voorgestelde verbetermaatregelen vergt een wetswijziging. Een ander deel van de maatregelen landt in een stimuleringsprogramma, daarvoor wordt op dit moment een aanbesteding voorbereid. De uitvoering van het stimuleringsprogramma kan naar verwachting van start gaan in het eerste kwartaal van 2024.
Ik vind het zeer belangrijk dat de mensen om wie het gaat betrokken worden bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van beleid. In de kamerbrief «voortgang ontwikkeling nationale strategie en verdere ontwikkelingen VN-verdrag handicap»24 wordt benoemd hoe we hier landelijk invulling aan geven. Dit is naar aanleiding van de motie Westerveld/Mohandis rond het inzichtelijk maken van de inzet van ervaringsdeskundigheid bij de ontwikkeling van beleid. Een belangrijk instrument bij beleids- en wetgevingstrajecten is het Beleidskompas voor rijksambtenaren waarin het samenwerken met vertegenwoordigende organisaties en mensen op wie het beleid invloed heeft centraal staat.
Ik heb kennisgenomen van het platform dat ingezet wordt in Denemarken, waarbij gemeenten op lokaal niveau verplicht worden om een gehandicaptenraad te hebben. In Nederland zijn gemeenten weliswaar verantwoordelijk om de mensen om wie het gaat te betrekken bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van beleid. Echter kunnen ze zelf bepalen op welke, binnen de lokale context passende, wijze ze mensen betrekken, bijvoorbeeld via Wmo-adviesraden, cliëntenraden of gehandicaptenraden. Op verschillende manieren wordt dit ook landelijk gestimuleerd. Bij het samenstellen van de Lokale Inclusie Agenda worden gemeenten aangespoord om ervaringsdeskundige inwoners te betrekken, zoals het VN-verdrag Handicap voorschrijft. Op de pagina «Iedereen doet mee» van VNG25 zijn er handreikingen en dergelijke te vinden hieromtrent. Om gemeenten verder te ondersteunen hoe ze op een passende manier mensen met een beperking kunnen betrekken bij beleid is er een leernetwerk van gemeenten geweest en is op basis daarvan een handreiking ontwikkeld: «Meer zeggenschap voor mensen met een licht verstandelijke beperking».26 Verder is er een instrumentenwaaier door Movisie ontwikkeld hoe je mensen met een licht verstandelijke beperking kan betrekken in het gemeentelijke beleidsproces.27 Daarnaast is er het initiatief «Niets over ons, zonder ons»28 in het leven geroepen met een adviespunt voor overheden, maatschappelijke instellingen en bedrijven over o.a. het inzetten van ervaringsdeskundigheid.
Houdbaarheidsonderzoek
De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe en in hoeverre de gevolgen voor de zorg uit de Wmo 2015 van het beleid waarbij de zorgkantoren sturen op zorg thuis in plaats van in een verpleeghuis, worden meegenomen en -gewogen in het onderzoek naar de houdbaarheid van de Wmo 2015. Hoe neemt het CPB deze ontwikkeling mee in de separate raming voor de Wmo 2015?
Indien kabinetsbeleid hier aan ten grondslag ligt, dan wordt het meegenomen in de raming van het CPB.
Indexatie abonnementstarief
De leden van de PvdA-fractie constateren dat het abonnementstarief wordt teruggedraaid. Zij vragen de Staatssecretaris hoeveel de aanzuigende werking van ouderen die huishoudelijke hulp voorheen zelf betaalden, maar door het abonnementstarief veel goedkoper uit waren, heeft gekost.
Bij de invoering van het abonnementstarief is besloten de effecten van de maatregel te volgen via een jaarlijkse monitor. Van de uitkomsten van deze monitor is uw Kamer jaarlijks op de hoogte gesteld, met als laatste rapportage «De boeggolf voorbij – Vierde meting monitor abonnementstarief Wmo» van oktober 202229. Deze monitor richt zich op al het gebruik van Wmo-voorzieningen waarvoor het abonnementstarief verschuldigd is en niet specifiek op ouderen, die de huishoudelijke hulp voorheen zelf betaalden.
In de laatste monitor werden de meerkosten voor gemeenten, als gevolg van de invoering van het abonnementstarief, over het jaar 2021 geschat op € 411 miljoen euro. Dit bedrag is, uitgedrukt in prijzen 2021, circa € 80 miljoen hoger dan de meerkosten van het abonnementstarief die bij de invoering werden geraamd. Deze € 411 miljoen betreft voor € 89 miljoen minder inkomsten uit eigen bijdragen en voor € 322 miljoen hogere uitgaven vanwege de aanzuigende werking van het abonnementstarief.
Inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo 2015
De leden van de PvdA-fractie vragen voor de verschillende inkomensgroepen een overzicht van de financiële gevolgen van herintroductie van eigen bijdragen in de Wmo 2015. Zij wijzen erop dat ook in het oude systeem, sommige inkomensgroepen zwaar belast werden door de eigen bijdrage Wmo 2015. Zij vinden het feit dat nu afgestapt wordt van het abonnementstarief een mooie gelegenheid om te kijken hoe tot een systeem gekomen kan worden waarbij de eigen bijdrage werkelijk rekening houdt met het inkomen. Hoe zal ervoor gezorgd worden dat de Wmo 2015 voor mensen met een laag inkomen toegankelijk is en er geen financiële drempels zijn? Is de Staatssecretaris het met de leden van de PvdA-fractie eens dat dit cruciaal is, nu het beleid van kabinet en zorgkantoren er op gericht is mensen zo lang mogelijk thuis te houden? Wat is het uitgangspunt van dit kabinet ten aanzien van de eigen bijdragen Wmo 2015? Deze leden vragen om bij het ontwerpen van een nieuw systeem nadrukkelijk de input van cliënten-, patiënten-, ouderen- en mantelzorgorganisaties te betrekken om te voorkomen dat groepen kwetsbare mensen onevenredig zwaar belast gaan worden.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Staatssecretaris gaat voorkomen dat de meest kwetsbare mensen met een complexe of meervoudige ondersteuningsvraag de dupe worden, omdat gemeenten niet over voldoende geld (zeggen te) beschikken. Hoe wordt ervoor gezorgd dat voor deze mensen maatwerk wel mogelijk blijft?
De financiële effecten van de maatregel voor burgers zijn afhankelijk van de nadere uitwerking van de maatregel.
De eigen bijdrage Wmo wordt inkomens- en vermogensafhankelijk. Hierdoor wordt er rekening gehouden met de financiële draagkracht van de burger. Burgers gaan naar financiële draagkracht bijdragen aan de financiering van de Wmo-voorzieningen waar zij gebruik van maken. Daarnaast heeft de gemeente bestaande mogelijkheden om maatwerk te bieden, in het geval dat burgers met een laag inkomen financiële drempels ondervinden:
○ de mogelijkheid om een inkomensgrens te bepalen waar beneden burgers geen eigen bijdrage verschuldigd zijn (het zogenoemde minimabeleid).
○ de mogelijkheid om bepaalde personen te ontzien bij het opleggen van de eigen bijdrage in het kader van een integrale of persoonsgerichte aanpak.
○ Deze laatstgenoemde mogelijkheid is ook specifiek bedoeld voor de situatie dat mensen structureel zorg en ondersteuning mijden vanwege de eigen bijdrage en bijvoorbeeld op de radar zijn van de oggz.
Juist door de invoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage, worden gemeenten in staat gesteld Wmo-voorzieningen toegankelijk en betaalbaar te houden voor iedereen, met name voor die mensen die deze ondersteuning het hardst nodig hebben.
Juist door de invoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage, worden gemeenten in staat gesteld Wmo-voorzieningen toegankelijk en betaalbaar te houden voor iedereen, met name voor die mensen die deze ondersteuning het hardst nodig hebben. Daarnaast heeft de gemeente bestaande mogelijkheden om maatwerk te bieden, in het geval burgers met een laag inkomen financiële drempels ondervinden.
Sociale basis
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de afspraak dat gemeenten mantelzorgers meer gaan ondersteunen concreet gaat betekenen voor mantelzorgers. Ook vragen de leden van deze fractie wat het precies betekent dat de sociale basis wordt versterkt. Wat wordt er precies anders dan het nu is? Wie krijgt een andere rol dan nu? Wat gaan mensen die ondersteuning nodig hebben er concreet van merken? In hoeverre is de sociale basis een (papieren) oplossing voor de problemen die er nu al zijn als mensen zorg en ondersteuning nodig hebben?
In de zorgakkoorden zijn afspraken gemaakt over onder andere preventie, gezondheid, vernieuwing en innovatie. Gelet op de grote opgaven in de zorg (onder andere betaalbaarheid en toegankelijkheid) is een andere manier van werken nodig en is het noodzakelijk om breed in te zetten op preventie. De persoonlijke leefomgeving, leefstijl en zelf- en samenredzaamheid van mensen is van groot belang om eenvoudige hulpvragen zelf op te lossen. Hierbij is de inzet van welzijnswerkers, vrijwilligers en mantelzorgers van groot belang. Om burgers, welzijnswerkers, vrijwilligers, mantelzorgers, gemeenten, zorgverzekeraars en anderen te ondersteunen hebben de Minister voor LZS en ik afspraken gemaakt in het GALA, zijn er extra financiële middelen ter beschikking gesteld en maatregelen aangekondigd in de brief aanpak sociale basis en de onderliggende mantelzorgagenda. Deze maatregelen worden op dit moment uitgewerkt en uitgevoerd. Wat dit betekent voor de rollen of belastbaarheid van mensen is een belangrijke vraag en wordt continue gemonitord. Bijvoorbeeld met het uitvoeren van een behoeftepeiling of het verzoek aan de SER om een advies uit te brengen over de balans tussen werk en mantelzorg.
Gemeentelijke uitvoeringspraktijk
De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris waarom er eerst geïnventariseerd moet worden of en waarom sommige gemeenten onvoldoende gebruik maken van de mogelijkheid tot het afgeven van beschikkingen met een langere looptijd en wat nodig is om daar meer gebruik van te maken. Het is immers duidelijk dat mensen van wie de zorgvraag niet zal veranderen ten gevolge van hun beperking of aandoening, onnodig worden belast door jaarlijkse herindicaties. Waarom wordt dit niet gewoon geregeld, bijvoorbeeld in het wetsvoorstel waarin ook de eigen bijdrage wordt geïntroduceerd?
Er is geen beperking voor de beschikkingsduur binnen de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Om deze reden is er geen wetswijziging of wetsvoorstel nodig, maar juist aandacht hiervoor in de uitvoeringspraktijk. In dat kader is een eerste inventarisatie gedaan door de VNG, om inzichtelijk te maken waar eventuele knelpunten liggen bij gemeenten om het «passend beschikken» in te richten en waar mogelijk ondersteuning nodig is. Daarnaast is de inventarisatie gebruikt om goede voorbeelden te verzamelen van gemeenten, die al langer passend beschikken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de fractie-BBB heeft kennisgenomen van de voorgangsbrief van de Staatssecretaris en de bijlagen hierbij. Hier heeft zij nog een aantal vragen over.
De afgelopen periode heeft de Staatssecretaris gewerkt aan een nieuw beleidskader voor het Wmo-toezicht. Hierin zijn verbetervoorstellen gedaan voor de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Wmo-toezichthouder en gemeenten. Extra toezicht is hard nodig in de Wmo 2015, omdat de beelden van de zorgboerderij in Wedde afschuwelijk waren. Echter, het lid van de BBB-fractie is bang dat dit extra toezicht meer bureaucratische regelgeving tot gevolg heeft. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat het extra toezicht niet gelijk extra papierwerk tot gevolg heeft? Als dit wel zo is: kan de Staatssecretaris dan de noodzaak van dat extra papierwerk toelichten? Minder bureaucratie is voor het lid van de BBB-fractie in de hele linie van de zorg een belangrijk punt. Kan de Staatssecretaris een update geven over hoe de bureaucratie in de zorg verminderd wordt?
In de brief van de Staatssecretaris is verder te lezen dat Gouda een mooi concept heeft ontwikkeld waardoor ouderen minder aanspraak hoeven te maken op formele zorg. In de brief staat: «Hier wonen ouderen, zonder directe zorgvraag, samen in een appartementencomplex. Door het samen leven in een dergelijke setting ontstaat een sociaal netwerk, is er contact tussen mensen, maar kunnen mensen elkaar ook helpen. Hierdoor wordt bijvoorbeeld (het ervaren van) eenzaamheid voorkomen. Als mantelzorg en/of formele zorg of ondersteuning nodig is zijn de appartementen hierop ingericht». Het lid van de BBB-fractie is groot voorstander van woonprojecten in deze vorm. Deze manier van wonen, lijkt erg op het bejaardentehuis, die wij helaas niet meer kennen in Nederland. Is de Staatssecretaris voornemens serieus te kijken naar hoe wij in Nederland meer van deze woonvormen voor ouderen kunnen creëren? Is de Staatssecretaris bereid om samen met gemeenten deze woonvormen grootschalig uit te rollen?
Vanaf 2026 gaat er wat veranderen in de financiën van de zorg, met in het bijzonder de Wmo 2015. Vanaf 2026 moeten burgers weer een inkomensafhankelijke bijdrage betalen voor de Wmo 2015. Daarbij komt kijken dat er € 3 miljard minder naar het gemeentefonds gaat. Men zal dus in de toekomst minder aanspraak kunnen maken op de zorg door bezuinigingen, maar moet hier wel meer voor betalen door de inkomensafhankelijke bijdrage. Hoe vindt de Staatssecretaris dit uit te leggen aan inwoners en gemeenten?
Het lid van de fractie-BBB vindt dat het in de Wmo 2015 moet gaan om wat mensen nodig hebben. Mensen moeten de juiste zorg op de juiste plek krijgen, zonder dat overheidsinstanties telkens in conclaaf liggen over de financiën. Is de Staatssecretaris bereid om een einde te maken aan de voortdurende strijd over geld tussen de rijksoverheid en de gemeenten, waar de mensen met een (complexe/meervoudige) hulpvraag stelselmatig de rekening voor gepresenteerd krijgen? En is hij bereid ervoor te zorgen dat het budget dat gemeenten krijgen aansluit op de opgave die zij hebben en hen in staat stelt maatwerk te leveren?
Dat mensen krijgen wat zij nodig hebben, is voor het lid van de BBB-fractie dus het allerbelangrijkste. Is de Staatssecretaris bereid om samen met cliënten-, patiënten-, ouderen- en mantelzorgorganisaties naar mogelijkheden te zoeken voor duurzame oplossingen in de Wmo 2015, zodat mensen krijgen wat ze nodig hebben?
De voorgenomen wetswijziging is momenteel in voorbereiding, en nog niet uitgewerkt en getoetst. Dat betekent dat ik op dit moment niet kan toezeggen dat de wetswijziging in het geheel niet zal leiden tot extra administratieve lasten. Een lastenverzwaring is echter niet beoogd. Uit het rapport van Significant blijkt namelijk dat het inrichten van toezicht op een bepaald schaalniveau juist kan zorgen voor effectiever toezicht op regionaal georganiseerde aanbieders en een vermindering van administratieve lasten voor aanbieders.30 In de uitwerking van de verbetermaatregelen is ook aandacht voor de uitvoerbaarheid en regeldruk. Het voorkomen van (onnodige) administratieve lasten is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
De Minister voor LZS werkt hard aan minder administratieve lasten in de zorg. In de voortgangsbrief [Ont]Regel de Zorg 2022 – 202531 heeft de Minister voor LZS u geïnformeerd over de aanpak van de administratieve lasten deze kabinetsperiode. Met de vier actielijnen in dit programma kunnen we concreet en merkbaar het verschil maken in de dagelijkse praktijk van de zorgmedewerker. Deze vier actielijnen zijn de volgende: «beleid dat beter werkt in de praktijk», «landelijke maatregelen», «lokale aanpak» en «een laagdrempelig toegankelijk loket voor signalen, knelpunten en vragen». Ik noem een paar voorbeelden bij deze actielijnen:
– Zo wordt binnen de lijn «beleid dat beter werkt in de praktijk» gewerkt aan het in kaart brengen van de verwachte regeldrukeffecten van voorgenomen wet- en regelgeving en worden deze meegenomen bij de afweging om wet- en regelgeving in de oorspronkelijke vorm door te zetten. Een voorbeeld in dit verband is dat de Minister van VWS uw Kamer op 17 mei 2023 heeft geïnformeerd dat hij afziet van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS), onder meer vanwege een hoge voorziene uitvoeringslast voor zorgverleners.
– Bij het casuïstiekloket kan iedereen terecht die vragen heeft over regeldruk. Dit kan bijvoorbeeld een huisarts zijn die een verduidelijkingsvraag heeft over een verwijzing of een zorgmedewerker die niet weet of het aanmaken van een elektronisch patiëntendossier (EPD) verplicht is. De vraagsteller snel voorzien van een zorgvuldig antwoord helpt vaak direct en maakt ook direct het verschil in de dagelijkse praktijk.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voert samen met de Minister voor LZS het programma Wonen en Zorg voor Ouderen uit. Hierin is de doelstelling opgenomen om te komen tot 170.000 nultredenwoningen, 80.000 regulier geclusterde woningen en 40.000 geclusterde verpleegzorgplekken in de periode tot en met 2030. Binnen dit programma wordt onder meer gewerkt aan regionale woondeals om afspraken over ouderenhuisvesting te maken. Ook worden deze woonvormen reeds gestimuleerd door middel van de stimuleringsregeling wonen en zorg die sociale ondernemers en bewonersinitiatieven helpt bij de financiering van een wooninitiatief en de stimuleringsregeling ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting.
Vanaf 2026 gaat er wat veranderen in de financiën van de zorg, met in het bijzonder de Wmo 2015. Vanaf 2026 moeten burgers weer een inkomensafhankelijke bijdrage betalen voor de Wmo 2015. Daarbij komt kijken dat er € 3 miljard minder naar het gemeentefonds gaat. Men zal dus in de toekomst minder aanspraak kunnen maken op de zorg door bezuinigingen, maar moet hier wel meer voor betalen door de inkomensafhankelijke bijdrage. Hoe vindt de Staatssecretaris dit uit te leggen aan inwoners en gemeenten?
De maatregel zorgt ervoor dat burgers naar financiële draagkracht bijdragen aan de financiering van de Wmo-ondersteuning waar zij gebruik van maken. Daarnaast stimuleert de maatregel dat mensen die zelf in hun ondersteuningsbehoefte kunnen voorzien dat ook doen, bijvoorbeeld via hun sociale netwerk of door zelf particuliere hulp in te schakelen. Dit is nodig om zorg en ondersteuning ook in de toekomst toegankelijk te houden voor iedereen en bij uitstek voor die mensen die daartoe zijn aangewezen op de Wmo 2015.
De maatregel stelt gemeenten beter in staan om een evenwichtig Wmo-voorzieningenaanbod toegankelijk en beschikbaar te houden voor hun ingezetenen. In het coalitieakkoord heeft het kabinet een nieuwe financieringssystematiek voor medeoverheden aangekondigd. Met als doel een stabiele(re) meerjaren financiering voor medeoverheden.
Bij de Miljoenennota 2023 (Kamerstuk 36 200, nrs. 1 en 2) heeft het kabinet aanvullend eenmalig 1 miljard euro voor gemeenten en 0,1 miljard euro voor provincies beschikbaar gesteld voor 2026, vooruitlopend op de nieuwe financieringssystematiek. Dit bedrag, opgeteld 1,1 miljard euro, komt vanaf 2027 structureel beschikbaar. Daarnaast worden het Gemeente- en Provinciefonds (GF en PF) vanaf 2027 geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product. Tegelijkertijd herken ik de zorgen van gemeenten en provincies. De omvang van het gemeente- en provinciefonds daalt van 2025 op 2026. Deze daling is mede het gevolg van het feit dat gemeenten en provincies over de periode 2022–2025 een zeer aanzienlijk accres hebben ontvangen. Het accres beweegt mee met de uitgaven van het Rijk (de trap-op trap-af systematiek). Deze middelen zijn vrij besteedbaar. Er is dan ook geen directe koppeling met de taken van gemeenten.
Gemeenten hebben laten weten dat ze moeite hebben om hun begrotingen vanaf 2026 rond te krijgen. Het is van groot belang dat medeoverheden en het Rijk gezamenlijk maatschappelijke opgaven kunnen aanpakken en dat ambities, taken, middelen en uitvoerbaarheid in evenwicht zijn. Daarom zijn de fondsbeheerders (de Minister van BZK en de Staatssecretaris van Financiën) en andere leden van het kabinet met gemeenten en provincies in gesprek over hoe de ambities, taken, middelen en uitvoerbaarheid in evenwicht kunnen komen. Het is van belang dat medeoverheden goed in staat zijn om de opgaven waar zij voor staan uit te voeren. Als overheden willen we hierin gezamenlijk optrekken. Op dit moment loopt er een onderzoek naar de houdbaarheid van de Wmo, waarbij zowel aandacht is voor de ontwikkeling van de zorgvraag als van het zorgaanbod.
De Voortgangsbrief Wmo 2015, de brief over de Sociale Basis, de Mantelzorgagenda en daarnaast de afgesloten zorgakkoorden kunt u zien als mijn streven om consequent met cliënten, gemeenten, aanbieders en inwoners in gesprek te zijn over (het duurzaam verbeteren van) de uitvoeringspraktijk van de Wmo 2015. Daarbij hoort vanzelfsprekend ook een passend financieel kader en arrangement. Daarom heb ik ook samen met de VNG afgesproken een gezamenlijk houdbaarheidsonderzoek uit te voeren, op basis waarvan we met gezamenlijk beeld naar de uitdagingen van de toekomst kunnen kijken en daartoe de nodige (beleids)keuzes kunnen voorstellen.
RVS, 19 juni 2023, «Met de stroom mee» Met de stroom mee | Advies | Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (raadrvs.nl).
Gofundme, 13 april 2023, «Rolstoelbus voor Liam» (Inzamelingsactie van Myrthe en Thijs Ruyten : Rolstoelbus voor Liam! (gofundme.com)).
AD, 4 juni 2023, «Barbara is deels blind en heeft één been, maar krijgt geen hulp in huis: «Hoe erg moet de ellende zijn»; (Barbara is deels blind en heeft één been, maar krijgt geen hulp in huis: «Hoe erg moet de ellende zijn?» | Topverhalen Delft | AD.nl).
AVROTROS, 1 juni 2023, «Tilburg bezuinigt flink op Wmo, inwoners krijgen minder huishoudelijke hulp: «Klachten blijven binnenkomen» (Tilburg bezuinigt flink op Wmo, inwoners krijgen minder huishoudelijke hulp: «Klachten blijven binnenkomen» – EenVandaag (avrotros.nl)).
Wmo Cliëntenraad, 2 februari 2023, «Brandbrief over hulp bij het huishouden naar gemeente Utrecht gestuurd» (Brandbrief over hulp bij het huishouden naar gemeente Utrecht gestuurd – Wmo Cliëntenraad Utrecht (wmoclientenraadutrecht.nl)).
Jaarrapportage IGJ 2021: 41% van de ondervraagde gemeenten belegt toezicht bij GGD-en, 25% van de ondervraagde gemeenten werkt regionaal samen.
RVS, 19 juni 2023, «Met de stroom mee» Met de stroom mee | Advies | Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (raadrvs.nl).
Jaarrapportage IGJ 2021: 41% van de ondervraagde gemeenten belegt toezicht bij GGD-en, 25% van de ondervraagde gemeenten werkt regionaal samen.
Om gemeenten en verzekeraars ruimte te bieden voor het opstellen van regiobeelden en regioplannen krijgen de mandaatgemeenten in 2023 de middelen ambtshalve verstrekt.
Gofundme, 13 april 2023, «Rolstoelbus voor Liam» (Inzamelingsactie van Myrthe en Thijs Ruyten : Rolstoelbus voor Liam! (gofundme.com)).
AD, 4 juni 2023, «Barbara is deels blind en heeft één been, maar krijgt geen hulp in huis: «Hoe erg moet de ellende zijn»; (Barbara is deels blind en heeft één been, maar krijgt geen hulp in huis: «Hoe erg moet de ellende zijn?» | Topverhalen Delft | AD.nl).
AVROTROS, 1 juni 2023, «Tilburg bezuinigt flink op Wmo, inwoners krijgen minder huishoudelijke hulp: «Klachten blijven binnenkomen» (Tilburg bezuinigt flink op Wmo, inwoners krijgen minder huishoudelijke hulp: «Klachten blijven binnenkomen» – EenVandaag (avrotros.nl)).
Wmo Cliëntenraad, 2 februari 2023, «Brandbrief over hulp bij het huishouden naar gemeente Utrecht gestuurd» (Brandbrief over hulp bij het huishouden naar gemeente Utrecht gestuurd – Wmo Cliëntenraad Utrecht (wmoclientenraadutrecht.nl)).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29538-351.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.