29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

AS BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, DE MINISTER VAN DEFENSIE EN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2021

In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en met verwijzing naar de voorgaande artikel 100-brieven en voortgangsrapportages (Kamerstuk 27 925, nr. Y, d.d. 18 oktober 2019, nr. AF d.d. 20 november 2020 en nr. AG d.d. 19 mei jl.), informeren wij u hierbij, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, over de Nederlandse inzet in het kader van de strijd tegen ISIS en de veiligheidsinzet Irak tot en met 31 december 2022.

Essentie

Hoewel ISIS territoriaal is verslagen, vormt het nog steeds een bedreiging voor de stabiliteit in de regio. Het doel van de Nederlandse inzet is een relevante bijdrage te leveren aan het duurzaam verslaan van ISIS en op die manier de internationale rechtsorde te bevorderen, de burgerbevolking te beschermen en het verder oplopen van spanningen in de regio te voorkomen. Het kabinet heeft besloten om de huidige bijdragen aan de anti-ISIS-coalitie en de veiligheidsinzet Irak technisch te verlengen tot en met 31 december 2022. De enige wijziging in het mandaat betreft een door operationele redenen ingegeven taakuitbreiding van de Nederlandse bijdrage aan de inzet van de anti-ISIS-coalitie (force protection compagnie) in de Koerdische Autonome Regio (KAR, Noord-Irak).

Met deze technische verlenging van één jaar blijft Nederland als betrouwbare partner bijdragen aan de steeds evoluerende strijd tegen ISIS. Het is aan een nieuw kabinet om te besluiten over de toekomstige (meerjarige) inzet van Nederland in het kader van de strijd tegen ISIS, onder meer rekening houdend met relevante ontwikkelingen en mogelijk relevante lessen die getrokken worden uit de inzet in Afghanistan. Ook blijft de duur en vorm van de Nederlandse inzet afhankelijk van de ontwikkelingen in de bredere campagne van de anti-ISIS-coalitie en de politieke situatie in Irak.

In dit verband vond er op 22 oktober jl. een bijeenkomst van Ministers van Defensie van de anti-ISIS-coalitie plaats, in bijzijn van NAVO secretaris-generaal Stoltenberg. Coalitiegenoten waren onverdeeld in de constatering dat de strijd tegen ISIS nog niet gestreden is en dat commitment van de internationale gemeenschap van belang blijft. De VS gaf in dat kader aan te hechten aan een blijvende militaire presentie in Noordoost Syrië en Irak. Ook benadrukten bondgenoten het belang van de NATO Mission Iraq (NMI). Tegelijkertijd werd gewezen op het feit dat zowel de anti-ISIS-coalitie als NMI in Irak actief zijn op uitnodiging van de Iraakse regering. Op dit moment is het afwachten hoe de nieuw te vormen Iraakse regering zich zal opstellen ten aanzien van de internationale militaire inzet in het land.

De Nederlandse personele bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en de veiligheidsinzet in Irak bestaat tot en met 31 december 2022 uit de volgende elementen:

  • i. Anti-ISIS-coalitie: om de Iraakse veiligheidssector te versterken zet Nederland de trainingsinzet in Bagdad voort. Tevens wordt de bijdrage van liaison- en stafofficieren aan diverse hoofdkwartieren van de anti-ISIS-coalitie gecontinueerd. Ook de inzet van de Nederlandse force protection compagnie voor de bewaking en beveiliging van Erbil International Airport wordt in 2022 voortgezet. Voor 2022 geeft het kabinet gehoor aan een operationeel verzoek van de Operation Inherent Resolve (OIR) commandant van Erbil International Airport, die ook toeziet op het faciliteren van de werkzaamheden van (o.a. Nederlandse) OIR-adviseurs in de KAR, om de Nederlandse compagnie tevens in te zetten om OIR-adviseurs en -medewerkers met zogenaamde Ground Movement Teams (GMT’s) te beveiligen tijdens hun werkzaamheden in de KAR. In totaal gaat het om een Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie tot 175 personen.

  • ii. NATO Mission Iraq (NMI): Nederland continueert de proportionele bijdrage aan NMI door maximaal 20 militairen en civiele experts te leveren.

  • iii. Hervorming van de Koerdische veiligheidssector: Nederland blijft de capaciteitsopbouw op institutioneel niveau van de veiligheidssector in de KAR ondersteunen door middel van de plaatsing van een militair adviseur bij het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA).

  • iv. EU Advisory Mission (EUAM): Nederland draagt ook in 2022 bij aan de EUAM met maximaal drie civiele adviseurs.

De Nederlandse bijdragen met militairen en civiele experts maken deel uit van de geïntegreerde Nederlandse inzet, die gericht blijft op versterking van de veiligheid en stabiliteit van Irak, inclusief de KAR. Daarbij wordt onder de geïntegreerde benadering parallel ingezet op het ontwikkelings- en diplomatieke spoor.

Het kabinet maakt met deze brief van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de afronding, conform planning op 30 september jl., van de Nederlandse bijdrage sinds november 2020 met ca. 35 militairen aan de force protection van een Belgisch F-16-detachement op Al Azraq Air Base in Jordanië (Kamerstuk 27 925, nr. AE d.d. 28 september 2020). Deze inzet was gericht op ondersteuning van de Belgische F-16-inzet door het bieden van bewaking en beveiliging. De inzet verliep voorspoedig. De inzet werd door België zeer gewaardeerd, en stelde België in staat om Belgische militairen elders in te zetten, bijvoorbeeld ten behoeve van nationale bijstand.

Gronden

De gronden voor deelname aan de strijd tegen ISIS zoals beschreven in de artikel 100-brieven van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. P), 14 september 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. U) en 18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. Y) zijn onverminderd van toepassing. Ondanks de territoriale overwinning op ISIS, vormt de terreurgroep nog altijd een bedreiging voor de stabiliteit van de bredere regio en een oorzaak van instabiliteit aan de grenzen van Europa. De Nederlandse inzet blijft erop gericht om in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde de behaalde resultaten in de strijd tegen ISIS te bestendigen en een bijdrage te leveren aan het beschermen van de burgerbevolking in Irak, het versterken van de Iraakse veiligheidssector en het voorkomen van verder oplopende spanningen in de regio.

Politieke aspecten

De politieke ontwikkelingen in Irak staan beschreven in de artikel 100-brief van 18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. Y), in de voortgangsrapportages van 20 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. AC) en 19 mei 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. AG), en in de aanvullende artikel 100-brieven van 28 september 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. AE) en van 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. AF). Een aantal recente ontwikkelingen in zowel Irak als Syrië is evenwel relevant voor de context van deze artikel 100-brief.

Parlementsverkiezingen Irak (2021)

Op 10 oktober 2021 vonden in Irak vervroegde parlementsverkiezingen plaats. De verkiezingen waren een belangrijke eis van de demonstranten na de oktoberdemonstraties in 2019 en een belofte van premier Kadhimi. Daarnaast hadden het Iraakse parlement en de Iraakse Kiescommissie de kieswet aangepast (o.a. uitbreiding aantal kiesdistricten en single-non-transferrable vote) met het doel om de verkiezingen «dichter» bij de burger te brengen en de kansen voor nieuwe partijen om in het parlement voet aan de grond te krijgen te vergroten. De Iraakse Kiesraad maakte begin augustus bekend dat 3.249 kandidaten, van wie ongeveer 30% vrouw, in 83 kiesdistricten zouden strijden om de 329 zetels in het Iraakse parlement.

In aanloop naar de verkiezingen was sprake van geweld tegen, en intimidatie van onder meer activisten, mensenrechtenverdedigers en journalisten. Om critici de mond te snoeren en nieuwe spelers van het politieke toneel te weren namen bedreigingen, intimidatie en geweld merkbaar toe in zowel Centraal-Irak als in de KAR. Een deel van voornoemde protestbeweging boycotte de verkiezingen uit onvrede over het gebrek aan hervormingen, de beperkte vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, en de aanhoudende straffeloosheid van het geweld tegen demonstranten. Nederland heeft meermaals in gesprekken met de Iraakse en de Iraaks-Koerdische autoriteiten, in EU-verband en in VN-fora aangegeven het gebruik van geweld tegen demonstranten, activisten en journalisten af te keuren, en opgeroepen tot een gedegen strafrechtelijk onderzoek. Op 22 juni jl. sprak Nederland namens 28 lidstaten in een verklaring in de VN-Mensenrechtenraad zorgen uit over het toenemende geweld tegen mensenrechtenactivisten en journalisten in Irak, en riep de Iraakse regering op haar inspanningen te intensiveren om de mensenrechtensituatie in het land te verbeteren.

Op verzoek van de Iraakse regering leverden de VN en de EU internationale verkiezingswaarnemingsmissies, waaraan Nederland financieel en met waarnemers bijdroeg. Nederland financierde ook lokale verkiezingswaarneming via lokale organisaties. Ondanks een historisch lage opkomst van 41% en technische en logistieke problemen in enkele stembureaus verliepen de verkiezingen relatief rustig zonder grote (gewelds-)incidenten of meldingen van fraude en/of ongeregeldheden. De Sairoun Alliance van al-Sadr is de grootste gebleven, gevolgd door Taqaddoum van parlementsvoorzitter al-Halbousi en de State Law Alliance van voormalig premier al-Maliki. In de KAR won Barzani’s Kurdistan Democratic Party de meeste zetels. Enkele kandidaten van de protestbeweging hebben een zetel in hun kiesdistrict weten te bemachtigen.

Strategische Dialoog Irak – VS

De afgeronde Strategische Dialoog tussen de VS en Irak besloeg de volle breedte van de bilaterale relatie tussen de VS en Irak. De reductie van Amerikaanse en coalitie-presentie in Irak is daarin een terugkerend onderwerp van de gesprekken geweest, onder meer vanwege de begin 2020 aangenomen (niet-bindende) resolutie van het Iraakse parlement die oproept tot terugtrekking van buitenlandse troepen uit Irak. Zoals aangekondigd in de voortgangsrapportage van 19 mei jl. (Kamerstuk 27 925, nr. AG) kwamen president Biden en premier Kadhimi in de vierde en laatste ronde van de Strategische Dialoog tussen Irak en de VS op 26 juli jl. overeen dat Amerikaanse gevechtstroepen voor 31 december 2021 Irak verlaten, en dat de ca. 2500 achtergebleven Amerikaanse strijdkrachten zich gaan concentreren op training, advisering, uitrusting en bijstand aan de Iraakse strijdkrachten. De aanwezigheid van met name de Amerikaanse troepenaanwezigheid in Irak blijft een punt van aandacht. Negatieve sentimenten leven voornamelijk onder delen van de Sjiitische gemeenschap.

Het is afwachten hoe de nieuw te vormen Iraakse regering zich zal opstellen. De samenwerking met de Iraakse autoriteiten gaat momenteel ongewijzigd door.

Veiligheidsontwikkelingen

Zoals geschetst in de voortgangsrapportage van 19 mei jl. (Kamerstuk 27 925, nr. AG) komt ISIS niet in de buurt van de slagkracht die de terreurorganisatie in 2014 had. Echter, de dreiging vanuit ondergrondse netwerken duurt nog altijd voort. Maandelijks worden in Irak tientallen aanslagen gepleegd. Daarnaast houden de (raket)aanvallen op VS- en coalitiedoelen in Irak aan, die worden toegeschreven aan milities die banden zouden onderhouden met Iran. Deze aanvallen vinden zowel in Centraal- en Zuid-Irak als in de Koerdische regio van Irak plaats. Daarnaast vinden in toenemende mate aanvallen plaats met Weaponized Unmanned Aerial Systems (WUAS), onder meer ook op opstellingen van de Koerdische strijdkrachten. Over de veiligheidsrisico’s en mitigerende maatregelen voor de Nederlandse inzet wordt u hierna in het onderdeel «militaire aspecten» van deze artikel 100-brief geïnformeerd.

De algemene veiligheidssituatie in Syrië blijft complex, onvoorspelbaar en naar verwachting duurt het conflict de komende tijd voort. Er is een toename van strijd tussen gewapende groepen, in het bijzonder in de zuidelijke en noordwestelijke regio’s. In Noordwest-Syrië leiden spanningen tussen gewapende groepen tot aanslagen op IDP-kampen, ziekenhuizen en andere basisvoorzieningen zoals waterfaciliteiten.

De veiligheidssituatie in Noordoost Syrië is complex, gezien de vele statelijk en non-statelijke actoren die er actief zijn, met veelal verschillende en tegengestelde belangen. Hoewel actoren elkaar geregeld tegenkomen verloopt dit meestal zonder problemen omdat activiteiten vaak vooraf aan elkaar worden gemeld. Echter, rond de zogeheten Peace Spring-zone (ca. 80km ten westen van al-Qamishli) raken aan Turkije verbonden groeperingen geregeld slaags met de door Koerden gedomineerde Syrian Democratic Forces (SDF). ISIS is daarnaast hoofdzakelijk actief in het gebied ten zuiden van de provinciehoofdstad al-Hasaka (ca. 70km ten zuiden van al-Qamishli). Rekrutering en geweld door ISIS-aanhangers in de kampen, zoals al-Hawl, evenals uitbraakpogingen door ISIS-strijders komen met regelmaat voor. De humanitaire situatie in de opvangkampen blijft erbarmelijk. Het Syrisch-Koerdische leiderschap tracht zowel de geweldsdreiging als de humanitaire druk te verlichten door verplaatsing van groepen (buitenlandse) vrouwen en kinderen naar minder zwaar belaste kampen.

Mandaat

De rechtsgrond voor optreden van Nederlandse militairen in Irak is vooralsnog ongewijzigd het verzoek van Irak. De stationering van de force protection-compagnie vindt plaats op uitnodiging van het gastland Irak. Het bewakings- en beveiligingspersoneel wordt voorzien van een passende geweldsinstructie die voldoende basis biedt voor het uitvoeren van de taken en voor het zo nodig toepassen van geweld ter zelfverdediging.

Het mandaat voor de NAVO-missie, waaraan Nederland zoals gemeld in de Tweede Kamerbrief «Toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363, 15 juni 2018) een bijdrage levert, wordt gevormd door het schriftelijke verzoek van de Iraakse regering aan de NAVO om steun bij het versterken van de Iraakse veiligheidssector.

Deelnemende landen

De internationale coalitie tegen ISIS onder leiding van de Verenigde Staten bestaat uit 83 landen en internationale organisaties die uiteenlopende (militaire en niet-militaire) bijdragen leveren aan de strijd. Van deze landen maken ongeveer 30 deel uit van de militaire coalitie. Een Amerikaanse eenheid heeft de dagelijkse leiding over Erbil International Airport.

Invloed

Zoals beschreven in eerdere artikel 100-brieven heeft Nederland op verschillende niveaus via diplomatieke, politieke en militaire kanalen contact met coalitiepartners. De meest betrokken landen van de coalitie, waaronder Nederland, komen regelmatig in kleiner verband bijeen om de strategie voor de verschillende sporen van de coalitie-inzet te bepalen. Dit gebeurt op ministerieel, militair en hoogambtelijk niveau. Nederlandse liaison- en stafofficieren in de strategische operationele hoofdkwartieren van de coalitie ondersteunen de planning en uitvoering van de operatie. Daarnaast behoudt Nederland een liaisonofficier in de commandostructuur van de Amerikaanse eenheid die de dagelijkse leiding heeft over Erbil International Airport, om ook op operationeel niveau invloed en korte communicatielijnen te waarborgen.

Als lid van de NAVO oefent Nederland invloed uit op de vorm en uitvoering van de NAVO-missie in Irak. Door middel van strategische detacheringen, zoals in 2022 de positie van Senior Civilian (de hoogste civiele functionaris binnen NMI), en uitzendingen van civiele experts heeft Nederland een goede informatiepositie en relatief veel invloed binnen de missie.

Militaire aspecten

Mede conform de motie-Van den Nieuwenhuijzen (Tweede Kamerstuk 35 570 X, nr. 38)1 wordt de vaste commissie voor Defensie en Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer het aanbod gedaan om een technische briefing te ontvangen over deze bijdrage.

Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie

Haalbaarheid

Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage van 19 mei 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. AC) blijft OIR gericht op het duurzaam verslaan van ISIS, het ondersteunen van de Iraakse regering op het gebied van stabilisatie en op het vergroten van de regionale stabiliteit. De campagne bevindt zich sinds de zomer van 2020 in de vierde en laatste fase – normalize – van de campagne (na fase 1 degrade, fase 2 dismantle en fase 3 defeat). Dit illustreert de geboekte voortgang: de focus werd steeds verder verlegd van gevechtshandelingen naar capaciteitsopbouw van de Iraakse en Koerdische krijgsmachten.

De VS is voornemens om vanaf 31 december 2021 geen gevechtstroepen meer in Irak te handhaven, en zich met de overblijvende 2500 troepen volledig te concentreren op Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw, conform de voorziene ontwikkeling van het OIR-campagneplan. Het betreft institutionele steun, gericht op advisering op strategisch niveau in plaats van training, onder andere door middel van de zogenaamde Joint Operations Command Advisory Teams (JOCAT’s). Ten aanzien van deze adviesteams heeft de coalitie overigens een naamswijziging doorgevoerd om de eenvormige, integrale en Irak-brede inzet van OIR te blijven benadrukken. Voor het adviesteam in de KAR spreekt men daarom voortaan tevens van een JOCAT, met de nadruk op «Joint», en niet langer van een OCAT-North (de term die u in eerdere Kamerbrieven aantreft).

Binnen deze setting blijft Nederland een militaire bijdrage leveren aan OIR. Daartoe worden de bijdragen met special operations forces (SOF), de target support cell (TSC), militaire adviseurs en stafofficieren in 2022 ongewijzigd voortgezet, onder verwijzing naar de eerdere artikel 100-brieven ter zake.2

Special Operations Forces (SOF)

Nederland blijft met twee adviseurs in Bagdad deelnemen aan de begeleiding van de Iraakse SOF-partnereenheid Counter-Terrorism Service (CTS). Zoals vermeld in de voortgangsrapportage van 19 mei jl. (Kamerstuk 27 925, nr. AG) zijn de taken veranderd sinds de hervatting van de werkzaamheden die tijdelijk waren stilgelegd ten gevolge van COVID-19. In lijn met het campagneplan van OIR zijn de taken verschoven van training naar advisering en mentoring. De bijdrage heeft tot doel om de Iraakse SOF in staat te stellen zelf te voorzien in opleiding van Iraakse SOF. De CTS heeft een voorname rol in operaties ter bestrijding van ISIS.

Target Support Cell (TSC)

Zolang de luchtcampagne van de anti-ISIS-coalitie in Irak voortduurt, zet Nederland de beschikbaarheid van de Target Support Cell (TSC) voort. Het oogmerk van de TSC-inzet is om ondersteuning te bieden aan de luchtcampagne door te voorzien in een onderdeel van het targeting proces. De TSC bestaat uit ongeveer tien militairen en opereert vanaf vliegbasis Volkel.

Militaire adviseurs JOCAT-North en JOCAT

Nederland zet de bijdrage met militaire adviseurs bij de JOCATs voort. De JOCATs hebben als doel om zowel in Centraal- als Noord-Irak bij te dragen aan versterking van de veiligheidssector. Aan het JOCAT-North in Erbil blijft Nederland onder meer de team lead leveren. De adviseurs geven sturing aan de versterking van de Peshmerga op diverse militair operationele aspecten, zoals planning en logistieke operaties. Aan dit laatste aspect blijft Nederland bijdragen met een sustainment officer, die adviseert over het in stand houden en verbeteren van logistieke ketens. De Nederlandse bijdrage aan het JOCAT in Bagdad wordt tevens voortgezet. Voor aanvangsdatum januari 2022 is echter gebleken dat er geen match mogelijk was tussen beschikbare functies en de expertise die op dit moment door het Ministerie van Defensie kan worden geleverd. Nederland zal zich inspannen om zodra het mogelijk is wederom twee adviseurs aan het JOCAT in Bagdad te leveren.

Stafofficieren

Nederland blijft stafofficieren leveren aan OIR. De uitzending van deze stafofficieren is gericht op het versterken van de informatiepositie van Nederland en het verbeteren van de coördinatie tussen de diverse hoofdkwartieren. Zij vormen een essentieel onderdeel van het internationale karakter van de missie.

Force Protection Erbil International Airport

De inzet van de Nederlandse compagnie van 100 tot 150 militairen t.b.v. het bewaken en beveiligen (force protection) op Erbil International Airport wordt in 2022 voortgezet. Op 11 oktober jl. is de Tweede Kamer in de geannoteerde agenda van de NAVO Defensie ministeriële (Kamerstuk 2021Z17676) reeds geïnformeerd dat de Nederlandse compagnie op verzoek van de Amerikaanse commandant van de basis op structurele basis tevens in de buitenste ring van het vliegveld zal opereren. Dit verzoek was ingegeven vanuit operationeel oogpunt, omdat het de flexibiliteit van de commandant vergroot bij de inzet van verschillende coalitie force protection compagnieën die het vliegveld en de basis beschermen. De Nederlandse compagnie kan dit uitvoeren met de reeds aanwezige middelen, conform de bestaande geweldsinstructies en binnen de overige relevante randvoorwaarden zoals verwoord in de aanvullende artikel 100-brief van 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. AF).

Beveiliging OIR-adviseurs en -medewerkers in de KAR (Ground Movement Teams)

De inzet van de Nederlandse force protection compagnie ter beveiliging van OIR-adviseurs en -medewerkers tijdens hun werkzaamheden in de KAR – met zogenaamde Ground Movement Teams (GMT’s) – betreft een nieuwe taak. De werkzaamheden van deze (o.a. Nederlandse) OIR-adviseurs en medewerkers richten zich immers op de veiligheidsinstituties in de gehele KAR (niet enkel in Erbil en omgeving). Aangezien deze taak niet gelieerd is aan de huidige bewakings- en beveiligingstaak van het vliegveld en geografisch een aanzienlijk groter gebied bestrijkt, betekent dit voor de Nederlandse force protection compagnie een uitbreiding van het huidige takenpakket.

Nederland zal samen met de VS, het Verenigd Koninkrijk en Finland GMT’s ter beschikking stellen ten behoeve van de force protection van de OIR-adviseurs en medewerkers die buiten de basis opereren. Deze taken kunnen door de Nederlandse militairen adequaat worden uitgevoerd met het reeds aanwezige materieel en uitrusting. Gepantserd vervoer wordt lokaal ingehuurd. De taken kunnen worden uitgevoerd binnen de reeds voor de compagnie geldende geweldsinstructie.

Bevelstructuur

Het operationele commando, waar de Nederlandse eenheid in de praktijk onder zal opereren, ligt bij de commandant van de Amerikaanse eenheid die de dagelijkse leiding heeft over Erbil International Airport. Naast de beveiliging van het vliegveld is deze commandant ook belast met het leveren van force protection-eenheden ten behoeve van OIR-adviseurs en medewerkers die buiten de basis opereren. Nederland is vertegenwoordigd in het hoofdkwartier met een liaisonofficier. Dit waarborgt een goede informatiepositie. De Commandant der Strijdkrachten behoudt te allen tijde het uiteindelijke commando over deze eenheid in het gebied.

Medisch

Er worden twee extra militairen ingezet ten behoeve van de medische ondersteuning van de Nederlandse GMT’s. Op alle (trainings)locaties wordt verder voorzien in afdoende medische verzorging door eigen, multinationale en host nation-voorzieningen. Tijdige zorg en een sluitende medische afvoerketen zijn uitgangspunten in de planning van alle operaties.

Alle Nederlandse militairen dienen zich te houden aan het geldende COVID-19-protocol. Dit protocol is door de Defensie Gezondheidsorganisatie opgesteld. Naast de gebruikelijke hygiënemaatregelen vereist dit protocol een medische screening en een quarantaineperiode voor uitzending. Ook kunnen de Nederlandse militairen op de basis getest worden.

(Na)zorg

Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing. Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team (SMT) in het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen.

Risico’s

De risico’s voor de Nederlandse force protection-compagnie in Irak staan reeds uitgebreid omschreven in de aanvullende artikel 100 brief van 20 november 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. AF). Risico’s komen onder meer voort uit ISIS-acties met indirect vuur, Improvised Explosive Devices (IED’s), zelfmoordaanslagen en onbemande vliegende systemen. De dreiging van ISIS voor de Nederlandse militairen die actief zijn in de KAR wordt als laag ingeschat.

Naast ISIS bestaat jegens de anti-ISIS-coalitie in de Koerdische regio een dreiging van Iraakse milities die banden zouden onderhouden met Iran. Deze milities tonen herhaaldelijk aan te beschikken over de middelen om doelen binnen de Koerdische regio te treffen. Daarbij gaat er in toenemende mate een dreiging uit van onbemande vliegende systemen. Op Erbil International Airport zelf zijn reeds passende maatregelen genomen om dit risico zo veel als mogelijk te mitigeren. Ook ten aanzien van de Nederlandse GMT’s worden hiertoe passende maatregelen genomen, waarbij het van belang is om te vermelden dat tot nu toe geen voorbeelden bekend zijn van aanvallen op zogenaamde dynamische doelen zoals konvooien. Er kan nog altijd niet worden uitgesloten dat gedurende de inzetperiode (opnieuw) sprake zal zijn van verhoogde spanningen en/of escalatie tussen Iran en de Verenigde Staten. Dit kan binnen een kort tijdsbestek leiden tot een verhoogde activiteit van deze milities, dan wel van Iran zelf, jegens Amerikaanse doelen in Irak, inclusief de Koerdische regio.

De Nederlandse militairen zijn opgeleid om risico’s ten aanzien van hinderlagen en/of bermbommen (IED’s) te mitigeren. Het risico hierop wordt overigens als laag ingeschat. Indien het dreigingsbeeld het niet toelaat, verlaten de OIR-medewerkers en adviseurs, en hun GMT’s, de basis niet. Mocht tijdens een beweging toch onverwachts sprake zijn van een (plotselinge) verhoogde dreiging die zou vragen om het gebruik van zwaardere wapens of aanvullende ondersteuning, dan kan worden teruggevallen op de reguliere Quick Reaction Forces van OIR in het gebied. Hierbij moet gedacht worden aan stand-by OIR-helikopter- en force protection capaciteit om in het geval van nood een GMT te kunnen ontzetten en beschermen.

De arbeidsomstandigheden waarin de Nederlandse militairen in Irak werken wijken af van de standaarden in Nederland. Militairen worden aan andere gezondheidsrisico’s blootgesteld, zoals risico’s ten gevolge van klimatologische en milieuomstandigheden. Het kabinet streeft er te allen tijde naar om deze risico's redelijkerwijs te beperken. Voor de inzet in Irak zijn specifieke maatregelen genomen zoals bijvoorbeeld het plaatsen van luchtreinigingsapparatuur in woon- en werkverblijven, het creëren van schaduwplekken en het uitvaardigen van aanvullende instructies aan militairen over hoe met deze risico's om te gaan.

De risico’s, onzekerheden en mogelijke beperkingen als gevolg van COVID-19 zoals die gelden voor de gehele Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en brede veiligheidsinzet in Irak (zoals beschreven in de voortgangsrapportage van 19 mei jl., Kamerstuk 27 925, nr. AG) zijn ook van toepassing op de bijdrage met force protection in Erbil.

Duur van de deelname

Het kabinet gaat voor deze verlenging uit van een periode tot en met december 2022. De militairen zullen hun werkzaamheden t.a.v. ter beveiliging van OIR-adviseurs en -medewerkers tijdens hun werkzaamheden in de KAR (GMT’s) op zijn vroegst vanaf januari 2022 aanvangen. De duur en vorm van (de Nederlandse bijdrage aan) de activiteiten van de anti-ISIS-coalitie is afhankelijk van de ontwikkelingen in de bredere campagne van de coalitie. De strijd tegen ISIS vindt immers plaats in een dynamische context.

Nederlandse bijdrage aan hervormingen veiligheidssector KAR

Nederland blijft bijdragen met een militaire adviseur bij het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA), die in Erbil samenwerkt met militaire adviseurs uit Duitsland, het VK en de VS, en aansluiting vindt bij zowel het Nederlandse Consulaat-Generaal als bij de in Erbil aanwezige OIR-troepen. Een hervormingsstrategie, gericht op verdere integratie van de Peshmerga-milities en het product van een van de Nederlandse militaire adviseurs in nauwe samenwerking met de Koerdische autoriteiten, is door de Koerdische regering verwelkomd en omarmd. De komende tijd zal worden bezien in hoeverre Nederland een rol kan spelen in de uitvoering van deze strategie.

Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie in Irak

Nederland blijft inzetten op het aanbieden van militaire adviseurs binnen het bestaande mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan NMI van maximaal 20 civiele en militaire adviseurs. Momenteel wordt met 14 adviseurs invulling gegeven aan het mandaat; zeven civiele functies en zeven militaire functies (vijf meer dan een jaar geleden). Nederland blijft zich inspannen om zo veel mogelijk (militaire) staffuncties te vullen.

Nederlandse bijdrage aan de Europese Adviesmissie (EUAM) in Irak

Waar de bijdrage aan de NAVO-missie en aan hervormingen in de KAR zich richten op de militaire aspecten van de Iraakse veiligheidssector, focust EUAM zich op de civiele aspecten van de veiligheidssector. EUAM richt zich op onderwerpen als contra-terrorisme, mensenrechten, georganiseerde misdaad en veiligheidswetgeving. Zo adviseert EUAM bij de implementatie van de nationale veiligheidsstrategie en de capaciteitsopbouw en professionalisering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Nederland zal met maximaal drie personen aan de missie blijven bijdragen.

Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid

De force protection-compagnie voor de beveiliging van Erbil International Airport en de GMT’s blijft uit een organieke eenheid geformeerd worden. Het inzetten van organieke eenheden heeft een relatief klein negatief effect op de gereedstelling vergeleken met de inzet van samengestelde eenheden. Hoewel de gewijzigde taak van de GMT’s beter aansluit bij de organieke taakuitvoering van de eenheid, maakt deze eenheid gebruik van civiele voertuigen, waardoor een extra opleidingsinspanning vereist is. De inzet van de force protection-compagnie vraagt geen aanvullende inzet van schaarse ondersteuningscapaciteiten, omdat deze reeds in de missie aanwezig zijn of door internationale partners worden geleverd. Daardoor legt deze inzet geen extra beperkingen op aan bestaande en reeds toegezegde stand-by-verplichtingen voor 2022.

Een uitzending naar missiegebieden, en het perspectief daarop, is van groot belang voor de mannen en vrouwen van onze krijgsmacht. Op missie gaan betekent voor onze militairen dat ze hun taken daadwerkelijk in het echt kunnen uitvoeren op die plekken in de wereld waar dat een verschil kan maken. Dit laat onverlet dat langdurige eenzijdige inzet wel altijd negatieve gevolgen heeft voor de generieke geoefendheid van militairen.

Samenhang

De in de brief beschreven bijdrage past binnen de bredere geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak en bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie, die gericht is op bevordering van de internationale rechtsorde, stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van de grondoorzaken van conflict en instabiliteit, en daarmee ook de grondoorzaken voor irreguliere migratie.

Civiele sporen anti-ISIS-coalitie

Om de dreiging van potentieel terugkerende strijders en hun families tegen te gaan, besteedt de Foreign Terrorist Fighters(FTF)-werkgroep van de anti-ISIS-coalitie o.a. aandacht aan rehabilitatie en re-integratie van terugkerende FTFs, en manieren waarop terroristische reisbewegingen kunnen worden tegengegaan. Beide onderwerpen zijn tijdens de FTF-werkgroep op 10 juni jl. besproken met o.a. vertegenwoordigers van de International Criminal Police Organization (INTERPOL), de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC). Nederland benut de FTF-werkgroep tevens om het belang van berechting van ISIS-strijders, coördinatie en samenwerking van de civiele sporen van de coalitie met andere internationale fora, zoals de VN en het Global Counterterrorism Forum, te onderstrepen. Op 13 oktober jl. heeft de FTF-werkgroep gesproken over de situatie in Afghanistan, de ontwikkelingen in Syrië en Irak, en over de inzet van de coalitie in sub Sahara Afrika gezien de toenemende ISIS-dreiging aldaar.

Ontwikkelingssamenwerking

Humanitaire Hulp

De humanitaire crisis in Irak lijkt over zijn hoogtepunt heen te zijn, waardoor meer dan 4,7 miljoen ontheemden naar huis konden terugkeren. Desalniettemin hebben volgens een inschatting van de VN in februari van dit jaar nog steeds meer dan 4,1 miljoen mensen in Irak humanitaire hulp nodig. Een groot deel van deze hulp wordt door de Iraakse overheid gegeven. Het humanitaire response plan voor 2021 zet in op hulp aan 1,75 miljoen mensen, vooral intern ontheemden die nog geen mogelijkheden hebben om naar huis terug te keren. Gezien de transitie naar een ontwikkelingsaanpak heeft Nederland sinds 2019 geen humanitaire hulp aan Irak bijgedragen.

Stabilisatie en Ontwikkeling

De Nederlandse stabilisatie- en ontwikkelingsinzet in centraal-Irak en de KAR richt zich op het aanpakken en bestrijden van grondoorzaken van conflict en instabiliteit. Leidend hierbij is de strijd tegen straffeloosheid, burgerveiligheid, lokale capaciteitsopbouw, sociale vooruitgang en het versterken van de positie van vrouwen, meisjes en jongeren.

Nederland is momenteel de derde donor van de Funding Facility for Stabilisation (FFS) van het United Nations Development Programme (UNDP). Het FFS draagt bij aan stabilisatie in op ISIS bevrijde gebieden en de terugkeer van intern ontheemden, onder andere door herstel van kritieke infrastructuur als wegen, huizen en scholen. Naast wederopbouw is ook sociale cohesie essentieel voor de re-integratie en rehabilitatie van ontheemden. Samen met de International Organisation for Migration (IOM) zet Nederland daarom in op lokale capaciteitsopbouw om eventuele spanningen tussen lokale gemeenschappen en terugkerende ontheemden te voorkomen/verminderen.

Om de nationale verkiezingen in oktober 2021 eerlijk en transparant te laten verlopen, droeg Nederland, samen met gelijkgezinde donoren, via de VN-missie in Irak (UNAMI) bij aan de institutionele capaciteitsopbouw van de Iraakse kiescommissie. De Nederlandse bijdrage is 3 miljoen euro. Ter bevordering van de veiligheid voor burgers blijft Nederland inzetten op humanitaire ontmijning en community policing; zo draagt NL financieel bij aan programma’s van UNDP en IOM waarbij Iraakse politie-eenheden getraind worden in een meer burgergerichte aanpak.

Op het terrein van traumaverwerking en de strijd tegen straffeloosheid ondersteunt Nederland meerdere activiteiten. Zo zet Nederland in op het opbouwen van Iraakse onderzoeks- en analysecapaciteit om bewijslasten tegen ISIS te verzamelen, onder andere door steun aan het VN-onderzoeksteam voor ISIS-misdaden in Irak (UNITAD) en diverse andere organisaties als Impunity Watch. Daarnaast biedt Nederland via Norwegian People’s Aid psychosociale steun aan vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn geworden van seksueel en gender gerelateerd geweld door ISIS, in het bijzonder de Jezidi-gemeenschap.

Daarnaast zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van de private sector in Irak. Zo zijn onder andere zogenaamde Orange Corners opgezet in Bagdad en in Erbil. Via dit programma worden jonge Iraakse ondernemers ondersteund om hun eigen bedrijf te beginnen. Ook werkt Nederland aan samenwerking op het gebied van landbouw en water. Via het Sustainable Development Goals Partnership (SDG-P) instrument wordt bijvoorbeeld subsidie geboden aan Nederlands-Iraakse publiek-private partnerschappen op het gebied van private sector ontwikkeling en voedselzekerheid.

Opvang in de regio

Syrische vluchtelingen en hun gastgemeenschappen blijven voor grote uitdagingen staan, waarbij veel mensen geconfronteerd worden met acute behoeften en kwetsbaarheden. Het armoedepercentage onder Syrische vluchtelingen bedraagt in sommige landen in de regio meer dan 60 procent, terwijl de werkloosheid en ongelijke toegang tot basisvoorzieningen, zoals onderwijs, blijven bestaan. Velen in de gastgemeenschappen, die zij aan zij leven met vluchtelingen, worden met soortgelijke problemen geconfronteerd. Op sommige plekken bestaat groeiende spanning met gastgemeenschappen en een toenemende druk vanuit de overheden om terug te keren naar Syrië. Dit terwijl de garanties voor veilige, waardige en vrijwillige terugkeer er niet zijn, aldus UNHCR en het meest recente Nederlandse ambtsbericht van juni 2021.

Nederland zet zich daarom in de buurlanden van Syrië, zoals Libanon, Turkije, Irak en Jordanië, in voor het bieden van ontwikkelingsperspectief aan langdurig ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen, evenals aan intern ontheemden in Irak. Dit gebeurt met een focus op sociale bescherming en rechtspositie, toegang tot onderwijs en vakopleiding en het vergroten van de kans op werk en inkomen. Het versterken van de positie van jongeren, vrouwen en meisjes is integraal onderdeel van de deze inzet. Nederland doet dit via een grootschalig, meerjarig partnerschap met de UN Refugee Agency (UNHCR), het United Nations Children’s Fund (UNICEF), de International Labour Organization (ILO), de Wereldbank (WB) en de International Finance Corporation (IFC). In Irak wordt hier 40 miljoen euro voor uitgetrokken. Daarnaast wordt in Irak voor ongeveer 3 miljoen euro per jaar aan deze doelstelling gewerkt via meerdere aparte, meerjarige projecten van internationale en lokale organisaties.

Monitoring en evaluatie

Onder verwijzing naar de Kamerbrief over evaluatie van missies van 20 mei jl. (Kamerstuk 27 925, nr. AG) zal over de voortgang van de bijdrages waarop deze brief ziet – tenzij het volgende missionaire kabinet anders besluit – in de eerstvolgende voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak worden gerapporteerd, in principe op de derde woensdag van mei 2022.

Voor alle missies blijft gelden dat de Kamer, buiten de jaarlijkse voortgangsrapportages om, tussentijds op de hoogte wordt gesteld van eventuele relevante ontwikkelingen of besluiten van het (nieuwe) kabinet die van invloed zijn op de Nederlandse bijdrage.

Het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS en de bredere veiligheidsinzet in Irak wordt met deze brief verlengd tot en met 31 december 2022. Als deze inzet wordt beëindigd, volgt een onafhankelijk uitgevoerde eindevaluatie. Mocht een volgende verlenging worden overwogen, dan wordt tegen die tijd de mogelijke uitvoering van een tussentijdse evaluatie beoordeeld.

Financiën

De additionele uitgaven voor de Nederlandse inzet van de force protection-compagnie in Irak zijn geraamd op 20 tot 25 miljoen euro. De additionele uitgaven voor de totale militaire bijdrage worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

De Minister van Defensie, H.G.J. Kamp

De Minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking, T.J.A.M. de Bruijn


X Noot
1

De Tweede Kamer is op 4 juni 2020 door de Minister van Defensie geïnformeerd over de uitvoering van deze motie (Kamerstuk 35 570-X-101).

X Noot
2

Kamerstuk 27 925, nr. Y, d.d. 18 oktober 2019, nr. AF d.d. 20 november 2020 en nr. AG, d.d. 19 mei jl.

Naar boven