27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

P BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2017

In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en met verwijzing naar de artikel 100-brieven van 24 september 2014, 19 juni 2015, 29 januari en 9 september 2016, informeren wij u hierbij, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, over het besluit van het kabinet de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS te verlengen tot en met 31 december 2018. In deze brief wordt uw Kamer ook geïnformeerd over de voortgang die de afgelopen periode is geboekt. Tevens verwijzen wij u naar de brief «Samenhang Nederlandse inspanningen in missies in 2018» die de Tweede Kamer op 4 september jl. is toegegaan.

Essentie

Sinds de laatste voortgangsrapportage die uw Kamer heeft ontvangen (Kamerstuk 27 925 nr. O) is belangrijke voortgang geboekt in de strijd tegen ISIS. ISIS staat aanhoudend onder druk. In juli werd Mosul bevrijd, de stad waar ISIS in 2014 het «kalifaat» uitriep. In Syrië is het offensief ter bevrijding van Raqqa, de zelfverklaarde hoofdstad van ISIS, van start gegaan. Inmiddels zijn meer dan vier miljoen mensen uit handen van het ISIS-bewind bevrijd en keren duizenden ontheemden terug naar hun huizen. In het bijzonder is gedurende de laatste zes maanden veel progressie geboekt. Van de 70.000 vierkante kilometers die sinds 2014 zijn heroverd op ISIS – een gebied ter grootte van Tsjechië − zijn de laatste 20.000 de afgelopen zes maanden bevrijd.

De lange en zware strijd om Mosul − de bevrijding kostte negen maanden – maakt duidelijk dat ISIS vooralsnog niet wil opgeven. Ook na de bevrijding van Mosul en Tal Afar controleert ISIS in Irak nog een aantal belangrijke gebieden, bijvoorbeeld in de omgeving van de steden Hawija en Tal Afar. I Syrië heeft ISIS, naast Raqqa, een sterke presentie in de Eufraatvallei en Deir ez-Zor. Voor de bevrijding van deze gebieden zullen, net als bij Mosul, doorzettingsvermogen en een langdurige internationale samenwerking nodig zijn. De enorme ravage in Mosul en andere bevrijde gebieden laat bovenal zien dat militaire inzet alleen niet genoeg is voor een effectieve bestrijding van ISIS en het bereiken van een duurzame oplossing. Om de strijd tegen ISIS succesvol te voeren, is een parallelle inzet op alle sporen nodig: politiek, militair en stabilisatie. Wederopbouw zal nog geruime tijd in beslag nemen.

Zolang ISIS controle heeft over belangrijke gebieden in Irak en Syrië, ernstige mensenrechtenschendingen blijft begaan en zijn perverse gedachtengoed wereldwijd verspreidt, vormt het een significante bedreiging voor zowel de stabiliteit in de regio als ook de Europese- en Nederlandse veiligheid. ISIS heeft nog steeds aantrekkingskracht op mensen over de hele wereld, zoals in Afghanistan, Afrika en Zuidoost-Azië. Deze mensen willen zich aansluiten bij de organisatie of plegen aanslagen in hun thuisland, ook in het Westen. Om de terroristische dreiging het hoofd te bieden moet zowel de militaire slagkracht als de ideologische aantrekkingskracht van ISIS verder worden aangetast. De Nederlandse inzet in de strijd tegen ISIS blijft zich op de militaire en civiele sporen concentreren.

De Nederlandse inzet van ongeveer 155 militairen voor de training en Advise & Assist van Iraakse strijdkrachten, inclusief de Peshmerga, wordt voortgezet voor de duur van een jaar. Daarnaast heeft het kabinet besloten tot hernieuwde inzet van vier Nederlandse F-16’s in Irak en Oost-Syrië vanaf 1 januari tot en met 31 december 2018. Het detachement ter ondersteuning van de gevechtsvliegtuigen bestaat uit ongeveer 150 militairen. De Nederlandse militaire bijdrage tracht zo flexibel mogelijk aan te sluiten bij de behoeftestelling van de coalitie.

Met inachtneming van het toetsingskader wordt hieronder ingegaan op de gronden voor deelneming, mandaat, politieke aspecten, samenhang, militaire aspecten, humanitaire hulp, financiering en nationale veiligheid.

Gronden voor deelneming

Nederland steunt de legitieme Iraakse regering in de verdediging tegen de terreurorganisatie ISIS die misdaden begaat tegen bevolkingsgroepen in Irak en Syrië. In het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde is de Nederlandse inzet gericht op het beschermen van de burgerbevolking en het de-escaleren van de situatie in de regio. Zoals ook beschreven in de brief «Samenhang Nederlandse inspanningen in missies in 2018», hebben de crises in Syrië en Irak tevens directe gevolgen voor de Nederlandse veiligheid en die van onze bondgenoten. ISIS oefent een ideologische aantrekkingskracht uit op Europese ingezetenen en heeft in de afgelopen jaren vele Foreign Terrorist Fighters geworven voor gewelddadige doeleinden. Om deze dreiging het hoofd te bieden moet de slagkracht van ISIS worden gebroken en de ideologische aantrekkingskracht worden aangetast.

Politieke ontwikkelingen

Politieke ontwikkelingen Irak

De Iraakse politiek is in de ban van de nationale verkiezingen, gepland voor april 2018. Naast de voortdurende strijd tegen ISIS lijken sociaaleconomische onderwerpen en de endemische corruptie belangrijke thema’s in de verkiezingsstrijd te worden. De oude rivaliteit tussen premier Al-Abadi en zijn voorganger Al-Maliki speelt weer op. Politieke partijen proberen via nieuwe allianties stevige machtsblokken te creëren of vallen uiteen doordat prominente politici hun eigen politieke partijen opzetten. De provinciale verkiezingen van september 2017 zijn uitgesteld door problemen met de veiligheid in het land en de kiezersregistratie van ontheemden. Het is nog niet duidelijk of dit gevolgen heeft voor de nationale verkiezingen.

Ondertussen heeft president Barzani van de Koerdische Autonome Regio (KAR) op 7 juni jl. aangekondigd om op 25 september 2017 een onafhankelijkheidsreferendum te organiseren. Het kabinet is hier bezorgd over, net zoals een groot deel van de internationale gemeenschap. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft vicepremier Talabani van de KAR hierop aangesproken tijdens zijn recente bezoek aan Nederland. Het referendum zal de verhoudingen tussen Bagdad en Erbil verder onder druk zetten, terwijl ook in de laatste fase van de strijd tegen ISIS een goede samenwerking tussen beide cruciaal is. Voorts leidt het af van belangrijke post-ISIS vraagstukken. Het is bijvoorbeeld nog niet duidelijk of het referendum ook kan worden gehouden in de zogenaamde «disputed territories», zoals het olierijke Kirkoek. Dit is wel de uitdrukkelijke wens van de KAR.

Naast de voortgaande militaire strijd tegen ISIS staat Irak de komende maanden voor grote uitdagingen. Zo heeft de economie het nog steeds zwaar door de lage olieprijs, terwijl economische ontwikkeling cruciaal is voor een stabiel Irak na ISIS. Diversificatie, corruptiebestrijding en de bevordering van ondernemerschap zijn daarbij van groot belang.

Een van de grootste uitdagingen is het tegengaan van straffeloosheid. Terwijl ISIS steeds meer onder druk komt te staan, leven onder de Iraakse bevolking sterke wraakgevoelens jegens ISIS-strijders en hun aanhangers. Er zijn berichten over schendingen van het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten door Iraakse troepen. De Iraakse regering neemt deze berichten, mede op aandringen van de coalitie en de internationale gemeenschap, uiterst serieus. Meldingen die bij de coalitie binnenkomen, worden onderzocht en voorgelegd aan de onderzoeksbureaus van de Iraakse ministeries van Defensie en Binnenlandse Zaken. Recent is een overkoepelende autoriteit opgericht die direct onder premier Abadi valt. Een aantal onderzoeken loopt, maar er zijn nog geen veroordelingen geweest. Dit laat onverlet dat Nederland het belang van transparant onderzoek naar en justitieel optreden tegen schendingen, door wie ook begaan, stelselmatig onder de aandacht brengt van de Iraakse autoriteiten, zowel in bilateraal als in multilateraal verband. In de training aan de Iraakse strijdkrachten besteden coalitiepartners nadrukkelijk aandacht aan mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht.

ISIS kan in Irak alleen volledig worden verslagen als Irak sociale, economische en politieke hervormingen tot stand brengt. De verhoudingen tussen Bagdad en Erbil zijn niet verbeterd door het aangekondigde referendum. Naast de militaire strijd richt de Nederlandse inzet in Irak zich ook op verzoening, transparantie en stabiliteit. Dit gebeurt onder andere via steun aan verschillende VN-projecten maar ook via diplomatieke interventies, in zowel Bagdad als Erbil.

EU

In juli jl. heeft de EU raadsconclusies aangenomen over Irak en thans werkt de EU aan een brede Irak-strategie. Nederland heeft ervoor gepleit om de genoemde politieke, sociaaleconomische en veiligheidsuitdagingen hierin mee te nemen. Daarnaast is de EU bezig een civiele capaciteitsopbouw-missie voor de veiligheidssector in Irak op te zetten. Deze EU-Advisory Mission-Iraq (EUAM-I) gaat zich voornamelijk richten op de met hulp van de UNDP opgestelde nationale veiligheidsstrategie, die mede door Nederland is gefinancierd. De EU inzet is daarmee complementair aan de inzet van de coalitie en het capaciteitsopbouw-programma van de NAVO. Nederland onderzoekt de mogelijkheid om een bijdrage te leveren.

Regionaal

Naast interne uitdagingen kampt Irak met bemoeienis vanuit de regio. De patstelling tussen Irak en Turkije over de Turkse militaire presentie in de plaats Bashiqa in Noord-Irak duurt voort. De Turkse luchtmacht voert regelmatig aanvallen uit op Iraaks grondgebied waar zij PKK strijders vermoedt, voornamelijk in de KAR. Iran blijft goede banden met de sjiitische regering in Bagdad onderhouden. De door Iran gesteunde sjiitische milities binnen de Popular Mobilisation Forces (PMF) spelen een belangrijke rol in de militaire strijd tegen ISIS. Door de verscheidenheid van de sjiitische milities varieert de mate van controle die Bagdad kan uitoefenen. Wel gaan stemmen op in Irak die minder buitenlandse en vooral minder Iraanse invloed willen in Bagdad. Positief is dat de relatie met Saudi-Arabië is verbeterd. Er zijn geregeld bezoeken over en weer van bewindspersonen en de grensovergang tussen de landen, Arar, is recent heropend. Deze was gesloten sinds de invasie van Koeweit.

Politieke ontwikkelingen Syrië

De strijd tegen ISIS in Syrië speelt zich af tegen de achtergrond van de complexe voortslepende burgeroorlog. De situatie in Syrië blijft onverminderd zorgwekkend en naar verwachting duurt het conflict de komende tijd voort. De voortekenen voor een snelle politieke transitie zijn niet gunstig: tijdens de meest recente vredesonderhandelingen in Genève is geen significante voortgang geboekt. De oppositie houdt vast aan zijn doel van een politieke transitie. Het regime ziet geen reden om compromissen te sluiten, en Assad breidt met een combinatie van terreur en chantage zijn controle uit. Het is dan ook van belang dat het politieke spoor onverminderd wordt vervolgd. Genève is nog steeds het enige forum waar, binnen de kaders van VN-Veiligheidsraadresolutie 2254, een oplossing voor het conflict kan worden gevonden. Geloofwaardige politieke transitie vormt daarin het uitgangspunt. Een dergelijke alomvattende politieke oplossing blijft een voorwaarde voor duurzame stabiliteit in Syrië.

Rusland, Turkije en Iran hebben na vredesbesprekingen in Astana, Kazachstan, in mei jl. vier de-escalatiezones afgekondigd: de Idlib provincie, het noordelijk platteland van Homs, Oost-Ghouta en gebieden in Zuid-Syrië (Daraa, as-Suweida en Quneitra). Aan de vooravond van het instellen van de de-escalatiezones kwam het nog tot een dieptepunt in het optreden van Assad, te weten de gifgasaanval op Khan Sheikhoun van 4 april jl. (Tweede Kamerstuk 32 623 nr. 170). Hoewel het geweldsniveau in de zones is gedaald, houdende veelvuldige schendingen van het staakt-het-vuren aan. Harde afspraken over de precieze implementatie van deze de-escalatiezones, zoals de monitoring van eventuele schendingen, zijn tot op heden nog niet gemaakt. Het concreetst zijn de besprekingen over de de-escalatie zone in Zuid-Syrië, waarbij ook de Verenigde Staten en Jordanië betrokken zijn. Begin juli werd een hernieuwde wapenstilstand overeengekomen voor Deraa, Quneitra en as-Suweida. Er is overeenstemming bereikt over de grenzen van de zone, waarlangs Russische militairen bemande checkpoints hebben opgezet, maar over de wijze van monitoring en het afdwingen van de wapenstilstand lijken wederom geen duidelijke afspraken te zijn gemaakt.

Regionaal

Het is aannemelijk dat Iran voorlopig een grote rol blijft spelen in Syrië en de geboekte militaire en politieke winst niet snel opgeeft. Als belangrijke partner van Iran ziet ook Hezbollah de strijd in Syrië als een direct veiligheidsbelang en zal de terroristische organisatie daar de komende tijd actief blijven. Hoewel buurland Israël met enige regelmaat luchtaanvallen uitvoert op Iraanse en Hezbollah-doelen heeft het zich tot nu toe relatief afzijdig gehouden. Het steeds permanentere karakter van de Iraanse militaire presentie in Syrië kan echter leiden tot nauwere betrokkenheid. Israël heeft zich recent uitgesproken tegen het overeengekomen staakt-het-vuren in Zuidwest-Syrië en heeft zorgen geuit over de toenemende Iraanse invloed.

Ook Golflanden blijven hun invloed op het strijdtoneel uitoefenen door steun aan gewapende groeperingen met belangen die haaks staan op die van Iran. De toenemende complexiteit van het Syrisch conflict wordt zichtbaar door de rivaliteit tussen groepen die worden gesteund door Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten aan de ene kant en groepen die steun krijgen van Qatar en Turkije aan de andere kant. De strijd in Oost-Ghouta, waar Jaish al-Islam en Failaq al-Rahman al meer dan een jaar met elkaar vechten, is hiervan een voorbeeld.

De toenemende dominantie van het met Al Qaeda geassocieerde Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) in de aan Turkije grenzende provincie Idlib kan op termijn aanleiding zijn voor een militaire tegenactie van Turkije. Ook de Verenigde Staten heeft zorgen over de situatie in Idlib en heeft verklaard militair ingrijpen door externe actoren niet tegen te houden als HTS de volledige controle krijgt over de provincie Idlib. Het kabinet deelt de zorgen dat de grensprovincie een uitvalsbasis zou kunnen worden voor gewelddadig anti-Westers extremisme.

Samenhang

Om ISIS effectief te bestrijden blijft de coalitie zich, naast de militaire inzet, ook onverminderd inzetten voor het stoppen van de stroom van buitenlandse strijders, het aanpakken van de inkomstenbronnen van ISIS en het ontkrachten van de perverse ISIS-ideologie. Deze inspanningen hebben al tot resultaten geleid. Zo zijn de olie-inkomsten van ISIS sterk gedaald en is het aantal buitenlandse strijders afgenomen naar het laagste niveau in twee jaar. Nederland heeft als co-voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters (FTF) werkgroep actief meegewerkt aan maatregelen om de internationale uitwisseling van informatie over FTF te bevorderen. Zestig landen leveren nu FTF-profielen aan de database van Interpol. De (ministeriële) FTF-conferentie die Nederland in januari 2016 organiseerde, was een belangrijke katalysator in dezen.

De komende periode zal de coalitie de aandacht in toenemende mate richten op de opsporing en vervolging van mogelijke terugkeerders, waaronder initiatieven om de bewijsvergaring over buitenlandse strijders te versterken. Landen zoals de Verenigde Staten, Australië, Canada en het Verenigd Koninkrijk leveren reeds een bijdrage. Ook Nederland stelt hiervoor personele capaciteit beschikbaar. Daarnaast zullen de civiele sporen van de coalitie (buitenlandse strijders, terrorismefinanciering, communicatie) zich richten op het internationale netwerk van ISIS met vertakkingen buiten Syrië en Irak. Nederland blijft deze inspanningen vanzelfsprekend actief steunen.

Humanitaire hulp en stabilisatie

Irak

Humanitaire Hulp

De humanitaire situatie in Irak is nog steeds zorgelijk. Sinds 2014 zijn in Irak 5,3 miljoen mensen ontheemd geraakt. Inmiddels zijn 2 miljoen burgers teruggekeerd, waarvan 1 miljoen naar Anbar. Ook naar Fallujah, Ramadi en Oost-Mosul beginnen mensen terug te keren. Er zijn echter nog altijd 3,3 miljoen mensen ontheemd.

De humanitaire aandacht in Irak is momenteel voornamelijk gericht op de situatie rondom Mosul en Tal Afar, en op de voorbereidingen ten behoeve van Hawija en West-Anbar. Als gevolg van het offensief om Mosul zijn meer dan 900.000 mensen gevlucht. Hiervan zijn 224.000 inmiddels teruggekeerd. De VN ontvangt sinds de bevrijding positieve berichten over Oost-Mosul, waar mensen hun leven weer proberen op te pakken. De verwoesting van West-Mosul daarentegen is enorm. Vooral enkele gebieden langs de Tigris, het oude centrum, hebben het zwaar te verduren gehad. Om donoren te informeren over de situatie in Mosul wordt in januari 2018 een bijeenkomst georganiseerd in Koeweit.

Volgens Humanitair Coördinator Lise Grande was de VN goed voorbereid op de bevrijding van Mosul en de humanitaire gevolgen daarvan. Goede coördinatie tussen de anti-ISIS coalitie en de humanitaire partners was hierin belangrijk. Naast de algemene humanitaire bijdrage heeft Nederland tijdens de bevrijdingsoperatie een specifieke bijdrage van 200.000 euro geleverd aan de evacuatie en eerste opvang van een groep Yezidi-meisjes en vrouwen. Met behulp van deze Nederlandse bijdrage zijn 1.000 Yezidi’s na hun bevrijding uit ISIS-gevangenschap opgevangen in Dohuk, Noord-Irak. Naast de evacuatie en opvang worden psycho-medische voorzieningen geboden aan de vrouwen en meisjes die slachtoffer zijn geworden van (seksueel) geweld. Het project is onderdeel van een UNFPA-programma, gericht op de opvang van grotere aantallen meisjes en vrouwen na de bevrijding van Mosul.

Nederland heeft naast de bijdrage van 200.000 euro aan UNFPA onlangs 1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp in Irak. Dit brengt de totale humanitaire bijdrage van Nederland aan Irak, sinds het uitbreken van de crisis, op 76 miljoen euro.

Stabiliteit

In de op ISIS heroverde gebieden is de focus op het civiele spoor vooral gericht op stabilisatie zodat ontheemden terug kunnen keren. Ook op het verminderen van de aantrekkingskracht van ISIS heeft uiteraard de volle aandacht. Stabilisatiewerkzaamheden, waaronder ontmijning en herstel van basisvoorzieningen, krijgen onverminderd de aandacht onder andere via Nederlandse steun aan de Mines Advisory Group en Handicap International. Nederland is de vierde grootste donor aan het UNDP Funding Facility for Stabilization (FFS). FFS voert herstelwerkzaamheden uit aan de water- en electravoorzieningen, wegen, ziekenhuizen en klinieken. Burgers van Mosul, zowel mannen als vrouwen, werken aan de wederopbouw van infrastructuur in hun stad. De ernst en omvang van de verwoesting in Mosul en overige locaties in de Ninewah provincie, rechtvaardigen de concentratie van projecten aldaar. In de eerste helft van 2017 werden in Oost- en West-Mosul 300 projecten uitgevoerd die de terugkeer van 215.000 ontheemden mogelijk maakten.

Als onderdeel van stabilisatie vinden verzoeningsactiviteiten plaats via drie trajecten. In het eerste, politieke, traject wordt toenadering gezocht tussen sektarische blokken. Ondersteuning aan transparante verkiezingen (2018) zal bijdragen aan inclusiviteit en blijvende voortgang in het verzoeningsproces. Het tweede traject is gericht op verzoeningsprocessen tussen burgers en wordt via kleinschalige «vredescomités» onderlinge samenwerking mogelijk gemaakt. In het derde traject ligt de nadruk op het verzamelen van persoonlijke ervaringen, bekentenissen en getuigenissen die bijdragen aan waarheidsvinding.

Syrië

Humanitaire Hulp

De humanitaire noden in Syrië blijven onverminderd groot. Ongeveer 13,5 miljoen mensen, waarvan 5,8 miljoen kinderen, zijn afhankelijk van hulp. Meer dan 6,3 miljoen mensen zijn ontheemd en 4,6 miljoen mensen wonen in moeilijk te bereiken of belegerde gebieden.

De grootste knelpunten in de hulpverlening zijn toegang tot mensen in nood en de bescherming van burgers. Hierbij gaat het voornamelijk over de toegang die het Syrische regime hulpverleners moet geven om mensen te bereiken in de gebieden die niet door het regime worden gecontroleerd. Via verschillende wegen, zoals de International Syria Support Group (ISSG), probeert de internationale gemeenschap het regime onder druk te zetten om toegang tot belegerde gebieden te verlenen. Het regime werkt echter nog steeds slecht mee en haalt zelfs medische goederen uit hulpkonvooien. Daarom hebben de leden van de ISSG, waaronder Nederland, onlangs een brief aan de VN-Veiligheidsraad gestuurd om te pleiten voor humanitaire toegang en aanhoudende de diplomatieke druk op het regime. Het is van groot belang dat het regime, en ook alle andere partijen die betrokken zijn bij het conflict, hulpverleners toegang verlenen en garanderen dat zij hun werk veilig kunnen doen. Nederland financiert humanitaire hulp via de VN, het Rode Kruis en NGO’s.

Humanitaire organisaties moeten werken onder lastige omstandigheden.

Ze hebben te maken met een moeilijke veiligheidssituatie, onder meer door de aanwezigheid van mijnen. Ook zijn de grensovergangen tussen Turkije en Syrië en tussen Irak en Syrië niet allemaal open, wat de aanvoer van hulpgoederen belemmert.

Volgens de laatste cijfers zijn er meer dan 430.000 mensen die hulp nodig hebben in de provincie Raqqa en Raqqa-stad. Sinds 1 april 2017 zijn door de bevrijdingsoperatie ruim 177.000 mensen ontheemd geraakt. In de stad zelf bevinden zich naar schatting nog 20.000 burgers.

Nederland heeft onlangs een extra bijdrage van 2 miljoen euro aangekondigd voor de Syrië-regio. Sinds het uitbreken van de crisis heeft Nederland ruim 380 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire hulp in Syrië en de buurlanden.

Stabiliteit

Nederland steunt stabilisatie-activiteiten in regio’s in Syrië die niet onder controle staan van het regime of van extremistische groeperingen. Vanwege de uitbreiding van het gebied onder controle van het regime en de toenemende macht en invloed van Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) wordt het gebied steeds kleiner waar Nederland actief kan zijn ter ondersteuning van de gematigde oppositie en stabilisatie van oppositiegebieden. Het blijft echter van belang bij te dragen aan de stabiliteit en veiligheid voor burgers in de oppositiegebieden waar dit nog mogelijk is.

Dit doet Nederland door bijdragen aan verschillende projecten in het noorden en zuiden van Syrië. Nederland is actief betrokken bij het Access to Justice and Community Security (AJACS) Programme, dat onder andere de Free Syrian Police ondersteunt en daarmee bijdraagt aan het tegengaan van geweld en criminaliteit en het beschermen van burgers. Ook de Syrian Civil Defence, bekend als White Helmets, dragen hieraan bij. Dit doen ze onder andere door het redden van mensen die onder het puin van bombardementen terecht zijn gekomen en ontmijningsactiviteiten.

De grote hoeveelheid landmijnen en Improvised Explosive Devices (IED’s) in Syrië en voornamelijk in en rondom Raqqa, creëert een gevaar voor burgers en veroorzaakt een aanzienlijke toename aan letselgevallen onder terugkerende ontheemden. Nederland deed daarom een additionele bijdrage van 1,5 miljoen euro aan ontmijning in Syrië. Met deze hulp zijn humanitaire ontmijningsteams vanaf juli actief begonnen met het ruimen van geïmproviseerde landmijnen en boobytraps in Raqqa. Dit maakt bijvoorbeeld de toegang tot lokale watervoorzieningen weer mogelijk.

Nederland ondersteunt ook een lokale partner via het Addressing Root Causes Fonds, om de capaciteit van local councils op te bouwen om beter in de basisbehoeften van burgers te kunnen voorzien.

Ook is Nederland een actieve donor van het Syria Recovery Trust Fund (SRTF). Naast de reconstructie- en wederopbouwactiviteiten in oppositiegebieden die het SRTF uitvoert, is het SRTF gestart met een inventarisatie voor mogelijke stabilisatiesteun in de Euphrates Shield Zone en (post-ISIS-) Raqqa. Het is op dit moment nog onduidelijk of het SRTF in staat zal zijn daadwerkelijk activiteiten in Raqqa te starten. Ook zijn er nog twijfels in de internationale gemeenschap over een mogelijk samenwerking met de Raqqa Civil Council (RCC), die na bevrijding op ISIS (tijdelijk) het bestuur van Raqqa op zich zal nemen. Hierdoor is het voor Nederland nog niet mogelijk, naast ontmijningsactiviteiten, de concrete inzet op stabilisatie rondom Raqqa te bepalen.

De Nederlandse steun aan gematigde oppositiegroepen, waaronder non-lethal assistance, wordt voortgezet. Mede dankzij deze Nederlandse steun kunnen de gematigde groepen zich handhaven als gesprekspartner voor een politieke oplossing van de burgeroorlog. Nederland spreekt regelmatig met vertegenwoordigers van deze groepen over het politieke proces en een toekomstige transitie. Elke drie maanden is een weegmoment waarbij de positie en effectiviteit van groepen en de algehele situatie in Syrië worden beoordeeld, om te bepalen of voortzetting van het programma nog effectief en wenselijk is gezien de context.

Mandaat

De volkenrechtelijke rechtsgrond voor de inzet van Nederlandse militairen in Irak is onveranderd en wordt gevormd door het Iraakse verzoek om steun.

De volkenrechtelijke rechtsgrond voor de inzet van Nederlandse militairen in Syrië wordt gevormd door het recht op collectieve zelfverdediging op basis van artikel 51 van het VN-Handvest, ten behoeve van de verdediging van Irak. Er is nog steeds sprake van doorlopende aanvallen vanuit Syrië op Irak, die door het ISIS-hoofdkwartier in Syrië worden aangestuurd. Ook is de regering van Syrië nog steeds niet in staat deze gewapende aanvallen van ISIS op Irak te stoppen. Evenmin is de Syrische regering in staat om de strijders en wapens tegen te houden die voortdurend vanuit Syrië naar Irak worden gestuurd voor inzet in de gewapende strijd in Irak. Nederland blijft de volkenrechtelijke rechtsgrond voor de inzet van Nederlandse militairen in Syrië voortdurend kritisch tegen het licht houden.

Met de landen waar Nederlandse militairen zijn gestationeerd, zijn afspraken gemaakt over de juridische status van deze militairen.

Deelnemende landen

De internationale coalitie tegen ISIS, onder leiding van de Verenigde Staten, bestaat inmiddels uit 73 landen en internationale organisaties die uiteenlopende (militaire en niet-militaire) bijdragen leveren aan de strijd. Van deze landen maken er 30 deel uit van de militaire coalitie. Op 25 mei jl. is ook de NAVO toegetreden tot de anti-ISIS coalitie.

Invloed

Nederland heeft op verschillende niveaus via diplomatieke, politieke en militaire kanalen contact met coalitiepartners. De meest actieve landen in de coalitie, waaronder Nederland, komen regelmatig bijeen om de overkoepelende aansturing en strategiebepaling voor alle sporen te bepalen. Dit gebeurt op ministerieel, militair (Commandant der Strijdkrachten) of hoogambtelijk niveau. Nederland is lid van alle civiele coalitiewerkgroepen en is co-voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters-werkgroep. Nederlandse liaison- en stafofficieren in de strategische operationele hoofdkwartieren van de coalitie ondersteunen de planning en uitvoering van de operatie.

Militaire aspecten

De anti-ISIS coalitie voert nu ruim drie jaar strijd tegen ISIS. In Irak is de opmars van ISIS in het najaar van 2015 een halt toegeroepen. Daarmee kwam een einde aan de eerste fase (degrade) van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie. In fase 2 (dismantle) lag de nadruk op het ontmantelen van ISIS in Irak en Syrië, het veiligstellen en houden van de belangrijkste steden en de opbouw van de Iraakse strijdkrachten. Na de herovering van Mosul en de start van het offensief om Raqqa is op 9 augustus de overgang naar fase 3 van start gegaan. Deze fase (defeat) bestaat onder meer uit het militair verslaan van ISIS in de resterende delen van Irak en het stabiliseren van heroverde gebieden. Na de voltooiing van fase 3 volgt de laatste fase van het militaire campagneplan gericht op normalisering van de situatie.

Voortgang Nederlandse militaire inzet

Voortgang trainingsmissie

De Nederlandse trainers hebben een significante bijdrage geleverd aan de training door de coalitie van inmiddels 110.000 Iraakse strijdkrachten, inclusief de Peshmerga. De behoefte aan militaire basistraining van de Peshmerga neemt af. Het zwaartepunt van de trainingsmissie is verschoven naar specifieke training van ervaren eenheden. Deze missie-specifieke trainingen, bijvoorbeeld op het gebied van Wide Area Security, counter-IED en leiderschap op tactisch niveau, zijn kleiner in omvang, korter en minder frequent. Nederland kan deze nieuwe trainingsbehoefte afdekken met drie in plaats van vier Flexibele Trainingsteams (FTT). De vrijgevallen personeelscapaciteit wordt benut om de uitbreiding van het Nederlandse detachement Special Operation Forces (SOF) te ondersteunen en Iraakse eenheden te trainen buiten het door de Koerden gecontroleerde gebied. Zo heeft een Nederlands FTT, in samenwerking met de Verenigde Staten, de training van Iraakse veiligheidstroepen en geselecteerde Soennitische milities verzorgd op het trainingscentrum in Qayyarah-West. In totaal zijn daar tot nu toe ongeveer 3.000 militairen opgeleid. Daarmee leverde Nederland een belangrijke bijdrage aan de training van hold forces die de veiligheid kunnen garanderen in gebieden die op ISIS zijn heroverd. Deze bijdrage kan rekenen op veel waardering in de coalitie.

Voortgang trainingen Advise & Assist

De Tweede Kamer is in een afzonderlijke brief (Tweede Kamerstuk 27 925 nr. 603) geïnformeerd over de inzet van het Advise & Assist (A&A-)team in Irak. Ook hier geldt dat, waar mogelijk en binnen het mandaat, wordt getracht de inzet van Nederlandse militairen blijvend te laten aansluiten op de snel veranderende operationele omstandigheden en de daaraan gerelateerde behoefte van de coalitie. Zo is de Tweede Kamer gemeld (Tweede Kamerstuk 27 925 nr. 608) dat de Nederlands-Belgische A&A-taakgroep per 1 juni 2017 is uitgerust met pantservoertuigen en andere beschermende middelen die nodig zijn voor het optreden in gebieden met een grotere dreiging van bijvoorbeeld bermbommen (IED’s) en vijandelijke onbemande vliegtuigjes (UAV’s). Hiermee is het A&A-team beter in staat om, op enige afstand van het gevecht, vanuit verschillende observatiepunten ondersteuning te bieden aan de partnereenheid.

Voorziene inzet trainers en Advise & Assist na verlenging

Door de veranderende behoefte van de coalitie verschuift het zwaartepunt van de Nederlandse militaire bijdrage in Irak van training van conventionele eenheden naar de capaciteitsopbouw van de speciale eenheden en Advise & Assist.

Het Amerikaanse hoofdkwartier CENTCOM werkt aan plannen voor een nieuw trainingsconcept, het Future Training Concept, waardoor op termijn de afhankelijkheid van coalitietrainingsteams kan worden gereduceerd. Daarmee wordt Irak uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor de capaciteitsopbouw. De eerste stap is de ontwikkeling van centrale trainingsfaciliteiten waar Irakezen zelf training kunnen geven. Vervolgens wordt op deze centrale trainingsfaciliteiten, en mogelijk andere locaties, de inzet van mobiele trainingsteams voorzien, die sterk lijken op de Nederlandse FTT’s. Tot slot worden specialistische trainingsteams ontwikkeld, Expeditionary Training Teams, die indien nodig vanuit een coalitieland tijdelijk het inzetgebied kunnen worden ingevlogen. Training volgens dit concept sluit aan bij de voorziene behoefte na de overgang naar fase 3 van het campagneplan van de coalitie. Nederland volgt de ontwikkelingen nauwlettend.

Na de herovering van Mosul concentreren de Iraakse strijdkrachten zich op het verdrijven van ISIS uit andere steden en gebieden in Irak. Zoals eerder gemeld (Kamerstuk 27 925 nr. O) hebben ontwikkelingen in de strijd tot gevolg dat A&A-teams in een steeds veranderende omgeving moeten opereren. Coalitiepartners zoals Denemarken, Noorwegen en België, waarmee Nederland nauw samenwerkt, hebben hun werkwijze inmiddels aangepast. Om effectieve ondersteuning te kunnen blijven bieden, moeten de teams, waar mogelijk en verantwoord, meebewegen met de Iraakse strijdkrachten. En in geval van nood helpen de teams met de verdediging van de te begeleiden Iraakse eenheden. Het Nederlandse A&A-team zal alleen in actie komen indien dit noodzakelijk is voor de verdediging van het eigen personeel, coalitiepartners in nood of de te begeleiden Iraakse eenheid. Dergelijke defensieve acties worden uitsluitend uitgevoerd wanneer de partnereenheid zelf niet in staat is de dreiging te weerstaan en coalitiesteun onmogelijk of ongeschikt is.

Voortgang KDC-10, C-130 en Force Protection

Zoals bekend levert Nederland van midden juni tot begin december 2017 een KDC-10 tankervliegtuig. Het Nederlandse toestel wordt boven Irak en Oost-Syrië ingezet voor het bijtanken van coalitievliegtuigen. Dit gebeurt door tussenkomst van het Combined Air Operations Center (CAOC) in Qatar. Tot eind augustus heeft het vliegtuig bijna 300 keer coalitievliegtuigen in de lucht van brandstof voorzien. Daarmee heeft het een relevante ondersteunende bijdrage geleverd aan de luchtcampagne.

De coalitie heeft tevens behoefte aan tactische transportcapaciteit. Met de bijdrage van een C-130 transportvliegtuig voor een periode van acht weken, van begin oktober tot begin december 2017, levert Nederland de benodigde capaciteit. Hierover is de Tweede Kamer per brief geïnformeerd (Tweede Kamerstuk 27 925 nr. 608). Voor 2018 is vooralsnog geen inzet van de KDC-10 of de C-130 voorzien.

De Tweede Kamer is op 4 juli jl. geïnformeerd over de Belgisch-Nederlandse samenwerking in de tweede helft van 2017 in de strijd tegen ISIS. Ter ondersteuning van het Belgische besluit om de inzet van F-16’s te verlengen tot eind 2017 heeft het kabinet besloten om ook de Nederlandse Force Protection van het Belgische F-16 detachement in die periode te verlengen.

Voorziene inzet luchtcampagne na verlenging

De behoefte aan jachtvliegtuigen van de coalitie is op dit moment onverminderd groot en dat zal naar verwachting nog geruime tijd zo blijven. CENTCOM heeft vooral behoefte aan vliegtuigen die beschikken over precisiewapens, die bijvoorbeeld ook kunnen worden ingezet in stedelijk gebied. Nederlandse F-16’s beschikken, naast Amerikaanse toestellen, als enige over wapens die hiervoor bijzonder geschikt zijn. Mede daarom zal Nederland vanaf 1 januari 2018 de bijdrage met F-16’s in de strijd tegen ISIS met vier operationele toestellen hervatten, voor de duur van een jaar. Nederland en de coalitie blijven zich tot het uiterste inspannen om burgerslachtoffers te vermijden.

De Nederlandse F-16’s zullen, net als eerder het geval was (Kamerstuk 27 925 nr. J), worden ingezet boven Irak en Oost-Syrië. Boven Oost-Syrië worden de F-16’s ingezet voor het aanpakken van belangrijke strategische doelen in de aanvoerlijnen van ISIS vanuit Oost-Syrië naar Irak. Hierbij worden geen acties uitgevoerd die direct ten goede komen aan het Assad-regime. Een Nederlandse Red Card Holder (RCH) op het CAOC in Qatar ziet erop toe dat de inzet past binnen de kaders van het Nederlandse mandaat en het humanitair oorlogsrecht. Het detachement zal bestaan uit ongeveer 150 militairen en opereert vanuit gastland Jordanië. België zal, conform de afspraken die hierover zijn gemaakt, de Force Protection van het Nederlandse F-16 detachement verzorgen.

Het is de verwachting dat ook de behoefte aan luchtsteun zal veranderen naarmate ISIS verder in het defensief wordt gedrongen. Deze ontwikkeling zal onder meer afhangen van de voortgang van de militaire campagne en de situatie op de grond. Deze ontwikkelingen worden vanzelfsprekend nauwlettend gevolgd.

De noodzaak om gevalideerde inlichtingeninformatie tijdig beschikbaar te hebben blijft bestaan. Deze informatie is vooral essentieel in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de coalitie. Met een Target Support Cell (TSC) en een Processing Exploitation and Dissemination (PED) capaciteit voorziet Nederland in de behoefte in het doelontwikkelingsproces. Deze bijdragen, waarover de Tweede Kamer reeds is geïnformeerd (Tweede Kamerstuk 27 925 nr. 608 en 27 925 nr. 606), worden ook in 2018 voortgezet.

Haalbaarheid

Ook in fase 3 blijft behoefte bestaan aan ondersteuning van de Iraakse strijdkrachten op de grond en vanuit de lucht. Wel zullen de behoeften met het verloop van de strijd veranderen. ISIS past zijn wijze van optreden aan naarmate de terreurbeweging verder in het defensief wordt gedrongen. Zo wordt coalitieoptreden en dat van de Iraakse strijdkrachten bemoeilijkt door asymmetrische oorlogsvoering. In het licht van mogelijke militair-strategische ontwikkelingen, en de dan geldende volkenrechtelijke basis voor het bestrijden van ISIS in Irak en Syrië, kan het kabinet besluiten de voorgenomen inzet niet te implementeren of aan te passen. Het uitgangspunt is om de Nederlandse militaire bijdrage binnen de bestaande randvoorwaarden zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de veranderende behoefte van de coalitie. Het spreekt vanzelf dat voorafgaand aan iedere inzet de veiligheidsaspecten en voorwaarden worden gewogen die noodzakelijk zijn voor een veilige en effectieve inzet.

Zorgvuldigheid en transparantie

Het voorkomen van onbedoelde nevenschade als gevolg van wapeninzet heeft onverminderd de hoogste prioriteit. Dit geldt niet alleen voor Nederland, maar voor de gehele coalitie. Burgerslachtoffers zijn echter helaas nooit volledig uit te sluiten. Het kabinet hecht aan open communicatie over wapeninzet. Met inachtneming van de noodzakelijke (nationale en operationele) veiligheidsoverwegingen, is Defensie zo transparant mogelijk in rapportages over de inzet. De coalitie publiceert dagelijks een overzicht van de wapeninzet in de strijd tegen ISIS. De plaats, het aantal aanvallen en het soort doel worden hierbij vermeld. Ook verschijnt maandelijks een openbaar overzicht waarin wordt ingegaan op meldingen van mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden. Rapportages van organisaties zoals het onderzoekscollectief Airwars worden daarin verwerkt.

Bevelsstructuur

De bevelsstructuur van de missie is ongewijzigd sinds de artikel 100 brief van 19 juni 2015. Het overkoepelende hoofdkwartier van Central Command (CENTCOM) bevindt zich in Tampa, Florida (Verenigde Staten). Vanuit het eerder genoemde CAOC in Qatar wordt de luchtcampagne aangestuurd. De algehele leiding van de trainingsmissie is in handen van het Combined Joint Task Force hoofdkwartier in Koeweit. Een vooruitgeschoven hoofdkwartier in Bagdad, het Combined Joint Forces Land Component Command Iraq (CJFLCC), stuurt meerdere trainingsinspanningen aan en houdt het overzicht over de diverse militaire operaties in Irak. Vanuit het Kurdish Training and Coordination Centre (KTCC) in Erbil worden, in samenwerking met het Ministry of Peshmerga, de trainingen van de Peshmerga gecoördineerd.

Medisch

Op alle (trainings)locaties wordt voorzien in afdoende medische verzorging door eigen, multinationale en host nation-voorzieningen. Tijdige zorg en medische afvoer is een uitgangspunt in de planning van operaties.

(Na)zorg

Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing. Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team (SMT) in het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen. De verlenging van de inzet leidt niet tot een inbreuk op de uitzendbescherming van militairen.

Risico’s

Bij de inzet van de F-16’s wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van luchtdoelsystemen in handen van ISIS. De ervaring leert echter dat de effectiviteit en het bereik hiervan beperkt zijn. Het risico dat een vlieger tijdens een noodsituatie zijn vliegtuig moet verlaten is altijd aanwezig. Voor het ophalen van personeel in vijandig gebied worden Amerikaanse Combat Search and Rescue-eenheden ingezet. Door het verschuiven van de frontlinies opereren de Syrische en Russische strijdkrachten in toenemende mate in het oostelijke deel van Syrië. Dit vereist de nodige deconflictie in het luchtruim. Ondanks soms felle wederzijdse retoriek verloopt deze deconflictie tot nu toe goed.

De risico’s voor de militaire trainers en Special Operation Forces in Noord-Irak komen onder meer voort uit ISIS-acties met indirect vuur, IED’s, zelfmoordaanslagen, chemische en biologische wapens en UAV’s. Deze dreiging is beperkt in de Koerdische Autonome Regio, waar de Koerdische veiligheidstroepen een grote mate van controle hebben over de veiligheidssituatie. De dreiging neemt toe naarmate de afstand tot het front afneemt, zoals bij A&A van de Special Operation Forces. Voorafgaand aan iedere inzet worden de veiligheidsaspecten en voorwaarden gewogen die noodzakelijk zijn voor een veilige en effectieve inzet.

De Nederlandse militairen in Irak opereren onder zeer complexe omstandigheden. Door de terreur- en gruweldaden van ISIS tegen zowel de burgerbevolking als de Iraakse strijdkrachten, is een getraumatiseerde samenleving ontstaan waar zich gevoelens van wraak en vergelding hebben ontwikkeld. Berichten, van onder andere Human Rights Watch, over vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten door Iraakse troepen, zijn hiervan een trieste uitdrukking. Nederlandse militairen moeten bij het trainen, adviseren en assisteren van de Iraakse eenheden rekening houden met deze gevoelens. In de training wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast onderstreept Nederland het belang van mensenrechten en humanitair oorlogsrecht in contacten met de Iraakse overheid. In coalitieverband, zoals tijdens de reguliere bijeenkomst van de Small Group en de Political and Military Consultations (PMC), roept Nederland coalitiepartners op dit ook te blijven doen.

De onderhuidse spanningen tussen Iraakse actoren, die steeds meer naar boven komen nu ISIS verder wordt teruggedrongen, vormen een risico van een andere orde. Het is mogelijk dat buitenlandse eenheden in Irak (ongewild) betrokken raken bij conflicten die uit die spanningen voortkomen. Bovendien staan verschillende milities wantrouwend tegenover een grootschalige westerse militaire presentie in Irak. Hoewel de aanwezigheid van westerse militairen uit pragmatische overwegingen wordt gedoogd, kan dit op termijn veranderen wanneer de perceptie ontstaat dat de westerse militaire presentie in Irak te lang aanhoudt of groter is dan noodzakelijk.

Gevolgen voor de gereedheid en geoefendheid

De brief «Samenhang Nederlandse inspanningen in missies in 2018» gaat reeds kort in op de impact van inzet op de gereedheid en geoefendheid van de krijgsmacht. De jaarlijkse inzetbaarheidsrapportage die uw Kamer op Prinsjesdag zal toegaan, gaat hier uitvoeriger op in. Specifiek voor deze missie geldt dat door inzet van de F-16’s het aantal beschikbare vlieguren voor het opleidings- en trainingsprogramma afneemt. Om dit te compenseren worden extra vlieguren toegekend. Verder wordt er beslag gelegd op schaars personeel en ook materieel ten behoeve van Advise & Assist.

Duur van de deelname

Nederland stelt vanaf 1 januari tot en met 31 december 2018 ongeveer 155 militairen beschikbaar voor de training en Advise & Assist van Iraakse strijdkrachten, inclusief de Peshmerga (Capacity Building Mission Iraq - CBMI). In diezelfde periode worden vier operationele F-16’s met de benodigde ondersteuning, een detachement van ongeveer 150 militairen (Air Task Force Middle East - ATFME), ingezet in de luchtcampagne van de coalitie.

Non-lethal assistance Irak

Tijdens het algemeen overleg over de voortgang van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS van 13 juni jl. is toegezegd de Tweede Kamer nader te informeren over de snelheid van levering van non-lethal assistance (NLA) aan Irak. In het algemeen geldt dat de (Europese) aanbestedingsregels die in het debat ter sprake kwamen van toepassing zijn op bedragen boven 135.000 euro. Omwille van de snelheid is bij de besteding van de NLA-gelden rekening gehouden. Om diezelfde reden is ook gekozen voor een verwervingsprocedure gericht op het kopen bij lokale ondernemers in het missiegebied, waarover de Tweede Kamer eerder is geïnformeerd (Tweede Kamerstuk 27 925 nr. 596). Zoals bekend kan het gehele proces van behoeftestelling tot levering maanden in beslag nemen. Een duidelijke behoeftestelling en financiering en tijdige levering kunnen dit proces bespoedigen. Irak blijft echter een land in oorlog. Dat heeft zijn weerslag op goederenstromen, procedures en doorlooptijden van leveringen.

De Tweede Kamer verzocht specifiek om inzicht in de gang van zaken rondom de levering van portofoons in het eerste NLA-traject. Door problemen bij de leverancier is de levering van portofoons voor de Peshmerga destijds geannuleerd. Door tussenkomst van de VS zijn de Peshmerga alsnog van portofoorns voorzien. (Kamerbrief 27 925 nr. O). De Verenigde Staten bleken in dit geval te beschikken over een overtollige voorraad radio’s en portofoons die snel op de plek van bestemming konden worden afgeleverd.

Financiën

De additionele uitgaven voor de militaire inzet in de strijd tegen ISIS in 2018 zijn geraamd op 97 miljoen euro. Deze additionele uitgaven worden geheel gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties. De specifiek aan deze missie gerelateerde additionele uitgaven voor nazorg worden gefinancierd uit de bestaande voorziening voor nazorg in het BIV.

De Nederlandse bijdrage aan stabilisatie en humanitaire hulp in Irak en Syrië bedraagt in 2017 ongeveer 155 miljoen euro, waarvan 125 miljoen voor Syrië en 30 miljoen voor Irak. Deze uitgaven worden gefinancierd uit de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (HGIS). Een groot aantal programma’s loopt in 2017 af. Mede op basis van de resultaten van deze programma’s – en ook de politieke, veiligheids- en humanitaire ontwikkelingen in beide landen – zullen de komende maanden inhoud en omvang van de Nederlandse inzet voor volgend jaar nader worden bepaald.

Nationale Veiligheid

Alle landen die deelnemen aan de anti-ISIS coalitie blijven een doelwit voor terroristische aanslagen. Tegelijkertijd is het een gegeven dat het verdrijven van ISIS uit Irak en Syrië de capaciteit van ISIS om aanslagen te plegen zal aantasten. Er zijn geen concrete aanwijzingen voor aanslagen in Nederland. Met het oog op de toenemende druk van de coalitie op ISIS in Syrië en Irak, is Nederland alert op terugkerende buitenlandse strijders van Nederlandse origine. Dit zal naar verwachting druppelsgewijs gebeuren. De aanpak van terugkeerders heeft al langere tijd de aandacht. Lokale en nationale autoriteiten werken, nationaal en internationaal, nauw samen om de dreiging die van terugkeerders uitgaat te minimaliseren. Om de rekrutering van nieuwe strijders te voorkomen en mogelijke dreigingen tegen te gaan, heeft het kabinet verschillende maatregelen genomen, waaronder praktische beveiligingsmaatregelen, strafrechtelijke vervolging, wet- en regelgeving dan wel maatregelen gericht op het voorkomen van uitreizen en het tegengaan van radicalisering.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven