29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 364 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juli 2018

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie, de Minister voor Buitenlandse Handen en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 15 juni 2018 inzake toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en operaties (Kamerstuk 29 521, nr. 363).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 3 juli 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Kunt u in een tabel overzichtelijk aangeven aan hoeveel militaire en civiele missies Nederland per jaar heeft deelgenomen, in de jaren 2008–2017?

Vraag 2

Aan hoeveel militaire en civiele missies neemt Nederland op dit moment deel?

Antwoord op vraag 1 en 2

Jaar

Civiele missies

Militaire missies

2008

N/A1

10

2009

N/A1

10

2010

N/A1

10

2011

7

8

2012

11

10

2013

11

13

2014

13

13

2015

13

13

2016

14

13

2017

12

14

2018

12

13

X Noot
1

Over 2008, 2009 en 2010 zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om het aantal bijdragen aan civiele missies vast te stellen.

Vraag 3

Kunt in een grafiek zichtbaar maken waar en hoeveel militairen de krijgsmacht in 2018 en 2019 per maand in het buitenland inzet, zodat voor de Kamer inzichtelijk is hoeveel militairen (maximaal) tegelijk op uitzending zijn en hoe dat aantal zich gedurende het jaar ontwikkelt?

Vraag 4

Kunt in een grafiek zichtbaar maken hoeveel gevechtsvoertuigen de krijgsmacht in 2018 en 2019 per maand in het buitenland inzet, zodat voor de Kamer inzichtelijk is hoeveel gevechtsvoertuigen (maximaal) op uitzending heeft en hoe dat aantal zich gedurende het jaar ontwikkelt?

Antwoord op vraag 3 en 4

Het aantal uitgezonden militairen en het aantal ingezette gevechtsvoertuigen is geen constante en kan, afhankelijk van de behoefte en de omstandigheden, fluctueren.

De eerste maanden van 2017 is het totaal aantal uitgezonden militairen afgenomen als gevolg van de afbouw van het aantal trainingsteams en de terugtrekking van de Special Operations Forces (SOF) uit Irak. De voorgenomen uitbreiding van de bijdrage aan Resolute Support in Afghanistan zal dit aantal in de tweede helft van 2018 weer deels doen groeien. Met de redeployment van MINUSMA zal het aantal uitgezonden militairen in de loop van 2019 sterk teruglopen.

Datzelfde geldt voor de ingezette gevechtsvoertuigen. De voertuigen die begin 2017 zijn teruggetrokken uit Irak, worden thans in Nederland gereed gemaakt voor inzet in Afghanistan. Verhoudingsgewijs wordt in MINUSMA verreweg het grootste aantal gevechtsvoertuigen ingezet. Vanaf het tweede kwartaal van 2019 neemt dat aantal sterk af.

Vraag 5

Van welke eenheden en onderdelen van de krijgsmacht is de basisgereedheid nu niet op orde?

Antwoord

In de inzetbaarheidsrapportage (Kamerstuk 34 919, nr. 6) die gezamenlijk met het Jaarverslag Defensie 2017 (Kamerstuk 34 950 X, nr. 1) in mei jl. aan de Kamer is aangeboden staan alle eenheden toegelicht die nog niet aan de norm voor operationele gereedheid voldoen.

Vraag 6

Hebt u op dit moment concrete verzoeken tot deelname aan missies van de Verenigde Naties (VN) in overweging?

Vraag 8

Kunt u nader toelichten welke verzoeken van welke internationale partners zijn ontvangen? Welke en hoeveel besluiten is het kabinet voornemens te gaan nemen?

Antwoord op vraag 6 en 8

Momenteel liggen er geen concrete verzoeken hiertoe voor aan Nederland. Elk verzoek wordt op zijn eigen merites beoordeeld en verdient een eigenstandige politieke en militaire afweging. Uiteraard zal uw Kamer hiervan op de hoogte worden gesteld.

Vraag 7

Gaat de capaciteitsopbouwmissie ook ten goede komen van de inspanningen ten behoeve van wederopbouw en terugkeer van ontheemden in Noord-Irak?

Vraag 18

Kunt u aangeven hoe specifiek het NAVO-verzoek om een Nederlandse bijdrage aan de NAVO-capaciteitsopbouwmissie in Irak is geweest? Om welke type bijdrage heeft de NAVO-gevraagd en van welke omvang?

Vraag 27

Welk concrete verzoek van de NAVO aan Nederland voor een bijdrage aan de capaciteitsopbouwmissie in Irak bedoelt u hier? Wanneer heeft u dat verzoek ontvangen?

Vraag 52

Wat wordt de proportionele inbreng in Irak? In hoeverre verschilt deze operatie van de ondersteuning van Koerdische peshmerga’s?

Vraag 60

Op welke basis wordt besloten om een NAVO-capaciteitsopbouwmissie te sturen? Wat is het einddoel van een dergelijke missie?

Vraag 64

Kunt u aangeven wat zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin het doel is van de capaciteitsopbouwmissie ten behoeve van het versterken van de Iraakse veiligheidssector?

Vraag 65

Onderzoekt Nederland in voorbereiding op de capaciteitsbouwmissie in Irak ook een directe financiële en/of materiële bijdrage aan de Iraakse veiligheidssector?

Vraag 68

Waartoe heeft het onderzoek van het kabinet naar de vraag of een proportionele Nederlandse bijdrage met individuele trainers en adviseurs mogelijk is tot nu toe geleid?

Vraag 69

In welke regio of regio's van Irak zal Nederland een bijdrage gaan leveren aan de capaciteitsopbouwmissie?

Antwoord op vraag 7, 18, 27, 52, 60, 64, 65, 68 en 69

De volkenrechtelijke rechtsgrond voor de NAVO-capaciteitsopbouwmissie wordt gevormd door een verzoek van Irak. Op 11 februari 2018 verzocht premier Abadi van Irak Secretaris-Generaal Stoltenberg per brief om steun van de NAVO bij:

  • het opzetten van militaire opleidingsinstituten;

  • het geven van strategisch advies aan en het ondersteunen van de Iraakse strijdkrachten op het gebied van organisatie, structuur, budget en defensiebeleid;

  • het adviseren over acquisitie en logistiek, anti-corruptie en transparantie, personeelsbeleid en juridische aspecten.

Op 15 februari jl. gaf de Noord Atlantische Raad van de NAVO opdracht om het huidige NAVO Training and Capacity Building programma in Irak (NTCB-I) te transformeren naar een volwaardige NAVO-missie. De NAVO heeft een operatieplan vastgesteld dat een gefaseerde opbouw van de missie voorstelt. Wanneer de regeringsleiders en staatshoofden op de NAVO-top op 11-12 juli het startschot van de missie zullen geven door het aannemen van de NATO Executive Directive, zal de eerste fase al deze zomer aanvangen. In deze eerste fase zal een beperkte civiele en militaire aanwezigheid de missie opzetten. Landen wordt verzocht om capaciteiten aan te bieden, waarbij de behoefte voortkomt uit het operatieplan. Dit zogenoemde Force Generation-proces loopt nog.

Gezien de ontwikkelingen in de strijd tegen ISIS is de behoefte veranderd van reguliere gevechtstraining naar capaciteitsopbouwgerichte ondersteuning. Een belangrijke voorwaarde voor de noodzakelijke hervormingen in Irak is een betrouwbare, legitieme en stabiel functionerende veiligheidssector waarbij de veiligheid van de bevolking voorop staat. Capaciteitsopbouw van de veiligheidssector op institutioneel niveau is een belangrijke stap naar een duurzame overwinning op ISIS en helpt de opkomst van (andere) terreurorganisaties en veiligheidsdreigingen te voorkomen. Hiermee gaat de NAVO-missie bijdragen aan een stabiele en veilige toekomst in post-ISIS Irak. Zonder de garantie van veiligheid kunnen ontheemden bovendien niet terugkeren. Nederland streeft ernaar dat alle ontheemden zo snel mogelijk terug naar huis kunnen en ondersteunt hiertoe meerdere initiatieven, zoals het FFS (Funding Facility for Stabilisation) van de VN dat bijdraagt aan herstel van de infrastructuur, voorziet in levensonderhoud, capaciteitsopbouw en lokale verzoening. Daarnaast steunde Nederland tot 2017 via UNDP de Iraakse autoriteiten met een Security Sector Reform implementatieplan op basis van de Iraakse veiligheidsstrategie. Deze strategie ligt aan de basis van de EU-Assistance Mission voor SSR in Bagdad (EUAM).

De activiteiten van de NAVO-missie vinden in nauw overleg plaats met de anti-ISIS coalitie. Zoals bekend traint Nederland in dat verband de Koerdische strijdkrachten. Nederland is daarbij voornemens om, in aansluiting bij Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, het Ministry of Peshmerga (MoP) in de Koerdische regio te ondersteunen bij de implementatie van het hervormingsplan voor de Koerdische veiligheidssector.

Het kabinet onderzoekt of een proportionele Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie met individuele trainers en adviseurs mogelijk is. Over de invulling van de missie en de Nederlandse bijdrage wordt uw Kamer na de zomer per brief geïnformeerd.

Vraag 9

Wanneer heeft u de VN ingelicht over het voornemen de Nederlandse bijdrage aan missie in Mali te beëindigen?

Antwoord

In de week van het kabinetsbesluit d.d. 15 juni jl. is de VN geïnformeerd over het voornemen om de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA te beëindigen per 1 mei 2019.

Vraag 10

Welke afwegingen hebben een rol gespeeld bij het beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan de missie in Mali?

Vraag 81

Waarom wordt de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA beëindigd?

Vraag 82

Is beëindiging van de Nederlandse inzet in MINUSMA een directe consequentie van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de inzet van de krijgsmacht in Mali?

Antwoord op vraag 10, 81 en 82

Nederland heeft bij beëindiging per 1 mei 2019 ruim vijf jaar een hoogwaardige bijdrage geleverd aan MINUSMA waarmee de missie effectiever is gemaakt. Sinds het begin van de Nederlandse bijdrage is met succes ingezet op de overdracht van taken en afbouw van de omvang van de bijdrage. Zoals genoemd in de «Kabinetsreactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer naar de inzet van de Nederlandse krijgsmacht voor VN-missie in Mali» (Kamerstuk 29 521, nr. 362) onderschrijft het kabinet de constatering dat er de afgelopen jaren een groot beroep op de krijgsmacht is gedaan en dat dit niet zonder gevolgen is gebleven voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Mede met het oog op het voortzettingsvermogen en het herstel van de basisgereedheid van de krijgsmacht is het nodig om de huidige bijdrage te beëindigen. Het kabinet zal u na de zomer met een artikel 100-brief nader informeren over de inzet tot 1 mei 2019 en de modaliteiten van de beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA.

Vraag 11

Welk land gaat de Nederlandse bijdrage aan de missie in Mali overnemen?

Antwoord

Het kabinet zet in op een ordentelijke afbouw en verantwoorde overdracht. Het vinden van een opvolger is primair de taak van de VN, waarbij Nederland zal ondersteunen.

Vraag 12

In hoeverre heeft de beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan de missie in Mali gevolgen voor de veiligheid, zowel in Mali als in Europa en Nederland in het bijzonder?

Antwoord

Om dreigingen zoals terrorisme en irreguliere migratie tegen te gaan blijft Nederland zich ook na de beëindiging van de huidige bijdrage aan MINUSMA actief inzetten voor de stabiliteit van Mali en de bredere Sahel. De Sahel blijft een prioritaire regio voor de Nederlandse inzet op het gebied van veiligheid, diplomatie en ontwikkeling. De Nederlandse inzet is gericht op het ondersteunen van de veiligheidssector en de aanpak van de grondoorzaken van instabiliteit en irreguliere migratie. Nederland traint en adviseert de politie en het leger, onder andere via de Nederlandse bijdrage aan de EU-missies in de Sahel. Hiernaast ondersteunt Nederland de G5-troepenmacht opdat de G5-landen effectiever kunnen optreden tegen grensoverschrijdende problemen als mensenhandel. Ook zet Nederland via ontwikkelingssamenwerking in op de aanpak van de grondoorzaken van instabiliteit en irreguliere migratie.

Vraag 13

Kunt u aangeven wat de jarenlange Nederlandse bijdrage aan de VN-missie MINUSMA in Mali in totaal, dus inclusief de afbouw van de missie na 1 mei 2019, zal kosten?

Antwoord

In het Jaarverslag Defensie (Kamerstuk 34 950 X, nr. 1) worden de gerealiseerde uitgaven per jaar van alle inzet gefinancierd uit het BIV in tabelvorm weergegeven. Van 2013 tot en met 2017 heeft de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA ongeveer 313 miljoen euro gekost. Het kabinet zal u na de zomer met een artikel 100-brief nader informeren over de inzet tot 1 mei 2019 en de modaliteiten van de beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA, waaronder de financiële raming.

Vraag 14

Wat zou het doel zijn van «een mogelijke hernieuwde maritieme inzet?» Waar zou deze plaatsvinden?

Vraag 15

Om welke mogelijke hernieuwde maritieme inzet gaat het? Welke afwegingen spelen een rol bij het te nemen besluit over een mogelijke hernieuwde maritieme inzet?

Vraag 17

Welke afwegingen spelen een rol bij het voorgenomen besluit tot een hernieuwde maritieme missie en welke afwegingen spelen een rol bij het voorgenomen besluit tot de bijdrage aan de strijd tegen IS?

Vraag 91

Op welke missiegebieden wordt het onderzoek naar een mogelijke Nederlandse maritieme inzet gericht?

Antwoord op vraag 14, 15, 17 en 91

Zoals in de brief over de «Toekomstige inspanningen in missies en operaties», (Kamerstuk 29 521, nr. 363) is gemeld onderzoekt het kabinet momenteel de wenselijkheid en mogelijkheid van voortzetting van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS en wordt bezien of een maritieme inzet in internationaal verband mogelijk is. Hierover moet nog politieke besluitvorming plaatsvinden. Over de eventuele bijdragen in 2019 aan de strijd tegen ISIS en mogelijke maritieme inzet in 2019 wordt uw Kamer in de tweede helft van 2018 geïnformeerd.

Vraag 16

Betreft het voorgenomen besluit over de bijdrage aan de strijd tegen IS een besluit over de mate waarin Nederland een bijdrage gaat leveren of kan het besluit ook zijn geen deelname meer te leveren?

Antwoord

Het huidige Nederlandse mandaat voor de militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS loopt tot eind 2018 en is gebaseerd op een verzoek van de Iraakse overheid om steun. Het kabinet houdt, vanwege de veranderingen op de grond en de wijzigende behoefte, de situatie nauwlettend in de gaten. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de eventuele bijdrage in 2019.

Vraag 19

In hoeverre speelt de veiligheidssituatie ter plaatse, zowel als die in de EU en in Nederland in het bijzonder, een rol in de besluitvorming?

Vraag 21

Kunt u concretiseren op welke instabiele regio’s rondom Europa de Nederlandse inzet zich richt?

Vraag 22

Kunt u concretiseren waar de Nederlandse veiligheid en belangen in het geding zijn?

Vraag 34

Kunt u aangeven waarin de veiligheid van Nederland afwijkt van de veiligheid van de wereld in het kader van de inzet van de krijgsmacht?

Antwoord op vraag 19, 21, 22, 34

De Nederlandse veiligheidsinzet richt zich primair op de ring rond Europa, conform het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) en de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) (Kamerstuk 33 694, nr. 12).

Dreigingen en uitdagingen voor Nederland komen op dit moment voor een groot deel voort uit de regio’s ten oosten en zuiden van Europa. In de GBVS worden de zes meest urgente veiligheidsdreigingen vermeld: terrorisme, cyberdreigingen, ongewenste buitenlandse inmenging, militaire dreigingen, bedreiging van vitale economische processen en dreiging van chemische, biologische, radiologische en nucleaire middelen. Het kabinet kiest daarom in de GBVS voor een concrete, internationale aanpak voor de veiligheid van Nederland. Missie-inzet is voor alle drie de pilaren van de veiligheidsstrategie van belang: voorkomen van onveiligheid waar mogelijk, verdedigen van Nederland met een effectieve en moderne aanpak, en het versterken van ons veiligheidsfundament, zoals de bevordering van de internationale rechtsorde en het multilaterale systeem van veiligheidssamenwerking.

Soms vergt de veiligheid van Nederland ook inzet buiten de regio’s rond Europa, bijvoorbeeld om de instabiliteit in de regio rondom de Caribische gebiedsdelen van het Koninkrijk het hoofd te bieden, om cyberdreigingen aan te pakken of om via diplomatieke kanalen de proliferatie van nucleaire wapens te voorkomen.

In de besluitvorming speelt de veiligheidssituatie een hoofdrol, het gaat immers om het verbeteren of stabiliseren van een veiligheidssituatie die invloed heeft op de veiligheid van Europa en Nederland. De inzet van de krijgsmacht dient altijd een of meer Nederlandse strategische belangen, te weten de verdediging van het eigen of bondgenootschappelijk grondgebied, een goed functionerende internationale rechtsorde en/of economische veiligheid.

Vraag 20

Hoe informeert u de Kamer over de meerjarige bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen en de gevolgen die de bijdrage heeft op de Nederlandse Defensie organisatie conform de motie Servaes/Eijsink (Kamerstuk 27 925, nr. 550)?

Antwoord

Over de concrete invulling van de Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen wordt uw Kamer jaarlijks geïnformeerd via de brief «Inzet snelle reactiemachten». De brief met daarin de inzet in 2019 zal in het najaar van 2018 aan uw Kamer worden aangeboden. Overeenkomstig de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zal in deze brief en in de halfjaarlijkse vertrouwelijke inzetbaarheidsrapportages uitgebreider worden ingegaan op de gevolgen van de inzet voor de gereedheid van de uitgezonden eenheid, niet-uitgezonden eenheden en het herstel van de basisgereedheid.

Vraag 23

Aan welke jihadistische groeperingen en welke regio’s refereert u waar de terroristische dreiging van uitgaat?

Antwoord

Zoals in de GBVS staat vermeld, blijft terroristische dreiging nationaal en internationaal een zorg. Het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland en de jaarverslagen van de AIVD en de MIVD gaan dieper in op deze dreigingen. Deze zorg komt voort uit verschillende regio’s rondom Europa. Met het militair verslaan van ISIS is niet langer sprake van een fysiek kalifaat, op enkele pockets na. Maar de terroristische dreiging en het jihadistisch gedachtengoed zijn daarmee nog niet volledig weggenomen. Hieruit blijkt eens te meer dat buitenlandse en binnenlandse veiligheid steeds nauwer met elkaar verbonden zijn. Terroristen verplaatsen zich naar andere conflictgebieden. Ook Foreign Terrorist Fighters die, al dan niet met hun gezin, terugkeren naar hun land van herkomst, kunnen het terroristisch gedachtegoed verder verspreiden. Naast de concrete terroristische dreiging die dit voor Nederland oplevert, kan een radicaliserend effect uitgaan van deze groep richting kwetsbare jongeren binnen en buiten Europa. Dit komt omdat ze voortbouwen op bestaande voedingsbodems: de percepties bij minderheden en met name jongeren over discriminatie, sociaaleconomische achterstelling en de daarbij horende sociaal-psychologische problemen. Dit kan weer leiden tot vormen van gewelddadig extremisme, versterking van criminele netwerken en transnationale georganiseerde misdaad: een vicieuze cirkel die moet worden doorbroken. Ook zijn er terroristische netwerken en individuen die reeds actief zijn in Europa en andere gebieden waar Nederland belangen heeft. Al dan niet aangestuurd door groepen als ISIS en Al Qaida. De kans dat Nederland of Nederlanders in Nederland of in het buitenland te maken krijgen met terroristisch geweld is reëel.

Vraag 24

Wat is de door u gehanteerde definitie van irreguliere migratie richting Europa? Is irreguliere migratie per definitie illegaal in uw visie?

Antwoord

Onder irreguliere migranten verstaat het kabinet alle vreemdelingen die buiten de geldende regelgeving om toegang proberen te krijgen tot de EU en/of zich op onrechtmatige wijze bevinden op het grondgebied van de EU. Irreguliere migratie is niet legaal aangezien het niet volgens de geldende regels verloopt.

Vraag 25

Hoe ziet een meer proportionele bijdrage aan de internationale inspanningen om dreigingen voor Europa en Nederland tegen te gaan en de internationale rechtsorde te versterken er uit? Is dat gerelateerd aan de Nederlandse welvaart of hanteert u een ander uitgangspunt om het proportionele deel van Nederland te bepalen? Zo ja, welk uitgangspunt hanteert u daarbij?

Vraag 26

Wat is eigenlijk het Nederlandse ambitieniveau? Wat bedoelt u hiermee?

Vraag 31

Kunt u aangeven wat een fair share van de inzet van de krijgsmacht is in algemene zin in het kader van de internationale aanpak voor de veiligheid van Nederland?

Vraag 32

Wat is uw invulling van de faire share van Nederland? Welk referentiekader gebruikt u?

Vraag 33

Kunt u aangeven waarom dat fair share van de inzet van de krijgsmacht niet in VN-verband wordt aangegaan en wat de voorwaarden of omstandigheden zouden moeten zijn om dat eerlijke deel van de internationale aanpak voor veiligheid van Nederland wel degelijk in VN-verband aan te gaan?

Vraag 35

Streeft u ook naar een fair share als het gaat om de inzet in militaire missies in VN-verband? In hoeverre blijft Nederland hier na vertrek uit Mali aan voldoen?

Vraag 36

Houdt het NAVO-secretariaat bij wat een fair share voor de verschillende lidstaten zou zijn? Zo ja, kunt u hier inzicht in verschaffen?

Vraag 56

Wat bedoelt u met een «proportionele bijdrage»? Waar heeft het begrip proportionaliteit in deze zin betrekking op?

Antwoord op vraag 25, 26, 31, 32, 33, 35, 36 en 56

Antwoord

De GBVS, de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1) en de nota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 34 952, nr. 1) gingen uw Kamer op respectievelijk 20, 26 maart en 18 mei jl. toe. Hierin schetst het kabinet de kaders voor de internationale inzet voor de veiligheid van Nederland en de wereld en de rol van de krijgsmacht die het kabinet daarbij voor ogen heeft. Nederland is gebaat bij een stabiele wereld en een functionerende rechtsorde. De bevordering van de internationale rechtsorde is ook vastgelegd in de Nederlandse Grondwet. Nederland neemt nadrukkelijk zijn verantwoordelijkheid en blijft daarom betrokken bij crisisbeheersingsoperaties in EU-, NAVO- of VN-verband, of als lid van een internationale gelegenheidscoalitie. Deze Nederlandse bijdragen vormen een belangrijk onderdeel van de internationale aanpak van het kabinet voor de veiligheid van Nederland.

Bij de keuze van de organisatie of een ad-hoc verband spelen meerdere elementen een rol, zoals welke organisatie het best is uitgerust voor een dergelijke inzet, de omvang en de aard van de noden, maar ook de Nederlandse belangen.

Hierbij is het nodig dat Nederland als het gaat om bijdragen aan missies en operaties een betrouwbare partner. Een Nederlandse bijdrage aan internationale vrede en veiligheid komt de betrouwbaarheid en invloed van Nederland ten goede.

Tegelijkertijd onderschrijft het kabinet de constatering van de Rekenkamer dat de afgelopen jaren een groot beroep op de krijgsmacht is gedaan ten behoeve van inzet in missiegebieden en dat dit niet zonder gevolgen is gebleven voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht. In dit licht hecht het kabinet er aan te onderstrepen dat de Nederland streeft naar proportionele bijdragen aan missies en operaties. Nederland spant zich in om met gelijkgestemde landen aan missies deel te nemen, tot een gedeelde verantwoordelijkheid te komen en daarbij een proportionele bijdrage te leveren, zodat missies effectief kunnen worden voortgezet. De Nederlandse bijdragen aan missies en operaties vormen slechts een klein deel van de totale NAVO, EU, coalitie en VN-inzet in missies en operaties.

De omvang van de Nederlandse bijdrage wordt bepaald aan de hand van meerdere factoren. De weging van Nederland in de betreffende organisatie speelt een rol, net als de Nederlandse veiligheidsbelangen, de samenwerking met bondgenoten en of het een nichecapaciteit betreft.

Vraag 28

Hoe ziet de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-capaciteitsopbouwmissie er concreet uit? Op welke wijze informeert u de Kamer over de gevolgen van deze inzet binnen de Nederlandse defensieorganisatie en hoe die gevolgen zullen worden opgevangen en over de doorwerking van de Nederlandse bijdrage in de lopende processen voor het op orde brengen van de basisgereedheid?

Antwoord

Het kabinet onderzoekt of een proportionele Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie met individuele trainers en adviseurs mogelijk is. Over de invulling van de missie en de Nederlandse bijdrage wordt uw Kamer na de zomer per brief geïnformeerd. Overeenkomstig de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zal in Kamerbrieven en in de halfjaarlijkse vertrouwelijke inzetbaarheidsrapportages nog uitgebreider worden ingegaan op de gevolgen van de inzet voor de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht.

Vraag 29

Volgt er bij een meerjarige betrokkenheid ook een overzicht hoe de meerjarige doorwerking binnen de defensieorganisatie er uit zal gaan zien en op welke wijze de gevolgen binnen (of buiten) de organisatie zowel voor het personeel als voor het materieel opgevangen zullen worden?

Antwoord

Overeenkomstig de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zal in Kamerbrieven en in de halfjaarlijkse vertrouwelijke inzetbaarheidsrapportages nog uitgebreider worden ingegaan op de gevolgen van de inzet voor de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht. In geval van een besluit tot meerjarige betrokkenheid zal inzicht worden gegeven van de meerjarige gevolgen van de inzet voor de gereedheid van de uitgezonden eenheid, niet-uitgezonden eenheden en het herstel van de basisgereedheid.

Vraag 30

Welke landen nemen deel aan de NAVO-missie Resolute Support in Afghanistan?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 162 in de beantwoording op de feitelijke vragen inzake de Nederlandse inzet in Afghanistan 2018–2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 633).

Vraag 37

Wat was het feitelijke verzoek van de NAVO aan Nederland om in te zetten in Afghanistan? Wat is «betekenisvol» in deze stap richting de Nederlandse fair share? Bent u kortom 100% ingegaan op dat verzoek? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 59 in de beantwoording op de feitelijke vragen inzake de Nederlandse inzet in Afghanistan 2018–2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 633).

Vraag 38

In hoeverre delen de internationale partners, met name grote militaire samenwerkingspartners als Duitsland en de Verenigde Staten, de Nederlandse kijk op de geïntegreerde aanpak? Waarin zitten de grootste verschillen?

Vraag 39

Kunt u reflecteren op de betekenis van de zinsnede «een lange adem» die nodig is om stabiliteit teweeg te brengen? Kunt u tevens aangeven hoe «lang die adem» al is? Deelt u in het licht van deze overtuiging de opvatting dat Nederland permanent in oorlog is geraakt? Indien neen, waarom niet en wanneer denkt u dat deze toestand beëindigd kan worden? Kunt u kortom reflecteren op de effectiviteit van de huidige werkwijze?

Antwoord

Instabiliteit en conflict ontstaan vaak door een mix van structurele grondoorzaken die langdurig niet zijn geadresseerd en daarom een negatieve voedingsbodem blijven voor het aanwakkeren van conflict. Om op een duurzame manier bij te dragen aan het aanpakken van de grondoorzaken van conflict is een lange adem nodig. Om duurzame resultaten te boeken zijn een lange termijn visie en partnerschappen nodig. Afhankelijk van de context bepaalt Nederland, in internationaal verband en in samenwerking met multilaterale organisaties en ngo’s, wat de meest doeltreffende instrumentaria zijn om een bijdrage te leveren aan stabiliteit en wederopbouw. Dit kan een militaire bijdrage zijn bijvoorbeeld in het kader van crisisbeheersingsoperaties, maar ook gericht op diplomatie of economische wederopbouw.

Nederland werkt intensief samen met belangrijke bilaterale partners (zoals Duitsland, de VS, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Canada) en multilaterale organisaties (zoals de EU en de VN) en maatschappelijke organisaties aan een geïntegreerde benadering van veiligheid, instabiliteit en ontwikkeling. Nederland is bijvoorbeeld in EU-verband samen met Duitsland aanjager van een effectievere, doelgerichte aanpak van conflicten en crises. Het doel daarvan is om het brede EU instrumentarium – van diplomatie tot defensie, ontwikkeling, inlichtingen, nabuurschapsbeleid, handel, en strategische communicatie – zo doeltreffend mogelijk in te zetten en beter te kijken naar de grondoorzaken van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering, zodat een basis kan worden gelegd voor structurele politieke, sociale en economische ontwikkeling. Daarbij zijn de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG), waaronder SDG16 over het bereiken van vreedzame en inclusieve samenlevingen met respect voor mensenrechten een integraal onderdeel van de Nederlandse geïntegreerde conflictpreventiestrategie. Ook in VN-verband en bij de Wereldbank dringt Nederland aan op meer samenwerking en grotere samenhang tussen de gezamenlijke inzet om conflicten te voorkomen, geweldsescalatie te stoppen, conflicten te stabiliseren en na conflicten duurzame wederopbouw- en verzoeningsprogramma’s uit te voeren. Door samen te werken met maatschappelijke organisaties bevordert Nederland tevens dat de geïntegreerde aanpak gericht is op de veiligheid en bescherming van burgers en vredesopbouw inclusief is. Ook door samen te werken met het bedrijfsleven en in te zetten op het creëren van werkgelegenheid kan worden bijgedragen aan stabiliteit.

Vraag 40

Op welke wijze kunnen (onderdelen) van bijdragen aan missies alsnog bijdragen aan de personele en materiële gereedheid? Zijn er in 2018 en 2019 bijvoorbeeld missies – zoals de Nederlandse bijdrage aan NAVO vooruitgeschoven aanwezigheid in Litouwen – die oefeningen faciliteren die de gereedheid van onze krijgsmacht alsnog ten goede komen? Zo ja, welke?

Antwoord

Het gereedstellingsproces van de krijgsmacht is erop gericht capaciteiten en eenheden «operationeel gereed» te stellen. Operationeel gerede eenheden en capaciteiten zijn inzetbaar voor alle hoofdtaken, waaronder grootschalige inzet in het hoogste geweldsniveau. Specifieke inzet tijdens missies kan bijdragen aan het verhogen van de geoefendheid van het betrokken personeel op de – voor die missie – specifieke taken. Het draagt vrijwel nooit bij aan het verhogen van de gereedheid voor alle taken. De inzet van schaarse capaciteiten en schaars personeel zorgt bovendien voor beperkingen in het gereedstellingsproces van niet-ingezette eenheden. Intensief van het gebruik van materieel door deelname aan missies, heeft een hogere onderhouds-/herstelinspanning tot gevolg. De materiële gereedheid zal daarmee vrijwel nooit toenemen.

De bijdrage aan de NAVO-inzet in Litouwen zorgt voor een verbetering van de gereedheid van de deelnemende eenheden. Met de missie wordt het multinationaal optreden in het hoogste geweldsniveau beoefend, hetgeen nauw aansluit bij de operationele taken die die eenheden moeten kunnen beheersen in het kader van hun basisgereedheid.

Vraag 41

Welke gevolgen heeft het voorgenomen tijdspad met de in de brief beschreven missies en operaties voor de geoefendheid en de gereedheid zowel op personeel als op materieel gebied?

Antwoord

De genomen besluiten hebben geen effect op het herstel van de operationele gereedheid van de krijgsmacht. Andere factoren bepalen in belangrijke mate het tempo van het herstel van de gereedheid. Denk daarbij aan de personele vulling van de eenheden en het ter beschikking krijgen van noodzakelijke additionele enablers, zoals voorzien in de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1).

Vraag 42

Kunt u de jaarlijkse inzetbaarheidsrapportage openlijk met de Kamer delen waarbij uiteraard de gevoelige informatie gebundeld en vertrouwelijk aangeboden kan worden?

Antwoord

Nee. Zoals bekend is informatie over de inzetbaarheid en gereedheid van een krijgsmacht operationeel gevoelig. Potentiële tegenstanders zijn actief op zoek naar dergelijke informatie en kunnen er misbruik van maken. Enige terughoudendheid is dus geboden. Dit mag echter geen belemmering vormen voor de informatiepositie van de Kamer. Om die reden is de gevoelige informatie over inzetbaarheid en gereedheid gebundeld in een vertrouwelijke rapportage.

Vraag 43

Kunt u op de specifieke gevolgen van de inzet voor de gereedheid van de krijgsmacht in de respectievelijke Kamerbrieven behalve nadrukkelijker en vooral ook volledig en duidelijk ingaan? Wilt u daarbij ook ingaan op de specifieke gevolgen voor de geoefendheid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Overeenkomstig de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zal in Kamerbrieven en in de halfjaarlijkse vertrouwelijke inzetbaarheidsrapportages nog uitgebreider worden ingegaan op de gevolgen van de inzet voor de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht. Indien relevant zal er hierbij worden ingegaan op de geoefendheid van eenheden.

Vraag 44

Waarom spreekt u van «ongeveer» zestig militairen die de Afghan Special Security Forces moeten gaan begeleiden? Welk aantal wordt het precies?

Vraag 45

Welke marges hanteert u bij de additionele 60 militairen die u wilt inzetten voor de missie Resolute Support?

Antwoord op vraag 44 en 45

Gezien het meerjarige karakter van deze missie en de ontwikkelende behoefte van de Afghaanse eenheid moet de omvang van de Nederlandse eenheid flexibel zijn. De planning is dat de Afghan Task Force (ATF) 888 in 2020 operationeel gereed is. In de aanloop daar naartoe zal de Nederlandse bijdrage opbouwen, gerelateerd aan de trainingsbehoefte van de eenheid. Als de eenheid operationeel gereed is kan de Nederlandse bijdrage naar verwachting worden afgebouwd.

Vraag 46

Heeft u met de NAVO overleg gehad over het verplaatsen van de Nederlandse special operations forces van Irak naar Afghanistan?

Vraag 49

Hoeveel militairen worden overgebracht uit Irak naar Afghanistan?

Vraag 54

Hoe verhoudt de intensivering van de bijdrage in Afghanistan zich tot de eerder besloten afbouw van de bijdrage in Irak? Is dit proportioneel aan elkaar, gaat het om dezelfde (soort) eenheden en adviseurs? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?

Antwoord op vraag 46, 49 en 54

Het intensiveren van de bijdrage in Afghanistan is mogelijk, omdat de special forces nagenoeg geheel worden teruggetrokken uit Irak. Het opwerktraject en het inzetscenario van de special forces voor Irak en Afghanistan zijn vergelijkbaar. Hierdoor kan beroep worden gedaan op de elementen die eigenlijk voor Irak stonden gepland. De special forces die in Irak zijn ingezet worden niet overgeplaatst naar Afghanistan maar keren terug. De bijdrage in Irak is gereduceerd waardoor dezelfde soort capaciteit in Afghanistan kan worden ingezet.

Vraag 47

Welke gevolgen heeft het verplaatsen van de Nederlandse special operations forces van Irak naar Afghanistan voor de veiligheidssituatie daar, in Europa en in Nederland? Zullen andere landen de bijdrage van de Nederlandse special operations forces in Irak overnemen?

Antwoord

De behoefte in de strijd tegen ISIS is veranderd van reguliere gevechtstraining en -ondersteuning, zoals Advise & Assist (A&A), naar capaciteitsopbouwgerichte ondersteuning. Zoals aan uw Kamer gemeld in de «Voortgangsrapportage Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS (Kamerstuk 27 925, nr. 629) van 13 april jl. tracht Nederland de militaire bijdrage zo flexibel mogelijk te laten aansluiten bij de behoefte van de coalitie. In de brief over de «Beschouwing van de Nederlandse militaire bijdrage aan de internationale strijd tegen ISIS» (Kamerstuk 27 925, nr. 616), werd aan uw Kamer gemeld dat, gezien de verandering in de trainingsbehoefte, één mobiel trainingsteam uit Noord-Irak terug werd gehaald. Vanwege de wijzigende behoeften en veranderingen op de grond sinds november heeft het kabinet besloten de Nederlandse militaire inzet verder aan te passen. Hiertoe zijn nog een trainingsteam en ook de Nederlandse Special Operations Forces (SOF-)bijdrage teruggetrokken uit Noord-Irak. De Nederlandse SOF-bijdrage in Bagdad en een resterend trainingsteam in Noord-Irak zullen vooralsnog worden gehandhaafd. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat andere landen de Nederlandse SOF-bijdrage overnemen.

Vraag 48

Waarom hebt u de missie in Mali met vier maanden verlengd?

Antwoord

Het kabinet heeft besloten om de huidige Nederlandse bijdrage aan MINUSMA per 1 mei 2019 te beëindigen, gevolgd door redeployment. Met deze einddatum biedt Nederland de VN en de internationale partners de gelegenheid om het vertrek van Nederland op te vangen. Bovendien stelt dit Nederland in de gelegenheid om een ordentelijke afbouw te realiseren en biedt ruimte voor een verantwoorde overdracht.

Vraag 50

Wat houdt in concreto de ondersteuning van de NAVO en partners in? Kunt u dat specificeren?

Antwoord

Nederland valt in Mazar-e-Sharif terug op de NAVO en op framework nation Duitsland, onder meer voor onderhoud van voertuigen, logistiek en facilitaire en geneeskundige diensten. Op het hoofdkwartier van Resolute Support in Kabul valt Nederland volledig terug op NAVO-ondersteuning voor de faciliteiten en de geneeskundige ondersteuning.

Vraag 51

Hoeveel aanwezige Nederlandse «ondersteunende elementen» worden toegevoegd in Afganistan? Wat bedoelt u met elementen? Betreft het hier leden van het Korps Commandotroepen? Indien neen, tot welke eenheden behoren «de elementen» wel? Wat betekent het toevoegen van deze elementen voor het bestaand werkprogramma?

Antwoord

Het Special Operations Advisory Team opereert met eigen voertuigen. Daarom zal het National Support Element worden uitgebreid met onderhoudspersoneel, afkomstig uit reguliere logistieke eenheden. De bijdrage in Afghanistan is mogelijk door het eerdere besluit om een deel van de Nederlandse Special Operations Forces en hun ondersteuning terug te trekken uit Irak. Het bestaande werkprogramma wordt derhalve niet nadelig beïnvloed.

Vraag 53

Kunt u helder en in detail toelichten wat de consequenties zijn van de Nederlandse bijdrages aan de missie Resolute Support, de strijd tegen ISIS, MINUSMA, de capaciteitsopbouwmissie in Irak en de vooruitgeschoven aanwezigheid in Litouwen (enhanced Forward Presence, eFP) voor het herstel van de basisgereedheid van de krijgsmacht?

Antwoord

In de halfjaarlijkse vertrouwelijke inzetbaarheidsrapportage wordt ingegaan op de gevolgen van de huidige inzet voor de individuele capaciteiten en inzetbare eenheden. De eerstvolgende rapportage wordt aankomende september aan uw Kamer aangeboden.

De belasting in Litouwen en Mali blijft tot 1 mei 2019 onveranderd. De capaciteiten in Irak zijn afgebouwd en gedeeltelijk herbelegd naar Afghanistan. De belasting van trainingscapaciteit in Noord-Irak is afgenomen in 2018.

Vraag 55

Deelt u de opvatting dat tot mei 2019 niets verandert aan de belasting van de krijgsmacht? Zo ja, waarom beëindigt u de missie in Mali dan pas in mei 2019? Indien neen, wat is de substantiële verandering, kunt u dat nader specificeren? Kunt u meer «voorbeelden» geven dan de terugkeer van de MB 280 CDA naar de 13e lichte brigade in Oirschot?

Vraag 83

Kunt u een uitputtend overzicht geven van welke soort personeel, welk materieel en welke eenheden en onderdelen van de krijgsmacht hun basisgereedheid kunnen herstellen als gevolg van beëindiging van de Nederlandse inzet in MINUSMA?

Antwoord op vraag 55 en 83

Nee. Het gelijktijdig uitvoeren van opdrachten in de missie in Mali en het uitvoeren van een redeployment, waarvoor extra logistieke capaciteit nodig is, zou leiden tot verdere overbelasting van de krijgsmacht. De beëindiging van de activiteiten in de missie en de redeployment zullen derhalve volgtijdelijk plaatsvinden. Bovendien biedt Nederland met deze planning de VN en de internationale partners de gelegenheid om het vertrek van Nederland op te vangen. Naast de MB 280 CDI keren ook de gepantserde wielvoertuigen Bushmaster en Fennek terug en komen, na een intensieve herstel- en onderhoudsperiode, weer ter beschikking voor het gereedstellingsproces van 13 Lichte Brigade. Ook schaars verbindingsmaterieel en nachtzichtapparatuur keert terug naar de eenheden die geleverd hebben. Het personeel dat terugkeert zal, na verlof, ook beschikbaar komen voor het gereedstellingsproces.

Vraag 57

Wanneer vindt het jaarlijkse «ijkmoment» plaats?

Over de invulling van de Nederlandse bijdrage aan enhanced Forward Presence wordt uw Kamer jaarlijks, middels de brief «Inzet snelle reactiemachten», geïnformeerd.

Vraag 58

Wat moet Rusland doen om aan uw wensen tegemoet te komen in het licht van de zinsnede «zolang Rusland zijn huidige opstelling handhaaft»?

Vraag 59

Waarom besluit u om tweeëneenhalf jaar in Litouwen te blijven? Waarom niet korter? Denkt u dat Rusland aan het einde van die termijn nog steeds «zijn huidige opstelling handhaaft» of van opstelling zal zijn veranderd?

Vraag 62

Waarom is de Nederlandse bijdrage aan eFP slechts tot en met 2020 in plaats van tot en met 2021, zoals het geval is met de voorgenomen bijdrage aan Afghanistan?

Antwoord op vraag 58, 59 en 62

Rusland vormt in de optiek van het kabinet een toenemende dreiging op nucleair, conventioneel-militair, hybride en met name cybergebied tegen Nederlandse, bondgenootschappelijke en Europese belangen (Kamerstuk 34 775 V, nr. 77). Het Russisch militair-technologisch vermogen bedreigt in toenemende mate de effectiviteit en inzetbaarheid van westerse wapensystemen en beperkt de vrijheid van handelen te land, ter zee en in de lucht. Een ander punt van zorg betreft de militaire activiteiten van Rusland aan de Oostflank van de NAVO. Het gaat hierbij om verdere opbouw van de Russische strijdkrachten, waaronder de plaatsing van dual capable raketsystemen (systemen die zowel van een conventionele als nucleaire lading kunnen worden voorzien) in de directe nabijheid van het NAVO-verdragsgebied. Verder houdt Rusland met enige regelmaat grootschalige militaire oefeningen, waarvan de transparantie op gespannen voet staat met internationale afspraken hieromtrent, zoals het Weens Document binnen de OVSE. De retoriek van Rusland over de inzet van (tactische) kernwapens is evenmin bevorderlijk voor het onderlinge vertrouwen.

Dit alles maakt de Euro-Atlantische veiligheidsomgeving minder stabiel en minder voorspelbaar. Dit heeft geleid tot veiligheidszorgen bij Bondgenoten en spanningen in de betrekkingen tussen Rusland en de NAVO. Vermindering van de Russische dreiging op bovengenoemde terreinen is in de optiek van het kabinet van belang om deze spanningen te verminderen.

Het kabinet kan niet voorspellen in hoeverre Rusland in 2020 zijn opstelling op het veiligheidsterrein zal hebben veranderd.

Duitsland heeft de landen die een bijdrage leveren aan de multinationale battlegroup in Litouwen gevraagd om een meerjarige bijdrage. Nederland heeft besloten hieraan gehoor te geven, door een meerjarig Nederlands mandaat aan te kondigen. In de militaire planning wordt thans rekening gehouden met een bijdrage tot en met 2020. Deze planning wordt met dit mandaat bekrachtigd.

De vooruitgeschoven aanwezigheid in de Baltische Staten en Polen is een doorlopende bondgenootschappelijke activiteit die noodzakelijk blijft zolang Rusland volhardt in de huidige opstelling. Op dit ogenblik zijn er geen aanwijzingen die duiden op een veranderende Russische positie. Een mogelijke bijdrage na 2020 moet nader worden onderzocht, in samenhang met de overige Nederlandse inspanningen in missies en ten aanzien van de snelle reactiemachten.

Vraag 61

Welk beslag doet de eFP op de ondersteunende capaciteiten van de krijgsmacht?

Antwoord

Duitsland is als framework nation verantwoordelijk voor de logistieke ondersteuning. Alleen wanneer benodigdheden niet via het gastland (Host Nation Support) of via de framework nation kunnen worden verkregen, valt het Nederlandse detachement terug op nationale aanvoerlijnen. De behoefte om eigen Nederlandse ondersteunende capaciteit in te brengen in het kader van eFP is beperkt.

Over de specifieke samenstelling van de Nederlandse bijdrage is uw Kamer geïnformeerd met de brief «Nederlandse bijdrage aan de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen in 2017» (Kamerstuk 29 521, nr. 343).

Vraag 63

Hoeveel militairen van het Iraakse leger heeft de anti-ISIS coalitie tot dusver opgeleid?

Antwoord

De meest recente cijfers dateren van 19 mei 2018. In totaal zijn door de coalitie tot deze datum ruim 150.000 leden van de Iraakse veiligheidsdiensten, inclusief de Koerdische Peshmerga, getraind.

Vraag 66

Welke militaire capaciteiten heeft Rusland gestationeerd in de enclave Kaliningrad en in welke mate is de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in Litouwen gericht op de mogelijke Russische dreiging vanuit deze enclave?

Vraag 70

Hoe verhoudt de omvang van eFP zich tot de aantallen Russische troepen in het grensgebied met Polen en de Baltische staten?

Vraag 71

Hoe verhoudt de bewapening van eFP zich tot die van de Russische troepen in de regio?

Antwoord op vraag 66, 70, 71

Rusland gaat door met de verdere opbouw van zijn strijdkrachten langs de grenzen van de NAVO, in het Arctisch gebied en in de Baltische en Zwarte Zee regio’s. Het assertieve Russische gedrag uit zich in nucleaire retoriek, de plaatsing van dual capable (conventioneel/nucleair) raketsystemen, elektronische oorlogsvoeringsystemen, luchtverdedigingsmiddelen, grondtroepen en maritieme en vliegende eenheden in Kaliningrad. Het gebrek aan transparantie over militaire oefeningen en andere activiteiten blijven zorgwekkend, evenals Russisch optreden in het hybride domein.

Met het oog op deze Russische opstelling hebben de bondgenoten reeds tijdens de NAVO-Top in Warschau in juli 2016 besloten dat de relatie met Rusland gebaseerd moet zijn op dialoog enerzijds en geloofwaardige afschrikking anderzijds. Om een geloofwaardige afschrikking te realiseren is onder andere de NATO Response Force versterkt, de Very High Readiness Joint Task Force opgericht en besloten tot de vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid (de enhanced Forward Presence) in de Baltische Staten en Polen, ook als geruststellende maatregel voor deze landen. Als betrouwbare bondgenoot levert Nederland hieraan bijdragen.

De vooruitgeschoven aanwezigheid in de Baltische Staten en Polen heeft een defensief karakter en is beperkt in omvang, zeker in vergelijking met de Russische militaire opbouw. Bovendien is de vooruitgeschoven aanwezigheid in lijn met de NATO-Russia Founding Act uit 1997, waarin de politieke afspraak is gemaakt dat de NAVO geen grote gevechtseenheden permanent zal stationeren op het grondgebied van de voormalige Warschaupactlanden.

Vraag 67

Speelde het feit dat er (volgens het jaarverslag van de AIVD) grootschalige Russische spionage in Nederland plaatsvindt een rol in het besluitvormingsproces dat heeft geleid tot een verlengde Nederlandse bijdrage aan eFP?

Antwoord

Nee. De enhanced Forward Presence is primair opgezet vanwege de Russische militaire dreigingen aan de oostflank.

Vraag 72

Hoe lang gaat de afbouw van de Nederlandse inzet in Mali duren?

Vraag 73

Wat is er nodig op personeel en materieel gebied voor de afbouw van de missie in Mali? Hoe werkt deze inzet door op de defensieorganisatie? Gaat u deze informatie uitgebreid en volledig opnemen in de brief die u na de zomer aan de Kamer zal sturen?

Vraag 75

Wat zijn die noodzakelijke additionele enablers? Kunt u dat omschrijven?

Antwoord op vraag 72, 73 en 75

De planning voor de afbouw van Mali loopt nog. De duur van de redeployment is onder meer afhankelijk van de veiligheidssituatie, de beschikbaarheid van strategisch transport, de afstemming met de VN, de grootte van de redeployment-eenheid en de verdringingseffecten op de gereedstelling en andere logistieke activiteiten. Defensie streeft naar een beheerde, beheerste en veilige afbouw, die bovendien de druk op schaars personeel minimaliseert. Het kabinet zal u na de zomer met een artikel 100-brief nader informeren over de inzet tot 1 mei 2019 en de modaliteiten van de beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA.

Vraag 74

Hoe lang duurt de onderhouds- en herstelperiode voor het in Mali ingezette materieel? Hoe lang duurt het voor de defensieorganisatie weer kan beschikken over het materieel welke is ingezet in Mali? Hoe lang duurt het voor de uitrusting weer gebruikt kan worden? Hoe lang duurt de gereedstellingfase nadat het materieel weer beschikbaar is gekomen voor de legeronderdelen?

Vraag 76

Wanneer verwacht u dat het personeel na beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan de missie in Mali weer terug is bij de organieke eenheden?

Antwoord op vraag 74 en 76

De beëindiging van de missie in Mali levert een belangrijke bijdrage aan het herstel van de gereedheid. Nadat de inzet is beëindigd, zal het materieel worden teruggebracht naar Nederland voor onderhoud en herstel. De onderhouds- en herstelperiode verschilt per type materieel en de toestand van het materieel bij terugkomst. Ervaring uit voorgaande missies leert dat deze periode kan variëren tussen de 12 en 24 maanden. Het personeel zal terugkeren naar de organieke eenheden en na een recuperatieperiode weer worden ingezet voor opleiding en training. Doordat er geen eenheden meer hoeven te worden opgewerkt voor MINUSMA zullen de eenheden zich weer kunnen gaan richten op het oefenen in het volledige organieke takenpakket. Vooral de terugkeer van schaarse categorieën personeel (logistiek, technisch, medisch en verbindingen) zal van belang zijn voor het herstel van de basisgereedheid.

Vraag 77

Hoe ziet de rotatie van het personeel eruit tot de afbouw van de Nederlandse missie in Mali afgerond is?

Antwoord

De Nederlandse eenheden beëindigen hun operaties op 1 mei 2019. Tot dan zal de Nederlandse bijdrage naar ontwerp van de bijdrage in 2018 worden voortgezet. Het kabinet zal u na de zomer met een artikel 100-brief nader informeren over de inzet tot 1 mei 2019 en de modaliteiten van de beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA.

Vraag 78

Hoe verhouden een mogelijke bijdrage aan de capaciteitsopbouwmissie in Irak en een mogelijke bijdrage aan de strijd tegen ISIS zich tot elkaar? Is er sprake van een afweging tussen de wenselijkheid en mogelijkheid van de bijdragen of zullen deze afzonderlijk onderzocht worden?

Antwoord

Een Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie maakt deel uit van de bredere Nederlandse inzet voor heel Irak, inclusief de Koerdische regio, ter bevordering van wederopbouw en stabiliteit van Irak en sluit aan bij de GBVS (Kamerstuk 33 694, nr. 12), de BHOS-nota (Kamerstuk 34 952, nr. 1) en de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1).

Nederland dringt er op aan dat de NAVO-missie complementair is aan bestaande EU, NAVO en anti-ISIS coalitie-inspanningen. Waar de anti-ISIS coalitie zich vooral richt op reguliere gevechtstraining, ondersteunt de NAVO Irak met onder meer civiel-militaire planning en strategisch advies. Voor nu blijft steun van en aan de anti-ISIS coalitie nodig. De bijdrage aan de NAVO-missie (die volgens Nederland ten goede moet komen aan heel Irak – inclusief de Koerdische regio) komt, daarom naast de huidige militaire bijdrage aan de anti-ISIS coalitie. Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over zowel de bijdrage aan de NAVO-missie als de eventuele bijdrage aan de anti-ISIS coalitie in 2019. Deze zullen in samenhang worden bezien.

Vraag 79

Uit welke begrotingspost zullen of kunnen EU-missies in de Sahel financieel worden ondersteund?

Vraag 80

Wat wordt de hoogte van de financiële bijdrage aan EU-missies in de Sahel? Wat zijn de bijdragen van de andere deelnemende landen?

Antwoord op vraag 79 en 80

Nederland onderzoekt de mogelijkheden voor het leveren van bilaterale financiële steun aan specifieke projecten die door EU-missies in de Sahel worden gefaciliteerd of uitgevoerd. Afhankelijk van de aard van een project wordt bepaald uit welke begrotingspost binnen de Rijksbegroting de eventuele financiële bijdrage wordt gedaan. Op dit moment is het kabinet nog aan het onderzoeken of en hoeveel bilaterale financiële steun gegeven kan worden aan projecten uitgevoerd door EU-missies in de Sahel. Ook wordt hierbij gekeken naar mogelijke partners binnen de EU om gezamenlijke steun te bieden. Zodra hier meer helderheid over is wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

Vraag 84

Op welke wijze steunt Nederland de G5-troepenmacht?

Zoals vermeld in het verslag van de informele bijeenkomst van de 27 staatshoofden en regeringsleiders en Sahel-top van 23 februari jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1307) heeft Nederland vijf miljoen euro aan financiële steun toegezegd. Twee miljoen euro daarvan is ten behoeve van de verdere operationalisering van de troepenmacht, twee miljoen euro voor het versterken van het mensenrechtenkader binnen de troepenmacht en een miljoen voor het versterken van de instituties van de G5-Sahel evenals het versterken van informatiedeling over veiligheidsdreigingen.

Vraag 85

Klopt het dat u overweegt enkele tientallen stafofficieren in MINUSMA werkzaam te laten zijn na afbouw van het hoofddeel van de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali?

Antwoord

Om de inzet in MINUSMA te bestendigen en de link met overige Nederlandse inzet in de Sahel te waarborgen, behoudt het kabinet de mogelijkheid om in 2019 nog enkele stafofficieren, politie – en civiele functionarissen in te zetten. Het kabinet zal u na de zomer met een artikel 100-brief nader informeren over de inzet tot 1 mei 2019 en de modaliteiten van de beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA evenals de overige Nederlandse inzet in de Sahel.

Vraag 86

Had u aan de aanbevelingen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer naar de inzet van de krijgsmacht in Mali gehoor kunnen geven zonder de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali af te bouwen? Zo ja, welke keuzes hadden er dan moeten worden gemaakt?

Antwoord

Nederland heeft zich vanaf het begin van de Nederlandse missie in Mali ingespannen voor de overdracht van taken. In de afgelopen jaren zijn reeds enkele Nederlandse taken overgedragen. Zoals in de Kamerbrief «Toekomstige inspanningen in missies en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) is aangegeven geeft het kabinet zich terdege rekenschap van de conclusies van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Het kabinet onderschrijft de constatering dat er de afgelopen jaren een groot beroep op de krijgsmacht is gedaan en dat dit niet zonder gevolgen is gebleven voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht. De conclusies van het onderzoek zijn dan ook nadrukkelijk betrokken bij de besluitvorming van het kabinet over de toekomst van de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali en over de bijdragen aan andere missies. Mede met het oog op het voortzettingsvermogen en het herstel van de basisgereedheid van de krijgsmacht is het nodig om de huidige bijdrage te beëindigen.

Vraag 87

Klopt het dat het aantal sorties boven Syrië de afgelopen weken drastisch is afgenomen?

Vraag 88

Hoe vaak is het afgelopen jaar militaire inzet geweest door Nederland in Syrië, en hoe vaak is daarbij het luchtwapen ingezet?

Antwoord op vraag 87 en 88

De behoefte aan luchtsteun verandert als gevolg van de voortgang van de militaire campagne en de situatie op de grond. Nederlandse F-16’s hebben tot nu toe in 2018 ongeveer 200 missies gevlogen, waarbij meer dan 30 keer wapeninzet is geweest. Het aantal gevlogen missies en het aantal wapeninzetten wordt gemeld in het openbare «weekoverzicht Defensieoperaties».

Vraag 89

Is er nog steeds een mandaat voor Nederlandse militaire inzet in Syrië?

Antwoord

Zoals gemeld aan uw Kamer in de Voortgangsrapportage van 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629) concludeert het kabinet dat er nog steeds een rechtsgrond is voor Nederlandse militaire inzet in Oost-Syrië. De situatie op de grond blijft fluïde en veranderlijk, en ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor het mandaat. Het kabinet houdt de situatie daarom voortdurend nauwlettend in de gaten. Uw Kamer zal worden geïnformeerd zodra daar aanleiding voor is.

Vraag 90

Waaraan ontleent u de verwachting dat de Nederlandse bijdrage aan de EU-missies in de Sahel-regio het grensbeheer en migratiemanagement aldaar effectief zullen verbeteren, terwijl de praktijk uitwijst dat Nederland en de EU er zelfs niet in slagen de eigen buitengrenzen effectief te controleren en illegale immigratie niet of nauwelijks een halt wordt toegeroepen?

Antwoord

Het kabinet zet in op een integrale benadering van migratie. Dit betekent inzet in alle stadia van de migratieroute, zoals beschreven in de Integrale Migratieagenda, die op 29 maart naar de Kamer is verzonden (Kamerstukken 19 637 en 30 573, nr. 2375). In feite is er sprake van een en-en-en-benadering: het bestrijden van grondoorzaken én het versterken van de buitengrenzen én terugkeer van irreguliere migranten. Overheidshandelen op deze verschillende terreinen kan dus niet los van elkaar worden gezien. De EU-missies in de Sahel, waarbij onder andere wordt ingezet op het vergroten van de veiligheid en stabiliteit en de aanpak van mensenhandel- en mensensmokkel, dragen hieraan bij. De EUCAP Sahel missies leveren strategisch advies aan de Malinese en Nigerese autoriteiten om onder andere de samenwerking tussen de verschillende overheidsdiensten te verbeteren, zodat er effectiever kan worden opgetreden tegen irreguliere migratie. Ook voorzien deze missies de binnenlandse veiligheidsdiensten van specialistische trainingen op het gebied van grensbeheer, onder andere in het identificeren en voorkomen van documentfraude. De capaciteiten en de aanwezigheid van de autoriteiten in grensregio’s in de Sahel worden versterkt door de missies. EUCAP Sahel Niger verzamelt ook informatie over migratiestromen. Door het actief delen van deze informatie levert de missie een belangrijke bijdrage aan de kennis van de internationale gemeenschap over trends en ontwikkelingen in irreguliere migratie van en door Niger.

Vraag 92

Welk effect zal het herstel van de basisgereedheid en het voortzettingsvermogen hebben op de acceptabele missiedruk?

Antwoord

Zoals bekend kunnen mensen en middelen maar voor één taak tegelijk worden ingezet en de inzet van eenheden voor de ene taak heeft effect op de gereedheid voor de andere taken. Het stellen van prioriteiten is dan ook onvermijdelijk. Een afweging tussen de inzetbehoefte op korte termijn en de noodzaak om op te werken voor toekomstige opdrachten is om die reden onderdeel van de besluitvorming over de inzet van de krijgsmacht. Waar het zwaartepunt in de besluitvorming ligt, is onder meer afhankelijk van de aard, de omvang en het belang van de gevraagde bijdrage, de uitzendduur, het gereedheidsniveau van de krijgsmacht en de mogelijkheid tot het nemen van mitigerende maatregelen waarmee effect op de gereedheid kan worden verkleind. Ook met het herstel van de operationele gereedheid en het voortzettingsvermogen blijft dit het geval. De in de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1) aangekondigde investeringen, die de komende jaren hun effect moeten laten zien, zullen hierbij in ieder geval helpen.

Vraag 93

Ziet u nog aanleiding om het Toetsingskader van 2014 te herzien in het licht van bijvoorbeeld het recente rapport van de Algemene Rekenkamer?

Antwoord

Het kabinet geeft zich terdege rekenschap van de conclusies van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer. De conclusies van het onderzoek zijn dan ook nadrukkelijk betrokken bij de besluitvorming van het kabinet over de toekomst van de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali en over de bijdragen aan andere missies. In de toekomstige Kamerbrieven zal per missie of inzet nog nadrukkelijker worden ingegaan op de specifieke gevolgen van de inzet voor de gereedheid van de krijgsmacht, overeenkomstig de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Het Toetsingskader (2014) biedt onder de huidige aandachtspunten haalbaarheid en geschiktheid en beschikbaarheid hiertoe ruimte. Herziening van het Toetsingskader is dus niet nodig.

Naar boven