29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 362 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2018

Op 14 juni 2018 heeft uw Kamer verzocht om een reactie op het door de Algemene Rekenkamer aangeboden rapport «Inzet Nederlandse krijgsmacht voor VN-missie in Mali; Goed improviseren vergt goede voorbereiding» (Kamerstuk 29 521, nr. 360). Defensie en Buitenlandse Zaken hebben, mede namens Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, op 5 juni jl. een bestuurlijke reactie gegeven op de bevindingen en aanbevelingen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer1.

Deze bestuurlijke reactie is ten dele opgenomen in de eindversie van het rapport. Om die reden bied ik uw Kamer via deze weg de gehele bestuurlijke reactie aan zoals deze is verzonden aan de Algemene Rekenkamer.

Het recente besluit om de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA per 1 mei 2019 te beëindigen moet mede in het licht van deze bestuurlijke reactie worden gezien. Het besluit heeft vooral een positief effect op de gereedheid van de ingezette (gevechts)ondersteuning. Wij hebben deze keuze in de onlangs aan uw Kamer gestuurde brief over de toekomstige inspanningen in missies en operaties uitgebreid toegelicht. In deze brief is aangekondigd dat we de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ter harte nemen en bij de besluitvorming over missies of inzet nadrukkelijker zal worden ingegaan op de specifieke gevolgen van de inzet voor de gereedheid van de krijgsmacht. De halfjaarlijkse inzetbaarheidsrapportage die uw Kamer op Prinsjesdag zal toegaan, gaat uitvoerig in op de gevolgen van inzet voor de gereedheid.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven