29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu

Nr. 418 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 25 oktober 2024

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 11 september 2024 overleg gevoerd met de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 december 2023 inzake monitoringsrapportage Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) 2023 (Kamerstuk 30 175, nr. 453);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 december 2023 inzake verzamelbrief bodem en ondergrond (Kamerstuk 30 015, nr. 120);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 december 2023 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord van de brief van de Nederlandse Haarden- en Kachelbranche (Kamerstuk 30 175, nr. 454);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 februari 2024 inzake geurhinder en veehouderij: onderzoek geurbelasting in concentratiegebieden (Kamerstuk 29 383, nr. 413);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 april 2024 inzake milieuproblematiek Tata Steel (Kamerstuk 28 089, nr. 275);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 28 maart 2024 inzake beantwoording vragen, gesteld tijdens het commissiedebat Duurzaam vervoer van 31 januari 2024, over geluidsnormering windmolens (Kamerstuk 33 612, nr. 85);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 april 2024 inzake onderzoek naar de relatie tussen luchtkwaliteit en COVID-19 (Kamerstuk 30 175, nr. 461);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 april 2024 inzake versterken toezicht en handhaving staalslakken (Kamerstuk 30 015, nr. 121);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 1 mei 2024 inzake uitvoering NEC-richtlijn, grootschalige luchtverontreiniging en luchtvaartemissies boven 3.000 voet (Kamerstuk 30 175, nr. 462);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 24 mei 2024 inzake voortgang Nationaal MilieuProgramma (Kamerstuk 28 089, nr. 301);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 juni 2024 inzake Schone Lucht Akkoord en EU-luchtkwaliteitsrichtlijn (Kamerstuk 30 175, nr. 464);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 juni 2024 inzake onderzoek naar oorzaken van het ontbreken van essentiële informatie in milieueffectrapporten (Kamerstuk 29 383, nr. 415);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 juni 2024 inzake voortgang van een aantal bodemgerelateerde onderwerpen (Kamerstuk 30 015, nr. 122);

  • de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 31 juli 2024 inzake reactie op verzoeken commissie over de arresten van het gerechtshof Den Haag d.d. 28 mei 2024 en over de brief van het Burgercollectief Dreumelse Waard inzake granuliet (Kamerstuk 30 015, nr. 124);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 juli 2023 inzake geurhinder en veehouderij: uitgangspunten aanpassing geurregelgeving (Kamerstuk 29 383, nr. 405).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, P. de Groot

De griffier van de commissie, Schukkink

Voorzitter: Boutkan

Griffier: Koerselman

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Buijsse, Gabriëls, Kostić en Wingelaar,

en de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.

Aanvang 13.30 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag, dames en heren. Welkom bij het commissiedebat van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat over de leefomgeving. Ik heet u allen welkom: de mensen op de tribune, zij die thuis voor de buis meekijken en uiteraard ook de Kamerleden aan mijn linkerzijde. Ik begin links van mij met de heer Bamenga van D66 en het lid Kostić van de Partij voor de Dieren. Mevrouw Wingelaar van NSC is voor de eerste keer aanwezig. Welkom. De heer Buijsse van de VVD is ook voor de eerste keer bij deze commissie aanwezig. Welkom. De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid hebben wij hier vaker gezien. Welkom. Aan mijn rechterhand is ook nieuw, niet in vak K maar wel in deze commissie, de heer Janssen, de Staatssecretaris op dit onderwerp. Hij wordt ondersteund door de ambtelijke ondersteuning vanuit de organisatie. Welkom. Ik wens u allen een hele goede vergadering.

Als voorzitter stel ik voor vier losse interrupties in totaal te doen. De vergadering stond gepland van 13.30 uur tot 16.30 uur, maar mij is verteld dat die op verzoek is verlengd tot 17.30 uur. Dat is wel een lange zit. Ik hoop eigenlijk dat we eerder klaar zijn. Daar ga ik ook van uit. Ik ben als voorzitter streng doch rechtvaardig.

Ik wil maar gelijk beginnen met de zijn hand opstekende heer Gabriëls het woord te geven.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het gaat dus om vier interrupties die wij bij elkaar mogen plegen, bij wijze van spreken? Maar hoeveel interrupties hebben wij daarna bij de beantwoording door de Staatssecretaris?

De voorzitter:

Ik wilde die kaart eigenlijk nog even tegen de borst houden en aan de hand van de tijd straks even bekijken of er dan nog veel mogelijk is. Dus als wij het gewoon vóór de beantwoording van de Staatssecretaris op vier losse interrupties houden, dan bekijken we even aan de hand van de vele vragen die u ongetwijfeld voor hem in petto heeft hoeveel tijd hij nodig heeft om die te beantwoorden en zich daarop voor te bereiden. Dan bekijken we dan even hoe we dat in de tijd zien. U kent mij ook van vorige vergaderingen: mocht er nog tijd genoeg voor zijn, dan krijgt u alle tijd en ruimte. Ja, toch? Is dat zo afgesproken? Kan de vergadering zich daarin vinden? Ja.

Kijk, dan ga ik maar gelijk van start door het woord te geven aan de heer Bamenga van D66. Gaat uw gang.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het zou in Nederland om gezond op te groeien niet uit moeten maken waar je wieg staat en waar je woont. Maar onderzoek van RTL heeft laten zien dat niets minder waar is. Of je nou je best doet om gezond te leven of niet, in sommige delen van Nederland maakt dat niet uit. De plek waar je woont, bepaalt daar wel degelijk voor een groot deel of je ziek wordt. Woon je naast zware industrie, dan ben je tot wel € 300 extra kwijt aan zorgkosten. Het mensenrecht waar iedereen in Nederland recht op heeft, het recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving, wordt geschonden. Los van de actie die moet worden ondernomen voor een gezonde lucht, moet er ook vervolgonderzoek worden gedaan. Kan de Staatssecretaris toezeggen het RIVM en/of de GGD te vragen een dergelijk onderzoek te doen?

Voorzitter. Vorige week kwam Minister Madlener met zijn nieuwe plannen voor Schiphol. Daarin is nauwelijks nog iets over van actie tegen de overlast die omwonenden ervaren. U bent, zeg ik tegen de Staatssecretaris, verantwoordelijk voor milieu en voor deze omwonenden. Met deze plannen mag er de aankomende jaren flink meer gevlogen worden dan in 2023. Hoe denkt u dat omwonenden kijken naar dit voorstel? Voelt u zich niet keihard in uw hemd gezet door uw eigen IenW-collega?

Voorzitter. Onze gezondheid is ons grootste goed. Het vormt de basis voor een gelukkig en lang bestaan, maar toch hecht de meerderheid van deze Kamer vaak meer waarde aan de oude economie dan aan de gezondheid van ons allemaal. Een rechtse meerderheid vindt het zelfs een goed idee om de weg naar de rechter voor milieu en klimaatclubs moeilijker te maken. Met andere woorden: kom je op voor onze gezondheid of de gezondheid van onze planeet, dan ziet de rechtse kliek je liever niet bij de rechter. Het is geen oplossing om milieu en klimaatorganisaties te weren bij de rechter. Integendeel, al die milieu en klimaatrechtszaken zijn een teken dat het kabinet en een meerderheid van deze Kamer het laten afweten. Willen we dat de overheid niet iedere week tegenover het klimaat en het milieu komt te staan in een rechtbank, dan moet zij ernaast gaan staan, wetgeving maken die werkt en investeren in handhaving. Precies dat is dan ook de conclusie van de Rli, die hier onderzoek naar heeft gedaan. Welke actie gaat de Staatssecretaris ondernemen op basis van de uitkomsten en adviezen uit dit rapport? Erkent de Staatssecretaris dat de juridische opties voor omgevingsdiensten en bevoegde gezagen niet voldoende zijn om de gezondheid van mensen overal in Nederland te beschermen tegen schadelijke uitstoot en lozingen? Hoe gaat hij opvolging geven aan de aanbevelingen om meer prioriteit te geven aan het tijdig actualiseren van vergunningen en de handhaving ervan?

Voorzitter. Al talloze keren hebben we het in deze commissie gehad over schone lucht en wat dat inhoudt. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft in 2005, en opnieuw in 2021, advies uitgebracht over wat precies schone lucht is. Het advies uit 2021 is zeer ambitieus en volgens het RIVM moeilijk tot niet haalbaar in 2030. Ondanks dat mogen we de ogen niet sluiten voor de kennis die we nu hebben over de luchtkwaliteit. De advieswaarden uit 2005 garanderen geen schone lucht. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: bent u dit met D66 eens? Hoe nemen we de kennis van de WHO over schone lucht toch mee in ons beleid? Als hij niet bereid is om de advieswaarden uit 2021 om te zetten in grenswaarden, is hij dan wel bereid om die om te zetten in streefwaarden, zodat provincies en gemeenten wel de opdracht krijgen om beleid te maken op basis van de meest up-to-date kennis over luchtkwaliteit? Kan hij toezeggen dat er ook na 2025 nog budget zal zijn voor de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord en voor beleid voor luchtkwaliteit in het algemeen?

Voorzitter, afrondend. Als Kamer sturen we het kabinet bij waar dat nodig is. Op het gebied van de leefomgeving gaat er heel veel fout. Er zijn in het verleden daarom diverse moties aangenomen. Maar helaas zien we van meerdere daarvan niets terug. Hoe staat het met de uitvoering van een aangenomen motie die het kabinet oproept om uiterlijk in 2025 een einde te maken aan de pfas-productie in Dordrecht? Wat is er gedaan met de motie over het onderzoeken van stelselwijzigingen in het VTH-stelsel met als doel meer regie meer voor u als Staatssecretaris?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u ook, meneer Bamenga. Ik heb één, twee, drie, vier, vijf hoofdvragen genoteerd waaronder een tweetal subvragen is verwerkt. Dat is heel slim van u. Mijn complimenten. Tegen mij werd weleens gezegd dat ik geen «groene gekkies» meer mag zeggen, maar vervolgens hoorde ik wel «rechtse kliek» voorbijkomen. Dit wordt een interessante vergadering.

We gaan verder met het lid Kostić van de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Dit debat gaat om niets anders dan de belangrijke taak van de overheid om de inwoners van dit land, mensen en andere dieren, te beschermen tegen ziekmakende uitstoot. Meerdere uitspraken van de rechters en onderzoekers laten zien dat de overheid de burger de afgelopen jaren gewoon keihard heeft laten stikken. Het gevolg is dat problemen met luchtkwaliteit een lagere levensverwachting, astma en longkanker opleveren. Vooral duizenden kinderen zijn het slachtoffer. De zorgkosten voor mensen stijgen alleen maar. De strijd van burgers tegen vervuilers die hun eigen commerciële belangen centraal stellen, is de oneerlijke strijd van David tegen Goliath. Het zegt alles dat meer dan 90% van onze burgers wil dat de overheid hen beter beschermd tegen ziekmakende stoffen zoals pfas.

Bescherming van de gezondheid van onze inwoners is een thema dat politieke partijen van links tot rechts kan verbinden wat mij betreft. Ik heb de PVV en NSC laatst in een interview ook een compliment gegeven voor het opkomen voor burgers die door Tata Steel al decennialang ziek worden gemaakt en voor het steunen van voorstellen hierover. Nu dit kabinet er echt staat, roep ik de PVV en NSC op om door te zetten en de burgers niet in de steek te laten. Ze kijken nu vol verwachting mee, thuis en hier in de zaal. Sommigen ken ik persoonlijk. Sommigen zijn ziek geworden. Iemand zei laatst tegen mij: dat ik ziek ben geworden, is één ding, maar ik word alleen maar zieker door de stress die ik ervaar elke keer als we de strijd moeten aangaan tegen niet alleen het pr- en juristenleger van de vervuilers, maar ook tegen onze eigen overheid, die ons keer op keer laat vallen. Daarom doe ik een oproep aan de collega's en de Staatssecretaris: laat zien dat burgers politici weer kunnen vertrouwen. Dus niet meer alleen maar mooie woorden, maar nu echt daden.

Om te kijken of deze Staatssecretaris wel die daden kan laten zien, heb ik enkele vragen. De Gezondheidsraad, de OVV en bedrijven steunen het idee van een grootschalig gezondheidsonderzoek naar mogelijke gezondheidseffecten van industriële activiteiten op de omgeving en de bijbehorende kosten voor burgers. Kan de Staatssecretaris toezeggen de mogelijkheden voor zo'n onderzoek op korte termijn te verkennen?

Voor de periode 2026 tot en met 2030 zijn op de rijksbegroting nog geen middelen gereserveerd voor de luchtkwaliteit. Is de Staatssecretaris het met ons eens dat het in het belang van de gezondheid is om daar verandering in te brengen? Gaat hij zich daarvoor inzetten?

De WHO-advieswaarden zijn in 2021 herzien. Jarenlang heeft het kabinet bij onze vragen over wanneer die waarden zullen worden gehaald, verwezen naar een nog te maken uitvoeringsagenda. Daarin zou worden opgenomen in welk tempo en met welke tussenstappen naar de WHO-advieswaarden kan worden toegewerkt. Maar zo'n plan ligt er nog steeds niet. Kan de Staatssecretaris toezeggen om op korte termijn alsnog met dit plan te komen?

In enkele gebieden, waaronder IJmond en Schiphol, zullen met de plannen van het oude kabinet zelfs de oude WHO-waarden, van 2005, niet worden gehaald, zo stelt het RIVM. Is de Staatssecretaris bereid om hier extra maatregelen op te nemen?

Er is daarnaast ook een CE Delftrapport over het verminderen van de uitstoot van luchtvervuilende emissies. Kan de Staatssecretaris toezeggen om op korte termijn in een brief uit te leggen op welke manier hij de maatregelen wel of niet gaat nemen?

Drie van de meest effectieve maatregelen om de gezondheid van mensen te beschermen zijn: een emissiebelasting op de veehouderij, vermindering van het aantal landbouwdieren en maatregelen met betrekking tot houtstook, dus maatregelen om de grootste bron van fijnstof aan te pakken. Het Longfonds riep het kabinet vandaag daartoe op. Heeft de Staatssecretaris enig idee hoeveel zorgkosten en zieke werknemers het zou schelen als we deze maatregelen nemen? We roepen de Staatssecretaris op om deze maatregelen daadwerkelijk te nemen.

Voorzitter. De geurhinder van de veehouderijen is echt iets waar dit kabinet mee aan de slag moet. De hoogste rechter heeft geoordeeld dat ook hierbij burgers niet zijn gerespecteerd en dat de wet- en regelgeving niet voldoende is om de mensenrechten te beschermen. Het oude kabinet heeft toegezegd om de wet- en regelgeving aan te passen, dus om de geurnormen aan te scherpen voor alle bestaande veehouderijen, maar dat is nog niet gebeurd. Gaat de Staatssecretaris daar voortvarend mee aan de slag? En is hij bereid om op korte termijn een planning daarover naar de Kamer te sturen?

Ten slotte over Tata Steel, voorzitter. Wat ons betreft valt er niet te onderhandelen over gezondheid. Als voormalig Statenlid in Noord-Holland weet ik hoe Tata Steel te werk gaat. Het is constant rookgordijnen opgooien, mensen misleiden en gooien met cijfers die niet kloppen, die niet kunnen worden bevestigd. Daarmee zit dit kabinet nog steeds aan de onderhandelingstafel. Ik roep dit kabinet op om de Kamer te volgen en bij de onderhandelingstafel, als we al belastinggeld aan Tata gaan geven, in ieder geval te letten op twee dingen. Ten eerste moet erop gelet worden dat we geen belastinggeld besteden aan iets wat eigenlijk achterstallig onderhoud van Tata is, zoals de zwaar verouderde Kooks- en Gasfabriek 2. Ten tweede moeten we hele duidelijke normen stellen wat betreft de reductie van kankerverwekkende stoffen als paks, dus niet alleen fijnstof.

Ten slotte doe ik de oproep om met CE Delft in gesprek te gaan over hun laatste rapport over de toekomstscenario's van Tata Steel. Zij bieden nieuwe inzichten als het gaat om welke route, welke vervolgstappen en welke afspraken met Tata het beste zouden kunnen werken, niet alleen maar voor omwonenden maar uiteindelijk ook voor de rest van Nederland. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u ook, lid Kostić. U staat 43 seconden in het rood bij de voorzitter. Dan weet u dat alvast voor het vervolg. Mevrouw Wingelaar, NSC, gaat uw gang.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Dit is voor mij, net als voor de Staatssecretaris, mijn eerste commissiedebat. Ik ben verheugd met de inhoud van mijn portefeuille. Ik ben namelijk geboren en getogen in de gemeente Stein, een gemeente tussen twee autosnelwegen, gelegen naast het chemiecomplex Chemelot, een haven aan het Julianakanaal en een asfaltcentrale binnen de grenzen van de gemeente. U kunt zich voorstellen dat milieu en leefomgeving een thema is waar ik veel mee bezig ben geweest en bezig mee ben, in mijn vorige werk als wethouder maar zeker ook als inwoner. De fractie van Nieuw Sociaal Contract hecht aan een gezonde leefomgeving, ook in het kader van Health in All Policies, oftewel: betrek gezondheid bij ieder beleidsterrein.

Er zijn een aantal thema's die de fractie van Nieuw Sociaal Contract in dit commissiedebat onder de aandacht wil brengen. De komst van een Nationaal MilieuProgramma is voor ons van groot belang. Het Nationaal MilieuProgramma doet richtinggevende uitspraken voor de uitvoering van het milieubeleid tot en met 2050. Het streefdoel is een gezond, schoon en veilig leefmilieu in 2050, waarbij de milieugerelateerde risico's voor de gezondheid en het ecosysteem verwaarloosbaar zijn. Uw voorganger heeft voorbereidend werk gedaan, maar de ambities moeten wel nog uitgewerkt worden in een concreet programma. Gaat de Staatssecretaris het werk van zijn voorganger voortzetten? En onderschrijft hij de kaders die zijn voorganger daarvoor heeft uitgezet? Eind 2020 zijn er een aantal gerechtelijke uitspraken geweest over stank, veroorzaakt door voornamelijk varkenshouderijen.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter?

De voorzitter:

Neem me niet kwalijk, meneer Gabriëls. U heeft een interruptie voor mevrouw Wingelaar. Als mevrouw Wingelaar haar microfoon uitzet, kan meneer Gabriëls zijn vraag stellen.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Mevrouw Wingelaar vraagt de Staatssecretaris of hij de kaders van de vorige Staatssecretaris wil vervolgen, maar de kaders van de vorige Staatssecretaris waren voor ons, GroenLinks-Partij van de Arbeid, echt onvoldoende. Uit alles blijkt namelijk dat er nog steeds weinig directe concrete acties zijn, om het zo maar te zeggen. Is mevrouw Wingelaar bereid om boven op die kaders nog extra streng te zijn, ook omdat in het hoofdlijnenakkoord de woorden «milieu», «gezondheid» en «pfas» niet voorkomen?

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Ik ben vooral ook benieuwd naar het antwoord van de Staatssecretaris op de vraag of hij die kaders onderschrijft of dat hij wellicht strengere kaders wil stellen.

De voorzitter:

Ik zie aan het geknik van de heer Gabriëls dat het voldoende is. Mevrouw Wingelaar, vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Eind 2022 zijn er een aantal gerechtelijke uitspraken geweest over stank, veroorzaakt door voornamelijk varkenshouderijen. De rechter oordeelde dat ernstige stankoverlast een schending van de mensenrechten is en dat de bescherming tegen geurhinder, die de Wet geurhinder en veehouderij hun biedt, in het licht van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, tekortschiet. De vorige Staatssecretaris heeft daarom besloten dat er normherzieningen zullen moeten komen, waarin onder andere de standaardwaarden herzien worden, om de situatie in de huidige wetgeving, waarbij over de waarden heen wordt gegaan, weg te nemen. Het ministerie schat dat er tussen de 1.500 en 2.500 woningen zijn waarbij de overlast boven de 20 odour units ligt. Op dit moment loopt, als het goed is, een onderzoek naar de omvang van de geurbelasting uit stallen van veehouderijen in de concentratiegebieden Limburg, Noord-Brabant en Gelderland. Wat is de visie van de Staatssecretaris op dit onderwerp? En wat is de stand van zaken van het lopende onderzoek naar de situatie in de concentratiegebieden?

Onlangs is een voortgangsrapportage van het Schone Lucht Akkoord uitgekomen. Die geeft aan dat Nederland op koers ligt, mits alle plannen uit het akkoord en de klimaat- en stikstofmaatregelen worden uitgevoerd. Maar zelfs als dit lukt, zullen er nog steeds hotspots zijn waarbij dit niet het geval is. Vorige week bleek dat de richting van onder andere stikstofmaatregelen nog niet bekend is. De vraag aan de Staatssecretaris is welke consequenties dit heeft voor de resultaten van het Schone Lucht Akkoord.

Het kwam net ook al aan bod: onderzoek van RTL laat zien dat de zorgkosten van inwoners van dertien industriegebieden jaarlijks € 145 hoger zijn dan het landelijke gemiddelde. Het ergste is het gesteld in Delfzijl, waar gesproken wordt van € 315. Daarnaast scoort ook Geleen hoger dan IJmuiden. De fractie van Nieuw Sociaal Contract maakt zich grote zorgen hierover. Bij Tata Steel staat, na onderzoek, vast dat de gezondheid wordt geschaad. Maar wat als de situaties in Delfzijl en Geleen nog erger zijn? Natuurlijk spelen er ook andere factoren mee. Ik heb de beantwoording van de Staatssecretaris gezien. Maar het lijkt wel of de Actieagenda Industrie en Omwonenden de oplossing voor alles is. De Staatssecretaris kondigt nader onderzoek aan, maar ligt de prioriteit dan ook bij Delfzijl en Geleen?

Voor dit commissiedebat staat een brief geagendeerd over staalslakken en het handhaven daarop. Onderzoek heeft uitgewezen dat wanneer staalslakken in contact komen met water, het schadelijke effecten kan hebben op de gezondheid van omwonenden. In de meest recente brief gaf de vorige Staatssecretaris aan dat er een register komt met locaties waar staalslakken zijn of worden toegepast. Naast staalslakken komen we in het nieuws meer en meer berichten tegen over controversieel hergebruik van industrieel afval. Sinds een aantal weken is er ophef over het gebruik van Beaumix bij de verbreding van de A2 in Zuid-Limburg, waar het onder het asfalt komt. Onze vraag aan de Staatssecretaris is dan ook hoe hij zich op dit dossier gaat inzetten. In het kader van de herijking van de bodemregelgeving zou de Kamer voor de zomer geïnformeerd worden over maatregelen die bij kunnen dragen aan het wegnemen van dit soort zorgen. Dit is nog niet gebeurd. Wanneer kunnen we dit verwachten?

Daarnaast spreken we echt de wens uit dat voordat dit soort afvalstoffen worden toegepast, getoetst wordt of ze schadelijk kunnen zijn. Want voorkomen blijft echt beter dan genezen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u ook, mevrouw Wingelaar. Dan ga ik naar de heer Buijsse. Herstel, ik corrigeer mijzelf, want er is eerst een interruptie van het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Allereerst geef ik mijn complimenten voor de bijdrage. Ik ben niet bij voorbaat teleurgesteld. Mijn complimenten aan NSC blijven staan, vooralsnog. Wat ik een beetje mis, is een concrete richting. Welke concrete maatregelen wil NSC zelf? Zij vragen nu alleen aan de Staatssecretaris wat hij wil. We weten bijvoorbeeld al uit 1994 van het toenmalig Ministerie van VROM dat stank bij de veehouderij boven de 5 odour ernstige hinder veroorzaakt. We weten ook dat de GGD en het RIVM adviseren dat om gezondheidsredenen een maximale stanknorm van 5 odour zou moeten gelden. Is dat iets wat u bijvoorbeeld met de Partij voor de Dieren zou willen bepleiten richting de Staatssecretaris?

De voorzitter:

Gelukkig komt u tot een vraag, want een interruptie is een korte, bondige vraag. Mevrouw Wingelaar.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Volgens mij heeft de rechtbank in Den Haag bepaald dat 19,4 een acceptabele grens zou kunnen zijn. Ik wil daar graag de visie van de Staatssecretaris over horen, maar dat zou wel richtinggevend kunnen zijn.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Oké.

De voorzitter:

Dan gaan we alsnog naar de heer Buijsse voor zijn eerste bijdrage in deze commissie.

De heer Buijsse (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga proberen mijn tempo iets omhoog te doen, zodat ik binnen de vijf minuten blijf.

Voorzitter. We streven naar een circulaire economie. Dat betekent dat we daarbij ook streven naar een gezonde leefomgeving, die we met een gerust hart kunnen nalaten aan onze kinderen. We zien helaas dat we er nog niet goed in slagen om het goed te doen op alle onderwerpen die met de leefomgeving te maken hebben. Bovendien zien we dat de kosten voor een gezonde leefomgeving voor de Nederlanders oplopen. De VVD-fractie maakt zich hier zorgen over.

Op de agenda stonden erg veel agendapunten met veel informatie. Ik zal daarom vier onderwerpen met prioriteit adresseren. Daarmee wil ik de andere onderwerpen niet tekortdoen, maar ik heb gewoon niet meer tijd. Allereerst wil ik de Staatssecretaris bedanken voor het onderzoek naar de relatie tussen COVID-19 en de luchtkwaliteit. Ik was wethouder in Boekel in de tijd dat de coronapandemie uitbrak. In de eerste stadia van de uitbraak waren er juist in onze en omringende gemeentes in Noordoost-Brabant veel slachtoffers. Dit heeft geleid tot veel zorgen onder bewoners en dit onderzoek laat zien dat deze zorgen over luchtkwaliteit in relatie tot COVID-19 terecht waren. Deze uitkomst is belangrijk om in de toekomst beter om te gaan met en voorbereid te zijn op deze crisissituaties.

Ik ga over naar mijn tweede prioriteit: staalslakken. De VVD vindt het goed dat voormalig Staatssecretaris Heijnen heeft besloten tot een informatieplicht over de toepassing van staalslakken. Dit geeft bevoegd gezag en omgevingsdiensten meer handvatten om op te treden wanneer deze bouwstof wordt toegepast. Dit heeft echter niet kunnen voorkomen dat een aantal locaties, zoals Spijk, Eerbeek en de Oosterschelde, kampt met bodemverontreiniging door verkeerde toepassing van staalslakken. Naast dat deze locaties niet zomaar te saneren zijn, gaat het gepaard met onrust bij omwonenden van deze locaties door onzekerheid over de gezondheidseffecten bij mens en dier. Tegelijkertijd constateer ik dat er maar beperkt metingen beschikbaar zijn voor omwonenden en belanghebbenden. Er vindt dan ook geen objectieve dialoog plaats over die metingen en wat in de toekomst verwacht mag worden om deze situaties te beheersen. Veel vragen blijven daarom onbeantwoord en dat voelt gewoon niet goed. Ik wil daarom de volgende vraag stellen aan de Staatssecretaris op dit onderwerp. Hoe kijkt u aan tegen de problematiek van de staalslakken die in het verleden niet goed toegepast zijn op locaties zoals Spijk, Eerbeek en de Oosterschelde, en waarvan het milieu, omwonenden of andere belanghebbenden nu de nadelige gevolgen ervaren? Kunnen we van u een proactieve houding verwachten om te voorzien in de behoefte van omwonenden en belanghebbenden aan feitelijke informatie en hier een objectieve dialoog over aan te gaan? Heeft de Staatssecretaris concrete acties uitgezet naar aanleiding van het Rekenkameronderzoek over het veilig hergebruiken van afvalstoffen? In dit rapport werd ook al geconcludeerd dat er snel acties nodig zijn voor een veilig hergebruik van afvalstoffen. Dit was het tweede onderwerp.

Het derde onderwerp is pfas. Voor de VVD is het belangrijk dat er een Europees verbod komt op niet-essentiële pfas.

De voorzitter:

Meneer Buijsse, ik stop u even. Dan kunt u even ademhalen. U krijgt namelijk een interruptie van de heer Bamenga. Als u de microfoon zou willen uitdoen, graag.

De heer Bamenga (D66):

Ik hoor in ieder geval de VVD zich kritisch uiten over het gebruik van staalslakken. De VVD heeft het over het toepassen van een informatieplicht. Eerder hebben wij een motie hierover ingediend. De VVD en een collega van NSC hebben daar toen tegen gestemd. Het ging om het kritisch zijn op het toepassen van staalslakken. En nu hoor ik vooral vragen die gesteld worden. Ik was eigenlijk heel erg benieuwd naar uw nieuwe standpunt. Gaat u de volgende keer dan voor onze motie hierover stemmen?

De heer Buijsse (VVD):

Nu heb ik de motie niet per se scherp in gedachten, maar ik denk – ik vraag het bewust ook even om te verifiëren of het klopt – dat de motie opriep tot een vergunningsplicht. Een vergunningsplicht strekt verder dan een informatieplicht en roept ook allerlei bijeffecten op die volgens onze fractie niet bijdragen aan de oplossing van het probleem. Volgens mij is dat de achtergrond, maar ik stel de vraag ook even terug.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer Bamenga?

De heer Bamenga (D66):

Nou ja, ik krijg nu een vraag terug terwijl ik juist wil weten wat het nieuwe standpunt hierover is van de VVD. Want het lijkt erop dat de VVD nu wat strakker in de wedstrijd zit als het gaat om staalslakken. Ik hoor vooral dat er vragen worden gesteld aan de Staatssecretaris in plaats van dat er richting wordt gegeven aan de Staatssecretaris.

De heer Buijsse (VVD):

Ik wil vooropstellen dat deze vraag voor ons niet gaat over de toekomst van Tata Steel als staalproducent. Dat wil ik even vooropgesteld hebben. Binnen onze fractie zijn er wel degelijk zorgen over de toepassing van staalslakken, zeker zoals dat in het verleden gegaan is. Wij zijn tevreden met de informatieplicht zoals die nu is opgenomen, want wij vertrouwen erop dat de bevoegde gezagen, provincies en omgevingsdiensten daarmee meer instrumentarium hebben om veel eerder in het proces te weten wie de staalslakken op welke locatie gaat toepassen. Dan kun je ook veel eerder participeren op het gebruik van die staalslakken. Ik heb bijvoorbeeld met eigen ogen gezien in Spijk dat de toepassing niet goed was omdat die informatieplicht op dat moment niet gold. Dat is heel vervelend. Ik ga verder niet uitweiden over hoe dat allemaal in de praktijk is gegaan, maar daar is wel iets van te vinden. Daarom zijn wij als VVD nu blij met de informatieplicht.

De voorzitter:

Dank u wel voor dit antwoord. Ik zag dat het lid Kostić ook een interruptie had.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik hoop toch op een bemoedigende boodschap van de VVD in die zin dat ze inderdaad meer richting handhaven gaat op die staalslakken en eigenlijk gewoon ervan af gaat. Want we weten van RIVM en ILT dat het potentieel schadelijke stoffen zijn. Mijn collega zegt net dat hij eigenlijk te weinig onderzoek daarnaar heeft verricht. Maar is hij het dan niet met ons eens dat het voorzorgbeginsel moet gelden? Als het zou gaan over medicijnen, dan zouden we dat ook niet zomaar aan mensen geven. Dan testen we dat eerst uitgebreid om zeker te weten dat er geen schadelijke effecten zijn, en daarna brengen we het pas op de markt. De staalslakken worden maar gewoon in het milieu gegooid, en achteraf is het: «Oeh, oeh, is het toch schadelijk? Nou, we laten het toch doordraaien, totdat we echt hebben uitgezocht dat het schadelijk is.» Is hij het met mij eens dat we dat principe moeten omdraaien en dat we zo snel mogelijk moeten stoppen met het gebruik van staalslakken, totdat kan worden aangetoond dat de waterkwaliteit niet achteruitgaat en er geen gevaar voor de gezondheid is?

De voorzitter:

Dat is een hele lange aanloop tot een vraag.

De heer Buijsse (VVD):

Wij zijn absoluut niet voor een voorzorgsprincipe op dit onderwerp. We hebben in Nederland een waardevolle industrietak, zeker voor de regio IJmond/IJmuiden. Dat is gewoon belangrijk. Daar zijn eerder debatten over gevoerd. Staalslakken zijn een reststroom uit die staalproductie. Als er innovaties zouden zijn om de waardering van staalslakken te verbeteren zodat onze economie nog circulairder wordt, dan zou mij dat een lief ding waard zijn. Ik kan een mooi voorbeeld noemen. In mijn eigen woonplaats, Boekel, hebben ze staalslakken gebruikt om een accu te maken voor warmteopslag. Hoe mooi is dat? Dat zou u ook moeten aanspreken. Alleen, dat is nu zeer kleinschalig en kunnen we nog niet grootschalig toepassen. Het zou mij een lief ding waard zijn als er alternatieven zijn voor het plaatsen van slakken onder infrastructurele projecten, maar dat is nu niet het geval. Wij vinden de huidige normeringen prima, maar je moet het wel goed doen, zoals we het voorgeschreven hebben en we hebben helaas gezien dat dat niet altijd zo gedaan is.

De voorzitter:

Gaat u vooral verder met uw betoog. Herstel. Het lid Kostić was nog niet tevreden met uw antwoord. Dus het lid Kostić doet een aanvullende interruptie.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Misschien is het wel een verduidelijkende vraag, want dit klinkt toch weer heel anders. Begrijp ik het goed dat u dit zegt? «De gezondheid van mens, milieu en water kan me niet zo heel veel schelen. Ik hecht heel veel belang aan de commerciële belangen van het bedrijfsleven. Ik wacht wel af tot er bepaalde innovaties komen waarmee die staalslakken misschien wel ooit bulletproof kunnen worden gebruikt zonder aantasting van het water.» Of zegt u dit? «Ik kijk naar de huidige praktijk, die geen garanties biedt dat de waterkwaliteit en onze gezondheid niet worden aangetast. Daarom doe ik in ieder geval nu een stop op de staalslakken. Als er later innovaties komen die dat wel kunnen garanderen, dan kunnen we daar altijd over praten.» Welke van de twee is het?

De voorzitter:

Nou, die viel niet in de categorie «kort en bondig». Meneer Buijsse, misschien kunt u wel kort en bondig antwoorden.

De heer Buijsse (VVD):

Ja, ik zal het kort houden. De normeringen zijn er niet voor niets. We hebben in dit land onderzoek gedaan. Daar zijn normen uit gekomen. We staan ervoor dat de staalslakken ook worden toegepast volgens de normen. Er is nu een informatieplicht. Bevoegde gezagen kunnen daardoor toezien op hoe ze gebruikt worden. Daarmee moet het ook gewoon goed zijn.

De voorzitter:

Gaat u vooral verder. O, dit is uw laatste interruptie, lid Kostić. Ben ik dadelijk even blij met mijn bijdrage! Gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Mijn collega heeft het over normen, maar RIVM en ILT hebben uitgesproken dat die staalslakken schadelijk kunnen zijn en dat de huidige regels de gezondheid van mens, dier en milieu niet borgen. Nogmaals, waarom negeert de VVD de gezondheid van omwonenden en ons milieu, en kiest zij weer voor de commerciële belangen van de grootaandeelhouders?

De heer Buijsse (VVD):

U zegt terecht «ze kunnen ongezond zijn», maar dat is niet per definitie zo als je ze goed toepast op locaties. En het is gewoon een reststroom van een belangrijke industrie in ons land, die we echt niet zomaar willen laten gaan. In die afwegingen vinden wij het prima hoe dat nu gaat.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog, meneer Buijsse.

De heer Buijsse (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga verder met pfas. Voor de VVD is het belangrijk dat er een Europees verbod op niet-essentiële pfas komt. We zijn dan ook tevreden met onze eigen Staatssecretaris van Gezondheid, Karremans, omdat hij extra geld en mensen vrijmaakt zodat het RIVM inhoudelijke ondersteuning kan bieden om de duizenden inspraakreacties over het voorgenomen verbod sneller te beantwoorden. Ook is de VVD-fractie tevreden te vernemen dat de Staatssecretaris werk maakt van de motie-Haverkort en is gestart met de uitwerking van een kennis- en innovatieprogramma pfas in bodem en water. Ik wil hem vragen de Kamer te informeren over de eerste ervaringen met dit programma. De VVD maakt zich zorgen over pfas en andere zeer zorgwekkende stoffen in het oppervlaktewater en drinkwater. We maken ons zorgen over de aanpak van bijvoorbeeld de Duitse overheid om lozingen op korte termijn te voorkomen. Tegelijkertijd zijn we optimistisch over nieuwe zuiveringstechnieken die toegepast kunnen worden op rioolwaterzuiveringsinstallaties of drinkwaterinstallaties. Heeft de Staatssecretaris met zijn ambtsgenoot in Duitsland contact gezocht over pfas-lozingen in Duitsland en het effect op ons drinkwater? Heeft hij hier onze drinkwaterbedrijven bij betrokken? En onderzoekt de Staatssecretaris de mogelijkheid om de beste zuiveringstechnieken toe te passen in Nederland? Ik zie een vraag.

De voorzitter:

U had vanuit uw linkerooghoek goed gezien dat de heer Gabriëls een interruptie voor u had.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

De heer Buijsse geeft aan dat hij zich zorgen maakt over de lozingen in Duitsland. Nou hebben wij hier natuurlijk ook een situatie in Dordrecht, waar Chemours TFA loost, een last onder dwangsom krijgt opgelegd en vervolgens zegt: oeps, ik doe het niet meer. Maar ze hoeven geen enkele schade te betalen en vragen daar dan toch een vergunning voor aan. Vervolgens wordt die vergunning afgewezen en gaan ze dat toch weer aanvechten. Maken de heer Buijsse en de VVD zich ook zorgen over pfas-lozingen in Nederland? En is hij bereid om tijdens de begrotingsbehandeling van IenW geld vrij te maken om pfas-saneringen in Nederland aan te vangen?

De heer Buijsse (VVD):

Ik begrijp heel goed dat collega Gabriëls mijn onderwerp even verbreedt naar Nederland. Je zou het ook kunnen verbreden naar België. In die zin heb ik alle begrip daarvoor. Natuurlijk maken wij ons ook zorgen over pfas-lozingen in Dordrecht. In de actualiteit heb ik dat niet meegenomen, maar ik begrijp dat het ook voor inwoners in Dordrecht terecht is om dat te adresseren.

Over pfas-saneringen laat ik mij op dit moment niet uit, omdat ik gewoon meer informatie nodig heb over wat u voorstelt. Ik ga daar graag met u over in gesprek om te kijken of we daartoe kunnen komen bij de begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Dank u wel voor dit keurige antwoord. Volgens mij heeft u nog een onderwerp tot slot.

De heer Buijsse (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Mijn laatste onderwerp gaat over secundaire bouwstoffen. In het verleden hebben de leden Haverkort en Veltman al vragen gesteld gewassen bodemas van het bedrijf Blue Phoenix Group. Tot op heden zijn de antwoorden voor mij onbevredigend. Al langer blijkt, maar zeker sinds de introductie van de Omgevingswet per 1-1-2024, dat het risicovol is voor aannemers van grote infrastructurele projecten om de gezuiverde en geschoonde bodemassen te verwerven, waardoor zij kiezen voor primaire bouwstoffen, zoals zuiver zand of grind. Dat is niet circulair, maar tegelijkertijd ook schadelijk voor de economie en kostenverhogend voor de belastingbetaler via de afvalstoffenheffing. Ik wil de Staatssecretaris vragen of hij dit ongelijke speelveld ziet en of hij mogelijkheden heeft om met spoed regelgeving te maken, zodat er wel een gelijk speelveld is. Ik wil hierbij uitspreken dat deze bedrijven niet kunnen wachten tot het Circulair Materialenplan van kracht wordt. Ik heb met eigen ogen mogen zien dat voorraadlocaties van gewassen bodemas overvol zijn terwijl er niets wordt verkocht. Bedrijven in de afvalketen gaan op korte termijn de afweging maken of het nog wel zin heeft om op deze manier door te gaan. Ik wil graag een reactie van de Staatssecretaris.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank ook de heer Buijsse. Dan gaan we naar de heer Gabriëls voor zijn bijdrage.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Welkom aan de nieuwe Staatssecretaris, die een zeer grote taak heeft, namelijk de bescherming van de gezondheid van mens, dier en ecosystemen in ons land. Ik wens hem heel veel succes, want het is bijna elke dag raak: lozingsvergunningen zijn niet inzichtelijk, drinkwaterbedrijven trekken aan de bel, er zit pfas in zeeschuim en eitjes worden door opa en oma stiekem weggegooid vanwege pfas-zorgen. Ik noem ook toekomstige pfas-dumpingen in diepe plassen door heel het land, de granulietdiscussie en uitspoeling in Eerbeek rondom plekken waar staalslakken gedumpt zijn. Ook zijn er niet alleen zorgen over de luchtkwaliteit bij kunstmestfabrieken aan het IJ in Amsterdam en bij SABIC in Bergen op Zoom, maar ook bij asfaltcentrales door heel het land. En jawel – en dat is heel erg – omgevingsdiensten die dit allemaal zouden moeten controleren, kampen met grote personeelstekorten. Het voelt niet fijn als je bij omwonenden bent en ziet dat ze zo intens hun energie stoppen in taaie procedures waarover ze zich eigenlijk geen zorgen zouden hoeven te maken. Dat is pijnlijk. Die energie kan ook gewoon in hun kinderen of in hun vrije tijd gestoken worden. Daar zouden wij als overheid voor moeten zorgen. Dit alles in combinatie met een hoofdlijnenakkoord, waarin de woorden «pfas» «gezondheid» en «milieu» niet voorkomen, brengt mij tot de volgende vraag: wat gaat de Staatssecretaris nu anders doen dan zijn voorganger? GroenLinks-Partij van de Arbeid wil gewoon een gezonde bodem, gezonde watersystemen en een schone lucht.

Dan de zorgkosten rondom zware industrie. Er zijn inderdaad dertien gebieden met zware industrieclusters. Mijn voorgangers van NSC, D66 en Partij voor de Dieren hebben al gezegd dat de gezondheidskosten daar hoger zijn. Ook de Gezondheidsraad vraagt om een grootschalig gezondheidsonderzoek rondom die industrieclusters. In de antwoorden op onze vragen wordt gesteld dat die hogere zorgkosten niet direct te koppelen zijn aan de industrie en ook kunnen komen door de levensstijl en de sociaaleconomische status van inwoners in deze gebieden. Volgens ons is het een plicht om juist uit te sluiten dat die hogere zorgkosten komen door de uitstoot van de industrie; dan is er duidelijkheid. De vraag is dus eigenlijk: is de Staatssecretaris dat met ons eens? En zo nee, waarom niet? Kan hij voor zo'n onderzoek zorgen?

Dan pfas. Onlangs bleek dat er twaalf Defensieterreinen, verspreid over het hele land, ernstig vervuild zijn met pfas. Van Leeuwarden was dat al langer bekend, maar er zijn dus nog twaalf andere locaties. Van de andere locaties weten we nog niet eens hoe erg het is. Wanneer wordt er meer bekend over de oppervlaktewatermonsters die worden genomen bij die andere locaties? Is er voldoende geld om al die locaties te saneren? Deze casus legt maar weer bloot waar de zorgen van veel Nederlanders liggen. Gisteren stond in het AD dat uit onderzoek blijkt dat 90% van de bevolking maatregelen wil. Daarom heb ik de vraag: waar kunnen deze inwoners terecht met hun zorgen? Wie coördineert integraal de pfas-problematiek? Welke maatregelen gaat de Staatssecretaris nemen? Gaat deze Staatssecretaris wél zorgen voor een pfas-lozingsverbod?

Dan vergunningen. Voor de zomer...

De voorzitter:

Neemt u mij niet kwalijk, meneer Buijsse. Ik was nog driftig mee aan het schrijven met de vragen van meneer Gabriëls, dus vandaar. Maar uw eerste interruptie. Gaat uw gang.

De heer Buijsse (VVD):

Meneer Gabriëls vindt dat er een nationaal verbod op pfas-lozingen zou moeten zijn. Heel veel pfas komt natuurlijk gewoon uit Duitsland en België. Ik kan het percentage niet uitdrukken; die informatie heb ik niet. Maar hoe kijkt meneer Gabriëls dan naar dat Europese vraagstuk?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Het maakt me niet uit waar het verboden wordt. Pfas is zo ongezond voor mensen en we worden er zo ziek van, dat wij gezondheid op één zetten. Ik vind het altijd heel lastig als mensen de hele tijd naar Duitsland en België wijzen, terwijl wij zelf een van de grootste netto-exporteurs en dumpers zijn van allerlei milieuproblematieken in dit zeer dichtbevolkte land. Wij zouden dus de keuze maken om wel zo snel mogelijk met een pfas-lozingsverbod te komen. Dus op die manier kijken wij daarnaar. Gezondheid staat op één.

De voorzitter:

Aanvullende interruptie. De heer Buijsse, gaat uw gang.

De heer Buijsse (VVD):

Ik heb er toch vier, dus dan pak ik ze ook. Dan vraag ik me even het volgende af. Ook zonder de lozingen in Nederland komt het water ongezond binnen. Gaat u dan dammen bouwen in de Maas en in de Rijn? Hoe ziet u dat dan?

De voorzitter:

O, ik zie een probleem met de scheepvaart komen. Meneer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Natuurlijk moet er ook een Europees verbod komen, maar dat wordt telkens uitgesteld. Ik ben dus heel blij als we met z'n allen in deze commissie zeggen dat we samen met de landen, waaronder Duitsland en Denemarken, die dat in Europa aan de kaak gesteld hebben, daarop blijven hameren. Maar we kunnen ook starten met een uitfasering van die industrie in Nederland en ervoor zorgen dat híér een coördinatiepunt komt, hier lozingsverboden komen en nieuwe technieken ingezet worden om ervoor te zorgen dat het niet meer in ons oppervlaktewater terechtkomt. Want mensen worden ziek en mensen gooien eitjes weg, omdat er misschien pfas in zit. Dat is voor ons dusdanig belangrijk dat wij wél voor een verbod pleiten. Bovendien bieden we die bedrijven daarmee een incentive om daadwerkelijk iets te gaan veranderen.

De voorzitter:

Uw punt is helder en duidelijk gemaakt, maar niet voor meneer Buijsse, want die heeft nogmaals een interruptie.

De heer Buijsse (VVD):

Nou ja, afrondend hoor, om het duidelijk te stellen. Je kunt je tijd en energie niet aan twee dingen tegelijk besteden. Soms moeten we ook kiezen in schaarste. We hebben het allemaal druk; de Staatssecretaris heeft het druk, de Minister heeft het druk. We kunnen het geld van de belastingbetaler maar één keer uitgeven. Wat de VVD betreft zetten we ons in voor een Europees verbod op niet-essentiële pfas. Dat neemt niet weg dat we ook een verbod in Nederland willen hebben, maar we willen het gewoon op Europese schaal regelen, omdat heel veel via buitenlandse wateren ons land binnenkomt. Bij het stellen van prioriteiten heeft het dus niet onze voorkeur om voor een nationaal verbod te gaan, want het moet in Brussel geregeld worden.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Een van onze prioriteiten is de gezondheid. Ik ben ook heel blij dat de heer Buijsse uitspreekt dat hij voor een verbod op pfas is. Echter, gezien het vele lobbywerk in Europa duurt dat lang, lang, lang, en in de tussentijd worden mensen ziek en is er gewoon troep in ons milieu.

De voorzitter:

Meneer Gabriëls, vervolgt u uw betoog!

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Voor de zomer is mijn motie aangenomen om te onderzoeken of een gezondheidseffectrapportage dezelfde plek kan krijgen als een milieueffectrapportage in de besluitvorming over omgevingsvergunningen. Hoe staat het met de uitvoering van die motie en denkt de Staatssecretaris dat dit een goede manier kan zijn om ook te sturen op gezondheid in plaats van alleen op normen? En hoe staat het eigenlijk met de gezondheidseffectrapportage rondom Tata Steel? De Kamer heeft via de motie afgedwongen om daar direct mee te starten, zodat de uitkomsten ervan randvoorwaardelijk meegenomen kunnen worden in de onderhandelingen met Tata. Kan de Staatssecretaris iets vertellen over de stand van zaken?

Dan het voorzorgsprincipe. Dat is heel belangrijk. Je kunt dat gebruiken om de gezondheid te beschermen bij eventuele risico's. Toch concludeert het OVV-rapport dat de gezondheid van inwoners niet beschermd wordt. Dat betekent dat in veel gevallen het voorzorgsprincipe niet ingezet is of wordt door vergunningsverleners. Dat komt omdat aanvragers kunnen aantonen dat hun uitstoot altijd binnen de normen valt, en juridisch wordt het dan erg moeilijk voor het bevoegd gezag om risico's aan te tonen en de vergunning op die grond te weigeren. Dat principe wordt dus vrijwel nooit toegepast; in de praktijk is dat dus een farce. Hoe gaat de Staatssecretaris dit probleem oplossen en wanneer komt hij de toezegging na die gedaan is door mevrouw Heijnen, om eind 2024 met een voorstel te komen om het voorzorgsprincipe beter in de wet te verankeren?

Mijn laatste punt: kan de Staatssecretaris ook garanderen dat Beaumix, waar mevrouw Wingelaar het al over had, veilig gebruikt kan worden? In Limburg maakt men zich daar ernstig zorgen over, omdat daar duizenden kilo's onder het asfalt dreigen te verdwijnen. Kan het voorzorgsprincipe hier toegepast worden om drinkwatergebieden te beschermen?

Als ik nog tijd overheb, wil ik namens mevrouw Koekkoek van Volt een vraag stellen. Er is een motie van haar aangenomen in de Kamer, die vraagt om een coördinatiepunt voor pfas in Drechtsteden nabij Chemours. De regio biedt aan om dat in de regio te organiseren, maar het kabinet heeft het anders ingevuld. Dat is niet goed gevallen in Dordrecht en omgeving. Is de Staatssecretaris bereid om dit opnieuw te bekijken en de motie uit te voeren zoals die bedoeld is?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u ook. Met het verwoorden van de bijdrage van mevrouw Koekkoek, ging u net over uw tijd heen, maar dat is u vergeven. Het lid Kostić heeft de bereidheid getoond om het voorzitterschap tijdelijk van mij over te nemen, zodat ik zelf ook een bijdrage kan leveren aan deze discussie.

Voorzitter: Kostić

De voorzitter:

Jazeker. Ik geef het woord aan de heer Boutkan.

De heer Boutkan (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Degenen die zitten te kijken, vragen zich misschien af waarom het zo krampachtig moet. Maar zo zijn de spelregels nu eenmaal.

Namens de PVV-fractie heet ik de Staatssecretaris van harte welkom in deze commissie. Wij wensen de Staatssecretaris heel veel succes en misschien ook wel geluk toe de komende tijd. Gelet op de diverse onderwerpen die ook hier op de agenda staan, komt er namelijk nogal wat op u af in deze commissie.

Laat ik maar snel beginnen met de staalslakken, die al voorbij zijn gekomen. Ook de PVV heeft daarover in het verleden zorgen uitgesproken. Maar wij hebben ook de brief gezien van de vorige Staatssecretaris, waarin zij aangaf hoe die moeten worden toegepast. Volgens de PVV-fractie zat daar in het verleden ook een probleem: ze zijn gewoon niet volgens de spelregels goed toegepast. Wat de PVV betreft is de vraag, als ze niet goed worden toegepast, of je dan gelijk lik op stuk zou moeten doen. Er zijn nou eenmaal regels afgesproken voor de toepassing en die zijn nog een keer verhelderd. Wij vinden het een heel goed plan dat er nu een meldpunt komt. Het VTH-stelsel kan dan actiever acteren op het moment dat er zo'n melding komt: «in uw regio of omgeving worden staalslakken toegepast, dus u kunt dat gaan controleren». Prima. Dat is een goed initiatief van de vorige Staatssecretaris.

Dan pfas. De VVD heeft het nu over essentiële en niet-essentiële pfas. In simpele mensentaal noem ik het altijd maar zo: we hebben goede en slechte pfas. Pfas wordt ook toegepast in allerlei medische stents en dergelijke. Ook in de scheepvaart is pfas in schroefafdichtingen verwerkt. Er zijn vele reacties op het voorstel. Dat laat ook zien dat er een goede discussie over gevoerd moet worden. Wij kijken daarnaar uit en wij zijn ook blij dat er extra mensen worden ingezet. Maar gooi nou niet het kind met het badwater weg in deze discussie! Pfas is niet goed, dat weten we met z'n allen, maar er zijn ook bepaalde producten waar we niet zonder kunnen. Als we die nu gelijk zouden verbieden, denk ik dat de gezondheidszorg op de achterste benen staat en zegt: zegt u het maar. Ik zie iets vanuit mijn linkerooghoek.

De voorzitter:

Ja, ik zie dat de heer Gabriëls een interruptie heeft.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Pfas is niet goed, maar u bent misschien niet voor een verbod op pfas, en dan komt mijn vraag: kan u dan wel voor een lozingsverbod zijn?

De heer Boutkan (PVV):

Ik hoor het lid Kostić niet, maar ik zal gelijk antwoord geven.

De voorzitter:

Gaat uw gang. Ik moet nog even wennen. Het woord is aan de heer Boutkan.

De heer Boutkan (PVV):

Voordat wij gelijk instemmen met een lozingsverbod, willen wij weten welke stoffen dan gelijk worden verboden. Als daarmee gelijk die stoffen worden verboden die nog steeds die nuttige toepassing hebben, gaan wij daar niet gelijk voor zijn. Wij zijn van de partij van die weegschaal, weet u nog? Ik heb eerder gezegd dat wij een gezonde weegschaal tussen economie en gezondheid hanteren. Wij kunnen nu niet gelijk zeggen: doe maar weg die pfas, want daarmee halen we ons misschien wat op de hals terwijl we niet weten wat we naar de toekomst toe hebben gedaan. Dat is mijn antwoord aan de heer Gabriëls.

Dan ga ik verder met mijn verhaal.

De voorzitter:

Ik zie nog een interruptie van de heer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Inderdaad een zeer opmerkelijke zin: «pfas is niet goed, maar we kunnen niet zonder». Ik wil de PVV erop wijzen dat we ook een leven hebben gekend zonder pfas. Zeker met alle technieken en technologieën die wij hebben om een groene economie op te bouwen, is er ook een leven mogelijk zonder pfas. We weten allemaal hoe ernstig pfas is; dat zegt de heer Boutkan zelf ook. Het zit overal: in ons bloed, water, bodem, eieren, groente, fruit, ook uit onze tuin, en zelfs in borstvoeding. Het is zeer ernstig kankerverwekkend en we zouden daar zo snel mogelijk een einde aan moeten maken. Ik heb eerder een motie ingediend die erover gaat dat heel veel mensen zorgen hebben over dat het in hun bloed zit, om te zorgen dat deze mensen bloedonderzoek kunnen doen en zichzelf zouden kunnen testen. Uit de woorden van de heer Boutkan haal ik dat de PVV nu voor zo'n motie zou zijn. Eerder hebben zij tegengestemd. Was dat een foutje, dat zij eerder tegen hebben gestemd? Dat zou ik graag willen weten.

De heer Boutkan (PVV):

Nee, een foutje heeft u niet gehoord. Wij waren toen tegen en zijn nog steeds tegen. Dat is mijn korte antwoord. Maar dat is niet zozeer omdat wij ontkennen dat pfas een probleem is, maar door de argumentatie zoals toentertijd verwoord in die motie, dus daar heeft u uw antwoord.

De voorzitter:

Ik zie nog een interruptie van de heer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Ik hoor natuurlijk verschillende partijen aangeven dat ze zich ook zorgen maken over pfas en hoe ernstig het is. Maar op het moment dat wij niet bereid zijn om daartegen de acties te ondernemen die mensen nodig hebben, zijn dat gewoon loze woorden. Nu hoor ik ook weer loze woorden van de PVV, die de gezondheid van deze mensen gewoon niet op één durft te zetten en deze mensen in de steek laat.

De voorzitter:

Ik hoorde geen vraag, dus ik geef het woord aan de heer Boutkan.

De heer Boutkan (PVV):

Ik maak hier toch even misbruik van. Wij laten die mensen namelijk niet in de steek; het zijn geen loze woorden. Ook de heer Bamenga zou moeten weten dat wij in dit land ook nog te maken hebben met wet- en regelgeving en met bestaande vergunningen en dergelijke. Ik zeg niet dat die goed zijn, want veel van de vergunningen in Nederland zijn achterhaald; die zijn niet meer van deze tijd. Maar het probleem is: hoe pas je die vervolgens aan? Dat is misschien dadelijk wel mogelijk, zo uit mijn hoofd in 2026, wanneer we met de Omgevingswet daadwerkelijk bepaalde maatregelen van kracht laten worden om wat meer af te kunnen dwingen. Wij zijn daar ook niet op tegen, dus dan weet u dat vast.

Gezien de tijd ga ik snel verder. Het Schone Lucht Akkoord is ook langsgekomen. Wij hebben de voorganger van de Staatssecretaris gevraagd hoe het nou zit met het antwoord dat zij niet bereid was om het ecodesignlabel door te voeren, maar meer wilde inzetten op voorlichting, preventie et cetera, om op die manier de klachten over houtstook te verminderen. Ik wil daar dus graag nog een antwoord op.

Dan over vergunningverlening, toezicht en handhaving. We hebben het daar ook uitgebreid met uw voorganger over gehad. Wij zouden toch graag willen weten wat de stand van zaken is, want de PVV heeft bij de vorige sessies nog aangegeven dat het allemaal veel te lang duurt, dat de omgevingsdiensten moeten worden versterkt en dat zij meer moeten worden toegerust om adequaat te kunnen handhaven, zodat zij juist de problemen die wij in dit land hebben, voorkomen.

Dat was ’m, voorzitter. Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was ruim binnen de tijd. Ik zie toch nog een interruptie, van de heer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ja, ten aanzien van het laatste punt, over het VTH-stelsel. GroenLinks-Partij van de Arbeid vindt dat ook echt een ontzettend belangrijk thema. Daarom zou ik het volgende willen vragen. De vorige Staatssecretaris verschuilde zich telkens achter het interbestuurlijk programma VTH. Dat loopt eind deze maand af. Bent u net als GroenLinks-Partij van de Arbeid van mening dat er zogezegd geen tekort aan geld kan zijn en dat we er alles aan moeten doen om dat VTH-stelsel te versterken, vanwege al die problemen die wij hier nu allemaal benoemd hebben en vanwege het feit dat omgevingsdiensten gewoon te weinig personeel hebben en kunnen krijgen? Er moet dus een personeelscampagne komen en er moet meer geld naartoe om die handhaving op orde te hebben. Deelt u die mening?

De heer Boutkan (PVV):

Ik ben heel groot voorstander van het op orde brengen en versterken van VTH. Maar wat betreft de woorden die u gebruikt, zoals «alles» en «veel geld ertegenaan gooien», moet ik helaas de conclusie trekken dat het op dit moment zoeken is naar geld. Dit is geen dooddoener, maar ik kijk ook reikhalzend uit naar de begroting die gaat komen. Ik ben ook heel benieuwd hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen het probleem van VTH. Daar ben ik dus wel heel benieuwd naar. Dat was ’m volgens mij. Als ik iets vergeten ben, kom ik daar in de tweede termijn nog even kort op terug.

De voorzitter:

Goed. Ik zie geen interrupties meer. Ik geef de voorzittershamer weer terug aan de heer Boutkan.

Voorzitter: Boutkan

De voorzitter:

Ik dank u wel. We zijn allemaal aan het woord geweest. Ik kijk naar de Staatssecretaris. Hoeveel tijd denkt u, gezien de vele vragen, nodig te hebben voor de beantwoording?

Staatssecretaris Jansen:

Gezien de vele vragen en het feit dat wij een stukje moeten lopen naar de kamer waarin we het gaan bespreken, zou ik willen voorstellen om daar een halfuur voor uit te trekken.

De voorzitter:

Een halfuur, hoor ik u zeggen. Ik wil u dan op voorhand vragen of u de beantwoording in blokjes gaat doen. Bundelt u de door de Kamerleden gestelde vragen per onderwerp?

Staatssecretaris Jansen:

Ik zal proberen in blokken te antwoorden en waar mogelijk vragen te bundelen om weer tijd te besparen. Dan hebben we dat halfuur namelijk ook een beetje ingehaald.

De voorzitter:

Dan zou ik zeggen: wandel ze. Het is nu bijna 14.30 uur. Ik zie u iets voor drieën terug.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik wil iets meegeven aan de Staatssecretaris. Ik let er altijd best wel scherp op of mijn vragen zijn beantwoord. Ik ga mijn interrupties natuurlijk niet gebruiken om mijn vragen te herhalen, dus ik hoop dat de Staatssecretaris mijn vragen straks een voor een gaat beantwoorden. Anders ga ik die, met permissie van de voorzitter, herhalen zonder daar interrupties voor te gebruiken.

De voorzitter:

Heel goed dat u het even benoemt, lid Kostić, want zo ken ik u ook. De voorzitter heeft de ijzerzaag in de tas zitten voor het geval de Staatssecretaris de vragen niet voldoende beantwoordt. Dan helpen wij hem daarbij. Succes, Staatssecretaris!

De vergadering wordt van 14.27 uur tot 14.56 uur geschorst.

De voorzitter:

Welkom terug allemaal bij het commissiedebat Leefomgeving. We vervolgen de vergadering. Ik geef het woord aan de Staatssecretaris. O, meneer Gabriëls wil weer iets zeggen. Wat heeft u vandaag?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter, ik wil gewoon weten hoeveel interrupties we hebben. Dat is altijd een bron van discussie als een vraag wel of niet beantwoord is. Hoeveel interrupties hebben we?

De voorzitter:

U doet het prima. Als ik nou twee zeg, dan zegt u geheid vijf. Dat weet ik. Daarom doen we vier interrupties. Ja, toch? Ik wist wel dat ik u tevreden ging stellen. Het woord is aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Jansen:

Dank u. Ik had daar vast geen stem in, maar ik vind vier interrupties ook prima, voorzitter. Dank u.

Voorzitter. Dank dat ik hier met uw Kamer het gesprek aan kan gaan. Het is voor mij de eerste keer dat ik dit doe als Staatssecretaris en ik heb begrepen dat het voor een aantal van u ook de eerste keer is dat u deelneemt in deze commissie. Gedeelde smart is halve smart, zeg ik dan altijd. Ik vind het een grote eer om dit gesprek met u aan te kunnen gaan. Ik ben me ook bewust van de grote verantwoordelijkheid die ik heb. Dat geldt zeker voor het onderwerp waar we het vandaag over hebben: de leefomgeving. Het is een erg breed onderwerp en vooral ook een onderwerp dat ons allemaal raakt en aangaat.

Ik heb dat deze week ook duidelijk gemerkt toen ik op bezoek was bij de mensen die in de buurt van Tata Steel wonen. Je zag het ook terug in de berichtgeving van de afgelopen tijd over de zorgen die mensen hebben over pfas. De zorgen van deze mensen raken mij en motiveren en stimuleren mij om hiermee aan de slag te gaan, net zoals dit volgens mij ook voor u als Kamerleden geldt. Het mooie is dat we elkaar rondom dit soort onderwerpen allemaal vinden in het gemeenschappelijk belang. Ongeacht de politieke kleur van alle aanwezigen hier vandaag, staan we allemaal achter de doelstelling van een gezonde, schone en veilige leefomgeving voor iedereen in Nederland. Dat gaat over een omgeving waar mensen schone lucht inademen, waar het water en de bodem gezond en veilig zijn en waar hinder van geur- en geluidsoverlast zo veel mogelijk is beperkt. Daar werken we aan. Dat doen we voor iedereen, ook voor de mensen die wonen in de buurt van drukke wegen, windturbines, veehouderijen of industrie.

Ik ben samen met de Minister van Klimaat en Groene Groei momenteel in onderhandeling met Tata Steel. Dat is een onderwerp dat net al een aantal keren langskwam. We zijn in onderhandeling over een mogelijke maatwerkafspraak waarbij gezondheid een prominente plek gaat krijgen. Met het pfas-beleid wil ik mij inzetten op het zo veel mogelijk voorkomen en beheersen van risico's voor mensen en het milieu. Een belangrijk instrument daarvoor is het Europese pfas-verbod – dat is ook al gememoreerd door een aantal van u – waar op dit moment aan gewerkt wordt. Mijn focus ligt op het vinden van een goede balans tussen de samenleving en de economie, om zo te werken aan een toekomstbestendig Nederland. Ik kijk uit naar de samenwerking met uw Kamer.

Ik zal nu mijn reactie geven op de vragen van de leden, voorzitter. Ik heb hiervoor een volgorde met een aantal onderwerpen. Ik heb de volgende onderwerpen: industrie en omwonenden, luchtkwaliteit, bodem en ondergrond, pfas, en als laatste het onderwerp duurzame agro. Ik wil eigenlijk beginnen met een vraag die door verschillende van u in uw bijdragen werd gememoreerd. Dat is de vraag die concreet werd gesteld door mevrouw Wingelaar van NSC: gaat de Staatssecretaris het werk van zijn voorganger ten aanzien van het Nationaal MilieuProgramma voortzetten en onderschrijft hij ook de kaders van zijn voorganger? Mijn voorganger heeft uw Kamer geïnformeerd over de lessen die ze heeft geleerd en aan mij door wil geven. Deze suggesties neem ik natuurlijk zeker ter harte. Ik begrijp haar analyse ook. Ik zie zelf dat de leefomgeving op veel plekken nog niet de gewenste kwaliteit heeft en dat inwoners last hebben van geluid, stank en schadelijke stoffen. Soms worden ze daar zelfs ziek van. Ik ben begaan met het wel en wee van deze mensen. Ik zie ook al veel gerichte acties om de leefomgeving te verbeteren en om deze gezonder en veiliger te maken. Een aantal van die acties zijn vandaag aan de orde. Voor de samenhang is het goed als we gemeenschappelijke uitgangspunten hebben, zodat inwoners en het bedrijfsleven weten waar ze de komende jaren aan toe zijn, een duidelijke basis voor het milieubeleid. Ik moet me er nog verder in verdiepen om te kijken hoe dat in het Nationaal MilieuProgramma een plek kan krijgen. Ik zal uw Kamer wel op de hoogte houden van de voortgang hieromtrent.

Dat was mijn algemene inleiding, voorzitter.

Dan kom ik nu bij het onderwerp industrie en omwonenden. Er was een vraag gesteld door de heer Bamenga, die tevens is gesteld door het lid Kostić en de heer Gabriëls.

De voorzitter:

Staatssecretaris. Ik onderbreek u heel even, want de heer Bamenga wil toch iets vragen over het algemene deel. Mijn voorstel zou vervolgens zijn om aan het einde van elk blokje dan even de interrupties te doen of de verhelderende vragen te stellen. Meneer Bamenga, aan u het woord.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik wens de Staatssecretaris – dat heb ik achter de schermen ook al gezegd – heel veel succes. We zitten hier inderdaad allemaal voor het algemeen belang, om het belang van heel Nederland te dienen. Ik ben wat dat betreft blij om te horen in de algemene zinnen van de Staatssecretaris dat hij dat bevestigt. Ik hoor de Staatssecretaris ook zeggen dat het belangrijk is dat er een goede balans is tussen samenleving en economie. Is de Staatssecretaris het met D66 eens dat die twee, samenleving en economie, niet tegenover elkaar hoeven te staan en dat ze elkaar juist moeten versterken door een samenleving te hebben die investeert in een groene economie in plaats van in een oude economie?

Staatssecretaris Jansen:

Dank voor deze vraag, zeg ik tegen het lid Bamenga. Ik denk dat ik het met u eens ben. Circulaire economie, waarover we zo direct nog verder over gaan praten met elkaar, is absoluut van belang. Denk aan geopolitieke ontwikkelingen. Denk aan de eindigheid van grondstoffen. Dus ja, dat ben ik met u eens. Maar er zit eigenlijk nog een ander aspect aan de opmerking die u maakt. Kijk bijvoorbeeld naar Tata Steel. Op dit moment woont zo'n 40% van de mensen die daar werken, in de directe omgeving. Daar gaan dus eigenlijk omwonenden en industrie hand in hand. Daar moet je oog hebben voor zowel de belangen van de omwonenden en hun gezondheid, voor wat zij ondervinden van het proces dat bij Tata Steel plaatsvindt, als voor de economische effecten die voor Tata Steel van belang zijn. Dat is de maatwerkafspraak waar ik samen met de Minister van KGG mee bezig ben. We kijken hoe we daar op een goede manier de balans in kunnen vinden, zodat beide belangen goed gediend worden. Uiteindelijk is daarmee eigenlijk het algemeen belang goed gediend. Als dingen circulair kunnen – misschien los van het voorbeeld van Tata, maar ook op andere terreinen: zeker. Ik denk dat dat een belangrijke stap is die we met z'n allen moeten zetten daarin.

Dan ga ik naar de vragen die ik had willen beantwoorden over het onderwerp industrie en omwonenden. Een vraag van de heer Bamenga die tevens is gesteld door het lid Kostić en de heer Gabriëls naar aanleiding van het RTL-onderzoek naar hogere zorgkosten was: kan de Staatssecretaris toezeggen om het RIVM en/of de GGD een vervolgonderzoek te laten doen? Ik kan hier een aantal dingen op antwoorden. Ten eerste laat ik het RIVM onderzoek doen naar de gezondheidseffecten van Tata, Chemours en Chemelot. Op basis hiervan wordt een methode ontwikkeld die ook breder kan worden toegepast. Naar aanleiding van het RTL-artikel wordt hier ook een methode voor het bepalen van zorgkosten aan toegevoegd. Daarnaast heb ik naar aanleiding van de motie van het lid Van der Plas aan het RIVM gevraagd om een verkenning te doen voor het vraagstuk industrie en omwonenden. Het RIVM neemt die vraag mee in de doorontwikkeling van de methodiek voor de gezondheidseffectrapportage bij Tata Steel. De resultaten hiervan zijn de eerste helft van 2025 beschikbaar. Grosso modo is het idee dus inderdaad om aan de hand van de voorbeelden die ik net noemde een bredere aanpak met elkaar te bepalen en te realiseren. Dat is zeg maar de strekking van mijn antwoord.

Dan heb ik nog een vraag van de heer Bamenga: hoe denkt u dat omwonenden kijken naar dit voorstel over Schiphol en voelt u zich niet keihard in uw hemd gezet door uw IenW-collega? Ik heb mijn overhemd aan. Ik zit dus in een hemd, maar dat is toch een ander hemd dan u waarschijnlijk bedoelt. Nee. Het beleid over luchtvaart behoort natuurlijk integraal toe aan de portefeuille van de Minister van IenW, dus ook waar het gaat om de effecten voor de leefomgeving rondom de luchthaven Schiphol. De Minister is hierover met omwonenden in gesprek. Hij is in gesprek met de luchthaven en de maatschappijen, maar ook met de omwonenden. Dus wat dat betreft: nee, ik voel mij niet in mijn hemd gezet. We proberen natuurlijk wel samen te bepalen wat het belangrijkste is vanuit het oogpunt van mijn bevoegdheden als Staatssecretaris ten opzichte van de bevoegdheden van de Minister en hoe hij tegen bepaalde zaken aankijkt. Ik hoop dat dit voldoende antwoord is op uw vraag, meneer Bamenga.

Dan had ik nog een vraag van de heer Bamenga: erkent de Staatssecretaris dat de juridische opties voor de omgevingsdiensten en bevoegde gezagen niet voldoende zijn om de gezondheid van mensen overal in Nederland te beschermen tegen schadelijke uitstoot en tegen lozingen? Mijn antwoord daarop is dat de bevoegde gezagen en omgevingsdiensten verschillende juridische instrumenten hebben om de gezondheid van omwonenden te beschermen. Het VTH-stelsel biedt voldoende handvatten, maar ik vind het belangrijk dat we goed kijken hoe we de gezondheid nog beter kunnen beschermen. Dit onderzoek laat ik via verschillende trajecten lopen, zoals de Actieagenda OVV Industrie en Omwonenden, waarover uw Kamer op 5 september jongstleden is geïnformeerd. Dat is dus de insteek die wij op dit moment willen kiezen. Ongetwijfeld zal daar nog meer bij komen, maar dit is de eerste manier waarop we het willen aanvliegen.

Dan is er een vraag van de heer Gabriëls: wat gaat de Staatssecretaris anders doen dan zijn voorganger om de personeelstekorten bij de omgevingsdiensten terug te dringen? De omgevingsdiensten dragen natuurlijk in essentie zelf verantwoordelijkheid voor hun personeelsbestand. Omgevingsdiensten hebben, net als alle andere sectoren in Nederland, natuurlijk wel te maken met de realiteit van de zeer krappe arbeidsmarkt. Dat is geen verrassing, voor niemand van ons. In aanvulling op de acties die omgevingsdiensten zelf ondernemen om die personeelstekorten terug te dringen, heb ik middelen beschikbaar gesteld voor de naamsbekendheidcampagne om het werk van de omgevingsdiensten te promoten. Op die manier proberen wij dus mee te helpen om de tekorten voor de omgevingsdiensten te minimaliseren. Maar ik ben het met u eens: op de hele markt is krapte, dus ook bij de omgevingsdiensten.

Ik heb wederom een vraag van de heer Bamenga. Hij vraagt wat er is gedaan met de motie over het onderzoeken van de stelselwijziging in het VTH-stelsel, dat meer regie voor mij als Staatssecretaris als doel heeft. Ik kan daarop antwoorden dat ik natuurlijk uitvoering heb gegeven aan uw motie. In de Kamerbrief van 27 juni 2024 bent u als Kamer geïnformeerd over de opties om mij meer regie te geven in het VTH-stelsel. Die opties worden op dit moment verder uitgewerkt en in hun onderlinge samenhang geanalyseerd. Daarna ga ik uw Kamer wederom informeren. Dat wil ik in principe voor het einde van het jaar doen. Dan heeft u ook direct een tijdsindicatie van wanneer ik daarover naar u toe ga komen.

Dan heb ik een vraag van de heer Boutkan, namens de PVV. Hij vraagt: wat is de stand van zaken van de versterking van de omgevingsdiensten, zodat zij de VTH-taken beter uit kunnen voeren? Deels zal ik in herhaling vervallen; dat zal u niet verbazen. Gemeenten en provincies staan als opdrachtgevers/eigenaren van de omgevingsdiensten aan de lat om ervoor te zorgen dat zij voldoende robuust zijn voor de uitvoering van hun taak. Ik stel eenmalig middelen beschikbaar om de omgevingsdiensten te ondersteunen in het proces om robuuster te worden. Dat vergt al mijn aandacht, maar het is wel een proces waar we gedegen naar moeten kijken in overleg met gemeenten en provincies.

Ik heb dan een vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-PvdA: het voorzorgsprincipe wordt vrijwel nooit toegepast; hoe gaat de Staatssecretaris dit oplossen? Ik werk samen met medeoverheden en bevoegde gezagen om meer duidelijkheid te krijgen over het toepassen van het voorzorgsbeginsel. Dat betekent dat ik onder het Impulsprogramma Chemische Stoffen met het RIVM en de bevoegde gezagen werk aan een routekaart signalering en voorzorg waar het gaat om mogelijk gevaarlijke chemische stoffen. De eerste resultaten verwacht ik begin 2025 met uw Kamer te delen. Over de toepassing van het voorzorgsbeginsel loopt daarnaast nog een juridische verkenning waarvan ik de resultaten eind dit jaar verwacht. Begin 2025 komen de eerste resultaten dus en de juridische verkenning komt eind dit jaar.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Is dit na het blokje of moet ik wachten tot na het blokje? Want over dit voorzorgsprincipe heb ik echt iets dringends. Maar ik wacht wel als het moet. Zeg het maar voorzitter.

De voorzitter:

Ik zou u graag willen verzoeken om even dit blokje af te wachten, zodat we dat georganiseerd kunnen doen.

Staatssecretaris Jansen:

Dan ga ik gewoon door, voorzitter. Dank u. Ik heb wederom een vraag van de heer Bamenga: hoe gaat de Staatssecretaris opvolging geven aan de aanbeveling van het Rli-rapport om meer prioriteit te geven aan het tijdig actualiseren van vergunningen en de handhaving daarvan? De Rli heeft een rapport gemaakt, Met recht balanceren, over hoe we de toenemende juridisering rondom milieuonderwerpen moeten duiden. Het is natuurlijk prima dat het rapport er ligt; laten we daar heel duidelijk over zijn. Het is aangeboden aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op dit moment wordt een kabinetsreactie voorbereid om naar uw Kamer te sturen. En ja, ik herken de problematiek die de Rli aansnijdt over het actualiseren van de vergunningen. In de kabinetsreactie zult u daar zeker ook een reactie op zien. Want het is wel iets dat essentieel is en dat speelt.

Ik heb nog een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC: ligt de prioriteit van de Actieagenda Industrie en Omwonenden ook bij Delfzijl en Geleen? Ik begrijp dat de inwoners van Delfzijl en Geleen zich zorgen maken, net zoals veel andere mensen, juist vanwege de recentere berichtgevingen over wat het betekent voor omwonenden rondom industrie. Ik heb eerder al het gezondheidsonderzoek voor Chemelot in Geleen genoemd. Het RIVM gaat dit uitvoeren en verwacht in 2025 resultaat. Ik werk dus toe naar een algemeen te gebruiken methode, die vervolgens ook in Delfzijl of in Geleen gebruikt kan worden voor soortgelijk onderzoek. Dat is hoe we het proberen aan te vliegen.

Dan is er weer een vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Hij vraagt of ik bereid ben om de invulling van het rijkscoördinatorschap Chemours te doen, zoals is gevraagd in de motie. Ik zal u heel eerlijk zeggen dat ik het nummer van de motie en wanneer het was niet weet. Maar uw vraag werd wel begrepen. We zijn aan het kijken hoe we deze motie kunnen uitvoeren. We zijn op dit moment in gesprek met de regio. De wijze van invulling van het rijkscoördinatorschap is nog steeds onderwerp van het gesprek met de regio, want het moet natuurlijk wel effectief en haalbaar zijn. Zodra deze invulling bekend is, zal ik uw Kamer daarover nader informeren.

Ik heb apart nog een stuk over Tata Steel. Dat is al meerdere keren genoemd door u allen. Dat verbaast mij natuurlijk niet. Eerst heb ik iets algemeens. Bij Tata Steel speelt veel, bij het bedrijf zelf en in de omgeving. Dat is voor mij ook de reden geweest om begin deze week in de regen daar op bezoek te gaan. Ik sprak met inwoners, de omgevingsdienst, de GGD, het bedrijf zelf, wethouders en gedeputeerden. Ik heb dus echt met zo veel mogelijk mensen geprobeerd te praten over de veelvuldige problematiek die er op dat moment daar speelt. Stuk voor stuk waren het bijzonder leerzame, informatieve gesprekken. Ik weet ook dat een aantal Kamerleden ook daar op bezoek is geweest. Dat is heel belangrijk, denk ik, want het geeft ook aan dat we dit serieus nemen en dat we de problematiek waar de omwonenden mee te maken hebben, ook serieus nemen.

Het viel mij wel op dat ieder gesprek ook vanuit een ander perspectief was. Maar iedereen was wel enorm betrokken. Ik sprak daar met mensen die zorgen hebben over hun gezondheid en over hun naasten, maar ook over de problematiek van «moet ik hier blijven wonen met mijn jonge kinderen?», dus ook over toekomstige generaties. Heel simpel gezegd: zoals het nu gaat, gaat het niet goed. Ik noem stank, lawaai, stof, allerlei negatieve effecten op de gezondheid en een houding van het bedrijf en de overheid die lange tijd tekort heeft geschoten, denk ik. Ik vind dat dat niet kan. Dat is ook de reden dat ik hier ben langsgegaan en waarom ik vind dat we actie moeten ondernemen.

Tegelijkertijd heb ik oog voor het belang van de staalindustrie in Nederland, zoals ik eerder memoreerde. Ik sprak meerdere medewerkers die met trots over hun bedrijf spraken en die drukdoende zijn om zaken te verbeteren. Ik heb gekeken naar het windscherm dat ze aan het bouwen zijn en de nieuwe stofinstallatie, zodat de omliggende dorpen minder geconfronteerd worden met neerdwarrelende schadelijke stofdeeltjes. En er liggen nog allerlei plannen om het beter te maken. Ik weet van de discussie dat sommige mensen zeggen: dit zijn achterstallige werkzaamheden. Maar er zijn ook wel degelijk zaken echt gericht op verbetering van de omgeving voor de omwonenden. En ik zeg u dat ik de koe dan ook bij de horens vat. Ik ga er met beide handen mee aan de slag. Dat doe ik samen met mijn collega, de Minister van Klimaat en Groene Groei, en dat doe ik ook graag samen met u. Samen gaan we op weg naar een schone omgeving en een toekomstbestendig staalbedrijf waar buren en werknemers trots op zijn. Maar ik besef ook dat het een hele lastige, hobbelige weg is. Ik denk dus dat het goed is om hier voortdurend met elkaar het gesprek over te blijven voeren, zoals we dat vandaag ook doen.

Dat was mijn algemene inleiding, voorzitter. Dan behandel ik nu gericht een aantal vragen. Het lid Kostić zei: u roept het kabinet op om geen geld te stoppen in onderhoud en om duidelijke normen te stellen voor paks. Dat gaat dus niet alleen over fijnstof. Ah, er wordt mij ingefluisterd dat het om achterstallig onderhoud gaat. U hebt helemaal gelijk.

De voorzitter:

Ik ga gelijk ingrijpen als voorzitter. Als u iets wil zeggen, doet u dat a via de voorzitter. En we hadden afgesproken om interrupties aan het einde van het blokje te doen. Dat geldt ook voor de beantwoording door de Staatssecretaris. Ik begrijp hoezeer Tata Steel het lid Kostić aan het hart gaat, maar probeert u dit s.v.p. te bewaren tot u aan de beurt bent, ook voor de beeldvorming. Dat is het vriendelijke verzoek van uw voorzitter. Ja, lid Kostić, u mag ongetwijfeld antwoorden.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Uiteraard doe ik de interrupties via de microfoon, maar het was een kleine correctie op de Staatssecretaris, dat het niet gaat om onderhoud in het algemeen maar om achterstallig onderhoud. Het was een feitelijke correctie op hoe ik de vraag heb gesteld.

De voorzitter:

Maar de Staatssecretaris was nog niet klaar met zijn beantwoording, dus wie weet was hij daar nog op gekomen. Dat heeft hij ook toegezegd. Hij weet uw woorden als geen ander te interpreteren. Gaat u verder, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Jansen:

Ik ga door met de beantwoording van het lid Kostić. Ik ben natuurlijk op bezoek geweest. Dat heb ik ook in mijn algemene inleiding weergegeven. Daarin had ik het wel degelijk over achterstallige en ook nieuwe maatregelen. Ik heb de essentie van uw vraag dus goed onthouden, maar dank voor de aanscherping. Ik hoor uw oproep om ten eerste geen belasting te geven aan achterstallig onderhoud en om ten tweede duidelijke normen te stellen voor de reductie van de paks. Dat is heel helder. We zullen en kunnen geen maatwerkafspraken maken over wettelijke verplichtingen, alleen over bovenwettelijke maatregelen. Zodoende zullen we dus geen steun geven voor achterstallig onderhoud. Dat is de essentie achter de redeneerlijn die we daar met elkaar toepassen.

De paks zijn zeer zorgwekkende stoffen. Daar geldt momenteel al een wettelijke minimalisatieplicht voor. Een bedrijf is dus al verplicht om de uitstoot te minimaliseren. Daarom zijn aanvullende afspraken in onze optiek op dit moment niet nodig. Er liggen namelijk al richtlijnen. Mocht nou blijken dat dit in de toekomst mogelijk wel noodzakelijk is, dan komen we daar natuurlijk bij u op terug.

Dan heb ik een vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid over de motie over Tata Steel: kan ik iets vertellen over de stand van zaken van de gezondheidseffectrapportage, de GER, met betrekking tot Tata Steel? Het kabinet spant zich in voor een snelle uitvoering van de GER, maar dit is niet eerder gedaan, want de methodiek wordt nog ontwikkeld. Daarom is nog niet helemaal zeker wanneer de GER wordt opgeleverd. Momenteel werken we met de expertgroep en het RIVM aan methodische kaders hieromtrent. De volgende stap is de uitvoering van de GER. Daarvoor zijn de inzichten van de milieueffectrapportage, de MER, nodig. Hierna kan het nog ongeveer drie tot zes maanden duren. Ik houd enigszins een slag om de arm. Dus de verwachte oplevering is op dit moment in de eerste helft van 2025. Dat is de planning waar wij op dit moment mee werken.

Dan heb ik nog een andere vraag van de heer Gabriëls: hoe staat het met de uitvoering van de motie met een oproep om te onderzoeken of een gezondheidseffectrapportage eenzelfde plek kan krijgen als een milieueffectrapportage in de besluitvorming over de omgevingsvergunningen? Denk ik dat dit een goede manier is om te sturen op gezondheid? Even heel sec: daar wordt aan gewerkt in het kader van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Dat is heel algemeen; dat snap ik. Bij Tata Steel wordt er op dit moment gewerkt aan de gezondheidseffectrapportage. Dit moet u zien als een pilot, waar we uiteindelijk van kunnen leren. Op basis van de lessen daar bepalen we of het zinvol is om deze gezondheidseffectrapportage landelijk uit te rollen. Dat is de volgorde die we hieromtrent proberen te hanteren.

Het lid Kostić vroeg: is de Staatssecretaris bereid om met CE Delft in gesprek te gaan? Dan is mijn vraag – ik kijk even opzij – wat is CE? Een onderzoeksbureau, wordt mij verteld. Excuus. Ik zit nog niet lang genoeg in de materie. Ben ik bereid om met het onderzoeksbureau CE Delft in gesprek te gaan? Nou, ik ben zeker bereid om in gesprek te gaan met CE Delft om hun onderzoek nader te begrijpen. Momenteel wordt er al naar een datum gezocht voor een ambtelijk gesprek. Dus mijn antwoord is: ja.

Dat is de beantwoording van dit onderdeel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank de Staatssecretaris voor dit blokje. Daar hebben we twintig minuten over gedaan, met de beantwoording van de Staatssecretaris, maar daar zat ook zijn inleiding bij. Dus ik ga heel snel door met een interruptie van de heer Bamenga. En ik zie meer vingers de lucht in gaan. We gaan van start met een interruptie van de heer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

De staatsecretaris heeft zojuist aangegeven dat er een kabinetsreactie komt op een aantal vragen die ik gesteld heb. Eigenlijk wil ik in eerste instantie gewoon weten wanneer we die kunnen verwachten. Komen de vragen die ik gesteld heb, daarin terug? Worden die dus nadrukkelijk beantwoord?

De voorzitter:

Wil de Staatssecretaris de beantwoording bundelen, of wil hij gelijk even?

Staatssecretaris Jansen:

Ik begrijp dat bundelen meestal de procedure is.

De voorzitter:

Ja, daarom. Dan kan dit even verder uitgewerkt worden. Dan ga ik snel verder met de interrupties. Een tweede interruptie, meneer Bamenga? Doet u dat maar gelijk.

De heer Bamenga (D66):

Ik vroeg me iets af, want ik weet niet of ik het goed gehoord heb. De Staatssecretaris gaf weliswaar aan dat we de gezondheid nog beter moeten beschermen, maar het leek net alsof hij vond dat de gezondheid op dit moment al voldoende wordt beschermd door de regelgeving die we hebben en de toepassing daarvan. Klopt dat of heb ik dat toch verkeerd begrepen?

De voorzitter:

Dat waren ze, meneer Bamenga?

De heer Bamenga (D66):

Nou, dat hangt van het antwoord af.

De voorzitter:

Ja, maar u hebt ook maar een bepaald aantal interrupties, hè. Dat aantal moet u voor uzelf wel in de gaten houden. We gaan naar het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Mag ik eerst vragen naar een mogelijk gemist antwoord op een vraag? Misschien heb ik het gewoon niet goed gehoord.

De voorzitter:

Onder het kopje industrie?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ja, een vraag over pfas. Of komt dat onderwerp ergens anders terug? Ik hoor dat daar apart op ingegaan wordt. Oké, dan gaat het helemaal goed. Dank voor de verduidelijking. Ook dank voor de toezegging om met CE Delft in gesprek te gaan. Mijn vervolgverzoek is om het aan de Kamer terug te koppelen als daar iets uitkomt wat het vervolg voor Tata Steel en de omwonenden betreft.

Dan heb ik nog een interruptie over de stelling van de Staatssecretaris dat hij eigenlijk niet van plan is om afspraken te maken met Tata over paks en andere kankerverwekkende stoffen. Dat baart mij toch wel zorgen. De Staatssecretaris zegt dat de paks al in de ZZS zitten, maar bovenwettelijke maatregelen nemen en scherpere afspraken maken heeft ook te maken met hoe snel je dingen kunt doen. Dit is ook iets waarvan je zou kunnen zeggen: dit is bovenwettelijk. Dan kun je met Tata afspreken: in dat en dat jaar willen we zo veel reductie van paks voor elkaar krijgen. Dat is mijn vraag aan de Staatssecretaris. Bent u bereid om voor kankerverwekkende stoffen hele duidelijke doelen te stellen, zoals u dat ook doet voor fijnstof? Dat is officieel ook Europees geregeld.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar mevrouw Wingelaar.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Even over die zorgkosten. Het gaat mij niet zozeer om de zorgkosten, maar ik zie dat als een signaal dat het op veel plekken mis is in Nederland, allemaal in het gebied van industrie. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat hij wil laten onderzoeken of dat gebeurt bij Tata. Chemours en Chemelot in Geleen komen daarbij. Heel goed, maar wat zijn nou eigenlijk de kaders om voor een onderzoek in aanmerking te komen? Want het lijkt alsof we kiezen tussen inwoners. Ik vraag me dat echt af, want de mensen in Delfzijl, waar de kosten het allerhoogst zijn, krijgen geen onderzoek. Wanneer doen we dat dus wel en wanneer niet? Ik heb daar moeite mee, want dan lijk je die inwoners tekort te doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Helder. De heer Buijsse.

De heer Buijsse (VVD):

Dank je wel, voorzitter. Dank en felicitaties aan de Staatssecretaris voor zijn eerste optreden; zeer gewaardeerd. Ik sloeg aan op de vraag van de heer Boutkan en de reactie van de Staatssecretaris daarop over het verstevigen van de omgevingsdiensten. Ik heb daar een vraag over. Voor de inwoners is het natuurlijk belangrijk dat er robuuste omgevingsdiensten zijn, maar we weten dat niet alle omgevingsdiensten in Nederland even effectief en robuust zijn. Ik vraag me af – dat is ook mijn vraag aan de Staatssecretaris – of er een ondergrens is die hij zal hanteren voordat hij ingrijpt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat is een mooie, heldere aanvullende vraag. Ik dank u. Meneer Gabriëls, u zit te popelen.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ja. Ik zit te twijfelen of ik één of twee interrupties ga inzetten. Laat ik het bij één houden, vooralsnog. Ik wist natuurlijk dat de Staatssecretaris zou antwoorden met zaken als de Actie-agenda OV Knooppunten, het Impulsprogramma Chemische Stoffen en het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel. Dat deed mevrouw Heijnen namelijk ook altijd. Dat zijn onderzoeken. Dat wist ik dus, maar ik had gehoopt op iets meer urgentie en iets meer verandering. Maar het is goed dat die in ieder geval doorgaan, dus dat is oké.

Maar dan het voorzorgsprincipe. Over het voorzorgsprincipe is telkens discussie geweest. In 2023 is een motie van de heer De Hoop aangenomen, waarmee breed door de Kamer is gezegd: wij willen het voorzorgsprincipe beter in de wet verankeren. Dat is toen afgedaan onder verwijzing naar het Impulsprogramma Chemische Stoffen, waarbij werd gezegd: wij gaan u meer informatie bieden; wij gaan de omgevingsdiensten helpen met betere informatie om het voorzorgsprincipe toe te kunnen passen. Toen zeiden de omgevingsdiensten: fijn dat we die informatie krijgen, maar er is ook iets anders nodig, namelijk een betere omschrijving in de wet; dan hebben we én die informatie én die betere omschrijving. Die toezegging heeft mevrouw Heijnen gedaan: eind dit jaar zou er een betere omschrijving in de wet zijn. Dat stond in de aangenomen motie én dat is toegezegd. Het antwoord dat we de omgevingsdiensten beter van informatie gaan voorzien, is niet voldoende. De vraag en de toezegging waren nou juist om te komen met een andere omschrijving in de wet, zodat de omgevingsdiensten het voorzorgsprincipe beter kunnen toepassen, waardoor de gezondheid beter beschermd wordt. Want dat principe wordt bijna niet toegepast. Dat is nou juist het punt. Daar zou ik dus graag mijn eerste interruptie aan willen wijden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik naar de Staatssecretaris voor de beantwoording van de gestelde vragen.

Staatssecretaris Jansen:

Dank, voorzitter. Dank voor de aanvullende vragen. De heer Bamenga vroeg mij wanneer ik terugkom met bepaalde zaken die al eerder ter sprake zijn gekomen dan wel zijn toegezegd. Ik begin met de Rli. Die thematiek komt terug. De kabinetsreactie op het rapport komt nog dit jaar, dus dan heeft u iets meer duiding van wanneer het naar u toe zal komen. Ik ga niet zeggen of dat nog in dit kwartaal of in het volgende kwartaal is. Gevoelsmatig ga ik er zelf van uit dat het het laatste kwartaal is, maar het komt nog dit jaar naar u toe.

De tweede vraag van de heer Bamenga ging over vergunningverlening, toezicht en handhaving. De beantwoording van de VTH-vragen is voorzien voor eind dit jaar, in de voortgangsbrief. Voor beide geldt dus hetzelfde: uiterlijk eind dit jaar heeft u de beantwoording.

Dan kom ik bij de vraag van het lid Kostić over de paks en de maatwerkafspraak. De inzet is om de gezondheid zo veel mogelijk te verbeteren. Dat heb ik ook al in mijn eerste reactie aangegeven. We gaan nog bekijken voor welke stoffen we specifieke afspraken gaan maken. Daar kan ik op dit moment helaas niet op vooruitlopen, want dat is onderdeel van de lopende onderhandelingen. Zolang die plaatsvinden, moet ik u helaas het antwoord op die vraag even schuldig blijven. Maar we zijn erover aan het nadenken, we zijn erover in gesprek en ik kom er netjes bij u op terug.

Dan de vraag van mevrouw Wingelaar van NSC over het onderzoek in Delfzijl. Ik heb eerder geprobeerd toe te lichten hoe wij hiermee omgaan. De capaciteit bij het RIVM is natuurlijk beperkt. Daarom kan helaas niet alles tegelijk. Wij hebben voor ogen om met de drie voorbeelden die ik noemde, Tata Steel, Chemours en Chemelot, een landelijke systematiek op te zetten die zich uiteindelijk kan vertalen naar andere delen van het land, dus ook naar Geleen en Delfzijl. Dat is hoe we het doen, omdat er helaas gewoon niet voldoende mensen zijn. Hadden we die wel gehad, dan hadden we meer brandhaarden kunnen meenemen, maar dan nog kom je bij dezelfde essentie uit: welke brandhaard wel en welke niet? Juist om willekeur zo veel mogelijk te voorkomen, hebben we gezegd: we pakken eerst deze drie en vandaaruit gaan we landelijk een stap verder zetten.

Dan was er nog een vraag van de heer Gabriëls over het beter in de wet verankeren van het voorzorgsbeginsel. Ik had het idee dat ik daar in de beantwoording al op terug was gekomen. Mijn voorganger heeft u toegezegd om u dit najaar te informeren over de uitkomsten van het juridische onderzoek naar onder andere de verankering van het voorzorgsbeginsel. Dit onderzoek loopt nog. Zodra de uitkomsten er zijn, kan ik die naar uw Kamer zenden. Ik zie aan de reactie van de heer Gabriëls dat hij mogelijk iets anders bedoelt dan wat ik nu in mijn antwoord zeg.

De voorzitter:

Dat gaan we proberen te achterhalen via de heer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik vind dit geen interruptie. Hierop ingaand: u zegt dat er geen daadwerkelijke wetsverandering of betere verankering komt, maar dat er onderzoek wordt gedaan naar een manier om het beter in de wet te verankeren. Dat verzoek is een jaar geleden ingediend, in de motie van de heer De Hoop, die in 2023 breed is aangenomen. Daar staat in: om te onderzoeken en te bekijken hoe het voorzorgsprincipe beter in de wet verankerd kan worden. We zijn nu een jaar verder en dan komt pas dat onderzoek. Wanneer komt dan de daadwerkelijke wetsverandering?

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris heeft gezegd dat de juridische toets nog loopt. Misschien maai ik nu een beetje het gras voor zijn voeten weg, dus ik kijk even naar hem.

Staatssecretaris Jansen:

Misschien gebruik ik een andere bewoording dan u zou verwachten. Maar even heel plat: het onderzoek loopt. Misschien maakt dat het makkelijker.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ja.

De voorzitter:

Ik zie aan het gezicht van de heer Gabriëls dat hij denkt: zit mevrouw Heijnen daar nog te spreken of is het toch een nieuwe Staatssecretaris? Hij zit een beetje te vissen naar de stand van zaken.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik zou willen dat we niet in 2025 dezelfde discussie hebben, namelijk: het onderzoek loopt nog. Het moet ooit af zijn, toch?

De voorzitter:

Misschien is het toch een kwestie van woordkeuze.

Staatssecretaris Jansen:

Misschien kunnen we met elkaar afspreken dat wij voorkomen dat diezelfde discussie over een jaar weer plaatsvindt. Ik zorg dat ik eerder bij u terugkom. Dat is mijn streven. Zullen we dat afspreken?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dat is dan de toezegging. Die had ik eigenlijk al van mevrouw Heijnen, maar dan herhalen we die.

Staatssecretaris Jansen:

Ik ga die toezegging proberen na te komen, zeg ik tegen de heer Gabriëls.

De voorzitter:

Een nieuwsgierige vraag van deze voorzitter: zit daar ook nog een termijn aan verbonden?

Staatssecretaris Jansen:

Ik probeerde net te zeggen dat dat in ieder geval voor volgend jaar is, maar ik hoor nu naast mij dat we dat gewoon dit jaar gaan doen. Daarmee bent u volgens mij goed bediend.

De voorzitter:

Die zetten we op het lijstje!

Staatssecretaris Jansen:

Dan kom ik bij de openstaande vraag van de heer Buijsse van de VVD over de robuuste omgevingsdiensten en een ondergrens. De diensten werken momenteel op basis van plannen van aanpak, vastgesteld door de bestuurder, om robuust te worden. Daarvoor hebben ze tot 1 april 2026 de tijd. Ik ben absoluut bezig met de monitoring daarvan. Toevallig hebben wij daar vandaag, en ook al eerder deze week, weer over gesproken. De criteria leggen wij vast in de wetgeving. Ik denk dat dat voldoende is om u gerustheid te kunnen meegeven.

Ik denk dat we dit onderwerp daarmee hebben afgerond.

De voorzitter:

Dat dacht u, maar het lid Kostić denkt daar anders over.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik ben al heel blij met de beweging van de Staatssecretaris om paks te gaan normeren en daar afspraken over te maken. Dat is namelijk de wens van de Kamer en van de omwonenden. Maar waar ik mij zorgen over maak, is de black box van de onderhandelingen. Het is natuurlijk de wereld op zijn kop dat wij hier miljoenen, miljarden aan belastinggeld dreigen te besteden en niet weten waar we uiteindelijk op uit gaan komen. Volgens mij hebben wij als Kamer gezegd dat gezondheid leidend moet zijn. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat er een balans moet zijn tussen gezondheid en economie. Dat is een ander verhaal. Ik wil dus van de Staatssecretaris vooral het volgende horen. Is de gezondheid voor hem leidend in de onderhandelingen? Gaat hij ervoor zorgen dat er duidelijke normen komen op al die stoffen waar de omwonenden zich zorgen over maken, dat die verifieerbaar zijn en dat die door de gezondheidsexperts getoetst worden op hun toereikendheid? Gaat hij ervoor zorgen dat die afspraken vervolgens worden gecontroleerd door de overheid en dat de metingen in handen van de overheid komen, zodat Tata er niks meer mee te maken heeft, zoals per motie gevraagd? Ten slotte, gaat hij ervoor zorgen dat als we er over twee jaar achter komen dat het toch niet helemaal lekker gaat en Tata niet goed richting de afspraken gaat, we Tata niet nog een kans geven om met een herstelplan of verbeterplan te komen? Gaat hij ervoor zorgen dat zodra we zien dat Tata zich niet aan de afspraken houdt, we meteen ingrijpen en stoppen met het project?

De voorzitter:

Ik ben heel benieuwd hoe de Staatssecretaris de zwarte doos die te maken heeft met de onderhandelingen gaat uitleggen.

Staatssecretaris Jansen:

Gelukkig is het een black box en geen doos van Pandora, want die is nog ingewikkelder. Maar ik kan hier wel antwoord op geven. Wij balanceren tussen hoe we voorkomen dat we het belang schaden van de onderhandelingen die we op dit moment voeren rondom de maatwerkafspraak, en hoe we de Kamer op de hoogte houden van de vorderingen daarin. Ik kan u meegeven dat we de Kamer periodiek vertrouwelijk gaan bijpraten. Dan weet u ook waar we het over hebben en wat de status is. Uiteindelijk heeft de Kamer instemming op het eindresultaat. Volgens mij is dat voldoende waarborg voor u als Kamer om a te worden bijgepraat in vertrouwelijkheid en b uiteindelijk instemming te geven op het eindresultaat. Ik denk dat u daarmee goed in positie bent gebracht. Ik zie uw reactie. Misschien had u iets meer gehoopt, maar dit is wat ik op dit moment kan aangeven. Ik denk dat dat in deze situatie het slimste is, want anders kan de maatwerkafspraak negatief worden beïnvloed. Dit is dus hoe we hiermee om zouden willen gaan.

Dan gaan we naar het volgende onderwerp: de luchtkwaliteit. Ik zeg er direct bij dat dit het laatste onderwerp is waar ik een kleine inleiding bij doe – misschien nog bij agro – voordat ik bij de beantwoording van de vragen kom.

De voorzitter:

Als voorzitter vraag ik u toch om uw inleidingen kort en bondig te houden, want het is ondertussen 15.35 uur en u heeft nog een aantal blokken te gaan.

Staatssecretaris Jansen:

De rest van de mapjes is dunner, dus dat gaat heel snel.

De voorzitter:

Wij kennen elkaar al langer dan vandaag. Ik ben van u gewend dat u kort en bondig bent.

Staatssecretaris Jansen:

Ik zal sneller praten.

De voorzitter:

Maar met deze pet van Staatssecretaris heeft u toch een iets andere lengte gekozen.

Staatssecretaris Jansen:

Waar mogelijk zal ik versnellen.

Schone lucht is essentieel voor een gezonde leefomgeving. Mensen overlijden in Nederland gemiddeld nog altijd zo'n acht maanden eerder als gevolg van vieze lucht. De luchtkwaliteit in Nederland wordt wel steeds beter. Dat is belangrijk, want elke verbetering leidt uiteindelijk tot gezondheidswinst. Maar schone lucht ontstaat niet vanzelf. Daar moeten we met z'n allen keihard aan blijven werken. Dat doen we bijvoorbeeld met het Schone Lucht Akkoord, wat al een aantal keren ter sprake is gekomen. Het Schone Lucht Akkoord moet ervoor zorgen dat 50% van de gezondheidswinst in 2030 door minder luchtvervuiling afkomstig is van Nederlandse bronnen. Het streven voor 2030 is dus 50% meer gezondheidswinst. In 2030 loopt het Schone Lucht Akkoord af en gaan de nieuwe, aangescherpte Europese normen voor luchtkwaliteit gelden. Deze Europese afspraken over het schoner en gezonder maken van het milieu zijn belangrijk, omdat vervuilende stoffen zich helaas niet houden aan landsgrenzen; die discussie heeft u onderling ook gevoerd. Dat geldt zeker voor vervuilende stoffen in de lucht. Dat alle lidstaten er gezamenlijk de schouders onder moeten zetten, draagt denk ik bij aan een gelijk speelveld voor zowel burgers als bedrijven. Het belangrijkste blijft natuurlijk dat de nieuwe Europese grenswaarden zullen leiden tot een betere luchtkwaliteit, minder gezondheidsschade, lagere maatschappelijke kosten en een gezondere leefomgeving in 2030 en daarna.

Voorzitter. Dat was mijn inleiding, dus ik ga nu naar de beantwoording van de vragen. Ik begin met de vraag van de heer Bamenga van D66. Ben ik het met D66 eens dat we de gezondheidskundige advieswaarden van de WHO uit 2021 niet kunnen negeren en hoe nemen we de kennis van de WHO over schone lucht toch mee in ons beleid? Dat was zijn vraag. De advieswaarden van de WHO uit 2021 zijn natuurlijk belangrijk, want ze laten zien wat uit het oogpunt van gezondheid wenselijk is. Uw Kamer heeft eerder gevraagd om toe te werken naar deze WHO-advieswaarden. Ik zet me in om die WHO-advieswaarden op termijn te bereiken, maar dat kan helaas niet van de een op de andere dag. We kunnen dat als Nederland ook niet alleen. Ook andere landen in Europa zullen hun steentje moeten bijdragen. In de herziene EU-Richtlijn luchtkwaliteit is het doel om via een tussenstap in 2030 uiteindelijk in 2050 overal aan deze nieuwe advieswaarden te voldoen.

Dan heb ik wederom een vraag van de heer Bamenga. Bent u bereid om de WHO-advieswaarden uit 2021 op te nemen als streefwaarden, zodat provincies en gemeenten wel de opdracht krijgen om beleid te maken op basis van de meest up-to-date kennis over luchtkwaliteit? In essentie kan ik zeggen: ja, daar ben ik toe bereid. In de herziene EU-luchtkwaliteitsrichtlijn is afgesproken dat de lidstaten tussen 2030 en 2050 toewerken naar de WHO-advieswaarden, zoals ik net al opmerkte. Bij de implementatie van de herziene richtlijn ga ik kijken welke opties er zijn om de omgevingswaarden op te nemen, zoals met een inspanningsverplichting of een resultaatverplichting. Voor de gezondheid van inwoners is het altijd het beste om niet stil te gaan zitten als normen behaald zijn. Als de luchtkwaliteit verder verbeterd kan worden, ontstaat er natuurlijk nog meer gezondheidswinst. Niet voor niets is dat het streven in het Schone Lucht Akkoord.

Dan een vraag van het lid Kostić van de Partij voor de Dieren. De advieswaarden van de WHO worden met de uitvoeringsagenda van het Schone Lucht Akkoord niet gehaald. Met welk tempo ga ik alsnog toewerken naar de WHO-advieswaarden en kan ik toezeggen op korte termijn met een plan hiervoor te komen? Om de meest recente WHO-advieswaarden in Nederland te kunnen halen, moeten er zowel in Nederland als in de ons omringende landen maatregelen genomen worden, want luchtvervuiling houdt niet op bij de grenzen. De herziene Richtlijn luchtkwaliteit kent een pad met een tussenstap in 2030 naar 2050 toe. De verplichte grenswaarden van de richtlijn gelden voor alle Europese lidstaten, dus echt iedereen moet aan de bak om dit te realiseren. Zodra de richtlijn officieel is vastgesteld, start het RIVM een analyse van wat daar moet gebeuren. Deze analyse is naar verwachting klaar in het voorjaar van 2025. Op basis daarvan maak ik mijn plannen en dat deel ik dan weer met de Kamer.

Dan heb ik nog een vraag van het lid Kostić. Klopt het dat de doelen van het Schone Lucht Akkoord op bepaalde plekken niet gehaald zullen worden, bijvoorbeeld rondom de Maasvlakte of rondom gebieden met intensieve veehouderij? Ja, in essentie klopt dat. Op basis van de huidige prognoses zegt het RIVM inderdaad dat op enkele plaatsen in Nederland de WHO-advieswaarden uit 2005 in 2030 niet gehaald gaan worden. Hiertoe behoren helaas ook de IJmond en de directe omgeving rondom Schiphol. Dus in essentie is het antwoord ja, maar als onderdeel van de implementatie van de herziene EU-Richtlijn luchtkwaliteit ga ik kijken wat nodig is om ook in deze gebieden te kunnen voldoen aan de normen. Dat moet uiteindelijk ook wel, want de richtlijn schrijft strengere grenswaarden voor die overal behaald moeten worden. Maar nogmaals, ik ben het in essentie met u eens. We zijn aan het kijken binnen het Schone Lucht Akkoord hoe we een plan van aanpak voor hoog blootgestelde gebieden kunnen bepalen. Dit moet meer houvast bieden om zulke locaties uiteindelijk ook goed en adequaat aan te pakken.

Dan nog een vraag van de heer Bamenga. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat er ook na 2025 nog budget zal zijn voor de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord en voor het beleid op luchtkwaliteit in het algemeen? Om de doelen van het Schone Lucht Akkoord en de doelen uit de herziene richtlijn te halen, kunnen we niet achteroverleunen, maar is uitvoering van alle gestelde maatregelen en acties nodig. Ik kan alleen op dit moment niet vooruitlopen op de financiële keuzes, want die moeten door het kabinet worden gemaakt. Ik zet me wel in om de leefomgeving in Nederland gezonder en veiliger te maken, maar ook ik ben afhankelijk van de besluitvorming die binnen het kabinet hieromtrent gaat plaatsvinden. Dus op dit moment kan ik daar geen ander antwoord op geven.

Dan heb ik nog een vraag van wederom het lid Kostić. Gaat de Staatssecretaris de maatregelen overnemen uit het rapport van CE Delft met betrekking tot de verkenning luchtkwaliteitsmaatregelen? Op dit moment zien we eigenlijk geen aanleiding voor nieuwe maatregelen, want we liggen op koers om de doelen uit het Schone Lucht Akkoord te halen. Ik zie de verkenning naar aanvullende luchtkwaliteitsmaatregelen als een goede eerste stap van de onderzoeken naar de mogelijkheden die er straks zijn als blijkt dat aanvullende maatregelen inderdaad nodig zijn. Ik ga het RIVM dan ook vragen om een analyse te doen van de gevolgen van de herziene EU-kwaliteitsrichtlijn. Op basis van deze analyse van het RIVM zal ik kijken of maatregelen nodig zijn en zo ja, waar. Op dat moment zal ik de resultaten van de verkenning naar aanvullende maatregelen concreet meenemen in mijn afwegingen.

Mevrouw Wingelaar van NSC zei dat de richting van de stikstofmaatregelen niet bekend is. Zij vroeg welke consequenties dit dan heeft voor het Schone Lucht Akkoord. In essentie staan de stikstofdoelen overeind, dus vooralsnog liggen we op koers om de doelen uit het Schone Lucht Akkoord te halen. Het RIVM geeft aan dat we met het beleid tot nu toe op koers liggen, dus daar ligt niet de aanleiding. In het nieuwe regeerprogramma blijven echter wel de doelen voor klimaat en stikstof natuurlijk gewoon staan. Ik heb daarom nu geen reden om aan te nemen dat de doelen niet gehaald gaan worden. Maar als blijkt dat dat na de analyse anders is, ga ik natuurlijk kijken naar wat ik moet doen om de doelen alsnog te halen. Maar op dit moment denken we dat we op schema liggen.

Dan een vraag van de heer Boutkan van de PVV in het kader van het Schone Lucht Akkoord. Hij gaf aan dat de vorige Staatssecretaris niet bereid was het ecodesignlabel door te voeren en dat zij meer wilde inzetten op preventie om zo klachten met betrekking tot houtstook te verminderen. Hij vroeg hoe ik dat zie. Het ecodesignlabel is al doorgevoerd, maar het is geen verplichte vervanging voor oude kachels. Nieuwe kachels moeten al een ecodesignlabel hebben, dus in die zin is de wetgeving daadwerkelijk al doorgevoerd, zoals ik al zei. Het is echter niet mijn streven om alle oude kachels te vervangen voor nieuwe kachels. Ik wil mensen niet op kosten jagen door hen te dwingen om een nieuwe kachel aan te schaffen. Bovendien is een dergelijke vervangingsslag voor uitvoering en handhaving simpelweg niet controleerbaar.

Voorzitter. Dat was volgens mij de laatste vraag die ik heb gekregen rondom dit onderwerp.

De voorzitter:

Wij gaan het toetsen. Ik kijk even rond. Ik zie als eerst het lid Kostić en de heer Gabriëls. Gaat uw gang, het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Er is een vraag gemist over de investeringen in de luchtkwaliteit van 2025 tot 2030, namelijk dat die niet opgenomen zijn in de begroting. De vraag was als volgt: als we gezondheid serieus nemen, is de Staatssecretaris het dan met ons eens dat dat veranderd zou moeten worden? Of wordt dat meegenomen in een ander blokje?

De voorzitter:

We gaan eerst even kijken of het inderdaad een gemiste vraag was of dat het antwoord niet helder en duidelijk is overgekomen. Volgens mij is hij daar wel een beetje op ingegaan, maar misschien niet voldoende.

Staatssecretaris Jansen:

We hadden een soortgelijke vraag van de heer Bamenga. Die vraag heb ik beantwoord. Ik had eigenlijk het idee dat dat ook direct het antwoord was op de vraag van het lid Kostić.

De voorzitter:

Gelukkig staat het nog op de band. Staatssecretaris, gaat uw gang.

Staatssecretaris Jansen:

Ten dele heeft u gelijk. Ik had inderdaad geantwoord op de vraag van de heer Bamenga. Ik kan nu niet vooruitlopen op de financiële keuzes die dit kabinet moet maken, maar ik zet mij natuurlijk wel in om de leefomgeving in Nederland gezonder en veiliger te maken. Dat was mijn antwoord. U heeft dus gedeeltelijk gelijk, maar op dit moment kan ik niet concreter worden. Mijn excuses daarvoor.

De voorzitter:

Het gaat altijd om geld. Dat was het, lid Kostić? Of had u nog een andere vraag?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ja, ik had nog een andere vraag. Ik moet even kijken. Een van mijn vragen was eigenlijk anders geïnterpreteerd. Mijn vraag ging over ... Misschien moet ik even een ronde overslaan. Dan kom ik er zo op terug, want ik heb nu een aantal vragen die door elkaar lopen.

De voorzitter:

Ik wilde u die woorden niet in de mond leggen. Dan de heer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Met betrekking tot de schone leefomgeving zijn we het allemaal heel erg met elkaar eens. Iedereen is het eens totdat de volgende vraag komt. Nu ga ik vijf seconden even niks zeggen. De vraag is: worden er ook juridisch bindende doelen gesteld om de doelen van de Europese luchtkwaliteitsrichtlijn te halen?

Staatssecretaris Jansen:

Ik denk even na over het antwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zou bijna willen zeggen: Tom Poes, verzin een list. Maar u denkt toch even na. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Jansen:

Mogelijk ligt het aan mijn onervarenheid in dezen, maar ik heb het volgens mij net zelfs twee keer verwoord. De EU-richtlijn voor de luchtkwaliteit is volgens mij bindend. Daarmee dacht ik dat ik antwoord had gegeven op die vraag.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Met andere woorden: als we de doelen niet halen – dit moet over zes jaar, in 2030 – kunnen er juridisch bindende consequenties volgen voor bedrijven die op dat moment meer uitstoten dan wat staat in de WHO-richtlijn 2005 die in de kaderrichtlijn staat. Dan kunnen we die bedrijven dus juridisch aanpakken. Als dat is wat u zegt, vind ik dat een hele fijne toezegging.

De voorzitter:

Zo hoor ik het niet.

Staatssecretaris Jansen:

Nee, sorry, ik bedoel het anders. 2030 is de tussenstap en in 2050 is het bindend. Dat is hoe ik het antwoord bedoelde.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Iedereen is het ermee eens totdat deze vraag komt. De vraag was dus: worden er ook juridisch bindende doelen gesteld om die doelen van de Europese richtlijn te halen? In 2030 wordt die richtlijn namelijk bindend. Het antwoord is dan dus: nee, dat doen we pas in 2050. Of is het antwoord: ja, vanaf 2030 gaan we juridisch bindende doelen instellen? Dan heb ik namelijk heel veel hoop.

Staatssecretaris Jansen:

Mijn antwoord is dat er in 2050 juridisch bindende doelstellingen zijn.

De voorzitter:

Het lid Kostić heeft ... Nou, ik ga niet zeggen dat het lid Kostić het licht heeft gezien, maar de vraag is wel gevonden.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Er lopen zo veel dingen door elkaar dat zelfs mijn grote hoofd het niet kan bevatten.

De voorzitter:

U had nog een vraag openstaan. Dat is mijn eerste vraag aan u. Welke vraag is dat?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dat was misschien een verkeerd geïnterpreteerde vraag. Ik vroeg de Staatssecretaris namelijk niet of hij alle maatregelen van CE Delft per direct wil gaan uitvoeren. Ik vroeg hem of hij bereid is er rustig naar te kijken en ons te zijner tijd per brief per maatregel te laten weten of hij daar wel of geen heil in ziet. Begrijp ik de Staatssecretaris goed dat hij nu bij voorbaat al zegt: nou, we doen eigenlijk sowieso geen maatregel?

De voorzitter:

Ik heb wel gehoord dat de Staatssecretaris bereid is om met CE Delft in gesprek te gaan. Dat was weliswaar een andere toezegging, maar ik neem aan dat dat gesprek toch wel voldoende stof oplevert om vervolgens iets op papier te kunnen zetten.

Staatssecretaris Jansen:

Ik ga het gesprek inderdaad aan met CE Delft, maar ik kan nu geen deadline noemen, omdat ik even moet overzien waar we het over hebben. De gesprekken lopen natuurlijk ook nog wat langer. Vindt u het goed als ik daar periodiek op terugkom? Is dat goed voor u?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Misschien even ter verduidelijking, voordat twee dingen door elkaar lopen. CE Delft doet heel goed werk op verschillende vlakken. In de eerste termijn hadden we het over CE Delft in relatie tot Tata. Daar gaat u over in gesprek. Dat is fijn. Maar er is nog een rapport van CE Delft en dat gaat heel specifiek over wat je zou kunnen doen voor de luchtkwaliteit, voor de mensen over wie de Staatssecretaris het net had. Er worden heel veel maatregelen voorgesteld en mijn vraag concreet aan de Staatssecretaris is of hij op korte termijn met een brief naar de Kamer kan komen waarin hij per maatregel aangeeft of hij dat een goed idee vindt of niet en waarom.

Staatssecretaris Jansen:

Mijn voorstel is om dat samen te doen met het onderzoek van het RIVM dat nog komt. Dat is in het voorjaar van 2025.

De voorzitter:

Die staat ook genoteerd. U heeft nog één interruptie, mevrouw Kostić. Echt één. Ik geloof mijn griffier onvoorwaardelijk. Dus u kunt nu nog één interruptie doen. U kunt ’m nu doen of ’m bewaren voor het volgende blokje. Pfas komt ook nog, zegt de Staatssecretaris. En geur komt nog. Ik zou zeggen: bewaart u ’m nog even. Wilt u ’m toch gebruiken?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik ga hem toch even gebruiken, want ik hoorde toch ook weer iets opmerkelijks van de Staatssecretaris. Hij zegt: ik overweeg eigenlijk ook niet extra maatregelen op dit moment, want we liggen op koers. Maar we weten ook uit het onderzoek dat zei dat we op koers lagen, dat het gebaseerd was op het beleid van het vorige kabinet en dat daarbij – volgens mij is het net al door een collega gezegd – werd aangetekend dat de doelen uit het Schone Lucht Akkoord alleen misschien gehaald worden als het klimaatbeleid wordt doorgezet en als het stikstofbeleid wordt doorgezet. Nou, wat is het geval? Dat is dat dit kabinet beide eigenlijk niet wil doorzetten. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dus hoe hij erop komt dat we op koers liggen.

Staatssecretaris Jansen:

Ik snap uw vraag, alleen u vraagt mij vooruit te lopen op iets waar ik op dit moment nog geen zicht op heb. Op dit moment lopen we in de pas, dus liggen we op koers. Als daar verandering in optreedt – dat heb ik volgens mij ook in mijn eerste beantwoording gezegd – dan zullen we waar mogelijk kijken of we de doelen kunnen aanscherpen, maar op dit moment liggen we op koers met het Schone Lucht Akkoord.

De voorzitter:

En daar moet u het mee doen. Dus gaat u verder, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Jansen:

Dan komen we bij het onderwerp bodem en ondergrond. Een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC was of ik de zorgen kan wegnemen rondom bodemregelgeving en wanneer de Kamer dat kan verwachten. Op dit moment herijk ik de bodemregelgeving. Het doel is te komen tot toekomstbestendige regels. Die regels zijn nodig om de bodem te beschermen en de bodem te kunnen gebruiken voor maatschappelijke doelen. Denk bijvoorbeeld aan woningbouw. Begin deze week heb ik twee rapporten van het RIVM aan de Kamer gestuurd. Deze zijn belangrijke bouwstenen voor de herijking van de bodemregelgeving. Ik verwacht u uiterlijk eind oktober verder te informeren over de vervolgstappen die ik ga zetten om de bodemregelgeving te verduidelijken, te verbeteren en te actualiseren.

Dan heb ik een vraag van de heer Buijsse van de VVD over staalslakken in Spijk: hoe kijkt u aan tegen de problematiek van staalslakken die in het verleden niet goed zijn toegepast op locaties – denk aan Spijk, Eerbeek en de Oosterschelde – en waarvan het milieu en de omwonenden of andere belanghebbenden nu nadelige gevolgen ervaren? In essentie zeer kwalijk. Daarom kijk ik hoe ik de kaders voor het toepassen van secundaire bouwstoffen kan aanpassen. Van de gevallen die u noemt, hebben in Spijk en Eerbeek zich inderdaad nadelige gevolgen voorgedaan van de toepassing van staalslakken. De Oosterschelde was een iets ander verhaal, maar in de eerste twee was dat wel het geval. Staalslakken kunnen veilig en verantwoord worden toegepast, maar dan wel binnen de kaders van de regelgeving. Op die manier kunnen we primaire grondstoffen uitsparen en mens, dier en milieu beschermen. Dat dit in een aantal gevallen – u refereert aan Spijk en Eerbeek – in het verleden niet goed is gegaan, is een heel kwalijke zaak. Daarom ben ik bezig met het invoeren van een informatieplicht. Ik bekijk in het kader van de herijking van de bodemregelgeving welke aanpassingen ik nog meer kan doen in de kaders voor toepassing van secundaire bouwstoffen. Het oplossen van de problemen in Spijk en Eerbeek is natuurlijk – dat heeft u volgens mij zelf al aangegeven – wel de verantwoordelijkheid van de bevoegde gezagen. In Spijk is dat de gemeente en in Eerbeek de provincie.

Dan heb ik wederom een vraag de heer Buijsse van de VVD. «Heeft de Staatssecretaris concrete acties uitgezet naar aanleiding van het Rekenkameronderzoek over het veilig hergebruiken van afvalstoffen? In dit rapport werd ook al geconcludeerd dat er snel acties nodig zijn voor een veilig hergebruik van afvalstoffen.» Ja, in essentie zijn er voor het rapport al acties uitgezet. Ik noem met name de herijking en de invoering van de informatieplicht voor staalslakken. De informatieplicht geldt vanaf 1 januari 2024 bij de toepassing van AEC-bodemassen en immobilisaten. Voor staalslakken wordt ook een informatieplicht ingevoerd. Naar verwachting is dat op 1 januari 2026. Per 1 januari 2024 is voorgeschreven dat in de milieuverklaring bodemkwaliteit moet worden vermeld welke voorwaarden en beperkingen de toepasser in acht moet nemen. In mei is de Circulaire Toepassing van staalslak en hoogovenslak – dat is zand – geüpdatet. Hierbij is er, vooruitlopend op de informatieplicht, bij toepassers op aangedrongen om het bevoegd gezag vrijwillig – let wel: vrijwillig – te informeren over een voorgenomen toepassing van staalslakken. Bij de herijking van de bodemregelgeving worden de kaders voor het toepassen van circulaire bouwstoffen opnieuw tegen het licht gehouden. Inmiddels zijn de aangrijpingspunten voor verbetering en mogelijke oplossingsrichtingen in beeld. U krijgt daar in oktober een brief over.

Ik had nog een vraag van de heer Buijsse. «Kunnen we van u een proactieve...» Hoe proactief moet ik zijn, wou ik bijna zeggen! Maar goed: kunt u van mij een proactieve houding verwachten om te voorzien in de behoefte van omwonenden en belanghebbenden aan feitelijke informatie en ga ik hier een objectieve dialoog over aan? Uiteraard ben ik bereid tot gesprek. Het verschaffen van feitelijke informatie aan belanghebbenden en omwonenden – denk aan het bezoek van de week aan Tata Steel en de mensen in de omgeving – is natuurlijk een verantwoordelijkheid van het lokale bevoegd gezag. Maar dan nog vind ik het ook een taak van mij persoonlijk om het gesprek met die mensen aan te gaan. Ieder bezoek geeft mij namelijk een concreter beeld. Ik ben verantwoordelijk voor de bodemregelgeving waarin de kaders staat voor het toepassen van de secundaire bouwstoffen, waaronder staalslakken. Ik laat me natuurlijk ook informeren en adviseren door partijen zoals het RIVM en de omgevingsdiensten. Die informatie wordt ook openbaar gemaakt. Daarnaast zijn, zoals ik al zei, de gesprekken met omwonenden en belanghebbenden natuurlijk superbelangrijk. Die geven namelijk inzicht in lokale zaken waar je tegenaan loopt, zoals de heer Gabriëls en, geloof ik, ook de heer Bamenga net ook al zeiden. Mensen die hun eieren niet meer durven te eten of die oppervlaktewater of kraanwater mijden: het zijn allemaal zaken die hierin van belang zijn. Dus ja, het heeft absoluut mijn aandacht. Afgelopen jaar is er bijvoorbeeld ook een gesprek geweest met de bewoners van Hellevoetsluis. Mijn voorganger heeft ook Zeeland bezocht. Het heeft dus echt de aandacht. Het voorlichten van omwonenden en belanghebbenden over lokale issues is de verantwoordelijkheid van het lokale bevoegd gezag, maar waar nodig ondersteunen en helpen we elkaar natuurlijk.

Dan heb ik een vraag van de heer Boutkan over staalslakken. «De toepassing van de regels gaat niet altijd goed?» Er staat een vraagteken. Volgens de zorgplicht moet de toepasser rekening houden met de bijzondere eigenschappen van bouwstoffen, zodat milieuschade wordt voorkomen. Dat gaat helaas niet altijd goed. Bij de herijking kijk ik hoe dat verbeterd kan worden door middel van de handreiking. Dat is bijvoorbeeld een oplossing. Daarover wordt u ook in oktober nader geïnformeerd.

Ik heb nog een vraag van de heer Buijsse van de VVD. Hij zei dat het risicovol is voor aannemers van grote infrastructurele projecten om gezuiverde en geschoonde bodemassen te verwerven, waardoor zij mogelijk kiezen voor primaire stoffen. Dat is niet circulair, daar heeft u helemaal gelijk in. Met de herijking werk ik wel aan betere waarborgen, waardoor het vertrouwen hersteld kan worden. Veel van de zaken zijn in het verleden namelijk niet goed gegaan. Het gaat steeds beter, maar we moeten er met z'n allen nog steeds heel scherp op zijn. Zoals u zelf aangeeft, is het niet wenselijk vanuit het oogpunt van circulariteit, omdat je anders iedere keer weer primaire stoffen gaat gebruiken. De belangrijkste oorzaken zijn de incidenten met onjuiste toepassingen in het verleden en alle terechte negatieve aandacht die het daardoor krijgt. Laten we er heel duidelijk over zijn: het is terecht dat die aandacht wordt gegenereerd. Binnen het herijken van de bodemregelgeving ga ik betere waarborgen proberen te bieden. Daardoor kan het vertrouwen uiteindelijk hersteld worden. Bovendien ga ik in overleg met de omgevingsdiensten, maar ook met Rijkswaterstaat, na wat er nog meer nodig is om secundaire bouwstoffen te kunnen blijven toepassen, mits er voldoende aan de regelgeving is aangepast.

Dan een vraag van mevrouw Wingelaar van NSC. Kan het voorzorgsprincipe hier toegepast worden om drinkwatergebieden te beschermen? De bodemregelgeving is feitelijk een invulling van het voorzorgsprincipe en voorziet in de bescherming van bodem en grondwater. Ik denk dat ik daarmee antwoord geef op uw vraag.

Als laatste heb ik nog een vraag van mevrouw Wingelaar. Hoe ga ik me inzetten om de kwestie Beaumix-A2-Limburg aan te pakken? Als ik het verkeerd uitspreek, moet u het vooral zeggen, hoor. Ik kom weleens in Limburg, maar die naam ben ik nog niet eerder tegengekomen. Maar dat zal een tekortkoming van mijn zijde zijn. Secundaire bouwstoffen zoals Beaumix kunnen veilig worden toegepast binnen de kaders van de bodemregelgeving. Voor de A2 is Rijkswaterstaat de opdrachtgever. Zij passen toe binnen de kaders van de regelgeving. De ILT is het bevoegd gezag. Op dit moment heb ik geen reden om aan te nemen dat er niet binnen de kaders wordt toegepast. Mochten die signalen wel komen, dan zal ik daar natuurlijk op acteren.

Dat was de laatste, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk naar links. Ik zie mevrouw Wingelaar voor een aanvullende vraag c.q. interruptie.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Ik weet ook niet precies hoe je het uitspreekt, maar ik noem het «Beaumix». Iedere keer popt zo'n casus op. In Zuid-Limburg maakt men zich er echt heel veel zorgen over. Het bevat namelijk restanten uit afvalovens. Maar u zegt nu – ik heb u duidelijk gehoord – dat dat eigenlijk niet nodig is, omdat er geen gevaar is voor de volksgezondheid.

Staatssecretaris Jansen:

Mag ik direct reageren? Op grond van de informatie die we nu hebben en de bevoegde gezagen die daar toezicht houden, is er geen aanleiding voor nadere regelgeving hieromtrent.

De voorzitter:

De heer Buijsse.

De heer Buijsse (VVD):

Ik zag u in uw papieren kijken omdat u nog moet oefenen op mijn naam, voorzitter, maar het gaat de goede kant op, hoor ik. Dus complimenten! Over complimenten gesproken: ik ben blij met de reactie van de Staatssecretaris op de vragen die ik heb gesteld. Dank daarvoor. Ik merk gewoon een constructieve houding richting een aantal echte excessen die hebben plaatsgevonden rondom de «staalslakkendumpingen», zoals ik het wel durf te noemen. Ik haal lichtelijk uit uw woorden, Staatssecretaris, dat u wellicht ook een werkbezoek zou kunnen gaan brengen aan in het bijzonder Spijk en Eerbeek. Ik kan u dat echt aanbevelen. Ik stel graag mijn contacten beschikbaar om u daarin te voorzien. Het is namelijk echt zorgwekkend voor de inwoners daar. Dus het is goed dat u dat persoonlijk oppakt. Ik kan het alleen maar aanmoedigen. Ook wat betreft de secundaire bouwstoffen voel ik dat u dat best wel wil oppakken. U wil een soort charmeoffensief doen voor de secundaire bouwstoffen. U herkent ook een beetje vanuit het verleden wat daar aan negatieve beeldvorming heeft plaatsgevonden. Ik ben dus blij dat u het zo oppakt. Als ik u ergens nog in kan steunen, dan doe ik dat graag. Ik kom er op een later tijdstip heus wel weer op terug, maar voor nu ben ik tevreden met de beantwoording.

De voorzitter:

Een korte reactie.

Staatssecretaris Jansen:

Ik maak zeker gebruik van uw aanbod, als er contacten zijn die ook voor mij zeer waardevol zijn. Dat geldt overigens voor alle aanwezige leden. Als er zaken zijn waarvan u vindt dat ik me daar nader in moet verdiepen en waarvoor u eventueel een contactpersoon heeft, schroom dan niet om die met mij te delen.

De voorzitter:

We gaan door.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Bij mij weten heb ik één interruptie gebruikt voor een vraag over het Schone Lucht Akkoord en één voor een vraag over het uitzoeken van het voorzorgsprincipe. Ik heb nu nog één vraag, over de Beaumix in Zuid-Limburg. Is dat toegestaan? Dan zal ik daarna mijn mond houden, al heb ik eigenlijk nog duizend vragen. Mag dat?

De voorzitter:

Met die zekerheidstelling zeg ik gelijk ja.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dit is voor mij te belangrijk om heel erg streng op de tijd te zijn. Het punt is telkens dat er met de huidige regelgeving nu geen aanleiding is om ervan uit te gaan dat er iets misgaat. Zo gaat het de hele tijd: «Oeps, er is TFA geloosd. Oeps, in Katwijk liggen er batterijen onder een weg. Oeps, in Eerbeek is er niet goed toegepast met de staalslakken.»

De voorzitter:

Komt u tot uw vraag?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Het is de hele tijd van: op dit moment is er geen reden. Maar je hebt het voorzorgsprincipe. Het gaat namelijk om drinkwaterlichamen. Als er wel wat gebeurt, heeft dat ook meteen een hele grote impact. Mijn vraag is dus als volgt. Zijn allerlei praktijkvoorbeelden waarbij het wél misgegaan is niet reden genoeg om het voorzorgsprincipe toe te passen, ook als er niet nu direct regelgevingproblematieken zijn?

Staatssecretaris Jansen:

Ik snap echt de vraag die meneer Gabriëls stelt, maar het probleem is dat we dit niet in heel Nederland proactief, preventief kunnen uitvoeren. Als er hotspots zijn, heeft dat natuurlijk onze onverdeelde aandacht en ook die van de andere bevoegde gezagen om daarop nauwer toe te zien. Maar in heel Nederland? Als ik de middelen had gehad en de mensen, hadden we dat echt op die manier gedaan, maar ik kan het op dit moment gewoon niet waarmaken.

De voorzitter:

Wij gaan door met het een na laatste blok, genaamd ...

Staatssecretaris Jansen:

Dat is het favoriete onderwerp van de commissie, voorzitter: pfas.

De voorzitter:

O, heerlijk.

Staatssecretaris Jansen:

Ja. Ik doe geen inleiding, want ik wil ook aan de tijd denken. Ik ga direct naar de beantwoording van de vragen. Een vraag van de heer Gabriëls: welke maatregelen gaat de Staatssecretaris nemen op het gebied van pfas en wie coördineert de problematiek integraal? Het kabinet zet natuurlijk volop in op de vermindering van pfas. Er lopen meerdere initiatieven om de uitstoot van pfas te beperken, zoals het komen tot een breed Europees verbod – daar heeft u het zelf ook al over gehad in uw bijdrage – en het actieprogramma PFAS. Daarnaast help ik bevoegde gezagen om strenge emissie-eisen voor pfas te kunnen stellen in de uitvoering van de vergunningverlenings-, toezichts- en handhavingstaken, de VTH-taken. Tenslotte werkt het RIVM aan een landelijk Onderzoeksprogramma PFAS. Op deze manier kunnen we blootstelling aan pfas verminderen. Vanuit het kabinet zijn de betrokken ministeries IenW, VWS en LVVN en die trekken samen op in deze problematiek. Voor de hotspots – denk aan Chemours en de Westerschelde – heeft IenW ook coördinatoren aangesteld. Op die manier proberen we het adequaat, goed, weldoordacht en integraal aan te pakken met meerdere ministeries.

Dan heb ik een vraag van de heer Buijsse van de VVD: wat zijn uw eerste ervaringen met het kennis- en innovatieprogramma afas? Of nee, pfas. Herstel. Ik moet echt een sterkere bril hebben, soms. Mijn voorganger heeft in juni aangeven dat gestart is met de uitwerking van het kennis- en innovatieprogramma pfas. Op dit moment wordt voornamelijk gekeken hoe de samenwerking tussen overheden, wetenschap en het bedrijfsleven op de beste wijze vorm kan krijgen, hoe de financiering geregeld moet worden en hoe de uitvraag binnen het programma wordt gedaan. Ondertussen lopen er al diverse projecten en initiatieven met betrekking tot de afbraak van pfas en de zuivering van pfas uit het water. Veel projecten lopen via decentrale overheden met een taak voor bodemsanering en die zijn vaak gefinancierd met een specifieke uitkering vanuit onze begroting.

Dan heb ik een vraag van de heer Bamenga over hoe het zit met de uitvoering van de aangenomen motie die het kabinet oproept om uiterlijk in 2025 een eind te maken aan de pfas-productie in Dordrecht. Er wordt samen met de bevoegde gezagen gekeken welke mogelijkheden er zijn om lozingen uiteindelijk te reduceren naar nul. Ik heb het laten opvragen. Op dit moment is de afname 99%. Dan is mijn reactie: het is nog geen 100. Want dan zitten we op nul. Dus ja, daar gaan we naartoe. Dit kan echter natuurlijk niet in één keer, want nul eisen betekent eigenlijk op dit moment simpelweg sluiting van de fabriek. Ik denk dat dat op dit moment niet zo realistisch is, want daarmee krijgen we heel andere zaken die op dit moment niet te overzien zijn. Zover wil ik nog niet gaan, zeg ik heel eerlijk. Nieuwe vergunningen die zijn verleend, zijn wel steeds scherper met meer monitoringseisen. Zo heeft RWS een last onder dwangsom opgelegd. Dit betekent dat de aanvullende maatregelen op korte termijn toegepast worden. Dat is de situatie waarin we nu zitten. En nogmaals: ja, wij werken toe naar nul. Dat is uiteindelijk het doel.

Dan een vraag van de heer Boutkan van de PVV over een pfas-verbod: we kunnen niet zonder sommige toepassingen en we moeten niet het kind met het badwater weggooien. Dat is een uitspraak die ik wel vaker heb gehoord. In essentie doen we dat natuurlijk niet, zeg ik richting de heer Boutkan. Pfas wordt in veel toepassingen gebruikt en niet overal kan het even makkelijk worden vervangen. Tegelijkertijd is het wel duidelijk dat de pfas-emissies naar het milieu zo ver mogelijk moeten worden teruggedrongen. Juist daarom vindt nu een grondige Europese weging plaats van de gevolgen van een totaalverbod. Uitgangspunt blijft dat uiteindelijk geen pfas meer in het milieu komt, zelfs als een toepassing niet wordt verboden. Dat is uiteindelijk de essentie van hetgeen waar we mee bezig zijn.

Dan heb ik een vraag van de heer Buijsse: heeft u met uw ambtsgenoot in Duitsland contact gezocht over de pfas-lozingen en het effect voor ons drinkwater, zijn de drinkwaterbedrijven hierbij betrokken en onderzoekt u de mogelijkheden om de beste zuiveringstechnieken toe te passen in Nederland? Er is ambtelijk overleg gaande. Maar ik zeg heel eerlijk: als u hier nadere informatie over wilt hebben, dan moet u zich wenden tot de Minister. Het is zijn beleidsterrein en niet dat van mij, dus ik kan daar verder niet op antwoorden. Er vindt overleg plaats met Duitsland over het terugdringen van verontreinigende stoffen, waaronder pfas, in de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn. Daar zit de drinkwatersector ook aan tafel. Maar nogmaals, drinkwater, waterkwaliteit en drinkwaterbedrijven zijn allemaal de verantwoordelijkheid van de Minister en ik wil mij niet op zijn terrein begeven.

Ik heb nog een vraag van de VVD. De vraag was: «Naast Leeuwarden zijn er nog twaalf andere Defensielocaties met pfas-verontreiniging en we weten nog niet hoe erg het is. Wanneer zijn de oppervlaktewatermonsters bekend en is er genoeg geld om te saneren?» Het uitgangspunt is natuurlijk dat de vervuiler betaalt. In situaties waarin geen aansprakelijke partijen in beeld zijn, ondersteunen wij de bevoegde gezagen ook financieel. Het budget voor de aanpak van pfas via de Tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem was in de afgelopen jaren voldoende. Wat betreft de specifieke locaties verwijs ik u naar de lokale bevoegde gezagen en in dit geval naar de Minister van Defensie. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de oppervlaktewatermonsters en het Ministerie van Defensie is verantwoordelijk voor deze locaties.

Voorzitter. De laatste vraag was van de heer Gabriëls. Hij vroeg waar omwonenden met zorgen terechtkunnen. In het algemeen is de gemeente het eerste aanspreekpunt voor zorgen van omwonenden. De lokale GGD'en zijn er voor gezondheidsvraagstukken. Verdere informatie over pfas is te vinden op de site van het RIVM. Ik denk dat dat op dit moment adequaat is. Ik weet wel dat er wordt gekeken hoe we alles kunnen bundelen zodat mensen alles op één plek kunnen vinden, maar zover zijn we nog niet.

U krijgt nog een kleine correctie. Er is geen coördinator pfas aangesteld voor Chemours. Ik zei net dat er een coördinator was aangesteld, maar dat geldt dus niet voor Chemours. Excuus.

De voorzitter:

Ik kijk even rond om te kijken of iemand nog een interruptie heeft op het onderdeel pfas. Ik heb zelf nog wel een interruptie. Ik zie dat dat voor meer mensen geldt. We beginnen met mevrouw Wingelaar.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Begrijp ik het nu goed dat u iedereen die zich zorgen maakt, naar de gemeente stuurt? Ik heb namelijk ook de portefeuille interbestuurlijke verhoudingen. Ik weet niet of dit de juiste weg is, want zij weten hier niks van.

Staatssecretaris Jansen:

Kunt u de vraag misschien nog een keer herhalen? Ik miste het begin. Sorry.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Sorry. Ik praat met een zachte g, dus misschien ligt het daaraan. Ik vroeg aan u of u iedereen die zich zorgen maakt over pfas, naar de gemeente stuurt. Ik kan me zomaar voorstellen dat de gemeenten daar geen antwoord op hebben. Zij zijn daar ook niet verantwoordelijk voor.

Staatssecretaris Jansen:

Ik probeerde net te zeggen dat er verschillende loketten zijn waar mensen met zorgen terechtkunnen, zoals de gemeenten, de GGD'en en de website van het RIVM. Ik stuur dus niet iedereen naar de gemeente toe. Ik zeg alleen dat er verschillende plekken zijn waar mensen terechtkunnen. Maar het idee is wel om in de toekomst één plek te realiseren waar alle informatie wordt verzameld, want dat maakt het uiteindelijk makkelijker voor mensen.

De heer Buijsse (VVD):

Ik had het over de motie van Haverkort en over het kennis- en innovatieprogramma pfas. Mijn vraag was of u de Kamer wilt informeren. U laat in ieder geval blijken dat u aan de slag bent. Ik ben blij om dat te horen, maar ik vind dit heel interessant. Ik wijs ook op de belangen van inwoners om in de openbaarheid kennis te kunnen nemen van wat dit programma zou kunnen betekenen. Ik wil u vragen of u ons hierover op gezette momenten kunt informeren.

Staatssecretaris Jansen:

Volgens mij kunnen we daar periodiek met u over van gedachten wisselen. Dat lijkt me prima.

De heer Buijsse (VVD):

Ik had nog een tweede punt, maar ik weet niet zo goed hoe ik het moet formuleren. Deze commissie maakt zich breed zorgen over onze drinkwaterkwaliteit, in de algemene zin van het woord. Het maakt niet uit of de pfas uit Chemours komt, uit België of uit Duitsland. We zijn met z'n allen ontzettend bezorgd over de kwaliteit van ons drinkwater. De gewone inwoner, die nu aan de keukentafel zit, merkt daar niks van, want het water komt gewoon uit de kraan en dus zijn we tevreden. Wij zijn echter bezorgd dat het over vijf jaar op plekken niet meer kan. Het antwoord op de vraag wat we gaan doen om te voorkomen dat dat gaat gebeuren, vond ik wat magertjes, als ik eerlijk ben. U zegt eigenlijk: daar is de Minister mee bezig. Maar tegelijkertijd gaat u wel over de leefomgeving. Het grondwater gaat naar het drinkwater. Het oppervlaktewater dat in de rivieren stroomt, wordt uiteindelijk gebruikt als drinkwater en daar gaat u over. Ik vond het antwoord mager. Ik zou u willen aanmoedigen om daar samen met de Minister wat meer structuur in aan te brengen en om ons daarbij wat beter te helpen in de vervolgdebatten over dit onderwerp, die vast zullen plaatsvinden.

Staatssecretaris Jansen:

Ik snap dat u het liever wat uitgebreider ziet en dat het misschien niet helemaal bevredigend is, maar zowel het oppervlaktewater als het grondwater is echt de verantwoordelijkheid van de Minister. Ik kan op dat terrein geen antwoord geven, want dan kom ik op zijn gebied. Datzelfde zou gelden als de Minister dingen gaat vertellen over circulaire economie. Dat is niet hoe we het hebben afgesproken.

De heer Buijsse (VVD):

Afrondend, voorzitter. Neem het mij niet kwalijk als dit een beginnersfout is, maar wanneer kunnen we dan met de Minister in debat over pfas-lozingen in de Rijn of de Maas? Want dit is een thema dat ontzettend hard leeft bij heel veel inwoners. Ik wil daar ook graag de inlandse problematiek van pfas-lozingen bij betrekken.

Staatssecretaris Jansen:

Eind september is er een commissiedebat. Daarin kunt u vragen aan de Minister stellen.

De voorzitter:

Het betreft het commissiedebat Water. Waarschijnlijk zit uw collega daarin, die nu had moeten voorzitten.

Staatssecretaris Jansen:

Misschien ter aanvulling: ik kan me voorstellen dat we de vraag wel alvast doorgeleiden naar de Minister.

De voorzitter:

Ik had zelf nog een interruptie, maar dat geldt ook voor de heer Bamenga, dus die laat ik sowieso voorgaan.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik begrijp dat de Staatssecretaris samen met de bevoegde gezagen gaat kijken hoe we de lozingen naar nul kunnen krijgen en hoe nieuwe vergunningen scherper vergund kunnen worden. Maar begrijp ik het goed dat de Staatssecretaris niks wil doen aan de productie van pfas? Er is een motie aangenomen die juist datgene verzoekt. Mijn vraag was wanneer die uitgevoerd gaat worden. Daarin staat dat de pfas-productie in Dordrecht uiterlijk in 2025 zal stoppen. Betekent dit dat de Staatssecretaris deze motie niet gaat uitvoeren?

Staatssecretaris Jansen:

Als Staatssecretaris zou ik gevoelsmatig willen zeggen dat ik aangenomen moties natuurlijk uitvoer. Maar op de vraag hoe ik die ga uitvoeren, moet ik misschien nog even schriftelijk bij u terugkomen. Dat lijkt me in dezen wel handig.

De voorzitter:

Ik kijk even naar het lid Kostić. Ik zou graag met een andere pet op ook een interruptie willen plegen op het onderwerp pfas. Staat u mij dat toe?

Voorzitter: Kostić

De voorzitter:

Natuurlijk. Het woord is aan u, meneer Boutkan.

De heer Boutkan (PVV):

In de beantwoording over pfas zitten goede antwoorden, maar er zit ook een antwoord bij dat de PVV zorgen baart. We hebben met uw voorganger regelmatig van gedachten gewisseld over de essentiële en niet-essentiële, de goede en de slechte, pfas-soorten en over de productie en de toepassing daarvan. Met een algeheel verbod ziet de PVV problemen ontstaan voor bepaalde bedrijven die nu toepassingen hebben die geïmmobiliseerd pfas gebruiken, om het maar even zo uit te leggen. Zij wijken dan mogelijk uit naar een niet-Europees land aan de andere kant van het Kanaal. Hoe denkt de Staatssecretaris op het gebied van pfas een goede richting te geven aan de Europese discussie met betrekking tot de toepassing daarvan? We willen geen bedrijven verliezen die geïmmobiliseerde pfas toepassen. Het is misschien een hele technische vraag, dus mocht het nodig zijn, dan kunnen we daar eventueel ook schriftelijk op doorgaan.

Staatssecretaris Jansen:

Ik vraag voorzitter Kostić of ik die vraag ook technisch mag beantwoorden.

De voorzitter:

Ja, natuurlijk. Het woord is aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Jansen:

Ik probeerde net te zeggen dat er nu een grondige Europese weging plaatsvindt van de gevolgen van een verbod. Ik denk dat dat het antwoord is dat u zoekt. Als we het rigoureus in één keer afkappen, dan kan dat ook nadelige gevolgen hebben. Daarnaast kan er sprake zijn van uitwijkgedrag, dus daar moeten we ook oog voor hebben. Dat is precies de reden waarom er nu een grondige Europese weging gaat plaatsvinden. Uiteindelijk is natuurlijk het doel dat pfas niet meer in het milieu terechtkomt, zelfs als een toepassing niet zou worden verboden.

De voorzitter:

Ja, dat was het? Dan kijk ik even rond en geef ik het voorzitterschap weer aan de heer Boutkan.

Voorzitter: Boutkan

De voorzitter:

Ja, voor de kijkers thuis: het is allemaal heel verwarrend natuurlijk, maar dat krijg je als je ook met een bijdrage zit en niet de vaste voorzitter bent. Maar we zijn bij het laatste blokje volgens de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Jansen:

Een heel dun mapje, voorzitter. Ik probeer daar heel snel doorheen te gaan. Mevrouw Wingelaar van NSC vroeg wat de stand van zaken was rond het onderzoek naar geurbelasting in de concentratiegebieden. In de rapportage onderzoek geurbelasting concentratiegebieden, die op de agenda staat, wordt ingegaan op de geurbelasting. In de uitgangspuntenbrief wordt ingegaan op de uitspraak van de rechter. Het onderzoek naar geurbelasting in concentratiegebieden is aan uw Kamer gestuurd en is voor vandaag ook geagendeerd. Er is geen vervolgonderzoek uitgevoerd, maar Rijkswaterstaat heeft wel nagevraagd in hoeverre er buiten de concentratiegebieden ook sprake is van veehouderijen met een geurbelasting van boven de 19,4 – waarschijnlijk zal dat «odour» zijn, denk ik, voorzitter – maar dat zijn slechts enkele gevallen. Dat is de situatie waar we mee zitten. Ik weet van de getallen waar zij op doelde in haar bijdrage, maar dit is de situatie: enkele gevallen. Dat zijn nog enkele gevallen te veel, maar dat is het antwoord op de vraag.

Dan was de tweede vraag van mevrouw Wingelaar: stank van varkenshouderijen, schending mensenrechten, bescherming schiet tekort; wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? De huidige geurregels beschermen omwonenden van veehouderijen wat mij betreft onvoldoende tegen een hoge geurbelasting. Dat heeft de rechtbank in Den Haag in 2022 ook vastgesteld. Daarom moet de geurregelgeving worden aangepast. Helaas kan ik nu nog niets zeggen over welke grens daarbij de norm wordt, want voor de aanpassing van de geurregelgeving moet we wel een zorgvuldig traject doorlopen met elkaar. Hierbij zoek je naar de balans tussen de belangen van de omwonenden en van de veehouderijen. Dus het heeft aandacht, maar we moeten wel de goede balans hierin vinden.

Als een na laatste heb ik twee vragen van het lid Kostić. Zij vroeg: gaat u aan de slag met het aanscherpen van de geurnormen voor alle veehouderijen en bent u bereid op korte termijn een planning naar de Kamer te sturen? Diverse evaluaties laten zien dat de geurregelgeving moet worden aangepast voor het verbeteren van de leefomgeving in het landelijk gebied. De rechtbank in Den Haag heeft gesteld dat de Staat met de huidige regelgeving rondom geurbelasting zijn inwoners, zijn burgers, onvoldoende beschermt. Dat betekent dat ik op korte termijn met een planning voor aanpassing van de geurregelgeving naar de Kamer ga komen. Op korte termijn betekent dit jaar.

Dan de laatste vraag van het lid Kostić. Het meest effectief om luchtvervuiling aan te pakken is 1) een emissiebelasting op de veehouderij, 2) het verkleinen van het aantal dieren en 3) de aanpak van houtstook. Heb ik een idee hoeveel zorgkosten, hoeveel zieke werknemers, het zou schelen als we maatregelen nemen en ben ik bereid die te gaan nemen? In de breedte bedragen de maatschappelijke kosten van luchtverontreiniging in Nederland 3 tot 6 miljard euro per jaar. Het maatregelenpakket van het Schone Lucht Akkoord draagt in z'n totaal bij aan een betere luchtkwaliteit. Alle sectoren dragen daar uiteindelijk hun steentje aan bij. Hiermee liggen we op koers om de doelen te halen en, zoals ik net ook al aangaf, zal ik bijsturen als daar aanleiding toe is. Op dit moment heb ik daar geen zicht op. Ik moet uitgaan van de informatie die ik heb; we liggen op koers qua doelen.

Dat is het, voorzitter.

De voorzitter:

Dat was ’m? Ik kijk even rond, ook gezien de tijd, maar die laat nog een vraag toe. Ik ben streng doch rechtvaardig, maar ik ben ook eerlijk als ik kijk naar de klok. Meneer Bamenga, overval ik u nu of zegt u: ik kom zo wel? Misschien heeft een ander gelijk nu een vraag. Ja, u komt zo. Lid Kostić, heeft u een vraag over een van de onderwerpen die u toch nog kwijt wilt in deze ronde?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ja, nou, eigenlijk wel.

De voorzitter:

Ja? Eén, hè.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Die kans laat ik mij niet ontnemen. Dank u wel daarvoor, voorzitter, trouwens. Ik ga ’m heel even een beetje technisch maken, denk ik. Even terug naar Tata Steel. De onderhandelingen zijn nog een beetje wazig. We worden inderdaad achter de schermen een beetje geïnformeerd, maar ook daarin is veel onduidelijkheid. Ik wil van de Staatssecretaris concreet horen of hij bereid is om de Omgevingswet leidend te laten zijn. Die zegt eigenlijk dat Tata Steel en ook andere bedrijven alle mogelijke maatregelen moeten nemen om gezondheidsschade te voorkomen. Dat gaat verder dan de BBT-maatregelen, die nu te slap zijn. Als hij wil toezeggen dat hij dat gaat meenemen in de onderhandelingen, dan ben ik voorlopig tevreden.

De voorzitter:

Toen u het had over die onderhandelingen, had ik nog verzuimd om te zeggen dat wij afgelopen dinsdag een vooraankondiging hebben gehad over een technische, besloten briefing over de voortgang van de maatwerkafspraken over Tata. Ongetwijfeld zal dat bij u bekend zijn, maar dan is het maar voor iedereen helder en duidelijk dat dat ook speelt. Het vervelende van besloten vergaderingen is dat je daar niks over mag zeggen en ook geen vragen over mag stellen, helaas. Kunt u een antwoord geven op de vraag van het lid Kostić?

Staatssecretaris Jansen:

Ik pak mijn bril erbij. De Omgevingswet en andere wetgeving gelden gewoon. Alleen, maatwerk gaat over bovenwettelijke maatregelen. Dus in essentie geldt de Omgevingswet. Hij komt ook ter sprake, maar ik kan u niet vertellen hoe die ter sprake komt en hoe de reacties daarop zijn. Anders klap ik uit de school en dat is niet goed.

De voorzitter:

Ik ga naar het lid Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Dank u wel, voorzitter, voor het toelaten voor een extra vraag. Deze vraag heb ik naar mijn weten net ook al proberen te stellen, maar ik heb daar eigenlijk nog geen antwoord op gehoord. Hij is afkomstig uit de uitspraak van de Staatssecretaris zelf dat hij gaat kijken naar de manier waarop de gezondheid wat meer op één zou kunnen staan. De Staatssecretaris bekijkt hoe wij de gezondheid van mensen beter kunnen beschermen. Ik ben heel erg benieuwd naar de invulling daarvan. Ook is de toezegging gedaan om een vervolgonderzoek te gaan doen naar het RTL-onderzoek. Wanneer kunnen we daar iets van verwachten?

De voorzitter:

Wanneer kunnen we iets verwachten naar aanleiding van de onderzoeken?

Staatssecretaris Jansen:

De termijn ga ik u zo direct vermelden, maar zoals ik u in eerste instantie al antwoordde, proberen wij uit de onderzoeken die wij laten uitvoeren rondom Tata Steel, rondom Chemours en rondom Chemelot, lessen te trekken die we uiteindelijk landelijk kunnen gaan uitrollen. Zo vliegen we hem aan. Voor de termijn kijk ik even naar mijn rechterzijde.

De voorzitter:

Eerste helft 2025.

Staatssecretaris Jansen:

Ja, ik heb dat volgens mij ook eerder gezegd, maar ik zeg heel veel dingen dus ...

De voorzitter:

Het staat hier genoteerd. Ik kijk nog even naar de ander leden. De heer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dit vind ik best een belangrijke, want die gezondheidseffectrapportage voor Tata dient als pilot, ook voor de hele vergunningsverlening hoe je een gezondheidseffectrapportage toepast én die dertien clusters na dat RTL-onderzoek is dezelfde methodiek. Dus, dus, dus u zei ... Die dertien ... Op de vraag van vier leden hier of u naar aanleiding van dat gezondheidsonderzoek rondom die dertien clusters ... of in ieder geval, of u naar aanleiding van dat rapport nog een extra gezondheidsonderzoek gaat doen, zegt u: wij doen een methodiek rondom Chemours, Chemelot en Tata. Dat is één deel. En dan heb je de GER rondom Tata Steel. Die gebruiken we als pilot voor de aangenomen motie om in alle vergunningen een gezondheidseffectrapportage mee te nemen. Is dat dezelfde methodiek of ... of ... of ...? Want ik vond beide best een oké-je ... Maar dat zijn dus twee dingen? Er zijn hier vragen gesteld over ...

Staatssecretaris Jansen:

We moeten even overzien wat u precies bedoelt, want de vraag overvalt me een beetje. Vindt u het goed dat we daar schriftelijk op terugkomen bij u?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ja, als u de vraag dan wel begrijpt. Mag ik ’m nog één keer uitleggen? We hebben hier vier leden die vragen hoe u het RTL-rapport opvolgt met een gezondheidsonderzoek, met de Gezondheidsraad en zo. Hoe gaan we dat doen? Daarop was het antwoord: Chemelot, Chemours en Tata doen we en dat gaan we over het hele land uitrollen. Vervolgens zijn er de aangenomen moties over gezondheidseffectrapportages bij Tata Steel en bij algemene vergunningverlening en daarvan zegt u: Tata dient als pilot voor het algehele. Nu vraag ik van die twee of het dezelfde methodiek is ja of nee en, zo ja, wat dan het verschil is.

De voorzitter:

Ik ga even peilen en toetsen of de vraag nu helder en duidelijk is. Ik begrijp dat het helder en duidelijk is, want het antwoord komt eraan.

Staatssecretaris Jansen:

Of hij duidelijk is, weet ik niet. Er wordt nog best veel gekrast. Het zijn verschillende methodieken, zeg ik. Ik zal het blaadje niet laten zien, maar u snapt wat ik bedoel.

De voorzitter:

Goed, ik kijk nog even rond. Denkt u dat er voldoende is besproken in de vergadering? Nee? Ik was al bang dat u dat zou zeggen. Wilt u nog een tweede termijn? Ja? Dan gaan we heel streng naar de tijd kijken, want die is gelimiteerd en daar is een rekenmethode voor. Dat weet de griffier. Dat is een derde van de spreektijd. Dat is dan dus twee minuten of nee, 1 minuut 40 hoor ik. De Staatssecretaris zegt dat hij een halfuur schorsing nodig heeft, maar dat gaan we ook niet doen. Wij zetten de klok op 1 minuut 40 en dan kijken we. De heer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

Yes. Dank u wel, voorzitter. Ook dank voor de beantwoording van de Staatssecretaris. Ik apprecieer de constructieve houding van de Staatssecretaris. Daar ben ik heel erg blij mee. Volgens mij zijn er een aantal toezeggingen gedaan. In algemene zin – dat geef ik ook aan de voorzitter mee – is mijn vraag wanneer we de uitvoering van deze toezeggingen kunnen verwachten. Een van de toezeggingen is uiteraard om te kijken naar de waarde van de WHO als het gaat 2021, omdat we nu gewoon beter weten wat goed is voor onze gezondheid. Ik heb de Staatssecretaris horen zeggen: ja, daar gaan we naar kijken en we gaan dat ook bij de gemeenten en provincies neerleggen als streefwaarde. Ik ben er heel erg blij mee dat dat in ieder geval is aangegeven.

Ik wil trouwens bij dezen ook een tweeminutendebat aanvragen.

Ik heb nog een extra vraag. Die heb ik niet gesteld in mijn eerste termijn, maar wel aan de PVV-woordvoerder. Die gaat over bloedonderzoek. In een eerder debat heb ik ook de vraag gesteld of er voor mensen die zich zorgen maken, de mogelijkheid is om een bloedonderzoek te doen, het bloed te laten testen. Volgens mij kwam toen het antwoord van de Staatssecretaris: we gaan onderzoeken of een bloedonderzoek de juiste manier is om erachter te komen. Wellicht kan de huidige Staatssecretaris iets meer zeggen over wat daar de stand van zaken van is zodat we de mensen uiteindelijk kunnen bieden wat ze willen, namelijk zekerheid over hun eigen gezondheid.

Ik wil eindigen met ...

De voorzitter:

Dat wou ik net zeggen. Als u wilt eindigen, graag.

De heer Bamenga (D66):

Ik wil eindigen met het Rli-rapport. Dank u wel dat daar in ieder geval schriftelijk op teruggekomen wordt. Ik hoop dat hetgeen waar het kabinet schriftelijk mee komt er in ieder geval voor zal zorgen dat milieu en klimaatorganisaties beter bediend worden en dat wij als samenleving beter bediend worden. Want uiteindelijk maken meer en meer mensen de gang naar de rechter, juist omdat de overheid, die de regels maakt, zelf de eerste is die regels overtreedt. Dat is hoe ze dat ervaren. Ik hoop dat dat richting de toekomst niet meer gebeurt, zodat wij met z'n allen de mensen beschermen.

De voorzitter:

Waarvan akte. Ik ga door naar het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de Staatssecretaris bedanken voor de toezeggingen die zijn gedaan, onder andere over het in ieder geval overwegen om paks mee te nemen in de onderhandelingen. Daarvan weten we nog niks. Dat is één. De andere toezegging is dat het gesprek wordt aangegaan met CE Delft over het rapport met betrekking tot de toekomst van Tata en de borging van de gezondheid. Daarnaast komt hij ook met een planning rondom de aanpassing van de geurnormen in verband met de veehouderij.

Maar ik maak me ook een beetje zorgen. Ik wil de Staatssecretaris het voordeel van de twijfel geven, maar als ik hem vraag naar concrete maatregelen om die bewoners te beschermen, in het algemeen, waar hij mee begon, dan loopt het mis. Hij heeft namelijk nog geen concrete éxtra maatregelen genoemd. Als het gaat om de advieswaarden van de WHO uit 2021, dan richt de Staatssecretaris zich op de deadline van 2050. De Staatssecretaris weet dat elke maand dat we langer wachten levens kost. Excuus, ik ga dit een beetje scherp stellen, maar zo is het. Begrijp ik goed dat de Staatssecretaris geen moeite wilt doen om die deadline te versnellen en dus om levens te besparen? De WHO-advieswaarden moeten we dus op een gegeven moment gaan opvolgen. Het oude kabinet heeft gezegd met een plan te komen. Dat is allang toegezegd. Dit kabinet zou dus eigenlijk, sneller dan volgend jaar, met op z'n minst een planning moeten komen van: hoe gaan we die nieuwe WHO-advieswaarden nou halen? Dus ik verzoek de Staatssecretaris toch om de burgers niet nog een jaar te laten wachten op alleen maar een planning, maar gewoon nu te zeggen: laat me even nadenken; ik ga proberen eerder dan volgend jaar een plan van aanpak aan te leveren om die WHO-advieswaarden uit 2021 te halen.

Ten slotte...

De voorzitter:

U bent door de tijd heen. Ik kan u misschien enigszins tegemoetkomen door een interruptie op u te plegen. Dan krijgen we de rare situatie dat u het voorzitterschap krijgt. Dan doe ik het toch even snel via deze manier.

Voorzitter: Kostić

De heer Boutkan (PVV):

De lijst waarop de WHO-richtlijnen, waar elke keer naar verwezen wordt, is gebaseerd op de luchtkwaliteit van de Alpenlanden. Nou weet ik toevallig dat er enkele commissieleden uit deze Kamer daar op bezoek zijn. Dus die zullen ongetwijfeld hele schone lucht opsnuiven daarzo, buiten hun dienstreis, per dieseltrein. Maar is het heel realistisch om een Alpenland te vergelijken met Nederland om dan vervolgens te kunnen zeggen dat we die richtlijnen moeten gaan halen?

Voorzitter: Boutkan

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik waardeer mijn collega heel erg, maar ik wil even aanstippen dat de WHO puur en alleen maar kijkt naar wat de normen zijn voor de gezondheid en hoe we ervoor kunnen zorgen dat we burgers overal op de wereld gezond kunnen houden. Het maakt niet uit waar je woont. Dat is het uitgangspunt.

Eigenlijk wil ik afsluiten met positieve woorden, want de Staatssecretaris begon het verhaal met de uitspraak dat hij graag leert en dat hij ook graag met de Kamer samenwerkt. In het coalitieakkoord stond ook niks over milieu. Dat is eigenlijk goed nieuws, want dat geeft de coalitiepartijen alle ruimte om samen met de oppositie de Staatssecretaris te helpen om – daar begon ik mee – die daadkracht te laten zien en toch zo snel mogelijk verdere stappen te zetten voor onze burgers.

Dank u wel.

De voorzitter:

Graag gedaan. De heer Buijsse.

De heer Buijsse (VVD):

Sorry dat ik even tussendoor schiet. Maar zou ik met terugwerkende kracht nog een interruptie mogen doen op het lid Bamenga?

De voorzitter:

Met terugwerkende kracht? Wie ben ik dan om dat te weigeren? Kort en bondig, hè!

De heer Buijsse (VVD):

Ja, zeker. Ik wilde de heer Bamenga eigenlijk iets vragen. Ik schoot eventjes aan op zijn bewoordingen over bloedstalen en nadere onderzoeken. Ik bedoel bloedonderzoek, ja. Kunt u voor mij nog even toelichten wat u daar precies mee bedoelt, want misschien heb ik daar nog een aanvulling op.

De voorzitter:

Heel kort, meneer Bamenga.

De heer Bamenga (D66):

We weten dat pfas in alles zit. Dat heeft u net al aangegeven. Het zit in het water, maar dus ook in het bloed. Dat veroorzaakt allerlei ziektes. Mensen willen gewoon weten of ze het in hun bloed hebben of niet. Het liefst willen ze ook weten waar het vandaan komt, zodat de vervuiler mag betalen.

De voorzitter:

Ja? U begrijpt ’m? Dan ga ik door met de 1 minuut en 40 seconden van mevrouw Wingelaar.

Mevrouw Wingelaar (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ook mijn dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb hem horen zeggen over het Nationaal MilieuProgramma dat hij de lessen en suggesties van zijn voorganger meeneemt, maar – ik kijk ook even naar meneer Gabriëls – dat hij ook nog zelf wil kijken. Ik wil wel de toezegging doen dat we daar misschien ook wat strakker in kunnen gaan zitten.

Dan: geurbeleid nog dit jaar. Nou, dat vind ik ontzettend goed. Ik heb wel nog wat zorgen over het Schone Lucht Akkoord, over de stikstofmaatregelen, om eerlijk te zijn, en over Beaumix. Dan sluit ik ook weer even aan bij de inbreng van meneer Gabriëls. Blijkbaar is Zuid-Limburg dan wel heel ver, dat die signalen nog niet tot u gekomen zijn dat mensen zich daar heel veel zorgen over maken. Nu lijkt het veilig. Het ligt dadelijk onder de A2 en wat als het niet veilig is? Ik wil die opmerking toch nog een keer gemaakt hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u ook. De heer Buijsse.

De heer Buijsse (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ook mijn dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Wat mij betreft is er een heel mooie basis gelegd, met u en ook met mijn collega's in deze commissie, om mooi werk te gaan leveren voor de inwoners de komende jaren. De heer Bamenga stelde een vraag en daar wil ik toch even een toevoeging aan doen in de tijd. Ik heb inderdaad verschillende Zeeuwen gesproken. U hoort misschien mijn tongval: ik ben Zeeuw, afkomstig uit Zeeuws-Vlaanderen.

De voorzitter:

Dat zou je niet zeggen.

De heer Buijsse (VVD):

Nou ja, tussen die Limburgers hier. Nee hoor, ik bedoel het hartstikke positief. Ik zou eigenlijk wel een hartenkreet willen doen naar aanleiding van uw opmerking, meneer Bamenga. Dus dank voor de opmerking. Mijn hartenkreet is: als de Staatssecretaris dan onderzoek doet met het RIVM samen, neem inderdaad die bloedstalen en dat bloedonderzoek mee. Want het is voor inwoners een grote zorg. Als zij kennis kunnen nemen van hoge pfas-waardes in het bloed, willen zij graag weten wat dan het volgende is. Hoe kunnen we deze situatie beheersen? Dus die hartenkreet neem ik graag over.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Gabriëls.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik proef welwillendheid, bij zowel de voorzitter, de commissie als de Staatssecretaris. Dat is fijn. Het verschil zit misschien tussen woord en daad. GroenLinks-Partij van de Arbeid zal met concrete voorstellen gaan komen waardoor dat woord echt leidt tot die daad. Even het SLA, het Schone Lucht Akkoord, als voorbeeld. Vanaf 2030 gaat het juridisch bindend zijn en ik denk dat we met z'n allen die druk dan moeten gaan voelen, want is over zes jaar al. Dat zijn van die zaken waarin we in woord en daad uiteindelijk tot elkaar moeten komen.

Ik wil iedereen bedanken voor deze bijeenkomst.

De voorzitter:

Ik dank u ook. Ik kijk even maar de Staatssecretaris. Hij kan blijven zitten. Dan hoeft hij niet te gaan wandelen voor het antwoord.

Staatssecretaris Jansen:

Nee hoor. Ik heb geen halfuur nodig, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, nee. Dat dacht ik ook niet. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Jansen:

Laat ik even beginnen met de vragen van de heer Bamenga. Zijn er juridisch bindende consequenties bij het niet voldoen aan de vereisten van de richtlijn? Dat was een van de opmerkingen die u maakte. Ik zie u kijken van: klopt dat wel helemaal? Dat gaat over de luchtkwaliteit. De herziene richtlijn bevat nieuwe grenswaarden voor de belangrijkste luchtvervuilende stoffen. Dat gaat dan niet alleen om emissies, maar juist om de concentraties in de lucht die u en ik, iedereen, gewoon dagelijks inademen. Daar gaat het om. Deze grenswaarden liggen op het niveau van de WHO-advieswaarden van 2005 en gelden vanaf 2030. Daarna moeten alle lidstaten, ook Nederland, zorgen dat overal aan de nieuwe omgevingswaarden wordt voldaan. Ze zijn niet direct gericht op bedrijven, maar bevoegde gezagen moeten wel bij vergunningverlening toetsen of in het betreffende gebied de omgevingswaarden niet overschreden worden. Via emissiegrenswaarden kan in de vergunningen van bedrijven dus wel worden gestuurd op het behalen van de grenswaarden. Het is technisch. Dat ben ik met u eens. Bovendien schrijft de nieuwe richtlijn ook een pad voor om concentraties nog verder te verlagen richting 2050. We hebben ook een aantal keer daarover gesproken. Dan de meest recente WHO-advieswaarden. Na officiële vaststelling van de richtlijn, naar verwachting dit najaar, heb ik twee jaar de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving te implementeren. Als we dat niet zouden doen, start de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Nederland. Dat is de stok achter de deur, maar eerlijk gezegd hebben we die niet nodig want we gaan het gewoon doen op die manier.

De heer Bamenga (D66):

Ik neem aan dat dit alles is wat de Staatssecretaris wilde zeggen over luchtkwaliteit. Of niet? Want dan wacht ik nog even. Ik vroeg me af of dit alles was wat de Staatssecretaris wilde zeggen over luchtkwaliteit.

Staatssecretaris Jansen:

Er is een stukje overlap met de vraag die het lid Kostić stelde. Ik denk dus dat een deel van uw beantwoording ook daarin zit.

De heer Bamenga (D66):

Oké. Dan wacht ik nog even.

Staatssecretaris Jansen:

Wil de Staatssecretaris geen moeite doen om te versnellen ten aanzien van de advieswaarden van de WHO uit 2021? Wat is de planning? Dat was eigenlijk de vraag. Daarmee kom ik ook een beetje bij de aanvullende beantwoording van uw vraag. De inzet is permanente verbetering van de luchtkwaliteit. Dat heb ik al eerder aangegeven. De advieswaarden van de WHO uit 2021 zijn richtinggevend voor 2050. We maken een plan voor de implementatie van de Richtlijn luchtkwaliteit op basis van een analyse van het RIVM. Die is voorzien in het voorjaar van 2025. Verder is er geen plan aan de Kamer toegezegd. Dit is gewoon de situatie zoals die feitelijk is.

Meneer Gabriëls had een vraag over de GER versus de reguliere onderzoeken. Volgens mij heb ik daar in mijn laatste beantwoording wel duidelijkheid over gegeven. De effectrapportage kijkt vooruit naar in de toekomst verwachte effecten. Andere onderzoeken kijken meer naar de huidige impact van de industrie op gezondheid. Het gaat dus om vooruitkijken versus terugkijken. Dat is in essentie het verhaal daarachter.

Dan had ik nog een vraag van... Zijn deze allemaal van de heer Bamenga? Oké. De heer Bamenga had nóg twee vragen gesteld, zie ik nu. Eerst Chemours en Zeeland. Het RIVM doet onderzoek naar de mogelijkheden van gezondheidsonderzoek. Dat gaat dit jaar nog naar de Tweede Kamer toe.

De tweede vraag ging over het bloedonderzoek. Een aantal van u maakte daar opmerkingen over. Dat is onderdeel van de verkenning voor gezondheidsonderzoek bij omwonenden van Chemours en de Westerschelde. De Tweede Kamer wordt daar dit jaar nog over geïnformeerd.

Als het goed is, is dit de laatste, voorzitter. Dat is een vraag van de heer Gabriëls en mevrouw Wingelaar, als ik het goed heb. Die ging over zorgen over incidenten, Beaumix, staalslakken et cetera. Het ging met name over incidenten; dat was de gemene deler. Er gebeurt wel degelijk van alles, onder andere herijking van de regelgeving. We kijken naar de mogelijkheden voor versterking van toezicht en handhaving, mogelijke verbetering van de kaders voor beoordeling van bouwstoffen en meer verantwoorde toepassingscriteria. Verder wordt in het CMP... Wat is het CMP, vraag ik even. Dat is het Circulair Materialenplan. Sorry, ik ben nog niet zo thuis in de afkortingen. Ik zie een aantal andere mensen wel knikken, maar ik ben daar nog niet in thuis. In het CMP wordt de aanscherping van de regels voor batterijen en metallisch ijzer, waaronder Beaumix, behandeld. Weer iets geleerd.

Dat is mijn beantwoording, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u wel voor deze beantwoording. Ik wou het lijstje van toezeggingen gaan voorlezen. Het is een hele lijst. Dat hebben we weleens anders meegemaakt. Ik kijk even naar de ambtelijke ondersteuning om te zien of ik ze goed verwoord. Ik verzoek de mensen aan mijn linkerzijde om ook even goed op te letten.

  • In het RIVM-onderzoek naar Tata Steel, Chemours en Chemelot wordt ook aandacht besteed aan de zorgkosten. Dit onderzoek wordt in de eerste helft van 2025 opgeleverd ten behoeve van de landelijke systematiek.

Ik zie geknik.

  • Voor het einde van het jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de verdere uitwerking van de opties voor meer regie ten aanzien van het stelsel vergunning, toezicht en handhaving.

  • De oplevering van de gezondheidseffectrapportage voor Tata Steel is voorzien voor de eerste helft van 2025.

  • De kabinetsreactie op het Rli-rapport Met recht balanceren komt nog dit jaar naar de Kamer.

  • Dit najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het juridisch onderzoek over de verankering van het voorzorgsbeginsel.

  • Nadat het RIVM een analyse heeft uitgevoerd van de gevolgen van de herziene Europese Richtlijn luchtkwaliteit wordt de Kamer geïnformeerd over de implementatie van de richtlijn.

Daar staat geen datum bij. Wanneer kunnen we dat verwachten? In de eerste helft van 2025. Is men daar aan mijn linkerzijde ook gelukkig mee? Ja.

  • Uiterlijk eind oktober wordt de Kamer geïnformeerd over de vervolgstappen ten aanzien van de herijking van de bodemregelgeving waarbij wordt gekeken hoe we meer handreiking kunnen bieden voor de toepassing van staalslakken.

Deze is bijna hetzelfde, maar goed, hij staat zo opgeschreven. Het kan maar duidelijk zijn.

  • De Kamer zal periodiek worden geïnformeerd over het kennis- en innovatieprogramma pfas.

Een aanvullende vraag van deze voorzitter: wat verstaat de Staatssecretaris onder «periodiek»?

Staatssecretaris Jansen:

Ten minste twee keer per jaar. Daar gaan we van uit.

De voorzitter:

Dat kan de instemming krijgen van de commissieleden. Daar ben ik blij mee. Twee keer per jaar. Staat genoteerd.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over de vraag hoe de aangenomen motie wordt uitgevoerd waarin wordt opgeroepen tot een pfas-productieverbod voor Chemours in 2025.

Daar komt de Staatssecretaris op terug. Komt u daar schriftelijk op terug? Ja. Dan is uiteraard mijn vraag: wanneer kunnen we dat verwachten? Gisteren? Oktober?

Staatssecretaris Jansen:

Het is ingewikkeld. Laten we proberen om het voor eind oktober te doen. Is dat realistisch?

De voorzitter:

Is dat te halen? Want ik wil geen onhaalbare doelstellingen van u eisen.

Staatssecretaris Jansen:

We gaan het op een rijtje zetten, maar voor eind oktober komen we hierop terug.

De voorzitter:

Oké. Voor eind oktober.

  • Dit jaar ontvangt de Kamer de planning voor de aanscherping van de geurnormen voor de veehouderij.

Dan moet ik niet vergeten dat het lid Bamenga van D66 een tweeminutendebat heeft aangevraagd. Mag deze voorzitter van u weten waarover dan?

De heer Bamenga (D66):

Over leefomgeving.

De voorzitter:

Dan komt u wel mee weg, moet ik zeggen. Ik had eigenlijk toch wel van u verwacht dat u al panklaar kon zeggen waar het over zou gaan, maar zo schijnt het niet te werken in de Tweede Kamer. Dat ben ik ondertussen wijs geworden.

Ik kijk even of ik toezeggingen vergeten ben. Er komen natuurlijk ook de nodige brieven naar u toe waarin toezeggingen staan. En die komen er al in, dus ik zit me af te vragen wat ik dan niet genoemd heb. Maar ik ga gewoon heel snel van start met de heer Bamenga. Heb ik iets over het hoofd gezien?

De heer Bamenga (D66):

Ja, bij voorbaat excuses als ik het totaal verkeerd begrepen heb, maar ik was juist heel erg blij met de toezegging van de Staatssecretaris om de advieswaarden van de WHO uit 2021 om te zetten in grenswaarden of in ieder geval in streefwaarden. Ik begreep dat de Staatssecretaris daarover heeft toegezegd dat hij dat gaat doen en dat hij opdracht gaat geven aan de provincies en gemeenten om dat mee te nemen in hun beleid.

Staatssecretaris Jansen:

We kijken het even na, maar volgens mij heb ik daar niet op die manier een toezegging over gedaan. Volgens mij zou er een brief komen.

De heer Bamenga (D66):

Ik hoorde meteen het antwoord: ja, dat ga ik doen. Dat was wat ik hoorde. We kunnen het altijd terugkijken, maar ik vraag het even voor alle helderheid. Maar als dat op een bepaalde manier terugkomt, zou ik dat ook heel fijn vinden.

De voorzitter:

Wij noteren alleen dat u nader wordt geïnformeerd, niet dat dat via een brief gaat. Er wordt alleen genoteerd dat er brieven worden toegestuurd.

De heer Bamenga (D66):

Dan wil ik nog steeds van de Staatssecretaris weten, of in ieder geval een bevestiging van hem krijgen, of de Staatssecretaris daar positief tegenover staat en of hij hier in de praktijk uitvoering aan zal geven.

Staatssecretaris Jansen:

Laten we het als volgt omschrijven. Volgens mij heb ik dit namelijk ook eerder gezegd. In het voorjaar komen wij, naar aanleiding van het rapport van het RIVM en CE Delft, daarop bij u terug. Ik denk dat dat meer biedt dan wanneer ik nu concreet hier invulling aan geef. Ik wil namelijk eerst even overzien wat daaruit komt, en dan kan ik u daar beter mee bedienen.

De voorzitter:

Dat is helder. Het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Sorry, ik ben even in de war over wat hier wel en niet wordt opgeschreven als toezegging. Er is in ieder geval toegezegd om in gesprek te gaan met CE Delft over de toekomst van Tata Steel en omwonenden. Er is toegezegd dat daarop teruggekomen wordt richting de Tweede Kamer, dus dat is wel een brief, lijkt mij.

Staatssecretaris Jansen:

Ik heb volgens mij aangegeven dat ik daar een terugkoppeling op zal geven. Ik kom nog bij u terug op de wijze waarop dat gebeurt, maar er komt een terugkoppeling op.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Helder. Dan heb ik een verduidelijkende vraag. Ik vroeg naar een brief van de Staatssecretaris waarin hij per maatregel reageert op de voorstellen van CE Delft als het gaat om extra maatregelen voor luchtkwaliteit. Volgens mij heeft de Staatssecretaris gezegd dat hij dit gaat koppelen aan het RIVM-onderzoek in het voorjaar van 2025. Komt hij dan in het voorjaar van 2025 met een reactie op die maatregelen? Ja? Oké, dan is dat een toezegging.

Staatssecretaris Jansen:

Er wordt ja gezegd, maar volgens mij heb ik dit eerder ook zo verwoord. Maar misschien heeft u mijn woorden verkeerd begrepen.

De voorzitter:

Wij gaan door. De heer Buijsse heeft nog een interruptie.

De heer Buijsse (VVD):

Het is wel een toezegging voor een charmeoffensief als het gaat om die secundaire bouwstoffen. Daar hoef ik verder nu geen tijdpad of brieven bij te hebben; dat is goed. Een werkbezoek voor de incidenten in Spijk en Eerbeek gaan we regelen; dat is ook goed. Ik heb nog wel één checkvraag over de omgevingsdiensten en de criteria die in de wet komen. U zegt dat – dat is fijn – maar moeten we dit ook vastleggen als een toezegging? Dat is eigenlijk meer de vraag. Op zich weet ik wel genoeg, maar ...

Staatssecretaris Jansen:

Ik ga ervan uit dat de wet hoe dan ook naar de Kamer toe gaat komen.

De voorzitter:

Dat weet je nooit met wetgeving, maar dat moet zo snel mogelijk.

De heer Buijsse (VVD):

Kijk, deze uitspraak heeft echt wel gevolgen voor een aantal omgevingsdiensten. Dat weet ik wel zeker. Om ook aan hun kant ietwat tegemoet te treden, is het belangrijk om ook te communiceren naar deze omgevingsdiensten. Denk er nog eens over na. U doet nu een uitspraak in deze commissie. Ik weet zeker dat er vanavond een aantal bestuurders contact hebben over deze uitwisseling. Dan is het wel fijn om vanuit het ministerie in ieder geval iets voorbereid te hebben om te communiceren richting de omgevingsdiensten, zo van: dit heb ik uitgesproken en dit gaat er gebeuren. Daar waak ik gewoon voor, ook vanuit zorg.

De voorzitter:

U krijgt zo antwoord hierop.

Staatssecretaris Jansen:

Volgens mij is er al ambtelijk overleg hierover met de provincies en omgevingsdiensten. Dat is de stand van zaken. Maar ik krijg nu een kleine aanscherping. Omgevingsdiensten worden inderdaad nauw betrokken, maar ook het IPO en de VNG worden daarbij betrokken.

De voorzitter:

Het is bekend dat er haast en aandacht bij geboden is.

De heer Buijsse (VVD):

Zonder over de inhoud te willen debatteren: het gegeven dat u uitspreekt, dat we de robuustheidscriteria in de wet gaan borgen, is volgens mij nog niet als zodanig bekend bij alle omgevingsdiensten en de bestuurders die daarbij horen. U kunt dat wel met het IPO afgestemd hebben – dat zijn de provincies – maar op algemeen bestuurslevel van de omgevingsdiensten is dit volgens mij niet bekend.

Staatssecretaris Jansen:

Wellicht ter verduidelijking: het is wel bekend, maar dat wil niet zeggen dat iedereen er op dit moment al heel blij van wordt, laat ik het zo dan maar omschrijven.

De voorzitter:

En ik zou bijna willen zeggen als voorzitter, maar ook als ex-handhaver: het werd potverdikke wel een keer tijd dat men wat gaat doen. Ik kan me daar vreselijk over ... Nou ja, meer zeg ik er niet over.

Was er nog meer wat we niet gezegd hebben? Nee, hè? Dan sluit ik hierbij de vergadering.

Sluiting 17.00 uur.

Naar boven