30 015 Bodembeleid

Nr. 120 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 december 2023

Een gezonde, vitale bodem is essentieel voor veel maatschappelijke opgaven waar we in Nederland voor staan: de energietransitie, de woningbouwopgave, gezonde steden, gezond voedsel, schoon water en natuur. De bodem is ook essentieel voor het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering zoals extreme regenval, hittestress en droogte.

Deze bodemfuncties staan onder druk door verontreiniging, bodemdaling, verdroging, verzilting en afname van organische stof en biodiversiteit in bodems.

Om onze bodems ook voor toekomstige generaties vruchtbaar en vitaal te houden, is het noodzakelijk ze duurzaam te beheren. Dit betekent dat we bij ontwikkelingen de bodem positief benutten en dat bij de inrichting en het gebruik de toestand van de bodem zoveel mogelijk verbeterd wordt. Met de voortgangsbrief bodem en ondergrond informeer ik uw Kamer periodiek over de voortgang op een aantal onderwerpen op het terrein van bodem en ondergrond. In deze brief zal ik achtereenvolgens ingaan op:

  • Ontwikkeling programma Bodem, Ondergrond en Grondwater;

  • Stand van zaken bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond 2023–2030;

  • Aanvullende specifieke uitkeringen bodem;

  • Voortgang programma Versterking Kwalibo-stelsel;

  • Verankering Handelingskader PFAS in regelgeving;

  • Uitvoering motie van het lid Haverkort;

  • Algemene methodiek niet-genormeerde stoffen;

  • Monitoring microplastics;

  • Herijking bodemregelgeving;

  • Staalslakken;

  • Resultaten bodemonderzoek dijk bij Reevediep;

  • Scenariostudie zand en grind;

  • Polyacrylamide.

Ontwikkeling programma Bodem, Ondergrond en Grondwater

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is een Nationaal Programma Bodem en Ondergrond aangekondigd, met als doel «het duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem, ondergrond en grondwater». Dit programma zet voor de komende jaren de koers uit voor de invulling van de balans tussen beschermen en benutten van de bodem.

In het Bestuurlijk Overleg Bodem van 6 juli 2023, hebben Rijk, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) afgesproken dat dit programma interdepartementaal en interbestuurlijk wordt uitgewerkt. Het programma bouwt daarbij voort op de bestaande bestuurlijke afspraken Bodem1 en de daaruit voortvloeiende samenwerkingsagenda. Daar kom ik hierna op terug.

Naast de afspraken uit de NOVI, moet het programma ook invulling geven aan de actielijnen uit de Structuurvisie Ondergrond2 en aan de structurerende keuzes en maatregelen uit de Kamerbrief Water en Bodem Sturend3 die betrekking hebben op bodem, ondergrond en grondwater.4 Deze elementen uit «Water en Bodem Sturend» worden opgepakt, uitgewerkt en vastgelegd in het programma Bodem, Ondergrond en Grondwater. Ten slotte kijkt het programma ook vooruit naar mogelijke (toekomstige) vereisten vanuit Europees beleid. Bijvoorbeeld ten aanzien van de monitoring.

Het programma is erop gericht om de maatschappelijke functies van de bodem te behouden en waar nodig en mogelijk te versterken. Dat gaat niet vanzelf. Daar is sturing en regie voor nodig, maar ook kennisontwikkeling, capaciteit, innovatie en communicatie. We werken samen met medeoverheden een aanpak uit naar een duurzaam beheerde vitale bodem en een efficiënt en toekomstbestendig ingerichte ondergrond.

Het streven is om uw Kamer medio 2024 nader te informeren over de eerste resultaten van en vervolgstappen voor de ontwikkeling van het programma.

Stand van zaken bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond 2023–2030

In december 2022 zijn de hierboven aangehaalde bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond 2023–2030 bekrachtigd door IenW, IPO, VNG en de UvW. De afspraken gaan over samenwerking op het gebied van bodem en ondergrond, waaronder bodemsanering en verbetering van de bodemkwaliteit. U bent hierover op 21 december 2022 geïnformeerd.5 Sinds het maken van de bestuurlijke afspraken zijn de afgesproken acties voortvarend opgepakt.

Samenwerkingsagenda

Er zijn bodemonderwerpen geïdentificeerd die in gezamenlijkheid verder worden opgepakt, zodat beleid en uitvoering goed met elkaar zijn verbonden. Dit zijn tot nu toe: de financiering en monitoring van de voortgang van de aanpak bodemverontreiniging6, monitoring van de inzet op VTH-taken op het gebied van bodem, de kennisinfrastructuur op het gebied van bodem en ondergrond, concrete uitvoeringsvraagstukken die zich aandienen als gevolg van de interpretatie en toepassing van regels uit de Omgevingswet voor graven, saneren en toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie, de doorwerking van de structurerende keuzes van Water en Bodem Sturend en de impact daarvan op het ruimtelijk planproces. Hiertoe zijn een overlegstructuur en diverse werkgroepen ingericht.

Specifieke uitkering bodem 2023 en totstandkoming regeling 2024

Door middel van specifieke uitkeringen worden decentrale overheden financieel ondersteund bij de aanpak van bodemverontreiniging vanuit de rol als bevoegd gezag voor bodemsanering (Wet Bodembescherming en vanaf 2024 tevens Omgevingswet). Het gaat hierbij onder meer om de herstelmaatregelen bodem (historische spoedopgaven, buitenproportionele opgaven: diffuus lood en PFAS) en oude afspraken. De oude afspraken maken overigens geen deel uit van de bestuurlijke afspraken en betreffen o.a. individuele afspraken tussen het Ministerie van IenW en specifieke decentrale overheden, waarbij het ministerie verantwoordelijk is voor het budget.

In 2021, 2022 en 2023 is gewerkt met een tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem voor de periode van een jaar. Voornemen is vanaf 2024 te werken met een meerjarige regeling waarin per bevoegd gezag verschillende (sanerings)projecten of aanpak van opgaven in een meerjarig programma kunnen worden opgenomen. Doel is te zorgen voor meer flexibiliteit in de uitvoering, zekerheid wat betreft financiering en een vermindering van de administratieve lasten voor de aanvragers en het ministerie. Zowel de koepels als de bevoegde gezagen hebben aangegeven enthousiast te zijn over deze ontwikkeling en geven aan dat dit bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen die in de bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over de aanpak van bodemverontreiniging.

Kennis

Er zijn in de zomer van 2023 pilots afgerond waarin ervaring is opgedaan met de opbouw van regionale kennisnetwerken. Ook wordt gewerkt aan een visie op lokale, regionale en nationale kennisinfrastructuren voor de lange termijn. Doel van deze kennisinfrastructuren is bijdragen aan de kwaliteit van het beleid en de uitvoering. De geleerde lessen uit de pilots zullen, naast andere ervaringen en adviezen, benut worden voor de ontwikkeling van deze visie.

Monitoring

Vanwege het uitstel van de Omgevingswet is de monitoring om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke inzet, opdracht en uitgaven van de VTH-bodemtaken (vergunningverlening, toezicht en handhaving) onder de Omgevingswet vertraagd. De komende periode zal dit opgepakt worden.

Aanvullende specifieke uitkeringen bodem

Aanvullend op de tijdelijke regeling specifieke uitkering bodem 2023 worden de volgende drie specifieke uitkeringen verstrekt in 2023:

  • € 2,5 mln. aan de gemeente Utrecht voor kennisontwikkeling door de Universiteit Utrecht omtrent innovatieve PFAS-saneringstechnieken op een saneringslocatie,

  • € 2,6 mln. aan de provincie Noord-Brabant voor de aanpak van grootschalige bodemverontreiniging met aan drugsproductie gerelateerde stoffen in de provincie,

  • € 4,0 mln. aan de provincie Overijssel voor het voortzetten van de aanpak van diffuus asbest in de bodem in de regio Twente.

De specifieke uitkeringen zijn verstrekt om bevoegde gezagen voor bodemsanering te ondersteunen bij hun wettelijke taken bij aanpak van bodemverontreiniging.

Voortgang versterking Kwalibo-stelsel

Het stelsel kwaliteitsborging in het bodembeheer (Kwalibo-stelsel) is een publiek-privaat stelsel. Doel is de kwaliteit van de uitvoering van erkenningsplichtige werkzaamheden met betrekking tot bodem, grond, baggerspecie, bouwstoffen of bodemenergiesystemen en de integriteit van bedrijven die die werkzaamheden uitvoeren te bevorderen.

Op 6 juli 2023 bent u voor het laatst geïnformeerd over de resultaten die zijn behaald in het programma Versterking Kwalibo-stelsel.7 Verbeteringen in de totstandkoming en aanwijzing van normdocumenten zijn doorgevoerd. Ook zijn inmiddels aanpassingen in de regelgeving voor Kwalibo uitgewerkt.

Loket normdocumenten

Het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) beantwoordt sinds 2021 vragen over onder meer de bodemregelgeving en legt de regelgeving uit op haar website.8 Op 1 november 2023 is dit loket uitgebreid om ook vragen te beantwoorden over de interpretatie van normdocumenten. Het resultaat is dat er eenduidige antwoorden worden gegeven, in samenspraak met de beheerder van het normdocument en IenW. Dit is van belang voor een consistente uitvoering van bodemwerkzaamheden. Hiermee is het loket een goed voorbeeld van de geïntensiveerde samenwerking tussen de bij het stelsel betrokken partijen.

Risicoanalyse

Publieke en private partijen in het Kwalibo stelsel willen een gezamenlijk beeld krijgen waar de risico’s in het stelsel zich bevinden. Dit gaat helpen bij het voorkomen van milieuschade en bij het versterken van vertrouwen. Er is gestart met een risicosturingsanalyse voor een aantal voorbeeldketens zoals aangegeven in de brief van 6 juli 2023.9 Deltares heeft hiervoor een rapport opgesteld, dat in januari wordt gepubliceerd. Dit rapport is geëvalueerd met een kerngroep van stakeholders. Samen met de stakeholders volgt een nadere analyse van de milieurisico’s en er volgen nadere gesprekken hoe we vervolg geven aan de aanpak van verdere risicoanalyses.

De meeste maatregelen voor de versterking van de publieke sturing en de publiek-private samenwerking zijn afgerond. De komende periode zal in het programma de nadruk liggen op het uitwerken van de maatregelen ter versterking van VTH.

Regeling Bodemkwaliteit 2022

Verder is relevant dat parallel aan het programma de nieuwe Regeling bodemkwaliteit 2022 is ontwikkeld, die per 1 januari 2024 in werking treedt. Deze aanpassing van de Regeling bodemkwaliteit is ingezet vanwege de komst van de Omgevingswet. In deze regeling zijn voorschriften opgenomen voor het onderzoek naar de kwaliteit van materialen en de afgifte van de op dat onderzoek gebaseerde milieuverklaring bodemkwaliteit. Dit draagt verder bij aan vertrouwen in de markt voor het afnemen en toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie die zijn geproduceerd onder een erkende kwaliteitsverklaring (milieuverklaring bodemkwaliteit). IenW zorgt in afstemming met schemabeheerders en certificerende instellingen voor nadere uitleg over voorschriften in deze regeling voor de bedrijven die bouwstoffen produceren.

Verankering Handelingskader PFAS in regelgeving

Het toepassen van grond of baggerspecie is gereguleerd in de bodemregelgeving (vanaf 1 januari 2024 in de Omgevingswet). In deze regelgeving is bepaald onder welke voorwaarden grond of baggerspecie kunnen worden hergebruikt waarbij de bescherming van de bodemkwaliteit en de kwaliteit van watersystemen uitgangspunt zijn. Grond of baggerspecie worden onder meer hergebruikt bij grondverzet voor de woningbouw en het ophogen van dijken voor waterveiligheid. Deze algemene regels houden de uitvoeringspraktijk werkbaar. Inmiddels bevat een groot deel van deze grond of baggerspecie in meer of mindere mate PFAS waardoor het voor de uitvoeringspraktijk van belang is te weten hoe met deze PFAS-houdende grond of baggerspecie moet worden omgegaan.

Om meer duidelijkheid te geven is in 2019 het Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie gepubliceerd. De toepassingswaarden in dit handelingskader zijn gebaseerd op de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek en zijn sindsdien drie maal geactualiseerd op basis van de meest recente inzichten rond PFAS. Het handelingskader is een advies aan bevoegde gezagen en toepassers bij de invulling van de wettelijke zorgplichten. Het handelingskader voldoet in de praktijk goed. Er is wel aan uw Kamer toegezegd10 dat in kaart wordt gebracht of en hoe dit handelingskader in regelgeving verankerd kan worden. Deze verankering moet in overeenstemming zijn met eerder genoemde uitgangspunten en hogere regelgeving zoals de Kaderrichtlijn Water (hierna: KRW). Aandachtspunt hierbij is dat de juridische kaders voor bodem en water van elkaar verschillen, bijvoorbeeld doordat in de bodemregelgeving van «bodemklassen» wordt uitgegaan, terwijl een lozing per aparte stof wordt beoordeeld.

Bij toepassingen van grond of baggerspecie is vaak sprake van het verplaatsen van een reeds bestaande verontreiniging van PFAS. Het is immers een zeer mobiele stof, PFAS zit overal. Ook het slechts verplaatsen van PFAS leidt in water tot een (tijdelijke) lokale concentratieverhoging van PFAS. Het lijkt er op dat dit volgens de systematiek van de KRW niet is toegestaan. Zeker als het hierbij gaat om activiteiten waarbij geen nieuwe verontreinigingen worden toegevoegd maar sprake is van het verplaatsen van bestaande verontreinigingen met persistente, alomtegenwoordige stoffen zoals PFAS, is het de vraag of het redelijk is om deze verplaatsing op dezelfde wijze te beoordelen als een nieuwe toevoeging.11 Daarom wordt hierover het gesprek gevoerd met andere lidstaten en de Europese Commissie om te zoeken naar mogelijke ruimte binnen de KRW, dan wel (als deze ruimte er niet is) in te zetten op aanpassing van de KRW op dit punt. Ook wordt dit punt meegenomen in de besprekingen over het voorstel van de Commissie van oktober 202212 tot wijziging van de KRW, Richtlijn prioritaire stoffen en de Grondwaterrichtlijn. Dit zijn langlopende trajecten en het is niet de verwachting dat hier op korte termijn duidelijkheid over komt.

Samen met de koepels van medeoverheden is gekeken naar de mogelijkheid om de toepassingswaarden uit het Handelingskader PFAS in regelgeving te verankeren. Handelingen met PFAS-houdende grond en baggerspecie kunnen onder de verplichtingen van de KRW vallen. Daarom is uitgezocht welke ruimte de KRW biedt voor toepassingen met PFAS-houdende grond of bagger. De conclusie is dat de huidige toepassingswaarden uit het Handelingskader PFAS niet ongewijzigd in regelgeving overgenomen kunnen worden. De reden daarvan is dat generieke normen in regelgeving moeten garanderen dat bij elk project in alle gevallen (alle locaties) waarin PFAS-houdende grond of bagger wordt toegepast, deze toepassing aan de KRW voldoet. Dat zou leiden tot zeer lage generieke normen in de regelgeving waarmee de uitvoeringspraktijk niet uit de voeten kan. De reden waarom de toepassingswaarden in het Handelingskader PFAS hoger zijn dan generieke normen is omdat het Handelingskader een aanbeveling is. Het gaat hier om een aanbeveling aan de bevoegd gezagen voor de invulling van de zorgplicht die in de regelgeving is opgenomen. Bij de toepassing van het Handelingskader zal wel altijd de lokale situatie bekeken moeten worden. Als het lokale beeld afwijkt van het landelijke beeld kunnen lagere of hogere waarden nodig zijn.

Omdat er nog geen duidelijkheid is over de vragen die op Europees niveau besproken worden wil ik het hergebruik van grond en baggerspecie dat aan het Handelingskader PFAS voldoet mogelijk houden en zie ik (voorlopig) af van verankering in de regelgeving. Bevoegde gezagen kunnen het Handelingskader PFAS als advies blijven gebruiken en kunnen (waar nodig) hiervan afwijken als lokaal maatwerk nodig is om aan de KRW te voldoen.

Tot slot wordt opgemerkt dat, in verband met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024, het Handelingskader is aangepast. Het gaat om een niet-inhoudelijke wijziging van het Handelingskader waarbij onder meer verwijzingen naar de oude regelgeving omgezet worden naar de artikelen van de Omgevingswet. In de bijlage bij de brief is het aangepaste Handelingskader opgenomen.

Uitvoering motie van het lid Haverkort

Met de motie van de leden Haverkort, Beckerman en Krul13 wordt de regering verzocht te onderzoeken hoe de sanering van met PFAS vervuilde locaties met behulp van innovatieve technieken kan worden versneld en de uitkomsten van dit onderzoek voor het eind van het jaar met de Kamer te delen. Dit onderzoek loopt nog. Ik kan u hier in het eerste kwartaal van 2024 nader over informeren.

Algemene methodiek niet-genormeerde stoffen

In 2019 kwam het grond- en baggerverzet stil te liggen omdat de samenleving geconfronteerd werd met diffuus verspreide PFAS. We willen niet opnieuw verrast worden. Daarom is het verstandig beter in beeld te krijgen of er, en zo ja welke, andere schadelijke stoffen diffuus verspreid zijn in de Nederlandse (water)bodem. Daarbij is een handelingsperspectief nodig wanneer een stof diffuus wordt aangetroffen, zoals we nu ook een handelingskader PFAS kennen. Daarom stel ik een Algemene Methodiek op voor de omgang met Niet-genormeerde Stoffen (AMNS) in de (water)bodem, specifiek voor het (her)gebruik van grond en baggerspecie. Daarmee draagt de Algemene Methodiek bij aan de bescherming van mens en milieu en maakt het mogelijk dat onder voorwaarden het grond- en baggerverzet doorgang kan blijven vinden. Hiermee geef ik invulling aan een toezegging in de brief van 5 november 2020.14 De methodiek die wordt uitgewerkt bestaat uit twee elementen: (1) de signalering en monitoring van niet-genormeerde stoffen en (2) een «Wegwijzer» voor betrokken partijen waarin staat wie waarvoor verantwoordelijk is als een niet-genormeerde stof wordt aangetroffen.

Het doel van de signalering en monitoring is een beter beeld krijgen van de aanwezigheid van schadelijke niet-genormeerde stoffen in de bodem. RIVM voert deze monitoring uit en de opdrachtverlening vindt naar verwachting plaats in januari. Het betreft een meetronde met zo’n 200 verschillende locaties. Aangezien de doorlooptijd van dit onderzoek minimaal 22 maanden bedraagt, verwacht ik u niet eerder dan in het derde kwartaal van 2025 het eindrapport toe te sturen. Het eindrapport van deze pilot geeft een beeld van de verspreiding van de enkele stofgroepen in Nederland.

Het tweede element van de algemene methodiek is een «Wegwijzer». Dit is een document waarmee een direct handelingsperspectief wordt gegeven door te verhelderen welke partij welke verantwoordelijkheden heeft als een niet-genormeerde stof wordt aangetroffen. De Wegwijzer wordt gepubliceerd samen met het eindrapport van deze pilot, zodat bij publicatie van de resultaten duidelijk is voor initiatiefnemers en bevoegde gezagen bij welke concentraties van de gemeten niet-genormeerde stoffen grond- en baggerpartijen kunnen worden toegepast. Dit jaar stem ik deze Wegwijzer af met de koepels van medeoverheden en daarna bespreek ik het met de sector.

Tot slot geef ik u graag mee dat deze methodiek aan bod komt in het Impulsprogramma Chemische Stoffen dat ook door IenW wordt uitgevoerd. Het Impulsprogramma Chemische Stoffen verbetert onder meer de samenhang in het beleid voor chemische stoffen in bodem, water en lucht. Specifiek gaat het voor de methodiek om het project «Omgaan met onzekerheden-voorzorg. Dit project gaat over de toepassing van het voorzorgsbeginsel bij gevaarlijke chemische stoffen. Ik verwijs u voor meer informatie naar de Kamerbrief Impulsprogramma Chemische Stoffen die ik u op 18 oktober 2023 heb gestuurd.15

Monitoring microplastics

Het RIVM heeft in opdracht van IenW de beschikbare kennis voor microplastics in de bodem samengevat. Uit dat onderzoek van het RIVM16 blijkt dat er nog geen metingen van microplastics in Nederlandse bodems beschikbaar zijn. Door het ontbreken van deze data is het momenteel lastig om adequaat het gedrag en verspreiding van microplastics in de bodem in kaart te brengen of te modelleren. Er bestaat namelijk een grote verscheidenheid aan plastics die de modelschattingen onzeker maken, wat maakt dat veldmetingen nodig zijn.

Voor de pilot signalering en monitoring van de bovengenoemde algemene methodiek, zal een landsdekkende bodembemonstering worden uitgevoerd. Er wordt gekeken naar mogelijkheden om deze bodemmonsters ook te gebruiken voor het meten van microplastics. Op deze wijze kan een eerste stap gezet worden in de verkenning van een monitoringstraject.

Herijking bodemregelgeving

Op 19 april 202317 bent u geïnformeerd over de herijking van de bodemregelgeving in twee fasen. Het doel van de herijking is om tot een solide toekomstbestendig bodemstelsel te komen, waarin bodem en grondwater beschermd zijn, in balans met het benutten van de bodem voor maatschappelijke opgaven zoals de woningbouwopgave en het veilig en klimaatbestendig inrichten van onze watersystemen.

De eerste fase is inmiddels gestart met een opdracht aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het onderzoek richt zich met name op:

  • De milieuhygiënische knelpunten bij de toepassing van secundaire grond- en bouwstoffen zoals thermisch gereinigde grond, staalslakken en bodemassen en daaruit volgend voorstellen voor actualisatie van het bestaande normstelsel;

  • Het in beeld brengen van de knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen bij het hergebruik van grond en baggerspecie.

De onderzoeksresultaten worden verwacht in april 2024. Deze zullen vervolgens worden getoetst aan de uitvoeringspraktijk middels overleg met deskundigen van onder meer omgevingsdiensten, provincies, de inspectie en enkele grote opdrachtgevers. Naast de hierboven genoemde onderwerpen zal ook een aantal uitvoeringsknelpunten op het gebied van saneringen worden opgepakt, zoals de omgang met verontreinigingen van diffuus lood.

Het voornemen bij de herijking was om ook de aansluiting van de bodemregelgeving op de KRW na te gaan. Zoals hiervoor is toegelicht is al nagegaan of PFAS generiek in regelgeving genormeerd kan worden. Hieruit kwam naar voren dat er te weinig ruimte in de KRW lijkt te zijn. Om die reden wordt het gesprek gevoerd met andere lidstaten en de Europese Commissie over het hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. De uitkomsten daarvan worden eerst afgewacht omdat deze gevolgen kunnen hebben voor andere stoffen dan PFAS. Daarom wordt dit in deze fase van de herijking nog niet opgepakt.

Vervolg

Naar verwachting kan rond het zomerreces op basis van het RIVM-onderzoek een beleidskeuze worden gemaakt over aanpassingen van normeringen en het toepassingsregime voor secundaire bouwstoffen, grond en baggerspecie. Ook op het gebied van saneringen zal een beleidskeuze gemaakt worden. Hierover zal ik u dan ook informeren middels een brief. Op basis van de beleidskeuzes zal vervolgens nader advies ingewonnen worden bij het RIVM over de aanpassingen van de normen en toepassingsregels en wordt een aanpassing van de regelgeving en eventueel aanpalend beleid uitgewerkt. Dit zal nadrukkelijk samen met stakeholders gebeuren, waaronder het bedrijfsleven. Het is de verwachting dat de eerste aanpassingen in de regelgeving eind 2025 in werking kunnen treden. Afhankelijk van aanvullend onderzoek kan verdere aanpassing van de regelgeving stapsgewijs worden doorgevoerd.

Staalslakken

In de beleidsreactie op de signaalrapportage staalslakken van de ILT18 is toegezegd dat het opnieuw tegen het licht houden van de kaders voor toepassing van secundaire bouwstoffen wordt opgepakt in de hierboven beschreven herijking van de bodemregelgeving. Daarnaast heb ik in deze beleidsreactie toegezegd om samen met ODNL te onderzoeken hoe toezicht en handhaving beter kunnen worden geborgd. Met ODNL worden constructieve gesprekken gevoerd, waarbij het accent ligt op de toegevoegde waarde van een meldplicht als mogelijke eerste stap in het versterken van toezicht en handhaving. Ik verwacht het onderzoek medio 2024 afgerond te hebben.

Verder is in het Commissiedebat Leefomgeving op 17 mei 2023 (Kamerstuk 33 118, nr. 257) n.a.v. vragen van het lid Van Esch (PvdD) toegezegd dat u een overzicht ontvangt van waar door de Rijksoverheid staalslakken zijn toegepast.19 Er is tot op heden geen sprake van een meldplicht voor het toepassen van staalslakken. Er is dus geen centraal meldpunt waar een overzicht van alle toepassingen met staalslakken bijgehouden wordt. De toepassingen moeten via navraag en projectplannen van RWS-werken achterhaald worden. Dit is op dit moment nog niet afgerond. U wordt zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd.

Resultaten bodemonderzoek dijk bij Reevediep

Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd in antwoord op vragen over de koeiensterfte nabij de dijk van het Reevediep.20 Daarin heb ik aangegeven u nader te informeren over de resultaten van het bodemonderzoek dat is uitgevoerd in de dijk van het Reevediep nabij de boerderij van de boer waar de koeiensterfte heeft plaatsgevonden. Het bodemonderzoek is begin november afgerond en uit de resultaten blijkt dat er geen verontreinigingen zijn aangetroffen in toegepaste grond van de dijk van het Reevediep. Dit sluit aan bij de informatie die ik eerder met u gedeeld heb dat in de dijken van het Reevediep vrijwel alleen gebiedseigen grond met klasse achtergrondwaarde is toegepast. De resultaten van het bodemonderzoek zijn tevens ter advies voorgelegd aan de GGD Noord- en Oost-Gelderland en IJssellanden, de Wageningen University & Research alsmede aan een onafhankelijke veterinaire toxicoloog. Ook zij concluderen dat er geen relatie is te leggen tussen de gezondheidsproblemen van het vee en de gemeten kwaliteit van bodem en water in de omgeving. De provincie Gelderland heeft de resultaten besproken met de betreffende boer en ook zijn omwonenden hierover geïnformeerd. Het rapport is voor mogelijk verder onderzoek naar de oorzaak van de koeiensterfte aangeboden aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, en is opvraagbaar bij het Provincieloket van Gelderland.21

Scenariostudie zand en grind

In de afgelopen jaren zijn er zorgen geuit met betrekking tot de beperkte beschikbare vergunningsruimte voor de winning van oppervlaktedelfstoffen. Dit heeft geleid tot drie specifieke initiatieven, zoals gecommuniceerd in de brief van 6 juli 2023.22 De bevindingen van (i) de scenariostudie, evenals (ii) de resultaten van het monitoringprogramma en (iii) de resultaten van de gesprekken met provincies en het bedrijfsleven, zullen in het voorjaar van 2024 met uw Kamer worden gedeeld met een duiding daarbij.

Polyacrylamide

In de brief van 16 mei 2023 over de Literatuurverkenning RIVM polyacrylamide23 is een aantal toezeggingen gedaan. Het gaat om een langjarige monitoring diepe plassen en het stimuleren van gebruik van groene alternatieven van polyacrylamide. Met RIVM, Deltares en Arcadis is er overleg gaande over de opzet van de monitoring. Het is belangrijk dat de monitoring zo wordt opgezet dat de onzekerheid ten aanzien van de lange termijn risico’s van mogelijke vorming van acrylamide vanuit flocculanten worden weggenomen. Ook wordt bekeken welke plassen in deze monitoring worden meegenomen. De gemeenten Land van Cuijk en West Maas en Waal hebben aangegeven dat ze graag onderdeel zijn van de langjarige monitoring. De monitoring wordt gestart in 2024.

Voor het stimuleren van het gebruik van groene alternatieven voor polyacrylamide zijn we in overleg met onderzoeksorganisatie Wetsus. Zij doen al onderzoek naar biobased alternatieven voor polyacrylamide, vanuit een internationale vraag daarnaar vanuit de afvalwaterindustrie. Het bedrijfsleven is ook betrokken bij dat onderzoek. Er lijken goede mogelijkheden voor toepassingen van biobased alternatieven van polyacrylamide in open water. Met Wetsus kijken we welke rol het ministerie kan spelen om de mogelijkheid voor toepassingen in open water te versnellen. Hierover bericht ik u de eerste helft van 2024.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Kamerstuk 30 015, nr. 111

X Noot
3

Kamerstuk 27 625, nr. 592

X Noot
4

Kamerstuk 27 625, nr. 599. De structureerde keuzes zijn verder uitgewerkt in de Landelijke strategie en Interbestuurlijke uitvoeringsagenda 2023–2024. Beide documenten zijn met de verzamelbrief Water van 15 november 2023 aan uw kamer gestuurd.

X Noot
5

Kamerstuk 30 015, nr. 111

X Noot
6

Locaties vanwege onaanvaardbare risico’s die met spoed moeten worden gesaneerd, nazorg van gesaneerde locaties met restverontreiniging en gebiedsgerichte aanpak van grondwaterverontreiniging.

X Noot
7

Kamerstuk 30 015, nr. 105

X Noot
8

Bij IPLO kunnen professionals van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties terecht voor informatie en voor vragen over bodem, bouwen, water, milieu en de Omgevingswet.

X Noot
9

Kamerstuk 30 015, nr. 105

X Noot
10

Brief van 19 oktober 2022, Kamerstuk 35 334, nr. 209 en brief van 6 juli 2023, Kamerstuk 30 015, nr. 105

X Noot
11

Zie notaoverleg «Water en Bodem sturend» van 27 maart 2023, Kamerstuk 27 625, nr. 623

X Noot
13

Kamerstuk 35 334, nr. 241

X Noot
14

Eerste deel van toezegging, Kamerstuk 35 334, nr. 123

X Noot
15

Kamerstuk 28 089, nr. 268

X Noot
17

Kamerstuk 30 015, nr. 113

X Noot
18

Kamerstuk 30 015, nr. 113

X Noot
19

TZ202307-025

X Noot
20

2023Z13677

X Noot
22

Kamerstuk 30 015, nr. 105

X Noot
23

Kamerstuk 30 015, nr. 114

Naar boven