29 362 Modernisering van de overheid

Nr. 336 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2023

De kwaliteit van de publieke dienstverlening is in belangrijke mate bepalend voor het vertrouwen dat de samenleving heeft in de overheid. In onze dienstverlening wordt zichtbaar wat beleid betekent en of de uitvoering in staat is mensen en bedrijven op de juiste manier tegemoet te treden: zorgvuldig, tijdig en met de menselijke maat. De rode draad in alle analyses van de afgelopen jaren was dat dit in veel gevallen lukt, maar dat in te veel situaties het ook minder of niet goed gaat (zie de rapporten van de Tijdelijke Commissie Uitvoering en de Parlementaire Ondervraging Kinderopvangtoeslag). Sommige mensen verdwalen in een dichtbegroeid woud van complexe regelgeving dat met de beste bedoelingen is opgetuigd.

Het kabinet realiseert zich dat oog voor de uitvoering en uitvoerbaarheid van het beleid erg belangrijk is zodat ook het doel van het beleid kan worden bereikt. In de Staat van de Uitvoering – die op 18 januari 2023 is aangeboden aan uw Kamer – spreekt de uitvoering zich uit over hoe de publieke dienstverlening verloopt en zich ontwikkelt.1 In deze brief gaan wij in op hoe, binnen de bestaande financiële kaders, aan de vijf oproepen uit dit rapport gehoor wordt gegeven. Tegelijkertijd is het goed om ook te beseffen dat een verbetering van de publieke dienstverlening niet van de één op de andere dag te realiseren is. Daar is een brede verandering voor nodig bij beleidsmakers, publieke dienstverleners én binnen de politiek. En dat kost tijd.

1. Begin met complexiteitsreductie, doorbreek het patroon

De Staat van de Uitvoering noemt de complexiteit van wetgeving en de stapeling van nieuw beleid als grootste knelpunt voor mensen, bedrijven en uitvoeringsorganisaties.

Steeds meer onderzoeken laten zien dat wet- en regelgeving niet altijd recht doet aan hoe mensen en ondernemers in de praktijk denken en doen. Zie hiervoor het IBO vereenvoudiging sociale zekerheid2 maar ook de WRR wees al eerder op deze problematiek in het rapport «Weten is nog geen doen»3. Mensen en bedrijven hebben behoefte aan begrijpelijke informatie, overzichtelijke processen, zekerheid en handelingsvrijheid. De huidige stelsels bieden dat niet altijd. Het kabinet wil inzetten op vereenvoudiging van zowel bestaand als nieuw beleid.

Vereenvoudiging is een langdurig proces met vaak lastige dilemma’s. De kabinetsreactie op het IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid gaat in op het dilemma tussen eenvoud en gerichtheid en op het feit dat vereenvoudiging voor mensen niet hetzelfde is als voor de uitvoering.4 Bij het implementeren van nieuwe initiatieven en het tegelijkertijd op peil houden van de dienstverlening is capaciteit een dilemma. Ook bestaan er tussen de domeinen verschillen die kunnen leiden tot verschillende wijze van werken aan vereenvoudiging om effectief te kunnen zijn. Hierbij moeten we alert zijn dat vereenvoudiging voor het ene domein geen complicerende factor voor het andere domein betekent. Kortom: vereenvoudiging is een langdurig proces met dilemma’s die een open gesprek en politieke keuzes vereisen. Vereenvoudiging is alleen kansrijk als het kabinet en uw Kamer doorlopend rekening houden met eenvoud bij het ontwikkelen en beoordelen van wet- en regelgeving. Dit betekent dat niet alles in regels moet worden vervat, maar dat we met elkaar het gesprek aangaan hoe we elkaar ruimte bieden.

In bijlage 1 is een aantal voorbeelden te vinden die bijdragen aan deze vereenvoudiging.

Het kabinet zet in op de volgende acties:

Het kabinet blijft werken aan de ingezette verbetering van de dienstverlening. Daarnaast wil het kabinet de komende periode verder inzetten op de onderstaande lopende vereenvoudigingstrajecten.

  • 1. Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het IBO vereenvoudiging sociale zekerheid richt het kabinet het overheidsbrede programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen (VIM) op. Dit programma gaat aan de slag met enerzijds een plan met scenario’s voor een vereenvoudigd stelsel van inkomensondersteuning voor mensen en anderzijds het aanpakken van huidige knelpunten in de samenloop van regelingen in de inkomensondersteuning. Bij dit traject zijn de Ministeries van Sociale Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Financiën, Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) samen met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Divosa (Kennisplatform Werk en Inkomen), Belastingdienst en Toeslagen betrokken. Uw Kamer wordt hier voor het einde van dit jaar over geïnformeerd.

  • 2. Op het gebied van fiscaal beleid streeft het kabinet ernaar om deze kabinetsperiode stappen te zetten naar een eenvoudiger stelsel zoals is beschreven in de tweede Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda. Uitgangspunt is dat bij negatieve evaluaties regelingen worden afgeschaft, versoberd of omgezet in een subsidie. Wanneer van deze regel wordt afgeweken, moet daar een reden voor gegeven worden. Ten tweede werkt het kabinet aan vereenvoudiging door middel van de aanpak van fiscale regelingen. Het doel hiervan is om een groot aantal regelingen – dat reeds is geëvalueerd – tegen het licht te houden. Deze zomer verschijnt hierover een rapport, waarna het kabinet met een reactie komt.

  • 3. In 2022 heeft het Nederlands Comité voor Ondernemerschap het advies «dienstbare dienstverlening» uitgebracht.5 Het Comité constateerde dat het urgent is om de kwaliteit van de publieke dienstverlening te verbeteren. Om de verduurzaming, digitalisering en de transitie van de arbeidsmarkt te doen slagen moeten honderdduizenden mkb’ers stappen in de goede richting zetten. Het Comité concludeert dat het positief is dat er veel initiatieven zijn, maar tegelijkertijd moet verdere wildgroei worden voorkomen en de stap naar structurele verbeteringen worden gemaakt. Hiertoe dient de publieke dienstverlening als een stelsel te gaan functioneren waarin sprake is van samenhang en logische ordening. Op verzoek van de Minister van EZK is begin 2023 een kwartiermaker aan de slag gegaan om hier invulling aan te geven. Hierbij is ook aandacht voor het stimuleren van de latente vraag van mkb’ers, wat zeker bij de realisatie van de transities speelt. Wanneer de ondernemersvraag niet manifest is kunnen publieke dienstverleners ook geen adequaat aanbod formuleren. Momenteel wordt door de kwartiermaker in samenwerking met de Kamer van Koophandel, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, regionale ontwikkelingsmaatschappijen, EZK, provincies, gemeenten en ondernemersorganisaties het actieprogramma ondernemersdienstverlening uitgewerkt dat voor het einde van dit jaar gereed is.

In algemene zin is het van belang dat uitvoeringsorganisaties de dilemma’s waar professionals mee worstelen in de uitvoering inzichtelijk maken en deze signalen delen met het kabinet en het parlement. Het kabinet waardeert daarom dat – sinds de oproep van het kabinet twee jaar geleden6 – veel uitvoeringsorganisaties van de centrale overheid en inspecties dit doen door een Stand van de Uitvoering dan wel Stand van het Toezicht uit te brengen. Ook gemeenten hebben in 2022 een eerste Stand van de Uitvoering uitgebracht. Voor waterschappen, provincies en veiligheidsregio’s is dit nog een nieuw fenomeen. Het kabinet onderstreept het belang van het inzichtelijk maken en het bespreken van de knelpunten uit de praktijk en hoopt daarom dat deze trend zich verder voortzet, met name voor (semi-)publieke dienstverleners die direct raken aan de leefwereld van mensen en bedrijven. Dit biedt tevens concrete aanknopingspunten voor verdere vereenvoudigingsinitiatieven.

2. Betrek de uitvoering vanaf het allerprilste begin bij de beleidsvorming

De Staat van de Uitvoering roept ertoe op de uitvoering vanaf het prille begin bij de beleidsvorming te betrekken. Een gedegen beleidsvoorbereiding is hard nodig om de uitdagingen waar ons land voor staat het hoofd te bieden en de samenleving optimaal te bedienen. Hierbij zijn de perspectieven van mensen en bedrijven en uitvoerbaarheid naast die van rechtmatigheid en doelmatigheid van belang.

Het kabinet wil de kennis van uitvoeringsorganisaties expliciet, vanaf het prille begin, betrekken bij het ontwikkelen van beleid en wet- en regelgeving. Daartoe dient de uitvoering zichtbaar en merkbaar aan tafel te zitten tijdens de besluitvorming.

Sterker, het kabinet roept de publieke dienstverleners op om met beleidsvoorstellen te komen daar waar knelpunten in de uitvoering worden gesignaleerd en daar waar de doelstellingen van beleid en regelgeving niet of alleen via nodeloos ingewikkelde trajecten worden bereikt.

Het kabinet zet daarvoor in op de volgende acties:

  • In oktober 2022 is de Kamer gemeld dat er vanaf begin dit jaar met het beleidskompas zal worden gewerkt.7 Eind maart van 2023 is het Beleidskompas gelanceerd en ingevoerd binnen alle ministeries. Het perspectief van mensen en bedrijven is bij nieuw beleid het startpunt.

    Onder meer door de druk op de arbeidsmarkt is de inzet van menskracht een essentieel aandachtspunt8.

    Het Beleidskompas ondersteunt beleidsmakers en wetgevingsjuristen om de beleidsvoorbereiding zo zorgvuldig mogelijk in te richten. Vanaf het begin van een beleidsproces wordt via het Beleidskompas aandacht gevraagd voor onder meer de menselijke maat, doelmatigheid en doeltreffendheid, de uitvoering en het toezicht.9

    Om het gebruik van het Beleidskompas te waarborgen gaat, wat betreft de uitvoering van het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en overig nieuw beleid, het kabinet met behulp van het programma Werk aan Uitvoering volgen in hoeverre volgens het Beleidskompas is gewerkt en hoe het oordeel van uitvoeringsorganisaties is betrokken.

  • Het gebruik van de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale overheden (UDO) wordt praktijk bij alle beleidsvoorstellen die raken aan de taken van decentrale overheden.

    Het instrument benadrukt het belang en faciliteert het proces om als Rijk en medeoverheden samen op te trekken bij het ontwikkelen van nieuwe beleidsvoornemens, waarbij zowel bestuurlijke als financiële gevolgen belicht worden.

    De UDO moet er, als onderdeel van het Beleidskompas, voor zorgen dat vroeg in het proces beleidsmakers de uitvoerbaarheid van de decentrale overheden meenemen.

    Daarnaast werken het Ministerie van BZK en de VNG aan een Platform Sociaal Domein. Dit platform moet zorgen voor een beter beeld van de dilemma’s in de gemeentelijke praktijk onder andere wat betreft de ondersteuning aan kwetsbare inwoners, en deze terugleggen bij het beleid, zodat bijsturing kan plaatsvinden.

  • Het Ministerie van Binnenlandse Zaken werkt aan een beleidskader decentraal bestuur dat moet zorgen voor meer duidelijkheid in de toebedeling van taken aan het decentraal bestuur. Om een sterk bestuur en goede interbestuurlijke verhoudingen te bevorderen is het belangrijk dat decentrale besturen taken uitvoeren die passen bij hun organieke bestuursvorm. Op dit moment is dat in de praktijk niet altijd het geval. Het beleidskader decentraal bestuur zal criteria bevatten voor de taaktoedeling.

  • In de memorie van toelichting bij wetsvoorstellen van de regering en in de nota van toelichting bij algemene maatregelen van bestuur zal worden vermeld hoe invulling is gegeven aan het perspectief van de uitvoering, de «doenlijkheid» van wet- en regelgeving voor de mensen en bedrijven en – in voorkomende gevallen – op welke wijze rekening is gehouden met het perspectief van decentrale overheden.

    Een overeenkomstige aanpak zal ook worden toegepast bij voorstellen voor nieuw beleid.

  • De Minister voor Rechtsbescherming versterkt de wetgevingstoetsing door de voorstellen die complex zijn en grote maatschappelijke impact hebben diepgaand te toetsen op doenlijkheid en uitvoerbaarheid en ook op de samenhang tussen voorstellen en bestaande wetgeving10.

  • Het kabinet gaat, mede naar aanleiding van de motie van het lid Van Baarle11, graag in gesprek met uw kamer hoe om te gaan met moties en amendementen waarin de impact op uitvoering en doenlijkheid niet meteen te overzien is bij de behandeling hiervan.

  • Bij nieuwe Europese regelgeving is het kabinet eveneens alert op de nationale uitvoeringseffecten. Hoewel de Europese Commissie bij nieuwe voorstellen effectbeoordelingen laat opstellen, is het van belang dat net als bij nationale wetgeving, zoals hiervoor geschetst, ook de specifieke nationale uitvoeringaspecten van Europese regelgeving tijdig in kaart worden gebracht. In of bij de zogenoemde BNC-fiches (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen) zal daarom meer aandacht nodig zijn voor de daarin opgenomen rubriek «implicaties voor uitvoering en handhaving».

    We onderzoeken hoe de uitvoeringsorganisaties respectievelijk decentrale overheden nog beter betrokken kunnen worden bij de inschatting van de nationale implicaties voor uitvoering, inspectie en handhaving in de BNC-fase.

  • Tot slot geldt ook dat wanneer beleid al is ingevoerd maar in de praktijk ongewenst uitpakt de uitvoering samen met beleidsmakers in nauwe samenwerking kijkt, bijvoorbeeld met behulp van een invoeringstoets, naar mogelijke oplossingen en eventueel aanpassing van wet- en regelgeving

In de bijlage is een voorbeeld te vinden van een vroegtijdige samenwerking tussen beleid en uitvoering. Dit voorbeeld laat zien dat het vroegtijdig betrekken van de uitvoering eerder inzichtelijk maakt wat in de praktijk wel en niet werkt.

3. Ontwikkel samen een beeld van trends en bijbehorende dilemma’s in de publieke dienstverlening

De Staat van de Uitvoering constateert dat het politieke debat over de uitvoering en de reacties van ministeries daarop vooral door de korte termijn en incidenten gedreven wordt. De oproep wordt gedaan om te onderzoeken welke trends de publieke dienstverlening te wachten staan, wat de gevolgen daarvan zijn, de dilemma’s die hiermee samenhangen en welke keuzes er zijn zodat de dienstverlening aan mensen en bedrijven kan worden verbeterd. Daarnaast noemt de Staat van de Uitvoering ook de spanning tussen korte termijn budgettering en lange termijn organisatieontwikkeling.

Het kabinet zet in op de volgende acties:

  • Het Kabinet wil in zijn gesprekken met de publieke dienstverleners de balans zoeken tussen urgente problemen op de korte termijn en opgaven die een lange termijn visie vragen. Het is belangrijk dat in de gesprekken de daarbij behorende dilemma’s centraal staan.

  • Het kabinet verzoekt de stuurgroep van de Staat van de Uitvoering de lange termijn trends en ontwikkelingen over de domeinen heen op te nemen in volgende edities van de Staat van de Uitvoering. Daarbij worden publieke dienstverleners gevraagd om meer transparantie te bieden in cijfers rondom de ontwikkeling van de productiviteit. Dit naar aanleiding van de constatering in de Staat van de Uitvoering dat goede cijfers om de ontwikkeling van de productiviteit van publieke organisaties te analyseren maar beperkt beschikbaar zijn.

  • Het kabinet vraagt, daar waar dat nog niet gebeurt, om in de standen van de uitvoering expliciet aandacht te besteden aan lange termijn ontwikkelingen.

4. Van verantwoorden achteraf, naar sturen en bijsturen

De Staat van de Uitvoering roept op om van verantwoorden achteraf te gaan naar sturen en bijsturen vanaf het begin en gedurende de uitvoering. Volgens het rapport kost de huidige manier van verantwoorden veel tijd en energie, terwijl dit weinig blijkt op te leveren voor de dienstverlening aan mensen en bedrijven. Het leidt niet tot een open gesprek met de ministeries en de politiek over de huidige uitvoeringspraktijk en wat hierin beter kan. In de Staat van de Uitvoering wordt voorgesteld om de frequentie van verantwoordingsmomenten te verminderen en deze beter in te richten.

Het kabinet zet in op de volgende acties:

  • Politiek, beleid en uitvoering gaan aan de hand van de beschikbare Standen van de uitvoering openlijk de knelpunten en dilemma’s bespreken. Ook bij actuele maatschappelijke ontwikkelingen worden deze gesprekken georganiseerd. Gezien het belang hiervan, roept het kabinet uw Kamer op om dit onderdeel te laten zijn van de reguliere vergaderingen en debatten.

  • Het kabinet wil nieuwe vormen van sturing en verantwoording verkennen waarbij de maatschappelijke opgave en het realiseren van waarden die we als samenleving zinvol vinden centraal staan. Daar waar de kaders de gewenste vormen van sturing en verantwoording niet ondersteunen of zelfs belemmeren, wordt de kaderstelling door het Ministerie van BZK aangepast conform de kabinetsreactie op de brede evaluatie naar de kaders voor organisaties op afstand12. Zie de bijlage voor een voorbeeld van een nieuwe vorm van sturing.

  • Naar aanleiding van het IBO13 en de evaluatie van de Regeling agentschappen in de brede evaluatie van de organisatiekaders overheidsorganisaties op afstand14, werken de Ministeries van Financiën en BZK aan een aangepaste Regeling agentschappen. De regeling wordt ingericht op hoofdlijnen.

  • De Ministeries van BZK en Financiën gaan ondersteuning en expertise bieden om bij uitvoeringsorganisaties van de centrale overheid vorm te geven aan nieuwe vormen van sturen en verantwoorden. Hiermee wordt ook bijgedragen aan de ontwikkeling van een nieuwe sturingsfilosofie waartoe vanuit uw Kamer naar aanleiding van het parlementair onderzoek uitvoeringsorganisaties werd opgeroepen.

5. Breng gegevensuitwisseling tussen publieke dienstverleners nu echt op gang

De Staat van de Uitvoering roept op om de gegevensdeling tussen publieke dienstverleners op gang te brengen. Publieke dienstverleners hebben een grote opgave om hun dienstverlening te verbeteren. Om dat te kunnen doen, is het onder andere nodig om op een verantwoorde manier meer gegevens te kunnen delen. De uitwisseling van gegevens tussen uitvoerders is essentieel zodat mensen en bedrijven niet steeds opnieuw hun gegevens moeten aanleveren. Met de Interbestuurlijke Datastrategie heeft het kabinet een ambitie en een aanpak geformuleerd om data op een verantwoorde manier beschikbaar te maken voor maatschappelijke opgaven. De realisatie van de datastrategie is onderdeel van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren15 van de Staatssecretaris van BZK, voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering. Onderdeel van de datastrategie is om samen met alle bestuurslagen, wetgevers en uitvoeringspraktijk de dienstverlening te verbeteren door data beter toegankelijk, vindbaar en herbruikbaar te maken. Met inachtneming van wat juridisch mag en aandacht voor wat ethisch wenselijk is en technisch kan. Het Netwerk Publieke Dienstverleners (NPD) heeft een versnellingsaanpak geformuleerd die het kabinet gaat uitvoeren.

Het kabinet zet in op de volgende acties:

  • Onder regie van BZK, wordt als onderdeel van de interbestuurlijke datastrategie een (juridische) kennis- en adviesfunctie waar overheidsorganisaties terecht kunnen voor duidelijkheid over gegevensdeling binnen de bestaande wettelijke kaders ontwikkeld. Gezamenlijk met het Netwerk van Publieke Dienstverleners en de regeringscommissaris informatiehuishouding wordt deze aanpak de komende tijd geïntensiveerd en bekijken we hoe we deze functie een structurele plek kunnen geven. Op basis van concrete cases uit de uitvoeringspraktijk zal worden geadviseerd over het versnellen van verantwoorde gegevensuitwisseling. Hierbij worden ook inzichten en ervaringen vanuit de Kruispuntbank uit België meegenomen.

  • Via het NPD worden de publieke dienstverleners gevraagd om een zorgvuldige inventarisatie en analyse te maken van de huidige knelpunten. De publieke dienstverleners nemen hierin het voortouw om samen met de vakministers tot de nodige oplossingen te komen.

  • Het Ministerie van Binnenlandse Zaken zet een kenniscentrum op, gericht op het delen van kennis en kunde over bestaande oplossingen in de uitvoeringspraktijk en om overheidsorganisaties effectiever en efficiënter datagedreven te laten werken. Daarnaast ontwikkelt het Ministerie van BZK een methodiek om op een gestructureerde manier waarden als privacy, keuzevrijheid en transparantie te kunnen afwegen.

  • Om de loketfunctie van de overheid te verbeteren onderzoekt het Ministerie van BZK – met gemeenten en uitvoeringsorganisaties – hoe de knelpunten rondom gegevensdeling kunnen worden opgelost. In eerste instantie zal op kleine schaal worden beproefd hoe de gegevensdeling vorm kan krijgen, waarna kan worden opgeschaald.

  • Ook zet het kabinet door betere gegevensdeling in op proactieve dienstverlening: van aanvragen naar (automatisch) aanbieden waar dat passend en mogelijk is. Op die manier kan bijvoorbeeld het niet-gebruik van regelingen worden teruggedrongen en de kwaliteit van de publieke dienstverlening aan mensen en bedrijven worden vergroot.

  • Voor de langere termijn werkt het kabinet aan de doorontwikkeling van het stelsel van basisregistraties naar een federatief datastelsel. Een stelsel waarin gegevens worden gedeeld op basis van het uitgangspunt «data bij de bron» en waarin door verdergaande standaardisatie helder is welke gegevens door welke organisaties voor welk doel worden gedeeld en wat daarvoor de juridische grondslag is.

  • Het kabinet heeft oog voor de problematiek rondom de ICT-legacy in de uitvoering. Het CIO-netwerk van de Manifestgroep – het samenwerkingsverband van 15 uitvoeringsorganisaties in de publieke sector – is bezig met een analyse en het formuleren van een aanpak hoe om te gaan met legacyproblematiek. Hoewel zij ieder voor een eigen uitdaging staan, zien zij ook veel overeenkomsten in de vraagstukken. In de aanpak zoeken zij de samenwerking daar waar mogelijk.

Tot slot

Elk ministerie heeft in de afgelopen drie jaar voorstellen tot verbetering ingediend in het kader van Werk aan Uitvoering of is aan de slag gegaan met de lessen uit de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag en de Tijdelijke Commissie Uitvoering. Voor een groot deel zijn deze voorstellen voorzien van financiële middelen. De ministeries zijn daarmee zelf verantwoordelijk voor de implementatie van deze voorstellen en rapporteren over de voortgang via de reguliere begrotingscyclus.

Omdat de Staat van de Uitvoering constateert dat meer nodig is dan deze verbeteractiviteiten, komt de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen voor het eind van dit jaar met een herijking van het werkprogramma van Werk aan Uitvoering. Mede bezien vanuit het perspectief van de medewerker in de frontlinie van de publieke dienstverlening. Deze herijking moet zorgen voor een nadere focus op de onderdelen in de publieke dienstverlening waar we de meeste impact voor mensen en bedrijven kunnen maken en zal onder meer zorgen voor een herijking binnen de bestaande budgettaire kaders van het programma WaU, de daarbij behorende werkagenda16 en de inrichting van de voortgangsrapportage. Ook zal het kabinet – op basis van de eerder genoemde drie vereenvoudigingstrajecten en gelijktijdig met de herijking van het programma WaU – een voorstel presenteren om te komen tot een nadere invulling en concretisering van een vereenvoudigingsagenda.

Het kabinet bedankt de Stuurgroep van de Staat van de Uitvoering voor de eerste Staat van de Uitvoering en via hen de vele ambtenaren die werkzaam zijn in de uitvoering. Het rapport onderschrijft het belang van Werk aan Uitvoering en maakt duidelijk dat een toekomstbestendige publieke dienstverlening voor mensen en bedrijven nadrukkelijk en voortdurend aandacht vraagt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 29 362, nr. 321.

X Noot
2

Kamerstukken 29 362 en 26 448, nr. 328.

X Noot
3

Kamerstuk 34 775 VI, nr. 88.

X Noot
4

Kamerstukken 29 362 en 26 448, nr. 328.

X Noot
6

Kamerstuk 29 362, nr. 290.

X Noot
7

Kamerstuk 36 200 VI, nr. 10.

X Noot
9

Kamerstuk 36 200 VI, nr. 10.

X Noot
10

Kamerstuk 31 731, nr. 1.

X Noot
11

Kamerstuk 35 387, nr. 6.

X Noot
12

Kamerstuk 35 925 VII, nr. 136.

X Noot
13

Bijlage bij Kamerstuk 25 268, nr. 199.

X Noot
14

Kamerstuk 31 490, nr. 309.

X Noot
15

Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 940.

X Noot
16

Kamerstuk 29 362, nr. 295.

Naar boven