28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij

E HERDRUK1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 oktober 2017

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 24 mei 20173, in reactie op de brief van de commissie van 18 april 2017. Naar aanleiding hiervan is op 4 juli 2017 een brief met nadere vragen gestuurd aan de Staatssecretaris.

De Minister van Economische Zaken heeft op 13 oktober 2017 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Staatssecretaris van Economische Zaken

Den Haag, 4 juli 2017

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken (EZ) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 24 mei 20174, in reactie op de brief van de commissie van 18 april 2017. De leden van de fracties van SP, GroenLinks en de Partij voor de Dieren hebben nog enkele vragen.

SP

In uw brief van 24 mei 2017 gaat u in op de vragen die zijn gesteld door de commissie op 18 april 2017. Helaas moeten de leden van de SP-fractie constateren dat op een groot aantal vragen niet of nauwelijks wordt ingegaan. Deze leden vragen u of u bereid bent alsnog voor een adequate beantwoording te zorgen.

De leden van de SP-fractie constateren dat u opnieuw spreekt over een regisseur die sturing zal geven aan de noodzakelijke verduurzaming.5 Deze regisseur zou er het eerste kwartaal van 2017 zijn.6 Inmiddels is ook het tweede kwartaal voorbij en spreekt u over een onderzoek naar de financieringsmogelijkheden van de regisseur.7 Deze leden zijn verbaasd dat u enerzijds de urgentie benadrukt, maar anderzijds een relatief eenvoudige zaak zo lang moet laten duren. Waarin zit deze vertraging?

Kunt u toelichten wat u heeft bewerkstelligd en welke resultaten u heeft geboekt sinds het verschijnen van het SER-rapport? Verder meldt u in uw brief dat business as usual geen optie meer is.8 Kunt u aangeven in welk opzicht de business as usual afwijkt van die van pakweg een jaar geleden?

GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal nadere vragen. Deze leden merken op dat u in uw brief van 8 maart 20179 schrijft dat er een monitor duurzame veehouderij komt die in beeld gaat brengen hoe de verschillende dierlijke sectoren scoren op de 15 ambities van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. Zal bij de ontwikkeling van deze monitor ook aan milieu- en dierenwelzijnsorganisaties worden gevraagd om input te leveren? Zullen zij ook een stem hebben in de keuze voor de criteria voor monitoring? Bent u het met deze leden eens dat niet alleen de veehouderijsector en -industrie hier een bepalende stem in dienen te hebben, maar ook maatschappelijke organisaties?

Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat bijvoorbeeld een keuze voor een indicator voor broeikasgasemissies in de melkveehouderij, die stuurt op lagere emissies per kilogram melk, kan leiden tot sturing richting intensievere en grootschaligere melkveehouderij? Stuurt volgens u een keuze voor een indicator lagere emissies per hectare op meer grondgebonden melkveehouderij? Zo ja, welke keuze past volgens u in de gewenste ontwikkeling van de melkveehouderij?

Welke partijen en personen zijn op dit moment betrokken bij het vaststellen van de indicatoren voor monitoring van de 15 ambities van de uitvoeringsagenda? Zal er een onafhankelijk voorzitter betrokken zijn?

Ten slotte vragen de leden van de GroenLinks-fractie of u een indicatie kunt geven van de waarschijnlijke indicatoren waarmee de monitoring zal plaatsvinden.

Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn van mening dat u in uw brief van 24 mei 2017 maar zeer ten dele ingaat op de vragen die vanuit de commissie gesteld zijn. Kunt u toelichten waarom de aanstelling van een regisseur, die sturing zal gaan geven aan de al sinds 2001 voorgenomen verduurzaming van de veehouderij, uitblijft?

Kunt u aangeven welke stappen gedurende uw ambtstermijn zijn gezet in het verduurzamen van de veehouderij? Kunt u daarbij ook aangeven of het aantal in de veehouderij gehouden en/of geslachte dieren gedurende uw ambtstermijn is afgenomen of toegenomen? Kunt u de Kamer daarbij een concreet overzicht geven van die data?

Kunt u ook een inhoudelijk oordeel geven over de berichtgeving in NRC handelsblad d.d. 24 juni 201710 over falend toezicht in slachthuizen? Kunt u aangeven of u van mening bent dat het toezicht in de diverse veehouderijsectoren op sterkte is? Bent u bereid de beelden die zijn gemaakt door NVWA-dierenarts Blom, waarop ernstige misstanden te zien zijn in slachthuizen, te delen met de Kamer? Kunt u daarbij aangeven of u bereid bent de heer Blom, die als klokkenluider thuis zit na de vele gemelde misstanden, van alle middelen te voorzien die kunnen bijdragen aan zijn rehabilitatie? Deze leden vragen u of u de misstanden zoals gemeld ziet als een logisch uitvloeisel van een onderbemande NVWA en een sector waarin toezicht en handhaving onvoldoende adequaat geregeld zijn en de naleving van wetten en regels kennelijk geen vanzelfsprekendheid vormen.

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 6 september 2017.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, A.M.V. Gerkens

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2017

In reactie op de brief van 24 mei jl. hebben de leden van de fracties van de SP, GroenLinks en Partij voor de Dieren nadere vragen over het SER-advies Versnelling verduurzaming veehouderij gesteld.

De leden van de fractie van de SP vragen waar de vertraging in de aanstelling van de regisseur in zit.

Antwoord

In de brief van de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer van 6 april jl. heeft de commissie verzocht om ten aanzien van de uitvoering van het SER-advies geen onomkeerbare stappen te zetten.

Het aanwijzen van een regisseur is daarom aangehouden, evenals de financieringsmogelijkheden van de regisseur. Ter voorbereiding op de komst van een regisseur zijn wel voorbereidingen getroffen. Het aanwijzen van een regisseur wordt overgelaten aan het volgende kabinet.

De leden van de fractie van de SP vragen toe te lichten wat is bewerkstelligd en welke resultaten er zijn geboekt sinds het verschijnen van het SER-rapport. Verder stellen zij dat er in de brief van 24 mei jl. wordt gemeld dat business as usual geen optie meer is. De leden vragen om aan te geven in welk opzicht de business as usual afwijkt van die van pakweg een jaar geleden.

Antwoord

Het kabinet heeft diverse stappen gezet in het verduurzamen van de veehouderij. Ik licht een aantal stappen en resultaten er uit waaruit blijkt dat een deel van de bedrijven op een andere wijze werkt dan «business as usual». Het percentage duurzame stallen is toegenomen van 11,3% op 1 januari 2015 naar 13,6% op 1 januari 2017. Dit loopt uiteen van 8% in de rundveehouderij tot 27% in de varkenshouderij en 33,4% in de pluimveehouderij. Op basis van het aantal dierplaatsen blijkt dat 19,1% van het rundvee, 40,6% van de varkens en 41% van het pluimvee in integraal duurzame stallen wordt gehouden. Dit staat beschreven in de Monitor integraal duurzame stallen die op 7 juli jl. aan de Tweede Kamer is gestuurd (TK 28 286, nr. 923). Sinds 2009 heeft er een reductie van ruim 64% plaatsgevonden in het gebruik van antibiotica bij dieren en is er ook een voortgaande daling van de antibioticaresistentie bij dieren. Daarover is de Tweede Kamer 8 juni jl. per brief geïnformeerd (TK 29 683, nr. 231).

Verder is het aanbod van dierlijke producten die op een duurzamere wijze zijn geproduceerd toegenomen. Dat geldt met name voor dierlijke producten die onder het Beter Leven Keurmerk van de Dierenbescherming zijn geproduceerd. Dit blijkt uit de Monitor Voedsel 2016 die ik op 3 oktober jl. naar de Tweede Kamer heb gestuurd (TK 31 532, nr. 188). Tot slot verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij 2015, die op 14 juni 2016 aan de Tweede Kamer is gezonden (TK 28 973, nr. 179). In deze Voortgangsrapportage wordt een overzicht gegeven van de voortgang van verduurzaming in de dierlijke ketens, zoals de voortgang van initiatieven binnen de zuivelketen, de varkensketen en de pluimveeketen.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de betrokkenheid van partijen en personen die op dit moment zijn betrokken bij de ontwikkeling van de monitor duurzame veehouderij. Zij vragen of bij de ontwikkeling van deze monitor ook aan milieu- en dierenwelzijnsorganisaties om input worden gevraagd en of zij een stem hebben in de keuze voor de criteria voor monitoring. De leden vragen of bijvoorbeeld een keuze voor een indicator voor broeikasgasemissies in de melkveehouderij, die stuurt op lagere emissies per kilogram melk, kan leiden tot sturing richting intensievere en grootschaligere melkveehouderij? Zij vragen of er gestuurd wordt op een keuze voor een indicator lagere emissies per hectare op meer grondgebonden melkveehouderij en zo ja, welke keuze past in de gewenste ontwikkeling van de melkveehouderij. Verder vragen de leden van de fractie van GroenLinks welke partijen en personen op dit moment betrokken zijn bij het vaststellen van de indicatoren voor monitoring van de 15 ambities van de uitvoeringsagenda en of er een onafhankelijk voorzitter betrokken zal zijn. Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks of er een indicatie te geven is van de waarschijnlijke indicatoren waarmee de monitoring zal plaatsvinden

Antwoord

De monitor duurzame veehouderij wordt in opdracht van mijn ministerie ontwikkeld door Wageningen University & Research (WUR). Vanuit de overheid zijn ook de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Volksgezondheid, Welzijn en Sport betrokken. De monitor heeft tot doel om de integrale verduurzaming aan de hand van de 15 ambities, zoals die zijn geformuleerd in de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij, te meten. De ontwikkeling van de monitor duurzame veehouderij vindt plaats in een meerjarig programma uitgevoerd door WUR. Voor de ontwikkeling van de monitor zoekt de WUR naar indicatoren die geschikt zijn om de ontwikkeling en voortgang op de 15 genoemde ambities te monitoren. De indicatoren worden gebruikt om inzicht te krijgen in de voortgang op de genoemde ambities en om op die manier op het gewenste effect te kunnen sturen.

Bij de totstandkoming van de monitor zullen onder andere de partners van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) gezamenlijk bepalen hoe de monitor verder kan worden vormgegeven. Hierin zijn ook de Dierenbescherming en Stichting Natuur en Milieu vertegenwoordigd.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar de aanstelling van de regisseur, de stappen die zijn gezet in het verduurzamen van de veehouderij, of het aantal gehouden en/of geslachte dieren tijdens de ambtstermijn van mijn voorganger is afgenomen of toegenomen en naar een inhoudelijk oordeel over de berichtgeving in NRC handelsblad d.d. 24 juni 2017 over toezicht in slachthuizen.

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de leden van de fractie van de SP. Op de website Agrimatie van Wageningen University & Research is informatie te vinden over het aantal gehouden dieren in Nederland. Hieronder vindt u de gegevens over 2015 en 2016 van de belangrijkste veehouderijsectoren en of er een toename of afname van het aantal dieren was.

 

2015

2016

Melkkoeien

1.621.767

1.744.827

(toename t.o.v. 2015)

Vleeskalveren

908.770

957.241

(toename t.o.v. 2015)

Varkens

12.602.888

12.478.594

(afname t.o.v. 2015)

Vleeskuikens

49.107.172

49.188.449

(toename t.o.v. 2015)

Leghennen

35.601.248

36.587.149

(toename t.o.v. 2015)

Schapen (ooi)

523.103

433.675

(afname t.o.v. 2015)

Melkgeiten

327.652

347.008

(toename t.o.v. 2015)

De cijfers in de tabel hieronder hebben betrekking op het aantal geslachte dieren in Nederland. Deze cijfers zijn afkomstig van de elektronische databank Statline van het Centraal Bureau voor de Statistiek die zich baseert op gegevens van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Stichting Brancheorganisatie Kalversector.

 

2015

2016

Runderen

501.400

570.900

(toename t.o.v. 2015)

Kalveren

1.455.500

1.525.600

(toename t.o.v. 2015)

Varkens

15.485.100

15.373.900

(afname t.o.v. 2015)

Vleeskuikens

574.979.100

607.277.700

(toename t.o.v. 2015)

Overige kippen

17.348.900

17.198.500

(afname t.o.v. 2015)

Kalkoenen

900.000

1.600.000

(toename t.o.v. 2015)

Schapen incl. lammeren

559.400

551.600

(afname t.o.v. 2015)

Geiten

112.800

139.700

(toename t.o.v. 2015)

Voor de beantwoording van de vragen over het toezicht in slachthuizen, naar aanleiding van de berichtgeving hierover in NRC handelsblad d.d. 23 juni 2017, verwijs ik u naar de antwoorden die ik op 22 september jl. naar de Tweede Kamer heb gestuurd op de vragen die de Commissie van Economische Zaken van de Tweede Kamer over hetzelfde artikel heeft gesteld (TK 33 835, nr. 61).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Herdruk i.v.m. enkele correcties in de brief van de Minister van Economische Zaken van 13 oktober 2017.

X Noot
2

Samenstelling:

Nagel (50PLUS) Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU),Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Postema (PvdA), Vos (GL), Kok (PVV) (vice-voorzitter), P. van Dijk (PVV), Gerkens (SP) (voorzitter), Vlietstra (PvdA), Van Beek (PVV), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Overbeek (SP).

X Noot
3

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 28 973, C.

X Noot
4

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 28 973, C.

X Noot
5

Ibidem, pagina 6.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2016–2017, 28 973, B, bijlage «Afschrift brief aan Tweede Kamer over versnelling verduurzaming veehouderij», pagina 2.

X Noot
7

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2016–2017, 28 973, C, pagina 6.

X Noot
8

Idem.

X Noot
9

Kamerstukken I, 2016–2017, 28 973, B, bijlage «Afschrift brief aan Tweede Kamer over versnelling verduurzaming veehouderij», pagina 3.

X Noot
10

Joep Dohmen en Esther Rosenberg, «Hoe zieke biggen en vieze kippen op je bord belanden» NRC Handelsblad 24 juni 2017, pagina 10–11.

Naar boven