28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 mei 2017

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 8 maart 20172, waarin hij de Kamer informeert over de aan de Tweede Kamer aangeboden reactie op het SER-rapport «Versnelling verduurzaming veehouderij» van 21 november 2016. Naar aanleiding daarvan is op 18 april 2017 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft op 24 mei 2017 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Staatssecretaris van Economische Zaken

Den Haag, 18 april 2017

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken (EZ) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 8 maart 20173, waarin u de Kamer informeert over de aan de Tweede Kamer aangeboden reactie op het SER-rapport «Versnelling verduurzaming veehouderij» van 21 november 2016. De leden van de fracties van SP en de Partij voor de Dieren hebben nog enige vragen.

SP

De leden van de SP-fractie merken op dat u aangeeft4 dat u een regisseur veehouderij wil benoemen in het eerste kwartaal van 2017. Zij constateren dat het eerste kwartaal nu voorbij is. Kunt u aangeven wie de regisseur is en wat de formulering van de opdracht inhoudt? Wanneer de regisseur is aangetreden, hoe ziet dan het verloop van de opdracht eruit? Wanneer moet er concreet iets liggen? Wanneer de regisseur nog niet is benoemd, wat is daarvoor de reden?

Deze leden constateren dat u aangeeft5 dat het SER-advies een aantal waardevolle aanbevelingen voor een economische toekomstbestendige duurzame veehouderij geeft. «Waar het kan, wil en zal ik deze versnelling ondersteunen», citeren deze leden uit uw brief. Heeft u al enig idee waar het kan en hoe u de versnelling gaat stimuleren?

Deze leden vragen u hoe uw streven om te willen komen tot een verduurzaming van de veehouderij zich verhoudt tot uw besluit tot het opheffen van het melkquotum. Kunt u toelichten hoe deze voornemens zich tot elkaar verhouden?

Deze leden constateren dat de SER in zijn advies schrijft6 over regiegroepen die zouden moeten worden ingesteld, met daarin onder andere de sector, banken, bedrijfsleven, overheid en iemand uit de voorhoede van het transitiedenken. Zij vragen waarom niet iemand wordt toegevoegd uit de non-profit organisaties die zich vooral bezighouden met welzijn en welbevinden van de dieren, aangezien ook dit onderwerp nadrukkelijk is genoemd.

In het SER-advies wordt gesproken7 over voorhoedes die gebruik maken van de best beschikbare technieken voor duurzaam produceren, gezondheid, dierenwelzijn, voedselkwaliteit en voedselintegriteit. In die voorhoedes zou steeds ca 30% van de ondernemers moeten zitten, merken deze leden op. Hoeveel van de veehouders zou volgens u nu al serieus in deze kopgroepen kunnen zitten? En hoe hoog is dan volgens u hun standaard?

De Nederlandse veehouderij loopt tegen de grenzen aan, en is in de ogen van deze leden eigenlijk ver over de grenzen heen, gezien de problemen met ziekteverwekkende stoffen en bijvoorbeeld het mestoverschot. Mestbeleid faalt, oppervlaktewater blijft te vervuld, er is grootschalige mestfraude in Brabant en Limburg; een bedreiging voor de natuur, maar zeker ook voor de toekomst van de sector. Dit vraagt volgens deze leden om snelle actie. Ook qua gezondheid staat er veel op het spel. Zij refereren hierbij aan Q-koorts, fijnstof en longproblemen. Vogelgriep doet jaarlijks ons land aan, en naar verluidt is het wachten op de uitbraak van een volgende dierziekte, zo merken deze leden op. Ook constateren zij met enige regelmaat dat dieren op een ongelukkige manier aan hun einde komen. Bijvoorbeeld bij stalbranden of veetransporten die stil komen te staan. Bent u het met de leden van de SP-fractie eens dat er nu stevig ingezet moet worden op de bescherming van de volksgezondheid en op dierenwelzijn?

Deze leden merken op dat de SER in zijn advies schrijft8: «Overheidsfinanciering is gerechtvaardigd en onmisbaar als marktwerking ontoereikend is om maatschappelijke waarden te borgen. Een voorbeeld is subsidie voor onderzoek en innovatie, of voor de marktintroductie van duurzame producten en diensten. Zo zouden kleine veehouders met vernieuwende ideeën geholpen zijn met financiering voor toegepast onderzoek.» Kunt u aangeven hoe u hier tegenover staat? Hoe verhoudt zich dit ten opzichte van de verplichting – ook voor de kleine duurzame veehouderijen –, om vanwege de benodigde fosfaatreductie, hun veestapel in te krimpen, zo vragen deze leden.

Partij voor de Dieren

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van uw reactie op het SER-advies. Ze stellen vast dat u blijft inzetten op zelfregulering, ook na diverse eerdere rapporten9 die aangeven dat de overheid met meer nadruk de regierol in eigen hand moet nemen.

Ondanks aanhoudende pleidooien voor een concreet saneringsplan om de aantallen gehouden dieren drastisch te verkleinen en toezicht en handhaving te intensiveren, constateren deze leden dat de overheid deze rol niet op zich heeft genomen. Zij merken op dat ook het SER-advies pleit voor meer toezicht en handhaving en een duidelijker regie, maar uit uw reactie blijkt op geen enkele wijze dat de overheid die regierol wil vervullen of waar en wanneer toezicht en handhaving verscherpt zullen worden. Kunt u aangeven of u wil waarborgen dat de aan te stellen regisseur niet uit de sector zelf afkomstig zal zijn?

Kunt u aangeven waarom u in uw reactie mest blijft zien als een «waardevolle grondstof» terwijl in de ogen van deze leden sprake is van een enorm afvalprobleem dat gepaard gaat met grootscheepse fraude, die in sommige regio’s volgens vertegenwoordigers van de sector zelf oploopt tot 40% van de verwerkte hoeveelheid?

Kunt u aangeven hoe de verplichte mestinjectie zich verhoudt tot de kwaliteit van het bodemleven? En hoe verhoudt het feit dat mestinjectie in Nederland verplicht is zich tot Duitsland, waar het verboden is om redenen van de kwaliteit van natuur en milieu? Bent u bereid ook in Nederland een verbod op mestinjectie in te stellen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Kunt u toelichten waarom wordt gekozen voor een radicaal ander beleid op dit punt dan in Duitsland wordt gevoerd in relatie tot bodemleven en weidevogelstand?

Wat geeft u het vertrouwen dat een nieuwe ronde van zelfregulering wel tot de gewenste resultaten zou leiden waar eerdere aanbevelingen tot sanering van grootschalige veehouderij via de weg van zelfregulering tot averechtse effecten leidde, met de uit haar voegen gegroeide melkveesector als meest recente voorbeeld, zo vragen deze leden.

Hoe beoordeelt u het feit dat er alleen ruimte zou zijn voor koplopers in de sector en hoe zijn deze te duiden in termen van grootschaligheid en de effecten daarvan op dierenwelzijn, natuur en milieu? Komt er een deugdelijke saneringsregeling van kleinschalige, agrarische gezinsbedrijven die het hoofd niet boven water kunnen houden, gegeven het feit dat sinds 1950 volgens cijfers van het CBS zes van de zeven boeren hun activiteiten hebben moeten staken, en volgens het SER-advies andermaal zeven van de tien bedrijven moeite zullen hebben het hoofd boven water te houden?

Welke rol speelt de veehouderij in de Nederlandse CO2 uitstoot, die in 2016 het hoogst ooit gemeten was, waarmee Nederland het slechtst presteerde van Europa?

Deelt u de mening van deze leden dat de productie van dierlijke eiwitten een zeer grote rol speelt in de uitstoot van broeikasgassen? Welke rol is ingeruimd in de klimaatagenda in terugdringing van de omvang van de veestapel op niet-vrijwillige wijze?

Bent u bereid afrekenbare doelstellingen te formuleren op het gebied van inkrimping van de veestapel, verbetering van dierenwelzijn, verbetering van toezicht en handhaving en verbetering van natuurwaarden die gerelateerd zijn aan de veehouderij? Bent u bereid om bij het niet behalen van die concrete afrekenbare doelstellingen nu reeds een traject van concrete toename van overheidsregie vast te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze kan een dergelijke toename van overheidsregie plaatsvinden?

Wat geeft u het vertrouwen dat de voorgenomen wijze van implementatie van de maatregelen zoals voorgesteld meer effect zullen boeken dan die van de eerder genoemde rapporten die stuk voor stuk niet tot het gewenste c.q. aanbevolen resultaat hebben geleid?

Deze leden verzoeken u om concreter het punt van mogelijk conflicterende belangen tussen de door u gewenste grootheden «behoud van concurrentiekracht» enerzijds en het «produceren met respect voor mens, dier, natuur en milieu» toe te lichten.

Kunt u aangeven hoe de grootschaligheid van de Nederlandse veehouderij zich verhoudt tot de schade die aantoonbaar wordt aangericht aan natuur, biodiversiteit, dierenwelzijn en volksgezondheid en tot het feit dat 70% van de in Nederland geproduceerde dierlijke producten naar andere landen wordt geëxporteerd, terwijl Nederland een van de meest vee-dichte landen ter wereld is?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 12 mei 2017.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, A.M.V. Gerkens

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2017

In reactie op uw brief van 18 april jl. waarin u diverse vragen stelt naar aanleiding van het SER-rapport «Versnelling verduurzaming veehouderij» laat ik u weten dat ik momenteel bezie hoe ik vervolg wil geven aan het advies van de Sociaal-Economische Raad. De vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer heeft mij op 6 april jl. verzocht om ten aanzien van de uitvoering van dit advies geen onomkeerbare stappen te zetten.

De urgentie voor versnelling van de verduurzaming blijft hoog en «business as usual» is geen begaanbare weg meer. De zorgen over lokale overlast, risico’s voor de volksgezondheid, dierenwelzijn, milieu, natuur, klimaat en leefbaarheid, maar ook de economische positie van een grote groep veehouders blijven. Het is daarom belangrijk dat de plannen voor verduurzaming die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld nu werkelijk tot uitvoering worden gebracht. Een regisseur duurzame veehouderij zal betrokken partijen hier op gaan aanspreken en hier in gaan sturen.

Om een goede invulling te geven aan het vervolg van het advies van de Sociaal-Economische Raad en daarmee in te spelen op bovengenoemde urgentie voor versnelling van de verduurzaming onderzoek ik de financieringsmogelijkheden van de regisseur en hoe de onafhankelijkheid van deze regisseur kan worden geborgd. Verder wordt gewerkt aan het ontwerp van een monitor duurzame veehouderij die in beeld gaat brengen hoe de verschillende dierlijke sectoren scoren op de 15 ambities van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij. Dit rapport zal de regisseur handvatten voor sturing geven.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS) Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU),Schaap (VVD), Flierman (CDA), Barth (PvdA), Ester (CU), Postema (PvdA), Vos (GL), Kok (PVV) (vice-voorzitter), P. van Dijk (PVV), Gerkens (SP) (voorzitter), Van Beek (PVV), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Overbeek (SP).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2016–2017, 28 973, B.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2016–2017, 28 973, B.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2016–2017, 28 973, nr. 184, pagina 2–3.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2016–2017, 28 973, nr. 184, pagina 5.

X Noot
6

SER-advies «versnelling duurzame veehouderij» uitgebracht aan de Staatssecretaris van Economische Zaken, advies 16/06 | oktober 2016, pagina 11–12.

X Noot
7

SER-advies «versnelling duurzame veehouderij» uitgebracht aan de Staatssecretaris van Economische Zaken, advies 16/06 | oktober 2016, pagina 13.

X Noot
8

SER-advies «versnelling duurzame veehouderij» uitgebracht aan de Staatssecretaris van Economische Zaken, advies 16/06 | oktober 2016, pagina 23.

X Noot
9

het rapport van een commissie-Smit-Kroes, over het functioneren van het Ministerie van LNV (1992), het rapport «Toekomst voor de veehouderij» van de Commissie-Wijffels (2001), het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving over de voortgang van de verduurzaming van de veehouderij (2010), het manifest «duurzame veeteelt» (2010), het rapport «van mega naar beter» van de maatschappelijke dialoog over schaalgrootte en toekomst van de veehouderij (2011), het rapport «Al het vlees duurzaam» van de Commissie-Van Doorn (2011), de rapporten van de Commissie-Van Dijk en van de Ombudsman over Q-koorts (2010 en 2012), de rapporten over de duurzaamheid van de veehouderij van de Algemene Rekenkamer (2008 en 2013), wijzend op de gedeelde conclusie dat de intensivering van de veehouderij is doorgeschoten en voor problemen zorgt voor dierenwelzijn, volksgezondheid, natuur en milieu en voor de veehouders zelf.

Naar boven