33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nr. 61 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 september 2017

Op 23 juni 2017 heeft de NRC een artikel gepubliceerd over het toezicht van de NVWA op slachthuizen.1 Uw Kamer heeft in de Regeling van Werkzaamheden van 27 juni 2017 (Handelingen II 2016/17, nr. 92, item 21) gevraagd om een brief die ingaat op de feiten in het artikel. Hierbij ontvangt u deze brief. De brief sluit aan bij de informatie die mijn voorganger uw Kamer tijdens het Vragenuurtje van 27 juni 2017 heeft gegeven (Handelingen II 2016/17, nr. 92, item 4).

Informatie van de NVWA-medewerker

Het artikel in de NRC is gebaseerd op informatie van een medewerker van de NVWA en op documenten van de NVWA die zijn verkregen via een WOB-verzoek.

De betreffende medewerker heeft herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat hij ontevreden was over de wijze van toezichtuitoefening door de NVWA. Zijn kritiek is op allerlei niveaus in de NVWA besproken. De toenmalige inspecteur-generaal van de NVWA heeft meerdere keren persoonlijk met hem gesproken. Ook heeft de medewerker gesproken met de beleidsafdelingen van het Ministerie van Economische Zaken, inclusief een gesprek in 2013 met de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken.

Duidelijk is dat zowel de NVWA als de medewerker dezelfde maatschappelijke doelen nastreven: een hoog niveau van dierenwelzijn, diergezondheid en veilig voedsel. Het is aan bedrijven om de regels daaromtrent na te leven en de NVWA houdt daarop toezicht. Door dit toezicht zo goed mogelijk te organiseren en sancties te treffen bij overtredingen wordt het zo onaantrekkelijk mogelijk gemaakt om de regels te overtreden.

De signalen van de medewerker zijn van betekenis geweest voor de handhaving van de NVWA. Zijn bevindingen zijn gebruikt voor de verbeterplannen, waarmee de NVWA sinds 2014 werkt. Mede naar aanleiding van zijn signalen heeft de NVWA intern beter richting kunnen geven aan de meer risicogerichte aanpak van het toezicht, zoals zichtbaar is geworden in het Verbeterplan vleesketen. Dat geldt in het algemeen voor de verbeterplannen, maar ook voor vier concrete signalen die de medewerker heeft aangeleverd. Waar mogelijk heeft de NVWA deze signalen opgenomen in haar toezichtsbeleid. In het vervolg van deze brief ga ik daarop in.

Achtergrond

De betreffende medewerker was sinds 2011 werkzaam bij de NVWA als toezichthoudend dierenarts. Aanvankelijk werkte hij als practitioner, daarna kwam hij in vaste dienst, sinds 2013 werkte hij op eigen verzoek weer als practitioner en sinds 2014 had hij een aanstelling op tijdelijke basis. Hij heeft opeenvolgend gewerkt in drie verschillende teams. Van 2011 tot 2014 werkte hij bij een team dat toezicht hield op de export van levend vee en op de slacht in kleine en middelgrote roodvleesslachthuizen. Vanaf 2014 tot eind 2015 werkte hij bij een team voor pluimveeslachthuizen. En sinds 2015 was hij ook werkzaam als projectmedewerker bij een project dat was gericht op de ontwikkeling van een innovatieve toezichtmethode om het niet-geregistreerde gebruik van antibiotica in beeld te brengen. De tijdelijke aanstelling van betrokkene is van rechtswege afgelopen per 1 januari 2017.

Begin 2013 heeft de medewerker zich gewend tot de toenmalige inspecteur-generaal (IG) van de NVWA met zijn signalen over het toezicht op de slachthuizen. De IG is vervolgens verschillende malen met hem in gesprek geweest. In mei 2013 heeft de IG opdracht gegeven aan een speciaal ingestelde projectgroep onder leiding van een externe voorzitter om de signalen verder te onderzoeken. De inzichten uit de beelden waarover wordt gesproken in NRC, en die in het bezit zijn gebleven van de betrokken medewerker, zijn hierbij meegenomen. Ook heeft de NVWA naar aanleiding van de signalen corrigerende maatregelen genomen bij de twee in het artikel genoemde slachthuizen.

De betreffende projectgroep heeft op 2 september 2013 de «Rapportage verbetering toezicht kleine en middelgrote slachterijen» aan de IG en de toenmalige staatsecretaris van EZ opgeleverd. De rapportage is de volgende dag in het bijzijn van de betrokken medewerker gepresenteerd aan de Staatssecretaris van EZ. Op diezelfde dag heeft de toenmalige Staatssecretaris uw Kamer hierover ingelicht en direct een aantal maatregelen genomen op het gebied van de vormgeving van het toezicht, de capaciteit van de handhaving, de handhavingscultuur en de effectiviteit van het toezicht van de NVWA (Kamerstuk 26 991, nr. 368).

De betrokken medewerker heeft daarnaast de gelegenheid gekregen om zijn signalen te melden bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) in het kader van het onderzoek naar het toezicht in de vleesketen, dat in maart 2014 is uitgebracht2. Hiervan heeft hij ook gebruikgemaakt. Ook dit OvV-onderzoek is uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 26 991, nr. 413).

De aanbevelingen van zowel de projectgroep «Verbetering Toezicht» als van de OvV zijn meegenomen in het Verbeterplan vleesketen, dat onderdeel is van het Plan van aanpak NVWA 2013, zoals dat in december 2013 is aangeboden aan uw Kamer (Kamerstuk 26 991, nr. 374 en Kamerstuk 33 835, nr. 1).

In 2014 is de NVWA gefaseerd gestart met het Verbeterplan vleesketen, eerst bij de middelgrote en kleine roodvleesslachthuizen en daarna bij de grote roodvleesslachthuizen. In april 2015 is het Verbeterplan vleesketen gestart bij de grote pluimveeslachthuizen. Vervolgens is het plan uitgevoerd bij de kleine pluimveeslachthuizen en zijn er pilots bij de uitsnijderijen en in de wildketen uitgevoerd. In het Verbeterplan vleesketen is veel aandacht voor de naleving van de regels over hygiëne en dierenwelzijn.

Specifieke onderwerpen in het NRC-artikel

De NRC heeft haar artikel ook gebaseerd op een rapport van de Interne Auditdienst (IAD) van de NVWA, dat de NRC via een Wob-verzoek heeft verkregen3. In 2015 heeft de IAD namelijk in opdracht van de IG een onafhankelijk intern onderzoek gedaan om te bezien hoe de NVWA is omgegaan met een aantal signalen van de betrokken medewerker.

Het gaat om de volgende signalen:

  • A. Keuringsverschillen tussen pluimveeslachthuizen;

  • B. Pluimveevlees dat op de grond is gevallen en daarna toch in het humane consumptiekanaal terecht is gekomen;

  • C. Slachtsnelheid bij pluimveeslachthuizen;

  • D. «De pluimveeslachtsector geeft salmonella-besmettingen niet door aan haar afnemers».

Achtereenvolgens worden het signaal van de medewerker en de reactie van de IAD/NVWA weergegeven. Daarna volgt mijn reactie.

A. Keuringsverschillen tussen pluimveeslachthuizen

De betrokken medewerker nam een verschil waar in de afkeurpercentages van pluimvee tussen slachthuis X en Y, daar waar het koppels betrof van hetzelfde herkomstbedrijf en dus vergelijkbare afkeurpercentages verwacht mochten worden. Het rapport van de IAD constateerde dat het verschil viel te verklaren door de aanwezigheid van een extra voor-keurbordes bij slachthuis X, waar het aantal afkeuringen hoger was. De bedrijfskeurders van het slachthuis X keurden met andere woorden meer slachtkuikens af dan de bedrijfskeurders van slachthuis Y, omdat in slachthuis X een extra keurmoment was ingebouwd. De IAD was van mening dat de NVWA geen gehoor lijkt te hebben gegeven aan deze waarneming en melding van betrokkene.

Reactie: In de grote pluimveeslachthuizen wordt gewerkt met bedrijfskeurders, die in dienst zijn van de pluimveeslachtplaats. De NVWA houdt permanent toezicht op de correcte uitvoering van de keuringswerkzaamheden door de bedrijfskeurders. Onder meer kijkt de NVWA naar de dieren die door de bedrijfskeurder zijn goedgekeurd en naar de afgekeurde karkassen uit een partij. Naast dat een karkas wettelijk moet worden afgekeurd als het niet voldoet aan de hygiëne- en/of voedselveiligheidseisen, keuren bedrijfskeurders ook karkassen af in opdracht van slachthuizen vanwege bedrijfseigen bovenwettelijke kwaliteitseisen. Dit verschilt per slachthuis. Dus ook zonder voor-keurbordes kunnen er verschillen in afkeurpercentages bestaan tussen slachthuizen.

De NVWA onderzoekt bij haar toezicht of er dieren onterecht zijn goedgekeurd. De kritische grens ligt op 2% onterecht goedgekeurde karkassen van de gekeurde dieren. Daarboven neemt de NVWA maatregelen.

De NVWA onderzoekt momenteel de oorzaken van de verschillen in afkeuringspercentages tussen slachthuizen. Naar verwachting zullen de resultaten hiervan in het najaar van 2017 beschikbaar zijn. Een vergelijkend onderzoek was nog niet eerder gedaan, omdat dit veel tijd kost doordat slachterijen gebruik maken van verschillende registratiesystemen.

In het IAD-rapport werd gesproken over de toegevoegde waarde van een voor-keurbordes. Met een voor-keurbordes is het mogelijk afwijkende slachtkuikens eerder van de slachtlijn te verwijderen. De NVWA hanteert sinds 2015 op basis van Europese regelgeving over procesbeheersing in slachthuizen het voor-keurbordes als maatregel. Daar waar bij herhaalde vaststelling nog steeds onvoldoende hygiënisch wordt geslacht kan de NVWA het inrichten van een voor-keurbordes opleggen. Zes van de achttien grote pluimveebedrijven hebben inmiddels vrijwillig een voor-keurbordes ingevoerd.

B. Pluimveevlees dat op de grond is gevallen en daarna toch in het humane consumptiekanaal terecht is gekomen

De medewerker signaleerde dat op de grond gevallen pluimveevlees in een uitsnijderij later weer in de humane consumptieketen is gebracht en dat de NVWA hiertegen niet heeft opgetreden.

De IAD constateerde dat de NVWA niet eenduidig optrad en dat dat niet acceptabel is.

Reactie: de NVWA ging tot voor kort verschillend om met pluimveevlees dat in uitsnijderijen en slachthuizen op de grond is gevallen. De medewerker heeft terecht gewezen op de onduidelijkheid hierover bij de NVWA. In het Vragenuurtje van 27 juni heeft mijn voorganger aangegeven dat op de grond gevallen pluimveevlees in zowel uitsnijderijen als slachthuizen niet mag worden bestemd voor humane consumptie. Dit was gebaseerd op de toenmalige gedragslijn van de NVWA. Inmiddels is deze lijn gewijzigd en is de volgende lijn uitgangspunt geworden: pluimveevlees dat op de grond is gevallen in een slachthuis of uitsnijderij mag alleen voor humane consumptie worden bestemd indien de uitsnijderij of het slachthuis de juiste corrigerende maatregelen neemt én het bedrijf deze maatregelen als zodanig heeft opgenomen in het bedrijfsprotocol (HACCP/basisvoorwaarden). De corrigerende maatregelen bestaan uit het direct wegsnijden of wegspoelen van de verontreiniging (wegspoelen is bij pluimveevlees toegestaan, bij roodvlees niet).

Het signaal van de betreffende medewerker heeft ertoe geleid dat de NVWA dit onderwerp nu eenduidig aanpakt. Intern heeft de NVWA de nodige aandacht besteed om deze aanpak bekend te maken. Het signaal is onder meer besproken in het uniformiteitsteam van ervaren dierenartsen en inspecteurs. Het uniformiteitsteam begeleidt de inspecteurs in het juist inspecteren, het juist invullen van de inspectielijsten en het juist gebruik van het interventiebeleid. Dit met het doel dat alle inspecteurs zo uniform mogelijk werken. Ook zijn de inspectielijsten gestandaardiseerd, waardoor het toezicht langs vooraf opgestelde lijnen wordt uitgevoerd. Het signaal is tevens besproken in het bedrijvenbeheerdersoverleg. Bedrijvenbeheerders zijn dierenartsen en inspecteurs van de NVWA die tevens het eerste aanspreekpunt voor de slachthuizen zijn. De NVWA zal de pluimvee-uitsnijderijen controleren of de toe te passen corrigerende maatregelen op de juiste wijze zijn beschreven in hun bedrijfsprotocollen.

Tot slot wil ik u nog wijzen op de acties in het kader van het Verbeterplan die de NVWA sinds 2015 bij de grote pluimveeslachtplaatsen uitvoert. Het toezicht op verontreinigd pluimveevlees is een van de speerpunten daarbij. Uw Kamer is daarover geïnformeerd in de brief van 16 februari 2017 (Kamerstuk 26 991, nr. 483). In 2018 zullen ook de uitsnijderijen volgens de werkwijze van het Verbeterplan worden behandeld.

C. Slachtsnelheid

Het signaal van de medewerker was dat een hoge slachtsnelheid ongemerkt tot veel fouten leidt, zoals het niet opmerken van afwijkende dieren, bezoedeling of kruiscontaminatie. Een extra keurbordes met een bedrijfskeurder heeft volgens hem toegevoegde waarde. De IAD constateerde dat de NVWA deze melding goed heeft opgepakt.

Reactie: in het Verbeterplan vleesketen grote pluimveeslachthuizen is ondertussen een intensieve controle op verontreiniging van karkassen voorgeschreven. Ik heb uw Kamer hierover bericht in mijn eerdergenoemde brief van 16 februari 2017.

Een van de maatregelen die de NVWA neemt na herhaaldelijke constatering van verontreiniging op de karkassen, of bij onvoldoende procesbeheersing van de slachtlijn, is een verlaging van de bandsnelheid. Ook is het verplicht inrichten van een voor-keurbordes onderdeel van het maatregelenpakket. De NVWA geeft mij aan dat de terugkoppeling hierover naar de medewerker beter had gekund.

D. Salmonella

Het signaal van de medewerker was dat de pluimveesector haar afnemers onvoldoende informeert over de aanwezigheid van salmonella in het vlees.

Op 25 september 2014 heeft de NVWA een brief aan brancheorganisatie NEPLUVI gestuurd over de wijze waarop de sector dient om te gaan met koppels pluimvee met positieve salmonella-uitslagen. De IAD concludeerde dat dit niet helder was teruggekoppeld aan de medewerker en vond dat de NVWA actiever had moeten optreden door zelfstandig onderzoek te verrichten op de naleving van de brief.

Reactie: Slachterijen hebben de wettelijke plicht om salmonella-monsters te nemen van pluimveevlees. Positieve monsteruitslagen moeten zij melden bij zowel de afnemer/leverancier als bij de NVWA, indien het gaat om de salmonella types SE en ST. Het pluimveevlees moet uit de handel worden gehaald, dan wel een bepaalde bewerking (verhitting) ondergaan. Indien het gaat om andere sero-typen van salmonella moeten de pluimveeslachterijen een melding doen aan alleen de afnemer/leverancier. Vers pluimveevlees hoeft niet uit de handel te worden gehaald, bewerkte producten wel.

Zoals reeds is aangegeven heeft de NVWA in 2014 de koepel van pluimveeslachterijen (NEPLUVI) gewezen op de informatieplicht over salmonella die haar leden hebben aan de afnemers van pluimveevlees. De NVWA geeft mij aan dat dit inderdaad beter aan de betreffende medewerker had moeten worden aangegeven.

Het niet-melden aan de NVWA van salmonella types SE en ST is een overtreding. Het tegengaan van salmonella (alle types) in pluimveevlees is een HACCP-verplichting. Bedrijven hebben de verplichting de gevaren in de keten te melden aan hun leverancier en hun afnemer. De NVWA bekijkt momenteel welke maatregelen hiertegen kunnen worden genomen.

Tot slot voert de NVWA sinds 2015 ook zelf verificatiemonsters uit op salmonella en heeft de NVWA sinds enkele jaren meer aandacht voor de naleving van de salmonella-regels, zowel bij de producent, de slachterij als de afnemer.

Tot slot

De signalen van de betreffende medewerker zijn van invloed geweest op de handhaving door de NVWA. Dit geldt zowel voor zijn concrete klachten als voor de invloed van zijn signalen op de opzet en invulling van het Verbeterplan NVWA. Ik heb u in mijn brief de voorbeelden hiervan gegeven. Waar mogelijk heeft de NVWA het toezichtsbeleid veranderd of verduidelijkt.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

«Hoe zieke biggen en vieze kippen op je bord belanden», NRC 23 juni 2017

Naar boven