28 973 Toekomst veehouderij

Nr. 239 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 oktober 2020

De veehouderij heeft volop in de aandacht gestaan het afgelopen jaar. Er hebben protesten en debatten plaatsgevonden, vaak over lastige thema’s. In dit tumult kan het soms misschien voelen alsof waardering voor de boer ver te zoeken is. Ik open deze brief graag door te benadrukken dat die waardering er zeker wel is. De afgelopen eeuw heeft de veehouderij een enorme bijdrage geleverd aan het creëren van voedselzekerheid en de afgelopen decennia zijn er al belangrijke stappen gezet om de sector te verduurzamen.

De innovatiekracht die de Nederlandse veehouders in het verleden hebben laten zien, is een krachtig instrument voor de toekomst. De landbouw, en de veehouderij in het bijzonder, heeft een belangrijke rol als het gaat om het beschermen van natuur en milieu, en daarmee van een leefbare wereld. Onder andere de stikstof- en klimaatproblematiek laten zien hoe belangrijk het is om tot een wezenlijk andere omgang met grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen te komen. De maatschappelijke opgaven waar de veehouderij voor staat zijn groot en urgent. Ze vragen om een transitie in het landbouwsysteem – een traject van de lange adem waarbij geen ruimte meer is voor vrijblijvendheid of uitstel. Daar wordt hard aan gewerkt. Overal in het land bestaan prachtige voorbeelden van boeren en andere partijen in de voedselproductieketen die samen werken aan een duurzame veehouderij.

Tegelijkertijd is er nog een wereld te winnen. Het is belangrijk dat alle schakels in de keten samen optrekken om oplossingen te vinden. Met heel veel partijen werk ik daarom in het programma duurzame veehouderij aan een samenhangende aanpak om de dierlijke ketens te verduurzamen. De transitie zit nog niet in de fase waarin er een breed gedragen oplossing is die uitgerold kan worden. In de aanpak zijn nieuwe experimenten, nieuwe partijen en nieuwe samenwerkingsvormen nodig, die voor de één te snel zullen gaan, en voor de ander te langzaam. Op verschillende terreinen en op verschillende manieren wordt daarbij, soms ook onder de radar, voortgang geboekt. Enkele voorbeelden:

  • Uit de grote hoeveelheid aanvragen voor subsidieregelingen gericht op innovatie (zie verderop in deze brief), blijkt dat veel veehouders toekomstgerichte stappen willen zetten.

  • Sectorpartijen zijn aan de slag met hun integrale verduurzamingsplannen. Het ontwikkelen van benchmarks om dierenwelzijn en diergezondheid te verbeteren en het ontwikkelen van de Biodiversiteitsmonitor zijn enkele voorbeelden van concrete vooruitgang.

  • Verschillende afzetkanalen zijn actief aan de slag om het marktaandeel van duurzame dierlijke producten te vergroten.

  • Zowel op nationaal als internationaal niveau zoeken partijen elkaar op om de markt voor duurzame dierlijke producten samen te versterken, zoals in de context van de Noordwest-Europese conferentie (zie paragraaf B) die ik later dit jaar organiseer.

  • De insectensector heeft een verduurzamingsplan gemaakt om bij te dragen aan kringlooplandbouw.

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van mijn aanpak om de veehouderij verder te verduurzamen. Ik ga in op de toezeggingen die zijn gedaan in de vorige Kamerbrief Duurzame Veehouderij (d.d. 4 september 2019, Kamerstuk 28 973, nr. 218) en op enkele overige toezeggingen die raken aan de veehouderij.

Het programma duurzame veehouderij

De context waarin de transitie van de veehouderij vormgegeven moet worden, is niet eenvoudig. Transitie gaat nooit zonder slag of stoot, en in de landbouw dient zich al jaren de ene na de andere crisis aan: fosfaat, broeikasgassen, nu stikstof, en droogte dient zich al aan. Steeds zitten we tegen een grens aan of gaan we er overheen. De overheid is hier mede debet aan. Ik begrijp heel goed dat boeren hier gefrustreerd en onzeker door zijn. Dit moet anders. De verschillende opgaven kunnen niet los van elkaar worden aangepakt. Kringlooplandbouw biedt hiervoor een richting, maar geen geplaveid pad; de omslag zal niet zonder pijn zijn. Hoe ik deze transitie wil vormgeven, heb ik uiteengezet in het realisatieplan van mijn visie Op weg met nieuw perspectief.1 Het programma duurzame veehouderij is het onderdeel van mijn realisatieplan dat zich richt op de dierlijke ketens.

Thema’s als biodiversiteitsherstel, klimaatmitigatie en -adaptatie, stikstof-, geur- en fijnstofreductie, en diergezondheid en -welzijn zijn kernopgaves voor de veehouderij en worden in samenhang opgepakt. Het creëren van een robuust verdienvermogen is een cruciale randvoorwaarde voor verduurzaming, en bovendien een doel in zichzelf. De marktpartijen die rondom de boer in de keten staan, spelen een belangrijke rol bij het creëren van vraag naar duurzame dierlijke producten. Vergrote marktvraag zal op haar beurt verduurzaming op het boerenerf bevorderen. Ik richt me met het programma duurzame veehouderij dan ook niet alleen op de boer, maar ook op de afzetkanalen van dierlijke producten, zoals verwerkers en detailhandel. De partijen met duurzame ambities zullen steeds meer het speelveld bepalen en daarbij op steun van de overheid kunnen rekenen, bijvoorbeeld door voorwaarden voor experimenteerruimte of subsidie. Mijn ministerie wil met het programma duurzame veehouderij ondersteunend zijn aan en optrekken met de partijen die energie en ambitie voor verduurzaming aan de dag leggen.

Het programma duurzame veehouderij is opgebouwd in 3 sporen die elkaar versterken. De rapportage in deze brief is onderverdeeld in de 3 sporen:

  • A. Inspireren en experimenteren

    Dit spoor heeft als doel goede voorbeelden uit te lichten en inspiratie te bieden m.b.t. de richting waarin de veehouderij zich kan en zou moeten ontwikkelen. Hiertoe zijn en worden enkele evenementen georganiseerd. Dit spoor wordt in paragraaf A toegelicht.

  • B. Verbeteren van de condities om te verduurzamen

    Dit spoor focust op het verbeteren van de condities om te verduurzamen, gericht op vier thema’s: het verduurzamen van de marktvraag; het vergroten van de financiële slagkracht van boeren; regelgeving; kennis. De projecten worden in paragraaf B toegelicht.

  • C. Concrete stappen door de sector

    Verschillende dierlijke sectoren werken aan de uitvoering van hun sectorplannen voor verduurzaming. Dit loopt in de ene sector voortvarender dan in de andere. Hierover rapporteer ik in paragraaf C.

A. Inspireren en experimenteren

De transitie naar kringlooplandbouw vraagt om middelen en kennis, maar ook om inspirerende voorbeelden van hoe de veehouderij van de toekomst eruit kan zien. Graag creëer ik een podium voor vooruitstrevende ondernemers. Ook draag ik graag bij aan experimenten die de veehouderij vooruit helpen. Ik doe dit met de projecten die hieronder worden beschreven, en daarnaast ook in de experimenteergebieden die zijn aangewezen in het kader van het realisatieplan en andere regionale samenwerking zoals de regiodeals.2 Op de website https://www.platformkringlooplandbouw.nl/ zijn inmiddels vele voorbeelden te vinden van veehouders die laten zien hoe het kan.

Naar nieuwe perspectieven in een gepolariseerd debat

Het debat over de toekomst van de veehouderij is gepolariseerd. Er wordt veel gedebatteerd over de vraag wat gewenste toekomstbeelden zijn. Landbouw en natuur staan, zeker ook in de stikstofdiscussie, regelmatig tegenover elkaar. Debat is nodig, maar soms ontneemt debat het zicht op wat bindt. Het lijkt of wat goed is voor landbouw, per definitie slecht is voor natuur – en andersom. In werkelijkheid kunnen ze echter niet zonder elkaar. Juist door niet alleen naar standpunten en belangen te kijken, maar ook naar de onderliggende waarden en drijfveren van betrokken mensen, kunnen verbindende perspectieven ontstaan. Een focus op lokale sociaal-maatschappelijke waarden draagt bij aan een goede inbedding van de veehouderij in de omgeving, en daarmee aan een vitaal buitengebied.

Met het doel om vanuit waarden te komen tot nieuwe verbindingen tussen natuur en landbouw, zijn op basis van de design-thinking-methode in drie gebieden (de Peel, Binnenveld, en Noordelijke Friese Wouden) meer dan 60 gesprekken gevoerd met een breed scala aan boeren, natuurbeheerders en -beschermers, overheden en andere maatschappelijke spelers. In die gesprekken bleek een aantal waarden veelvuldig terug te komen.

Die personen die gesproken zijn, geven aan dat vitaliteit van belang is. Dat is een thema dat speelt in alle domeinen: is de natuur vitaal, is het buitengebied vitaal, is mijn onderneming vitaal en is het beleid vitaal? Een belangrijke constatering uit die gesprekken is dat het voor een vitale toekomst niet de vraag is waar we minder van willen, maar juist wat we willen behouden. Dit speelt bij zowel landbouw als natuur. Daarnaast wordt veel aandacht gevraagd voor waarden die te maken hebben met beoordeling en rechtvaardigheid: wat is vakmanschap, en is er met de veelheid aan regels en controles nog wel ruimte voor autonomie en werken vanuit je eigen bedoeling? Als derde kwamen waarden aan de orde die te maken hebben met het kunnen omgaan met complexiteit, zoals wijsheid en flexibiliteit.

De domeinen Natura 2000, natuur-inclusieve landbouw en intensieve veehouderij blijken op verschillende manieren gescheiden werelden. De genoemde waarden zijn voor iedereen belangrijk, maar die begrippen krijgen in de verschillende werelden een heel andere invulling. Door gezamenlijk invulling te geven aan deze waarden, kan nieuw perspectief ontstaan.

De resultaten van de gesprekken zijn in de gebieden gepresenteerd. De geïnterviewden herkenden zich daar goed in. Ze staan open voor een volgende stap waarin een toekomst vanuit gedeelde waarden wordt onderzocht. Daarmee is deze fase afgerond. Als bijlage bij deze brief stuur ik u het eindrapport van de eerste fase van het project3.

Als vervolg op deze eerste opbrengst bespreek ik of en hoe ik samen met de medeoverheden en andere betrokken partijen in de verschillende gebieden experimenten kan ontwikkelen om tot sociale innovatie te komen en te leren hoe vitale gebieden, vitale ecosystemen, vitale ondernemingen en vitaal beleid hand in hand kunnen gaan. Daarbij is het van belang dat zoveel mogelijk alle mensen die wonen, werken en recreëren in de gebieden een belangrijke rol hierin spelen. We zijn in gesprek of we kunnen komen tot een langjarig (leer)proces, waarin we het goede gesprek met en tussen de lokale betrokkenen voortzetten. Als we hierin slagen, dan zullen de uitkomsten gedurende de uitvoering breder gedeeld worden zodat ook anderen (zoals de gebiedsprocessen in het kader van stikstof) hun voordeel kunnen doen met deze ervaringen.

Inspiratiebijeenkomsten organiseren

In de vorige Kamerbrief over het programma kondigde ik inspiratiebijeenkomsten aan die veehouders en andere partijen helpen zich verder te oriënteren op de toekomst. Door de maatregelen rondom Covid-19 hebben minder bijeenkomsten plaatsgevonden dan anders het geval zou zijn geweest. Het afgelopen jaar zijn er verschillende bijeenkomsten geweest met koplopers. Tijdens de bijeenkomsten is gesproken over waar men tegenaan loopt en wat nodig is om daar samen verder in te komen. Dat gaat bijvoorbeeld om knellende regelgeving bij de ontwikkeling van nieuwe stalconcepten (zie verderop in deze brief voor mijn acties daarop). Deelnemers waarderen het onderlinge contact en ervaren de inzichten van andere koplopers als erg waardevol. Waar nodig en gewenst zal ik koplopers ook de komende tijd blijven faciliteren en een podium bieden.

Op 30 september, vond de inspiratiedag «De veehouderij van de toekomst: duurzaam en marktgericht» plaats. Vanwege Covid-19 was dit een digitale in plaats van een fysieke bijeenkomst. De aanmeldingen hebben aangegeven dat er een brede interesse is voor het bijwonen van deze dag. Deelnemers kwamen van primaire producenten tot slagerijen en van groothandels tot verwerkende industrie. Op de inspiratiedag vroegen we veehouders, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties om wensen en verwachtingen uit te spreken en om plannen, kennis en ervaringen met elkaar te delen. Ook hebben partijen goede voorbeelden laten zien van hoe de veehouderij van morgen eruit kan zien. Deze dag heeft partijen uit de dierlijke productieketens de gelegenheid geboden om elkaar te ontmoeten en hun visie te delen op de veehouderij van de toekomst. Door knelpunten te inventariseren en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken, kon iedereen met inspiratie en ideeën naar huis om, zowel in het eigen bedrijf als in samenwerking binnen de keten, stappen te zetten in de richting van een duurzame en marktgerichte veehouderij.

B. Verbeteren van de condities om te verduurzamen

Gezamenlijke inzet om het marktaandeel van duurzame dierlijke producten te vergroten

Voldoende marktvraag in binnen- en buitenland is van wezenlijk belang om de benodigde omschakeling in de landbouw te laten plaatsvinden. Ik ben daarom, zowel nationaal als internationaal, in gesprek met partijen die daaraan willen bijdragen.

• Netwerk met afzetkanalen in opbouw

Initiatieven om de vraag naar duurzame dierlijke producten te vergroten, door bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuwe concepten, hebben meer kans van slagen wanneer er met verschillende partijen in de keten wordt samengewerkt. Ik werk daarom samen met een brede vertegenwoordiging van de verschillende afzetkanalen van dierlijke producten aan het opbouwen van een meerjarig samenwerkingsverband voor de verduurzaming van de dierlijke productieketen. Het doel van de samenwerking is samen knelpunten voor verduurzaming op te lossen, om zo het marktaandeel van duurzame dierlijke producten te vergroten. Daarbij is aandacht voor duurzaamheidsinspanningen in de markt en verdienmodellen voor de hele keten, specifiek voor de veehouder.

Samenwerking vond eerder al plaats met de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV), MeatNL, en slagerijen (zie ook mijn vorige Kamerbrief Duurzame Veehouderij). Samenwerking binnen de keten heeft de laatste jaren veel nieuwe concepten opgeleverd, zowel gericht op vervanging van productgroepen door een duurzamere variant, als op het aanbieden van meer keuze voor de consument. Ook zijn er steeds meer producten met een duurzaamheidskeurmerk te vinden, met name op het gebied van dierenwelzijn. Zo heeft het Beter Leven keurmerk de grootste omzet in de retail, met een omzet van 2,3 miljard euro4 en heeft het keurmerk on the way to PlanetProof aan belang gewonnen. Toch valt er in de verschillende afzetkanalen op dit vlak ook nog veel te winnen.

Op dit moment werk ik met de AVV, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Dierenbescherming, de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland) en inmiddels ook Koninklijke Slagers Nederland (KNS) en de Vereniging Nederlandse Cateringorganisaties (Veneca) aan de verdere doorontwikkeling en verbreding van dit netwerk. Het netwerk wordt ondersteund door een onafhankelijke ketenmanager.

Binnen het netwerk is een analyse gemaakt van knelpunten waar men in de verschillende afzetkanalen tegenaan loopt bij verduurzaming van de dierlijke productieketen. Om deze knelpunten op te lossen, hebben verschillende brancheorganisaties in samenwerking plannen van aanpak opgesteld met concrete ambities en pilotprojecten. Dat gaat bijvoorbeeld om pilots als het uitbreiden van duurzaamheidskeurmerken naar andere afzetkanalen dan de retail, en een nieuw borgingssysteem voor foodservice en slagerijen waarmee in de praktijk testen worden gedaan. Centrale thema’s in het plan zijn (1) onderzoek, (2) certificering en borging, en (3) onderwijs.

Ik waardeer de inzet van deze partijen met focus op de markt. Het verschaft een basis voor meerjarige samenwerking waarvoor een gezamenlijk programma wordt opgesteld. Het netwerk staat open voor alle partijen die het belang onderkennen van én willen bijdragen aan versnelling van verduurzaming in de dierlijke productieketen.

• Noordwest-Europese conferentie «Advancing sustainable animal products»

Noordwest-Europa is een belangrijk afzetgebied voor Nederlandse landbouwproducten. Voor veel dierlijke producten geldt dat ongeveer twee derde de grens over gaat. Daarvan gaat een groot deel naar landen om ons heen.5 Om de veehouderij in Nederland te verduurzamen, is het daarom belangrijk dat ook daar de vraag naar duurzame dierlijke producten gestimuleerd wordt. Daarom organiseer ik op 1 en 2 december een conferentie om het stimuleren van de markt voor duurzame dierlijke producten ook in de Noordwest-Europese context op te pakken. Door middel van de conferentie breng ik overheden, bedrijven uit de keten (zoals verwerkers en supermarkten) en maatschappelijke organisaties in Noordwest-Europa bij elkaar om problemen te identificeren en oplossingsrichtingen aan te dragen. Zo zijn duurzaamheidskeurmerken tot nu toe grotendeels onbruikbaar over landsgrenzen heen. Hier breng ik graag samen met partijen verandering in, waarmee ik ook aansluit bij de inzet van mijn Duitse collega om tot geharmoniseerde dierenwelzijnslabeling te komen in de EU.

Ik beoog een langjarige, internationale samenwerking tussen overheden, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties, waarmee obstakels voor verduurzaming kunnen worden aangepakt. De voorbereidende gesprekken en workshops die tot nu toe hebben plaatsgevonden, laten enthousiasme onder de partijen zien om gezamenlijk op te trekken. Ik streef ernaar de conferentie af te sluiten met een intentieverklaring tot verdere samenwerking tussen de deelnemende partijen om de markt voor dierlijke producten te verduurzamen, bijvoorbeeld op het gebied van uitwisselbaarheid van keurmerken. De conferentie beoogt hiermee tevens een start te maken met de invulling van met name onderdeel 2.3 van de Farm-to-Forkstrategie van de Europese Commissie, dat ingaat op duurzaamheid in de productieketen tussen boer en bord. Meer informatie over de conferentie is te vinden op www.asapconference.eu.

Ondersteuning voor veehouders die willen investeren

Om de transitie naar een duurzame veehouderij te laten slagen, zijn in financieel opzicht twee dingen nodig: (1) voldoende financiële middelen om investeringen te doen om bedrijven te verduurzamen, (2) een robuust verdienvermogen, zodat duurzaam produceren voor steeds meer boeren rendabel wordt. Ik ga hieronder in op de verschillende regelingen die veehouders ondersteunen bij investeringen. Voor mijn acties op het gebied van het versterken van het verdienvermogen heb ik u geïnformeerd in het kader van de agrarische ondernemerschapsagenda.6

Verduurzaming vraagt vaak een grote verandering in de bedrijfsvoering. Veehouders die hun bedrijfsvoering verduurzamen, krijgen vaak te maken met aanzienlijke eenmalige kosten of afschrijvingen. Er zijn verschillende regelingen om hen hierbij te ondersteunen. Hiervoor blijkt grote belangstelling te bestaan.

• Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv)

Met deze regeling worden veehouders ondersteund die willen investeren in innovatieve, brongerichte verduurzaming van stallen. Ik stimuleer daarvoor langjarig de ontwikkeling van nieuwe technieken en managementmaatregelen waarbij alle schadelijke emissies (stikstofemissies, klimaatemissies, fijnstof, geur) in samenhang en brongericht fors worden teruggebracht. Een brongerichte aanpak, waarbij emissies worden voorkomen door bijvoorbeeld het snel scheiden van mest en urine, betekent ook een verbetering van het stalklimaat, wat positief is voor zowel mens als dier. Deze regeling kent twee modules: de innovatiemodule en de investeringsmodule. Beide modules zijn gepubliceerd in het tweede kwartaal van 2020 en intussen voor het eerst opengesteld geweest. Veehouderijsectoren zien de regeling als een broodnodig onderdeel voor het ondersteunen van «blijvers» in de landbouw, naast het helpen van «stoppers». De innovatiemodule is in de eerste openstelling voor vier veehouderijsectoren opengesteld, namelijk de varkens-, melkvee-, melkgeiten- en vleeskalverhouderij. De belangstelling voor de innovatiemodule overtrof de verwachtingen. In totaal zijn 60 projecten ingediend bij RVO, verdeeld over de vier verschillende sectoren. Op dit moment is RVO bezig met de beoordeling van de projecten, aan de hand van de vastgestelde criteria in deze module. De indieners zullen nog dit jaar de uitkomst ontvangen. Eind dit jaar of begin 2021 is een 2e openstelling van de innovatiemodule gepland. Voor de investeringsmodule voor bewezen innovatieve brongerichte technieken is een eerste openstelling geweest voor de pluimveehouderij. De andere sectoren volgen bij komende openstellingen, zodra bewezen technieken voorhanden zijn. In totaal hebben 108 pluimveehouders zich ingeschreven. Ook hier is RVO de investeringsprojecten nog aan het beoordelen op de criteria van de module.

• Subsidieregeling technologische innovatie duurzame dierlijke producten

In april 2020 is de bestaande MIT-regeling uitgebreid met het thema «duurzame dierlijke producten». Hiermee worden voedselproducenten in staat gesteld om te onderzoeken of een concept om duurzame dierlijke producten te produceren of op de markt te brengen, technisch en economisch haalbaar is. In totaal is 1,35 miljoen beschikbaar voor haalbaarheidsprojecten en R&D-samenwerkingsprojecten. Daarnaast kunnen voedselproducenten gebruik maken van de algemene MIT-regeling voor kennisvouchers. Voor het thema «duurzame dierlijke producten» zijn 41 haalbaarheidsprojecten ingediend, waarvan er tot op heden (d.d. 22 september 2020) 18 goedgekeurd en 23 afgewezen zijn. Dit komt overeen met andere MIT-thema’s. De termijnen voor kennisvouchers en R&D-samenwerkingsprojecten zijn nog open. In het najaar vindt er een evaluatie plaats en zal ik een besluit nemen over het opnieuw openstellen van het MIT-thema «duurzame dierlijke producten» voor 2021 en 2022.

• Omschakelfonds

Dit fonds komt als bronmaatregel beschikbaar in het kader van de stikstofaanpak voor agrarische ondernemers die willen omschakelen naar extensieve of andere vormen van duurzame landbouw. Voor het Omschakelfonds is € 175 miljoen beschikbaar gesteld voor de periode 2020–2023. Ik zal uw Kamer binnenkort nader informeren over de contouren van het Omschakelfonds.

Regelgeving meer toespitsen op verduurzaming

De huidige regelgeving is nog onvoldoende toegespitst op een duurzame veehouderij. Ik wil stappen zetten om dit te veranderen. Ik heb u onlangs geïnformeerd over de contouren van het toekomstige mestbeleid7. Ook de regelgeving rondom stallen is soms beperkend voor de noodzakelijke innovatie. Mede op initiatief van de Coalitie Vitalisering Varkenshouderij (CoViVa) is het besluit genomen om een Taskforce versnelling innovatieproces in te stellen met alle betrokken partijen (IenW, LNV, provincies, gemeenten, bedrijfsleven). De taskforce zal dit najaar met aanbevelingen komen over korte- en langetermijnoplossingen voor een versnelling van het innovatieproces van stallen, mogelijkheden van doelvoorschriften in de regelgeving voor emissiereductie uit stallen en over het verbeteren van sensortechnologie en subsidieregelingen. De aanbevelingen en uitkomsten van het onderzoek van bureau Rebel over een fundamenteel ander systeem van stalbeoordelingen worden in dit traject meegenomen8. Over de uitwerking van de aanbevelingen van de taskforce zullen de Staatssecretaris van IenW en ik bestuurlijke afspraken maken met CoViVa, andere sectoren en IPO en VNG.

Kennis vergroten en verspreiden

• Sectorale kennis-en-innovatie-agenda’s

Om de sectorplannen voor verduurzaming (zie hierover paragraaf C) te ondersteunen, heb ik voor iedere sector een brede, integrale kennis-en-innovatie-agenda (KIA) ontwikkeld. Ik ben in gesprek met de sectoren om op basis van deze KIA’s tot publiek-private samenwerkingen (PPS) te komen, waarin alle duurzaamheidsonderwerpen uit de sectorplannen aan bod komen. Ik heb de sectoren gevraagd om de uitgewerkte voorstellen voor de PPS’en in te dienen bij de call voor de topsectoren Agri & Food die tot half september van dit jaar open stond. De ingediende PPS-voorstellen worden momenteel beoordeeld. In de zuivelsector bestaat een dergelijke samenwerking al in de PPS Duurzame Zuivelketen. Met PPS’en beoog ik om samen met de sectoren de kennis en innovatie te blijven ontwikkelen die nodig is om de sectorale verduurzamingsplannen succesvol uit te voeren. Naast de sectorale KIA’s werk ik ook aan een KIA die kennis- en innovatievragen verderop in de keten in beeld brengt.

• Strategie kennisdoorstroom

Om de stap naar verdere verduurzaming te kunnen zetten, blijft het belangrijk dat veehouders toegang hebben tot kennis. Hierbij gaat het niet alleen om technische en wetenschappelijke kennis, maar ook om de doorvertaling van deze kennis naar handelingsperspectief voor het eigen bedrijf. In de kamerbrief over Voortgang Innovatie op het Boerenerf9 heb ik al aangegeven hoe ik dit wil doen. De Regeling Agrarische Bedrijfsadvisering en Scholing kan veehouders hier bijvoorbeeld bij helpen. Momenteel wordt de mogelijkheid onderzocht om deze regeling uit te breiden, zodat deze tijdens de tweede openstelling in 2021 ook toegankelijk is voor ondernemers verderop in de dierlijke voedselproductieketen. Het doel van deze uitbreiding is om samenwerkingsverbanden tussen primaire landbouwbedrijven, verwerkers en afnemers die gericht zijn op de verduurzaming van de veehouderij in de gehele keten te stimuleren. Om inzicht te krijgen welke regelingen er beschikbaar zijn voor agrariërs heb ik een regelhulp ontwikkeld die online beschikbaar is via de webtool Kringlooplandbouwscan.10 Ik heb een verkenning laten uitvoeren naar de rol van kennis in de verduurzaming van de veehouderij. Op basis van de resultaten van deze verkenning zal er de komende tijd extra worden ingezet op het beter laten aansluiten van onderzoek op de praktijk van het boerenerf, en op dialoog om veehouders te helpen tot betere vraagarticulatie te komen m.b.t. de benodigde ondersteuning bij het omschakelen naar kringlooplandbouw.

C. Concrete stappen door de sector

Vorig jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de verduurzamingsplannen die de verschillende sectoren hebben opgesteld. Dat zijn integrale plannen en programma’s waarmee de betrokken partijen invulling geven aan de omslag naar kringlooplandbouw. De verschillende opgaven zoals dierenwelzijn, klimaat, milieu en biodiversiteit zijn daarin integraal opgenomen. Samenhang is belangrijk; de inzet op één thema mag niet ten koste van gaan van de inzet op de andere thema’s.

Door integrale stappen te zetten binnen een sector kunnen grote en bovenal toekomstbestendige stappen gezet worden in de verduurzaming van de veehouderij. Daarnaast vraagt de transitie erom ook juist kleinere initiatieven de ruimte te geven en deze te ondersteunen. Ik zet me daarvoor in zoals hierboven beschreven. Stikstof bepaalde het afgelopen jaar de (politieke) agenda voor een belangrijk deel. Dat wil niet zeggen dat daarmee andere duurzaamheidsdoelen uit het oog zijn verloren; ik zet de middelen in het kader van stikstofaanpak op zo’n manier in dat ook andere duurzaamheidsthema’s daarmee bevorderd worden. Ook is de uitvoering van de sectorale verduurzamingsplannen gestart en is op verschillende thema’s vooruitgang geboekt. Ik waardeer dat, want die inzet is onverminderd van belang. Hieronder licht ik de voortgang van de verschillende sectorplannen toe.

Om inzicht te hebben in de mate waarin er voortgang wordt geboekt op het gebied van verduurzaming, werk ik samen met de sectoren aan een gedegen en transparante monitoringsystematiek voor alle vijf de betrokken sectoren. Het motto: samen meten is samen weten. Het doel is een door alle partijen gedragen beeld van de voortgang te creëren en daarmee eventuele knelpunten gezamenlijk te kunnen identificeren en aanpakken. De monitoring zal plaatsvinden op het gebied van zowel inspanningen als effecten. Ik streef naar maximale samenhang tussen de monitoring van het programma duurzame veehouderij en de kritische prestatie-indicatoren die mijn ministerie gezamenlijk met kennisinstellingen, boeren, ketenpartijen en andere relevante partijen ontwikkelt om kringlooplandbouw concreet en meetbaar te maken.

Varkens

De Coalitie Vitalisering Varkenshouderij (CoViVa) heeft de uitwerking van het programma vitale varkenshouderij voortvarend opgepakt. Ik ben verheugd over de ketenbrede aanpak en over wat CoViVa het afgelopen jaar aan resultaten heeft geboekt en in de steigers heeft gezet.

De Subsidieregeling sanering varkenshouderij en de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen, die beide een belangrijke impact hebben op de verduurzaming van de varkenshouderij, zijn momenteel in uitvoering. Voor beide regelingen is veel belangstelling. In gezamenlijk overleg zijn praktische uitvoeringsknelpunten opgelost. Ik zal uw Kamer op korte termijn nader over de voortgang informeren. Daarnaast is zoals hierboven genoemd op initiatief van CoViVa de taskforce versnelling innovatie stalsystemen ingesteld.

Voor de omslag naar een circulaire varkensketen en het realiseren van de doelen uit het Klimaatakkoord landbouw en landgebruik heeft CoViVa een integraal onderzoeksprogramma opgesteld in het kader van de topsector Agri & Food en een uniforme methode ontwikkeld voor het bepalen van de carbon footprint van varkensvlees. Daarnaast is CoViVa mede-initiatiefnemer voor het uitvoeren van een verkenning naar mogelijke collectieve oplossingen en instrumenten om de regie op de mestmarkt te vergroten, mestverwerking te stimuleren en om te komen tot een professionalisering van de mestketen. In dit kader worden de mogelijkheden van regionale mestcoöperaties met een nationale koepel onderzocht. Ik zal de mogelijkheden van dit model gezamenlijk met CoViVa en andere partijen verder uitwerken in het kader van de herbezinning van het mestbeleid. Verder werk ik aan een Subsidieregeling voor investeringen in mestverwerking, waarvoor middelen zijn gereserveerd in het Klimaatakkoord landbouw en landgebruik en in het structurele maatregelpakket van het stikstofbeleid. Tenslotte heb ik met CoViVa afgesproken dat LNV overleg gaat faciliteren van het bedrijfsleven met provincies en gemeenten om vergunningen verleend te krijgen voor mestverwerkingslocaties.

CoViVa heeft voorbereidingen getroffen voor het opzetten van een integrale benchmark voor diergezondheid en dierwelzijn gebaseerd op de succesvolle aanpak binnen het antibioticabeleid: werken met doelvoorschriften waarbij maatwerk per bedrijf mogelijk wordt en gebruik van een dashboard op basis waarvan voorlopers zoveel mogelijk beloond worden door marktpartijen en achterblijvers via gerichte sturing geholpen worden. De benchmark wordt opgezet voor hogere gezondheid (op basis van een aanpak van het PRRS-virus), verlaging van het antibioticagebruik, bigvitaliteit, stoppen met castreren, intacte staarten en salmonellareductie. Ik zal de sector hierbij waar mogelijk faciliteren en stimuleren.

Het PRRS-virus is een belangrijke ziekteverwekker in de Nederlandse varkenshouderij. Door dit virus wordt het immuunsysteem van varkens beïnvloed waardoor andere ziekteverwekkers kunnen toeslaan. Het terugdringen van PRRS draagt bij aan een lagere ziektedruk en zal een positief effect hebben op de verdere reductie van antibioticagebruik. Het op een systematische en uniforme manier inzichtelijk maken van de PRRS-status is een belangrijke eerste stap voor een verdere bedrijfsspecifieke aanpak in de integrale benchmark. De ambitie is dat in 2025 andere bedrijfsgebonden dierziektes aan de integrale benchmark toegevoegd worden, zoals APP en mycoplasma.

Het stoppen met het couperen en het houden van varkens met intacte staarten is een grote uitdaging voor de sector en wordt door veel factoren beïnvloed. Een eerste stap voor het opzetten van de benchmark voor intacte staarten is het verplicht stellen van de zogenoemde welzijnscheck per 1 juli 2020 in de private kwaliteitssystemen en het aanstellen van «welzijnscoaches» die varkenshouders gaan adviseren en ondersteunen. Vervolgstap is het opstellen van verbeterplannen op basis van de welzijnscheck en ervaringen op gaan bouwen met het houden van biggen met hele staarten. Deze vervolgstappen zijn nodig om te kunnen voldoen aan de afspraak om in 2030 te stoppen met het couperen van staarten en te voldoen aan Europese regelgeving. Verder zal CoViVa met alle betrokken stakeholders een vervolgplan op het Actieplan krulstaarten gaan opstellen.

CoViVa heeft het initiatief genomen voor het ontwikkelen van een geïntegreerde data-infrastructuur op basis van blockchain voor de Nederlandse varkenshouderijsector met als doel het toegang verschaffen tot alle relevante data in de keten aan iedere ketenpartner. Hiermee vindt een opwaardering plaats van het generieke Nederlandse product varkensvlees naar een herkenbare en onderscheidende premiumpositie «Holland Varken» op basis van voedselveiligheid, milieu en dierenwelzijn. Dit zal leiden tot kostenreductie (wegnemen van faalkosten), meerprijs door toegevoegde waarde, meer vertrouwen en moderne digitale borging van keteninformatie. Inmiddels zijn een aantal belangrijke stappen gezet voor de inrichting van de blockchain. Eind dit jaar zal de basisinfrastructuur van de blockchain zijn vormgegeven en wordt de pilot opgeschaald naar ongeveer 150 varkenshouders. Tevens is een eerste verkenning uitgevoerd met de NVWA om deze moderne wijze van borging te kunnen benutten voor het overheidstoezicht en het terugdringen van administratieve lasten en kosten voor het bedrijfsleven.

In het kader van het netwerk dat ik opbouw met de afzetkanalen (zie paragraaf B) wordt een plan voorbereid voor de verhoging van het marktaandeel duurzame varkensvleesproducten.

Ik waardeer het dat op deze thema’s concrete stappen worden gezet en werk waar nodig en mogelijk samen met de andere partners van CoViVa om verdere uitvoering te geven aan de werkplannen voor de 5 sporen van het programma vitale varkenshouderij.11 Onderdeel hiervan is het opstellen van een systematiek om de voortgang van de uitvoering van het programma vitale varkenshouderij te kunnen monitoren.

Melkvee

Het plan van de melkveesector is opgesteld door de Duurzame Zuivelketen (DZK) – een samenwerking onder de vlag van ZuivelNL tussen LTO Nederland, NMV, NAJK en de zuivelondernemingen (NZO). Thema’s in het plan zijn verdienvermogen, klimaat, diergezondheid en dierenwelzijn, grondgebondenheid, weidegang, biodiversiteit en veiligheid op het boerenerf. Door de verschillende themagroepen met vertegenwoordigers van de verschillende partijen zijn acties in gang gezet. Zo is bijvoorbeeld gewerkt aan de Biodiversiteitsmonitor, waarvoor kritische prestatie-indicatoren zijn vastgesteld. Zuivelondernemingen stimuleren melkveehouders om deze KPI’s te gebruiken.

Het instrument kan ingezet worden om boeren voor inspanningen te belonen en draagt daarmee ook bij aan het verbeteren van het verdienvermogen. Ik wil dit samen met de Duurzame Zuivelketen verder uitwerken. Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan de afspraken in het Klimaatakkoord, zoals het doorontwikkelen van de Carbon-footprint-monitor. Ik kijk samen met de sector en de NVWA wat er nodig is voor de borging hiervan. De sectorrapportage uit 2018 laat al zien dat de gemiddelde CO2-uitstoot per kilogram melk in de sector daalt. De Welzijnsmonitor, waarmee veehouders inzicht krijgen in het welzijn van de dieren, wordt steeds verder toegepast. Dat geldt ook voor het KalfOK-systeem, waarmee inzicht wordt gekregen in de kwaliteit van kalverzorg en op basis waarvan veehouders de zorg voor jonge dieren verbeteren als uit de monitor blijkt dat dat nodig is. De Duurzame Zuivelketen laat de voortgang jaarlijks onafhankelijk monitoren door de WUR.

Ik waardeer het dat op deze thema’s vooruitgang wordt geboekt en werk waar nodig en mogelijk samen met de Duurzame Zuivelketen om verdere uitvoering te geven aan de plannen Het afgelopen jaar lag de politieke aandacht met name bij stikstof. Daar ligt nog een grote opgave. Het is voor een vitale melkveehouderij van belang dat er de komende periode stappen worden gezet om de ammoniakuitstoot verder te reduceren en toe te werken naar een grondgebonden melkveehouderij. Voor de manier waarop ik daar met de sector aan wil werken, verwijs ik naar mijn brieven Voortgang stikstofproblematiek: structurele aanpak12 en Contouren toekomstig mestbeleid13.

Pluimvee

De pluimveesector heeft samen met betrokken partijen in 2019 de Uitvoeringagenda pluimveesector14 opgesteld. De uitvoeringsagenda richt zich op vier thema’s: klimaat en circulariteit, gezond voor mens en dier, dierenwelzijn en maatschappij, veelzijdig en marktgericht.

Een belangrijk thema in de pluimveesector is de reductie van fijnstof. De sector heeft naar aanleiding van meerdere overleggen het initiatief genomen om het plan van aanpak om de uitstoot van fijnstof te reduceren verder te concretiseren. Aan dit plan, dat zich richt op een generieke aanpak, aangevuld met een specifieke gebiedsgerichte aanpak in de zogenaamde «hotspots», wordt momenteel de laatste hand gelegd. De komende maanden moet blijken of het plan uitvoerbaar is in de praktijk en of het voldoende effect sorteert. De Staatssecretaris van IenW heeft, zoals afgesproken, parallel voorbereidingen voor aanpassing van regelgeving in gang gezet voor het geval het plan onverhoopt niet uitvoerbaar blijkt of niet voldoende effect sorteert.

Intussen is hard gewerkt aan nieuwe technieken en het verspreiden van kennis over fijnstof. Het Praktijkcentrum Emissiereductie Veehouderij (PEV) heeft samen met veehouders in de Regio FoodValley haalbare en betaalbare technieken getest om fijnstof te reduceren. In 2020 heeft dit onderzoek geleid tot erkenning en toevoeging van zeven technieken aan de fijnstoflijst. Het beoordelingstraject voor een achtste techniek en onderzoeken voor twee nieuwe technieken lopen. Het eindrapport met de resultaten van het Manifest Gezonde Leefomgeving Veehouderij in de Regio Foodvalley komt binnenkort beschikbaar. Met deze brief geef ik tevens invulling aan mijn toezegging15 uw Kamer de resultaten van onderzoek te doen toekomen dat in de Regio Foodvalley is uitgevoerd.

Via de investeringsmodule van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen heb ik subsidie beschikbaar gesteld voor investeringen in de fijnstoftechnieken die zijn voortgekomen uit het PEV-onderzoek. In sectie B van deze brief vindt u nadere informatie over de inschrijvingen die bij de eerste openstelling van de investeringsmodule zijn binnengekomen voor de pluimveesector.

Verder heeft de pluimveesector de afgelopen periode voorbereidingen getroffen voor het inzetten van onderzoek op diverse thema’s uit de agenda. Sectorpartijen hebben meerdere voorstellen voor PPS-onderzoek ingediend bij het TKI. In het najaar wordt duidelijkheid verwacht over de goedkeuring van projectvoorstellen. De goedgekeurde (pluimvee)projecten zullen in 2021 kunnen starten. Ten aanzien van het terugdringen van ketenletsel is een benchmarktool ontwikkeld. In 2020 is gestart is met een vrijwillige benchmark binnen IKB Kip. De omvang, bandbreedte en variabelen van deze problematiek worden hiermee nader in beeld gebracht, zodat mogelijke vervolgstappen kunnen worden bepaald.

Ik waardeer het dat op de diverse onderdelen van de uitvoeringsagenda vooruitgang wordt geboekt. Tegelijk is er ook nog veel te doen en is verdere verduurzaming noodzakelijk voor een vitale en toekomstvaste sector. Ik heb daarom met de sector afgesproken dat het circulaire toekomstbeeld van de sector verder uitgewerkt en geconcretiseerd wordt. Daarin zal nadrukkelijk aandacht moeten zijn voor het verdienmodel van de boer. De sector wil dit samen met de verschillende partijen in de keten en afzetkanalen oppakken. Ik bekijk in overleg met de sector hoe mijn ministerie dit proces kan faciliteren. Dit sluit aan op mijn hierboven beschreven inzet op het vergroten van het marktaandeel duurzame dierlijke producten (zie paragraaf B).

Kalveren

In de vorige Kamerbrief Duurzame Veehouderij (d.d. 4 september 2019) gaf ik aan dat de kalverhouderij in haar sectorplan randvoorwaarden stelde die ik niet steunde. Op 4 juni jl. heb ik hierover met de sector gepraat en gevraagd om een aangepast verduurzamingsplan. Tijdens dit gesprek heb ik, zoals door uw Kamer gevraagd in een gewijzigde motie16 de sector ook opgeroepen de import van kalfjes te beperken. Dit gesprek heeft niet tot wezenlijke aanpassingen van het sectorplan geleid, gaat nog steeds uit van dezelfde randvoorwaarden en biedt daarmee geen basis om de verduurzaming van de kalversector op basis van een gezamenlijk plan vorm te geven. De urgentie om ook in deze sector stappen te zetten is echter groot. Dat betekent dat ik zelf stappen zet om de sector aan te zetten tot verdere verduurzaming.

De kalversector is in de afgelopen decennia sterk veranderd. Kalveren worden tegenwoordig gehouden in groepshuisvesting, krijgen naast wei (een restproduct uit de kaasbereiding) ook ruwvoer en krijgen minder antibiotica. Het aantal kalveren afkomstig van lange afstand is in de afgelopen 10 jaar meer dan gehalveerd. Een derde van alle kalveren wordt gehouden als rosékalf. Dit zijn kalveren die een normaal hemoglobinegehalte hebben. De Nederlandse kalversector heeft daarmee bewezen effectief te kunnen innoveren. Ondanks deze aanpassingen zijn er nog veel vraagstukken op het gebied van diergezondheid, dierenwelzijn en duurzaamheid. Daarom wil ik met een scenariostudie in beeld brengen welke structurele aanpassingen en systeemveranderingen kunnen bijdragen aan een verdere verduurzaming van de sector. Betrokken partijen, zoals NGO’s, dierenartsen, kalver- en melkveehouders en andere deskundigen, zullen hierbij worden betrokken. Ik verwacht dat dit onderzoek in de eerste helft van 2021 zal worden afgerond. De uitkomsten van deze studie zullen als basis dienen voor de vraag of en hoe de nog niet beschikte middelen uit de knelsectorenregeling, binnen de kaders van het GLB ter verduurzaming van de kalversector worden ingezet17.

Daarnaast wil ik inzetten op het verminderen van langeafstandstransporten. Circa 10% van de kalveren die in Nederland gehouden worden, worden geïmporteerd uit landen als Denemarken, Tsjechië, Ierland en de Baltische Staten. Hoewel dat mag in een interne markt, ben ik van mening dat lang transport het welzijn van nuchtere kalveren te veel aantast en om die reden moet stoppen. Hiervoor is een Europese aanpak nodig. Om die reden dring ik binnen de EU-landbouwraad aan op het aanpassen van de Transportverordening zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 20 augustus jl.18, zodat lange transporten (langer dan 8 uur) van jonge kalveren (en slachtdieren) worden afgeschaft. In de huidige Transportverordening staat dat jonge kalveren na 9 uur transport moeten drinken en dat veewagens die worden ingezet voor lange transporten (>8 uur) drenksystemen dienen te hebben die geschikt zijn voor de betreffende diersoort. Kalveren kunnen niet drinken uit metalen drinknippels. Veewagens uitgerust met deze drinknippels zijn dus niet geschikt voor lang transport van kalveren. Om die reden heeft Nederland in 2015 de export van kalveren in dergelijke veewagens verboden. Sinds 2017 zijn Nederlandse veewagens uitgerust met flexibele spenen, en is lang transport van kalveren vanuit Nederland weer toegestaan. Bij de import, daarentegen, worden de meeste kalveren nog steeds vervoerd in ongeschikte veewagens. Daarom heb ik besloten om in 2021 hierop te gaan handhaven. Dit betekent dat importeurs die in overtreding zijn, bij controle zullen worden beboet. Bij herhaalde overtredingen kan de NVWA de vervoerder een tijdelijk verbod opleggen om kalveren te vervoeren op Nederlands grondgebied. Een dergelijk verbod heeft alleen zin als Duitsland en België ook gaan handhaven. Ik ben hierover met hen in gesprek. Het stoppen van lang transport hoort mijns inziens bij het bevorderen van kringlooplandbouw, waar dierenwelzijn en een lagere milieubelasting integraal onderdeel van uitmaken. Ik beschouw het verzoek van uw Kamer om mijn visie te delen over de verhouding tussen kringlooplandbouw en de import van kalveren (Handelingen II 2019/20, nr. 16, item 16) daarmee als beantwoord.

Een andere belangrijke opgave is het komen tot nieuwe integraal duurzame stalsystemen waarbij emissies van onder andere stikstof worden beperkt. Kalverhouders kunnen daarvoor gebruik maken van de hierboven genoemde Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen. Ook provincies met veel kalverhouders, zoals Gelderland en Noord-Brabant hebben middelen voor innovatie beschikbaar gesteld.

Uw kamer heeft mij ook (Handelingen II 2019/20, nr. 16, item 16) gevraagd of er sprake is van monopolievorming in de kalversector, waarbij gedoeld werd op de positie van VanDrie Group. In de kalverhouderij zijn vijf integraties actief. VanDrie Group is de grootste van deze integraties. Door de overname van Alpuro in 2010 heeft VanDrie een sterke positie gekregen op de inkoopmarkt voor de productie en verkoop van kalfsvlees in Nederland. De ACM heeft destijds (2010) geconcludeerd dat er geen sprake is van een absoluut monopolie binnen de Nederlandse context op zowel inkoop van kalveren als de verkoop van kalfsvlees. Ook in 2018 en 2020 heeft de ACM toestemming gegeven voor een bedrijfsovername door VanDrie Group. Van een verstoorde marktverhouding is volgens de ACM daarmee geen sprake. VanDrie Group is marktleider en draagt daarmee extra verantwoordelijkheid voor de verduurzaming van de sector.

Melkgeiten

Het Platform Melkgeitenhouderij, een samenwerking tussen de vakgroep melkgeitenhouderij van LTO Nederland en de Nederlandse Geitenzuivel Organisatie (NGZO), heeft de doelen en maatregelen uit het sectorplan Versnellen verduurzaming van de melkgeitenhouderij, zoals dit met de brief van 4 september 2019 aan uw Kamer is meegezonden, nader uitgewerkt in een implementatieplan. Hierbij is het Platform Melkgeitenhouderij ondersteund door Wageningen UR.

In het implementatieplan zijn de tien thema’s uit het sectorplan nader uitgewerkt in ambities, doelen, concrete acties in de tijd, kennis- en onderzoeksvragen, benodigd budget en mogelijkheden tot financiering. De thema’s zijn: dierenwelzijn algemeen, zorg voor jonge dieren, antibiotica, zoönosen, maatschappij, energie en klimaat, kringlooplandbouw, biodiversiteit, volksgezondheid en het ontwerp van een integraal duurzame stal. De tien thema’s bevinden zich ieder in een eigen fase. Sommige thema’s vragen allereerst een verkenning van de huidige stand van zaken voordat er doelen geformuleerd en maatregelen ontwikkeld kunnen worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de thema’s biodiversiteit, energie en klimaat en kringlooplandbouw. Andere thema’s zijn al in de fase van onderzoek of concrete maatregelen. Zo wordt er onderzoek uitgezet naar de oorzaak van en mogelijke oplossingen voor salmonellabesmettingen op melkgeitenhouderijen en heeft de sector al opdracht gegeven voor het ontwikkelen van een centrale database voor de registratie en monitoring van het gebruik van antibiotica. Voor alle thema’s is een stappenplan uitgewerkt tot het jaar 2025.

Eén van de prioritaire thema’s is zorg voor jonge dieren. Daartoe heeft de sector in 2017 het Plan van aanpak welzijn geitenbokjes opgesteld (hierna: plan van aanpak)19. Per 1 januari 2018 zijn de maatregelen uit dat plan privaat van kracht geworden. De maatregelen werken volgens het principe van een benchmark. Van iedere melkgeitenhouderij wordt per kwartaal het sterftepercentage vastgesteld van de lammeren tot 21 dagen oud, ook als deze vóór deze leeftijd zijn afgevoerd naar een ander bedrijf, bijvoorbeeld een bokkenmester. Het sterftepercentage wordt vergeleken met de benchmark en kent drie gebieden: het streefgebied, het signaleringsgebied en het actiegebied. Indien het sterftepercentage in het actiegebied ligt, moet de melkgeitenhouder, samen met zijn dierenarts en een vertegenwoordiger van zijn zuivelverwerker, een verbeterplan opstellen. De benchmark kan jaarlijks worden bijgesteld.

In het plan van aanpak werden door de sector enkele knelpunten gesignaleerd die de effectiviteit van de maatregelen in de weg stonden. Deze knelpunten zijn dit jaar aangepakt. Zo is in mei van dit jaar de Regeling ammoniak en veehouderij aangepast, waardoor het makkelijker is geworden om geitenbokjes tot de leeftijd van 28 dagen op het eigen bedrijf te houden.20Daarnaast is aan de geitensector per 17 juni van dit jaar een tijdelijke vrijstelling verleend21 voor het gebruik van een aantal cruciale diergeneesmiddelen – waaronder antibiotica – die een markttoelating hebben in een andere EU-lidstaat.22 Tenslotte zal per 1 november van dit jaar de Regeling identificatie en registratie van dieren worden aangescherpt waarmee het mogelijk wordt sterfte onder jonge dieren in de melkgeitensector beter in beeld te brengen, wat de effectiviteit van de benchmark uit het plan van aanpak uit de sector ten goede zal komen.

De melkgeitensector beschikt over twee instrumenten waarmee gestuurd kan worden op kwaliteit en verduurzaming, respectievelijk het ketenkwaliteitsysteem KwaliGeit en het programma Duurzame Geiten Zuivel Keten (DGZK). Met KwaliGeit wordt een bepaald niveau van kwaliteit, veiligheid (van de melkproductie) en duurzaamheid (met name diergezondheid) op het individuele melkgeitenbedrijf gewaarborgd. Melkgeitenhouders die melk willen leveren aan een bij de NGZO aangesloten zuivelonderneming dienen over erkenning in het kader van KwaliGeit te beschikken.

Het programma DGZK is in 2017 opgestart. DGZK is een benchmark waarbij deelnemende melkgeitenhouders zicht krijgen op hun duurzaamheidsscore ten opzichte van andere melkgeitenhouders en de hele populatie. DGZK vormt op die manier een spiegel en tegelijkertijd een stimulans voor individuele melkgeitenhouders om verder te verduurzamen. Ook biedt het instrument de mogelijkheid voor zuivelverwerkers om, desgewenst, differentiatie in de melkprijs aan te brengen. Via de bij de NGZO aangesloten zuivelverwerkers worden geitenhouders gestimuleerd deel te nemen aan het programma. In 2018 deed 65% van de 356 melkgeitenhouders op vrijwillige basis mee. In 2019 lag dit percentage op 81%. Doelstelling is 100% deelname in 2022.

Ik heb op 10 september jl. met vertegenwoordigers van het Platform Melkgeitenhouderij gesproken over het implementatieplan. Ik heb daarbij mijn waardering uitgesproken voor de wijze waarop het platform verduurzaming in de eigen sector op de agenda heeft gezet. Het implementatieplan straalt urgentie en ambitie uit. Het is nu zaak om door te pakken en uitvoering te geven aan de acties en maatregelen uit het implementatieplan. Daarvoor is het van belang dat het implementatieplan breed wordt gesteund door melkgeitenhouders. In augustus zijn melkgeitenhouders via een webinar geïnformeerd over het implementatieplan. Voordat het implementatieplan definitief vastgesteld kan worden, wil het Platform Melkgeitenhouderij nog het gesprek en de discussie aangaan met de achterban. Door Covid-19 was dit lang onmogelijk, maar in de maand oktober zal alsnog een serie regionale bijeenkomsten plaatsvinden. Na deze bijeenkomsten kan het implementatieplan definitief worden vastgesteld, waarna ik het plan met uw Kamer zal delen.

Insecten

Naast de vijf grote dierlijke sectoren die hier boven aan de orde zijn gekomen, ben ik ook in gesprek met de insectensector. Dit is een jonge en nog kleine sector met veel ontwikkeling en potentie. Insecten zijn van nature afvalverwerkers, die organische reststromen en mest kunnen omzetten naar hoogwaardige eiwitten voor bijvoorbeeld veevoer. Deze sector kan daarom een rol vervullen die goed past in de kringloopvisie en levert bovendien een bijdrage aan de Nationale Eiwitstrategie.

Ik heb al eerder aangeven23 dat ik de ontwikkeling van deze sector wil faciliteren, maar dat de sectorpartijen zelf een leidende rol hebben bij de ontwikkeling van de insectensector. Aandacht vragen onder andere de gezondheidsrisico’s voor mens en dier, de milieueffecten in vergelijking tot andere (alternatieve) agrarische sectoren en vraagstukken rond het welzijn van insecten. De sector heeft deze uitdaging opgepakt en, samen met een werkgroep van de verschillende betrokkenen24 en mijn ministerie, een visie en agenda gemaakt voor ontwikkeling en innovatie in de Nederlandse insectenketen.25 In de agenda zijn acties opgenomen om de voedselveiligheid te borgen, de veterinaire risico’s in beeld te brengen, veterinaire dienstverlening op te bouwen, kengetallen voor circulariteit en klimaat te ontwikkelen en economisch perspectief te ontwikkelen. Ook wordt ingezet op communicatie naar de maatschappij en educatie en kennisontwikkeling. Ik waardeer de inzet van de sector om te komen tot dit plan en zal de uitvoering waar nodig en mogelijk faciliteren.

Tot slot

Na een turbulente periode is het tijd om met hernieuwde energie de samenwerking op te pakken en uit te bouwen. Veel partijen zetten ambitie achter verdere verduurzaming. Ook zie ik dat er marktpartijen zijn die belangrijke inspanningen leveren om de voedselproductieketen toekomstbestendig te maken, niet zelden samen met maatschappelijke organisaties. Ik zie het als mijn taak deze beweging te ondersteunen en verder te stimuleren.

De uitdagingen zijn groot, maar als we gezamenlijk de handen ineen slaan, dan kunnen we, met de kennis en ondernemerszin die in de Nederlandse veehouderij aanwezig zijn, deze transitie zeker laten slagen. Voor iedere partij die daaraan bij wil dragen, staat mijn deur altijd open.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Het eerste resultatenoverzicht van het realisatieplan heb ik onlangs naar uw Kamer gestuurd (Kamerbrief Resultatenoverzicht realisatieplan visie LNV, d.d. 3 september 2020), Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 77.

X Noot
2

Zie hierover ook mijn Kamerbrief Resultatenoverzicht realisatieplan visie LNV (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 77 en de bijlage daarbij).

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Monitor Keurmerken Retail, IRI, 8 juni 2020, https://www.iriworldwide.com/IRI/media/Library/Keurmerken-rapport-2019–2-juni-2020-PERS.pdf, link bezocht op 17 september 2020. De omzet van BLK via Aldi en Lidl is niet meegenomen in deze monitor. Inclusief Aldi en Lidl komt de omzet van BLK op ruim 2,5 miljard euro.

X Noot
5

Voor een overzicht van in- en uitvoerwaarde van dierlijke producten naar landen om ons heen, zie: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83926NED/table?dl=3F419, tabel verkregen op 24 augustus 2020. Voor een bespreking van de Nederlandse agrarische sectoren in internationaal verband, zie: https://research.wur.nl/en/publications/de-nederlandse-agrarische-sector-in-internationaal-verband.

X Noot
6

Kamerstuk 32 670, nr. 199

X Noot
7

Kamerstuk 33 037, nr. 374

X Noot
8

Kamerstukken 29 383 en 28 973, nr. 345

X Noot
11

De sporen zijn: (1) goede zorg voor de leefomgeving, (2) centrale positie in de circulaire economie, (3) erkende bijdrage aan klimaat- en energietransitie, (4) robuuste en gezonde varkens in een diervriendelijke houderij, (5) mondiaal koploper in markgerichtheid en ketensamenwerking

X Noot
12

Kamerstuk 35 334, nr. 82

X Noot
13

Kamerstuk 33 037, nr. 374

X Noot
15

Algemeen overleg over Dierziekten en Antibioticabeleid op 15 februari 2018, Kamerstuk 29 683, nr. 242

X Noot
16

Kamerstuk 25 295, nr. 346

X Noot
17

Kamerstuk 28 625, nr. 194

X Noot
18

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1246

X Noot
19

Kamerstuk 28 286, nr. 939

X Noot
20

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3544

X Noot
22

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3544

X Noot
23

Zie mijn brief van 28 augustus 2018, Kamerstuk 33 043, nr. 96

X Noot
24

CBL, Dierenbescherming, HAS Hogeschool, Ministerie van LNV, Nevedi, NVWA, Venik, WUR.

Naar boven