28 286 Dierenwelzijn

Nr. 745 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2014

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Economische Zaken van 22 april jl. is verzocht om een kabinetsreactie op de publicatie «omstandigheden in de vee-industrie» van TNS NIPO.

De rapportage beschrijft de uitkomsten van een enquête die TNS NIPO in opdracht van «Wakker Dier» heeft uitgevoerd onder 1.400 Nederlanders. In de enquête is gevraagd om een volgorde aan te brengen in negen door wetenschappers beschreven omstandigheden in de veehouderij. Hierbij is gevraagd om aan te geven welk van de voorgelegde situaties zij het meest onaanvaardbaar vinden. In het onderzoek zijn de respondenten ook verder uitgesplitst in leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, woonomgeving en kiesgedrag.

In de dierenwelzijnbrief van 4 oktober 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 651) heb ik aangegeven waar ik mij ten aanzien van dierenwelzijn, voor landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren en vissen, in de komende periode voor ga inzetten en met de brief d.d. 4 april jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 729) geeft daarnaast de laatste stand van zaken ten aanzien van moties en toezeggingen uit uw Kamer weer. Ik heb daarbij ook aangegeven dat dierenwelzijn een integraal onderdeel is van de bedrijfsvoering in de veehouderij. Op dierenwelzijnsgebied behoort Nederland tot de koplopers. Van belang daarbij is dat de hoge ambities van Nederland ook hun weerslag krijgen in Europese regels. Dit is niet alleen belangrijk voor eerlijke concurrentieverhoudingen, maar ook voor de verbetering van dierenwelzijn in andere EU-lidstaten.

In het hierna volgende geef ik voor elk van de in het rapport beschreven situaties aan wat mijn inzet is. Ik volg hierbij de volgorde van de situaties in het rapport:

1. Slachten van vis

In de beleidsbrief Dierenwelzijn heb ik aangegeven dat het bedwelmen en doden van vis een aandachtspunt is. In de brief van 4 april jl. is een overzicht gegeven van de onderzoeken die lopen. Daarnaast zal met de inwerkingtreding van het Besluit houders van dieren per 1 juli a.s. regelgeving van kracht worden voor het bedwelmen van paling voor de slacht. Deze regels zullen ook van toepassing zijn op wildgevangen paling.

2. Huisvesting vleesvarkens

Varkens zijn intelligente dieren met behoefte aan sociale interactie en de mogelijkheid tot exploratie- en speelgedrag. Er gelden minimum eisen voor de beschikbaarheid van afleidingsmaterialen en oppervlakte per dier. In de Verklaring van Dalfsen hebben LTO Nederland, NVV en Dierenbescherming afspraken gemaakt om de komende de jaren te komen tot een situatie waarbij couperen achterwege kan blijven. Er is praktijkonderzoek opgestart om middels hokverrijking, verstrekking van stro (of vergelijkbare natuurlijke materialen), aanpassing van voeding en management de situatie zo te maken dat couperen op termijn achterwege kan blijven. In de brief van 4 april jl. heb ik aangegeven hoe dit proces verloopt, mede ter uitvoering van de motie Van Dekken (Kamerstuk 28 286, nr. 666).

3. Kippenras- vleeskuikens

Mijn ambitie is een diervriendelijke en duurzame pluimveehouderij. Naast het verhogen van het wettelijk niveau van dierenwelzijn voor vleeskuikens in Europees verband stimuleer ik het bedrijfsleven om via de markt extra stappen te zetten conform de aanpak van het Verbond van Den Bosch.

4. Zeug in kraamhok

Vanaf 1 januari 2013 is het houden van zeugen in groepshuisvesting verplicht. In Nederland is de periode waarin de zeugen in kraamhokken worden gehouden verhoudingsgewijs kort. De afgelopen jaren is reeds een ontwikkeling ingezet waarbij een kraamhok nieuwe stijl ontwikkeld is, het zogenoemde Pro Dromi® kraamhok. Het gedrag en de behoeften van de zeug, biggen en zeugenhouder staan hier centraal. Zo wordt onder andere voorzien in het verstrekken van materiaal dat gebruikt kan worden om afleiding te verschaffen, maar ook als nestmateriaal kan worden gebruikt. Hiermee wordt voor de zeug de mogelijkheden om natuurlijk gedrag te vertonen verruimd. Over de 4-dageneis groepshuisvesting zeugen informeer ik uw Kamer op korte termijn.

5. Verenpikkerij leghennen

Mijn beleid is er op gericht het verrichten van lichamelijke ingrepen bij dieren te voorkomen en, voor zover deze zijn nu nog zijn toegestaan, waar mogelijk te beëindigen. Sinds 2013 zijn de inspanningen van overheid en pluimveesector meer gericht op het definiëren van «best practices» om verenpikken en kannibalisme te voorkomen, op de monitoring van praktijkkoppels met intacte snavels en op de inventarisatie van noodmaatregelen bij ernstige situaties van verenpikkerij. Ik verwijs u voor het verbod ingrepen bij pluimvee naar mijn brief d.d. 9 juni 2013 (Kamerstuk 31 389, nr. 129).

6. Klauwproblemen bij melkvee

Op dit moment wordt het mede door de overheid gefinancierde project, «grip op klauwen», afgerond. Omdat een goede klauwgezondheid zich niet alleen vertaalt in verbetering dierenwelzijn, maar ook bedrijfseconomische voordelen biedt, ben ik er van overtuigd dat hier in de toekomst veel initiatieven in de vorm van voorlichting en verbetering zullen blijven bestaan.

7. Keizersnede bij vleesrunderen

Ik heb de sector conform de beleidsbrief Dierenwelzijn gevraagd om met een plan van aanpak te komen om het aantal routinematig uitgevoerde keizersnedes te verminderen. Ik hoop dat het voor de zomer uit te brengen plan van aanpak voldoende basis vormt om de stelselmatige keizersnede voor deze rassen op den duur te kunnen uitbannen.

8. Veetransport varkens

Ik zet mij ervoor in dat de maximale transporttijd voor dieren die geslacht worden wordt beperkt tot acht uur. Zoals toegezegd tijdens het mondelinge vragenuur van 20 mei jl. (Handelingen II 2013/14, nr. 84, item 6) ontvangt u in het verslag van de Landbouwraad een uitgebreide toelichting hierop. Daarnaast verwijs ik uw Kamer naar mijn besluit inzake het kwaliteitssysteem QLL van 27 januari jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 393).

9. Vangmethoden vleeskuikens

Mijn inzet is dat vleeskuikens gevangen en geladen worden met zo veel mogelijk aandacht voor hun welzijn en zo min mogelijk vangschade. Dit is in het belang van de dieren, maar ook die van de pluimveehouders. De NVWA houdt de vinger aan de pols bij de postmortem-controle aan de slachtlijn, waarbij men grenswaarden hanteert voor o.a. het percentage vleeskuikens met omvangrijk vleugelletsel. Ik verwijs ik u verder naar mijn brief van 9 mei jl. aan uw Kamer over pootfracturen bij slachtdieren (Kamerstuk 33 835, nr. 5).

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven