33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2014

In het VAO NVWA van 6 februari jl. (Kamerstuk 33 835, nr. 4) heb ik uw Kamer toegezegd informatie te verstrekken over pootfracturen bij dieren die naar slachterijen worden vervoerd. Onderstaand treft u deze informatie aan.

Achtereenvolgens wordt ingegaan op het wettelijk kader, de registratie van de pootfracturen en de handhaving.

Wettelijk kader

Een fractuur is een breuk in het bot. Dieren kunnen op verschillende momenten pootfracturen oplopen (of bij kippen ook vleugelfracturen): op het veehouderijbedrijf, tijdens het transport, bij het op- en afladen of tijdens het verblijf op het slachthuis. Het is van buitenaf niet altijd vast te stellen of een bot gebroken is en/of op welk moment de breuk is ontstaan.

Dieren met een pootfractuur mogen niet worden vervoerd1. Zij zijn niet in staat zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen, en dus niet geschikt voor vervoer. Een dier dat op het veehouderijbedrijf een poot heeft gebroken mag daarom niet worden opgeladen en moet op het bedrijf worden behandeld of gedood. Ook kan de boer kiezen voor de zogenaamde noodslachting. Een niet-ziek dier met bijvoorbeeld een pootfractuur wordt dan door de dierenarts Ante Mortem (AM) gekeurd en daarna gedood. Vervolgens wordt het dier aangeboden aan de slachterij voor verwerking voor menselijke consumptie. Op de slachterij beslist de toezichthoudend dierenarts van de NVWA hierover.

Een dier met een pootfractuur is dus niet zonder meer ongeschikt voor menselijke consumptie.

Voor pluimvee geldt dat bij de aanvoer op een slachthuis sprake kan zijn van letsel en soms ook van dode dieren. Dieren die op de veehouderij al zichtbaar gewond zijn, mogen niet worden vervoerd, maar moeten ter plekke worden gedood. De wijze van vangen, het transport en het lossen kunnen leiden tot letsel en sterfte bij een aantal dieren. De NVWA hanteert grenswaarden bij het toezicht op slachthuizen, namelijk 0,5% voor het aantal dode dieren bij aankomst (DOA, death on arrival) en 2% voor het percentage gewonde dieren bij de post mortem-keuring.

Registraties

Er is geen landelijke database van de aantallen fracturen in de diverse stadia van transport (voor, tijdens en na het transport). Slachthuizen moeten over een HACCP-procedure2 beschikken die het welzijn van de dieren bij aankomst garandeert. Daaruit vloeit voort dat dieren die bij aankomst op het slachthuis gewond blijken te zijn of zijn gestorven worden genoteerd. Tevens moet de exploitant van het slachthuis passende maatregelen nemen voor deze dieren, ook om herhaling bij een volgend transport te voorkomen. Bij gewonde dieren is niet altijd vast te stellen dat er sprake is van een fractuur. Dieren die niet kunnen lopen worden ter plekke gedood.

Gebaseerd op gegevens van enkele grote varkens- en runderslachterijen kan redelijkerwijs worden aangegeven dat het aantal fracturen bij varkens gemiddeld 0,05% van de aangevoerde dieren betreft en bij runderen gemiddeld 0,013%.

Voor pluimvee was het gemiddeld sterftepercentage (DOA) in alle pluimveeslachthuizen in 2013 0,18% voor vleeskuikens en 0,17% voor slachtkippen. Uit een kleine steekproef van de NVWA in 2013 bleek bij gemiddeld 3% van de dieren omvangrijk vleugelletsel (met een variatie van 0 tot 8%).

Handhaving

De NVWA houdt toezicht op de naleving van de regels voor dierenwelzijn op het veehouderijbedrijf, tijdens het transport en in het slachthuis.

In 2012 en 2013 zijn 32 boeterapporten opgemaakt en schriftelijke waarschuwingen gegeven aan transporteurs en veehouders die dieren (varkens, runderen, schapen en geiten) met een pootfractuur hadden vervoerd of laten vervoeren.

Ten aanzien van pluimvee zijn in 2013 45 diergeneeskundige verklaringen opgemaakt. In 40 gevallen ging het om een verhoogd percentage DOA en 5 keer betrof het letsel bij de dieren.

Verder beoordeelt de NVWA periodiek of het bedrijf de eigen HACCP-procedures naleeft.

De NVWA heeft in 2013 een project uitgevoerd in de pluimveeketen naar het vervoer van pluimvee. Het verslag van dit project is medio mei 2014 gereed en zal ik u doen toekomen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Transportverordening (EG) Nr. 1/2005, Bijlage I, hoofdstuk I punt 1: «alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd, en de vervoersomstandigheden moeten van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.»

Idem punt 2: «Gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd, met name in de volgende gevallen»:

- 2a: «wanneer de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 853/2004, Bijlage II, sectie II, punten 1, 2f en 3

Naar boven