28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1296 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2023

In aanvulling op mijn verzamelbrief van 26 mei 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1293), informeer ik u hierbij over de stand van zaken van dierenwelzijnsonderwerpen en openstaande moties en toezeggingen, in aanvulling op de eerdere verzamelbrief. Ook vindt u in deze brief mijn reactie op de zienswijze «Doden van zorgbehoevende dieren» zoals verzocht door de vaste Commissie.

Hitte

Plan van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren

Vanwege de steeds warmer wordende zomers, is aandacht en actie voor het voorkomen en beperken van hittestress van groot belang voor het welzijn van dieren. In april van 2022 is daarom het plan van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 28 286, nr. 1255). Via dit plan werkt het Ministerie van LNV met de NVWA en sectorpartijen gestructureerd samen aan het voorkómen van hittestress bij landbouwhuisdieren in de wei, in de stal, tijdens transport en in slachterijen.

Jaarlijks wordt het plan van aanpak geactualiseerd en aangevuld. Ik heb daarom toegezegd om de Tweede Kamer voor de zomer van 2023 een geactualiseerde versie van het plan van aanpak te sturen (Kamerstuk 28 286, nr. 1267). Deze geactualiseerde versie is als bijlage 1 bij deze brief bijgevoegd. Hiermee heb ik invulling gegeven aan deze toezegging.

Het geactualiseerde plan van aanpak bevat een terugblik op de resultaten van het eerste jaar van de samenwerking. Er zijn bijvoorbeeld open normen in het kader van hittestress ingevuld: de open norm voor beschutting in de wei voor runderen (inclusief kalveren in iglo’s), schapen en paarden en de open norm voor nood- en alarmsystemen in stallen met kunstmatige ventilatie. Over de invulling van laatstgenoemde open norm en de aanstaande inwerkingtreding van nieuwe regelgeving bent u in de verzamelbrief van 26 mei 2023 nader geïnformeerd. De sectoren hebben daarnaast ter voorkoming van hittestress handvatten geboden aan ondernemers via hittetools en -protocollen. Ook is er onderzoek gedaan, onder andere naar het klimaat in veewagens, zodat het diercomfort- en welzijn structureel kan worden verbeterd.

In het komende jaar zetten de betrokken partijen de gezamenlijke inzet voort. Na de terugblik in het plan van aanpak volgt daarom per hoofdstuk een overzicht van de openstaande en nieuwe acties voor het komende jaar. Voorbeelden van openstaande of nieuwe acties zijn het verder afstemmen met gemeenten, provincies en dierhouders over vergunningverlening voor beschutting in de weide, het verlagen van de maximale temperatuur voor diertransporten en het updaten en evalueren van verschillende acties van het plan. LNV streeft, als eigenaar van het plan, samen met betrokken partijen naar een zo gedragen mogelijk plan. Vanwege de diversiteit aan betrokken partijen en vanwege het verschil van inzicht tussen overheid en sector, worden niet alle acties in het plan onderschreven door iedere betrokken partij.

Beleidsregel maximum temperatuur diertransport

Op 19 december jl.1 heb ik de Kamer geïnformeerd dat ik voornemens ben om, conform de motie van het lid Vestering2, de bestaande beleidsregel die diertransport boven de 35 graden Celsius verbiedt, aan te passen. De motie van 8 december jl.3, tevens van het lid Vestering, vroeg mij deze beleidsregel voor dit voorjaar aan te passen en de EFSA adviezen hierbij te betrekken. Ondanks de stappen die hierop afgelopen periode zijn gezet, lukt dit helaas niet. Zoals ik ook destijds in mijn reactie op de motie heb aangegeven, was het tijdspad om de beleidsregel voor het voorjaar aan te passen al zeer ambitieus vanwege de benodigde acties, zoals de uitvoerings- en handhavingstoets en de notificatie bij de Europese Commissie, die ondernomen moeten worden en de daarbij behorende doorlooptijden.

Ik weet dat de Kamer kritisch is op de vaart die gemaakt moet worden op het dossier. De wens om snel dieren beter te beschermen tegen hittestress tijdens vervoer deel ik volledig, en ik zal hier uitvoering aan geven, ook al kost dit meer tijd dan voorzien. Het is echter ook mijn verantwoordelijkheid als Minister om er zorg voor te dragen dat bij beleidswijzigingen de impact op alle betrokkenen wordt meegewogen en dat deze handhaafbaar zijn. Ik heb de sector begin dit jaar gevraagd een impactanalyse te maken. Zij hebben aangegeven in september dit jaar de impact in kaart gebracht te kunnen hebben. De impact op de sector zal niet per definitie doorslaggevend zijn in mijn uiteindelijke besluit, maar ik heb deze analyse wel nodig om de beleidsregel op juiste wijze en met de juiste onderbouwing aan te passen. Dit is ook nodig om verschuiving van mogelijk nadelige effecten op dierenwelzijn te voorkomen en waar nodig hier flankerende maatregelen voor te treffen. De sector heeft gevraagd om de slachttijden te vervroegen op warme dagen, zodat eerder in de nacht tijdens de koelere momenten geslacht kan worden. Uit analyse van de NVWA blijkt echter dat eerder beginnen met slachten geen positief effect heeft op het dierenwelzijn, omdat dat zou betekenen dat dieren tijdens hete momenten op de dag al gevangen of geladen en vervoerd moeten worden. In het najaar worden de voorstellen van de Europese Commissie voor de herziening van de dierenwelzijnsregelgeving, waaronder ook de herziening van de transportverordening, verwacht. Mij is verzocht om, conform motie van het lid Vestering van 19 april jl.4, op Europees niveau te pleiten voor het overnemen van de EFSA adviezen ten aanzien van de maximum temperatuur voor diertransport. Ik zal de Europese Commissie hiertoe zo snel mogelijk oproepen, op een daartoe geschikt moment. Het is overigens niet mijn verwachting dat hier gehoor aan zal worden gegeven, vanwege de gigantische impact die dit zal hebben, met name voor de zuidelijke lidstaten.

Zodra het beeld van de impact van het verlagen van de maximum temperatuur voor diertransport en eventueel benodigd flankerend beleid gereed is, zal ik de beleidsregel aanpassen. Indien dee voorstellen van de Europese Commissie gereed zijn, zijn deze relevant omdat ik zo mogelijk wil voorkomen dat de nieuwe transportverordening op korte termijn een aanvullende wijziging noodzakelijk maakt.

Ik wil benadrukken dat er ook komende zomer veel aandacht is voor het tegengaan van hittestress bij dieren, waaronder tijdens transport. Ik verwijs hiervoor ook naar het eerder genoemde «Plan van aanpak voor hittestress bij landbouwhuisdieren» en de stappen die hierop door de betrokken partijen zijn, en worden gezet.

Evaluatie NVWA hitte 2020–2022

In oktober 2020 heb ik de vragen over de Verantwoordingsrapportage en het jaarbeeld 2019 van de NVWA beantwoord. Bij één van deze antwoorden is een toezegging gedaan die abusievelijk niet is afgedaan.

Het betreft de toezegging in het antwoord bij vraag 141 (Kamerstuk 33 835, nr. 173). Gevraagd werd van hoeveel transporten de NVWA in de eerste helft van 2020 de GPS- en temperatuurdata heeft ontvangen om te evalueren hoe het temperatuurverloop in de wagen is bij omgevingstemperaturen van 27 graden Celsius of hoger. Mijn voorganger heeft hierop geantwoord dat de NVWA de GPS- en temperatuurdata op zou vragen van transporten in de periode juli tot en met september 2020 om deze te evalueren, en de Kamer na afronding van de evaluatie zou informeren. Dit laatste is niet gebeurd en wil ik bij deze herstellen. Omdat we inmiddels een aantal jaar verder zijn, betrek ik ook de meest recente cijfers hierbij van 2021 en 2022.

Weeknr

Aantal zendingen

Status

Temperatuur1

Maatregelen 35+

Opgevraagd

Ontvangen

Beoordeeld

30+

35+

Geen

RvB

NCP*

27–39 2020

1.400

671

6062

606

346

27

0

16

11

23–34 2021

1.166

468

447

439

173

24

21

1

3

18–29 2022

2.500

1.021

976

976

538

11

1

6

4

X Noot
1

Het betreft hier de gemeten temperatuur in de wagen, wanneer de omgevingstemperatuur hoger is dan 27 graden.

X Noot
2

Het verschil wordt veroorzaakt door – veelal buitenlandse – transporteurs die niet reageren. Daar kan indien daar aanleiding voor is een sanctie voor gegeven worden, namelijk het intrekken van het recht om dieren op Nederlands grondgebied te vervoeren. Overigens kunnen Nederlandse transporteurs die in het buitenland werken dezelfde vraag krijgen van buitenlandse autoriteiten.

De Europese transportverordening geeft aan dat gehandhaafd moet worden bij een temperatuur van 30+, met een afwijking van 5 graden. In de praktijk betekent dit dat gehandhaafd wordt bij een temperatuur van 35 graden of hoger tijdens lang transport. De toezichthouder heeft drie opties:

  • Geen maatregel: De overschrijding van de 35 graden vond in veel gevallen kortstondig plaats (totale duur minder dan 1 uur) of betrof een minimale overschrijding (binnen de tolerantie qua afwijking van de sensoren). In die gevallen wordt geen maatregel opgelegd.

  • RvB: Rapport van Bevindingen, met een boete tot gevolg, t.a.v. Nederlandse transporteur.

  • NCP: Melding naar Nationaal Contactpoint bij een buitenlandse vervoerder. Het is dan aan de betreffende lidstaat om te handhaven op de overtreding.

Door de grote verschillen tussen de jaren in temperaturen, is een vergelijking tussen de drie jaren niet te maken. In 2020 en in 2022 was er sprake van extreme hitte. In 2021 was het een relatief koele zomer. Daarnaast zijn ook de gemeten weken niet uniform.

Een voorzichtige conclusie is dat overschrijding van de 35 graden grens relatief minder vaak is voorgekomen in 2022. De zomer van 2022 kenmerkte zich door regelmatig langdurige perioden van zeer hoge temperaturen in Europa. Dit heeft echter in verhouding tot 2020 niet geleid tot een hoger percentage overschrijding van 35 gradengrens tijdens het transport.

In 2020 lag het aantal zendingen met een overschrijding 35-gradengrens van langer dan 1 uur beduidend hoger dan in 2022, namelijk 27 ten opzichte van 11.

De genomen maatregelen zijn daarmee in verhouding ook lager in 2022: 11 meldingen naar het buitenland in 2020 t.o.v. 4 in 2022 en 16 RvB’s in 2020 t.o.v. 6 in 2022. De NVWA handhaaft sinds juli 2020 op mijn verzoek (Kamerstuk 28 286, nr. 1123) – door middel van een nacontrole op alle lange transporten waarbij de temperatuur op de route 27 graden of meer is – strenger op de norm genoemd in de Europese transportverordening (maximale temperatuur 30 graden, met een afwijking van 5 graden voor lange transporten). Het is lastig om hier conclusies aan te verbinden, maar het is mogelijk dat de bekendheid met de strengere nacontroles door de NVWA, in combinatie met de samenwerking tussen het Ministerie van LNV, de NVWA en sectorpartijen op basis van het plan van aanpak hittestress een effect hebben gehad op het aantal door de sectorpartijen genomen maatregelen in 2022, terwijl de zomer net als in 2020 erg warm was.

Het doden van dieren

Op 16 mei jl. heeft de Tweede Kamer een amendement aangenomen dat de regering de opdracht geeft om bij algemene maatregel van bestuur het doden van ganzen en van zoogdieren die zijn opgenomen op de huis- en hobbydierenlijst, te verbieden (Kamerstuk 35 892, nr. 22). Ik heb tijdens de plenaire behandeling van de «Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing» op 11 mei jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 80, Debat over de wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing) aangegeven dat ik over een half jaar de gevraagde uitwerking hiervan in een AMvB ter voorhang zal aanbieden aan beide Kamers.

In deze brief richt ik me op andere stappen die gezet zijn en moeten worden op dit thema binnen de veehouderij. Hiermee voldoe ik ook aan het verzoek van de vaste Commissie LNV om reactie op de zienswijze «Doden van zorgbehoevende dieren». Het doden van bedrijfsmatig gehouden dieren is onlosmakelijk verbonden aan de zorgplicht voor deze dieren. Zoals ik ook al in eerdere brieven stelde, betreft dit een emotioneel en moreel beladen onderwerp dat vragen oproept en onderdeel is van de maatschappelijke discussie (Kamerstuk 28 286, nrs. 1261 en 1293). Ik snap die discussie heel goed en wil deze dan ook zeker niet uit de weg gaan. Wel ben ik van mening dat in de veehouderij, zeker wanneer het jonge dieren betreft, er situaties zijn waarin het doden van dieren die geen toekomst hebben nodig is. Het is in dergelijke situaties niet altijd mogelijk of wenselijk om te wachten tot een dierenarts het dier kan euthanaseren, omdat dit het lijden van het dier verlengt. Het doden door de betreffende houder is wettelijk toegestaan in de Europese Verordening (EC) 1099/2009 inzake bescherming van dieren bij het doden, mits wordt voldaan aan de voorgeschreven eisen om het welzijn tijdens doden te borgen. Eventuele misstanden op dit gebied keur ik ten zeerste af.

RDA Zienswijze Doden van zorgbehoevende dieren

In de zienswijze geeft de RDA vier concrete aanbevelingen die een houvast kunnen bieden en een genuanceerde discussie mogelijk kunnen maken. Deze aanbevelingen luiden: 1. Doe meer aan preventie; 2. Begin bij een zorgvuldige afweging; 3. Zorg voor een verantwoorde uitvoering en 4. Maak het onderwerp beter bespreekbaar. De aanbevelingen van de RDA zijn voor mij zinvol en herkenbaar en in lijn met mijn beleid. De vier aanbevelingen zijn niet alleen een zaak voor overheden, maar voor iedereen. Ook sectorpartijen, de wetenschap én burgers spelen een rol hierin. Dit gebeurt ook al. De stappen die de afgelopen jaren op dit vlak reeds gezet zijn, licht ik graag hieronder toe. In samenhang moeten onderstaande stappen leiden tot het zoveel mogelijk voorkomen van euthanasie van zorgbehoevende dieren en – indien een dier toch geëuthanaseerd moet worden – het borgen van het welzijn tijdens het doden. Hier ligt uiteindelijk een grote verantwoordelijkheid voor de sector zelf.

Leidraad doden op primaire bedrijf

Mede op basis van overleg met de Europese Commissie moet worden geconcludeerd dat de methoden zoals vermeld in de Europese Verordening (EG) nr. 1099/2009 ter bescherming van het dierenwelzijn ook gelden bij het doden van dieren op het primaire bedrijf. Het is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn van belang om over een goede en tegelijkertijd betaalbare dodingsmethode te beschikken die door de dierhouder zelf kan worden uitgevoerd. Een eerste stap om daaraan tegemoet te komen is door inzicht te geven in de methoden zijn toegestaan volgens Verordening (EG) nr. 1099/2009 en welke andere randvoorwaarden gelden wanneer men zelf een dier doodt op het primaire bedrijf.

Ik heb samen met onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR) en Centre for Sustainable Animal Stewardship (CenSAS) ingezet op een praktische leidraad over hoe, binnen het wettelijk kader, gehandeld moet worden wanneer een veehouder een dier doodt op het primaire bedrijf. De NVWA zal haar website deze zomer hierop aanpassen. Om te achterhalen wat houders van dieren kan weerhouden de juiste methoden toe te passen, heb ik onderzoekers van WUR en CenSAS gevraagd naar hiaten op het gebied van doden in wetgeving en oplossingsrichtingen voor deze hiaten. Op basis van deze resultaten heb ik een aantal voorstellen voor verbetering van de Verordening ingebracht bij de Europese Commissie voor de herziening van de Europese welzijnswetgeving. Ik blijf mij ervoor inzetten dat deze voorstellen in de nieuwe verordening worden overgenomen.

Rapport beleidsondersteunend onderzoek

Om dierhouders te ondersteunen is het van belang om een transparante en navolgbare besluitvorming omtrent het doden van dieren inzichtelijk te maken. Het transparant maken van de onderbouwde afweging tussen (verder) behandelen of de keuze tot euthanasie zal bijdragen aan een breder draagvlak en begrip voor de omgang met zorgdieren in de dierhouderij. Via het beleidsondersteunend onderzoek «Verantwoorde omgang met zorgdieren en euthanasie op het primaire bedrijf» heb ik, samen met onderzoeksinstellingen, sectoren en een NGO ingezet op de ontwikkeling van beslisondersteuners voor konijnen en schapen. Dit zijn afwegingskaders die een veehouder kunnen ondersteunen de beslissing tot euthanasie transparant te maken. Het rapport, inclusief de beslisondersteuners, zijn als bijlage toegevoegd aan deze Kamerbrief (bijlage 2). Ik ben alle betrokkenen dankbaar voor hun constructieve inzet binnen dit onderzoek de afgelopen twee jaar en moedig andere sectoren aan de handschoen ook zelf op te pakken om te komen tot beslisondersteuners.

Vervolgstappen: inzet op praktijkgericht onderzoek

Ten slotte wil ik blijven inzetten om, conform de aanbeveling van de RDA, dit onderwerp beter bespreekbaar te maken en kennis hierover goed te laten landen in de praktijk bij (toekomstige) veehouders en erfbetreders. Ik ben voornemens dit te doen via het onderzoeksprogramma van Regieorgaan Stichting Innovatie Alliantie (SIA) die tot doel het bevorderden van de kwaliteit en de impact van het praktijkgericht onderzoek van hogescholen heeft. Samen met hen wil ik een hulpvraag uitzetten bij Hogescholen om in kaart te brengen wat er nodig is om directe belanghebbenden, namelijk (toekomstige) veehouders en erfbetreders, te ondersteunen en stimuleren om het doden van dieren op het primaire bedrijf op een verantwoordelijke wijze in te richten. Het streven is dat deze samenwerking vanaf januari 2024 gaat lopen.

Ingreep snavelbehandeling bij pluimvee

De snavelbehandeling bij leghennen en moederdieren van reguliere vleeskuikens is reeds verboden. Deze groep vertegenwoordigd ruim 90 procent van het in Nederland gehouden pluimvee. Op dit moment is het echter nog wel toegestaan om de snavel te behandelen bij vaderdieren uit de vermeerderingssector, legouderdieren, (over)grootouderdieren, moederdieren van trager groeiende vleeskuikens, eendagskuikens bestemd voor export en kalkoenen af. De ingreep wordt bij deze categorieën pluimvee uitgevoerd om te voorkomen dat de dieren elkaar beschadigen tijdens het pikken. De dieren kunnen daardoor ernstige huid- en veerbeschadigingen oplopen die kunnen leiden tot de dood. Daarom is voor genoemde diercategorieën een vrijstelling verleend van het verbod op snavelbehandelen. Deze loopt af op 1 september 2023. Er wordt gewerkt aan mogelijkheden om ingrepen vanuit oogpunt van dierenwelzijn op een verantwoorde manier achterwege te laten. De Stuurgroep Ingrepen Pluimvee7 adviseert mij hierover. Daarbij weegt de Stuurgroep de gevolgen af voor het welzijn van de dieren bij het achterwege laten van de ingreep, ten opzichte van de gevolgen voor het welzijn van de dieren bij het toepassen van de ingreep.

Uiteindelijk is het streven om de ingreep volledig uit te faseren voor alle hierboven genoemde categorien. Dat past ook in de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij die aansluit bij de zienswijze van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA). In dat kader zal ik overgaan tot het heroverwegen/maximaal uitfaseren van de nu nog toegestane ingrepen8. Dat geldt dus ook voor de ingreep waar het hier om gaat. Om nadelige gevolgen voor het welzijn van dieren te voorkomen is is het nu echter nog nodig de vrijstelling per 1 september 2023 voor een aantal diercategorien te verlengen. Ik baseer mij hierbij op het advies van de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee (zie bijlage 3).

De Stuurgroep geeft aan dat het achterwege laten van de ingreep aan de snavel bij vaderdieren uit de vermeerderingssector verantwoord kan gebeuren. Dit geldt zowel voor de hanen van de reguliere als de tragergroeiende rassen. Ik ben blij dat er weer een stap is gezet en de snavelbehandeling bij vaderdieren in de vermeerderingssector achterwege kan blijven. Concreet betekent het dat vanaf 1 september 2023 de ingreep bij deze groep dieren niet meer toegepast mag en zal worden.

Voor de overige pluimvee categorieën adviseert de Stuurgroep de vrijstelling te verlengen met drie jaar voor de moederdieren van trager groeiende vleeskuikens en vijf jaar voor de overige categorieën. Voor de moederdieren van trager groeiende vleeskuikens, legouderdieren en (over)grootouderdieren geldt dat er meer (praktijk)onderzoek nodig is om de dieren op een zodanige manier te houden dat de ingreep achterwege gelaten kan worden.

Voor de kalkoenen is er nog geen zicht op oplossingen. Een bijzondere categorie is de groep dieren die als eendagskuikens geëxporteerd worden. Voor deze dieren geldt dat wanneer de behandeling niet in Nederland gebeurt deze alsnog op de plaats van bestemming zal worden uitgevoerd. De Stuurgroep acht een dergelijk effect in het buitenland onwenselijk omdat er een veel ingrijpender methode wordt gehanteerd. Inzet op Europees niveau is hiervoor nodig.

Ik heb er vertrouwen in dat uitfasering voor deze categorieën daadwerkelijk in zicht is. Ik volg daarom het advies van de Stuurgroep en verleng de vrijstellingen tot respectievelijk 1 september 2026 (voor de moederdieren voor tragergroeiende vleeskuikens) en 1 september 2028 (voor eendagskuikens voor bestemd voor export, legouderdieren, (over)grootouderdieren en kalkoenen). Ik zal mij komende tijd ook op EU niveau blijven inzetten voor het uitfaseren van de ingrepen.

Registeren stalbezettingen

Ten aanzien van mijn toezegging tijdens het tweeminutendebat Dieren in de Veehouderij van 8 december 2022 aan de leden van Campen (VVD) en Bromet (GL) om bij de Minister van Justitie en Veiligheid er op aan te dringen om de cijfers van het aantal stalbezettingen te gaan bijhouden (Handelingen II 2022/23, nr. 33, item 10), kan ik u mededelen dat de Minister van Justitie en Veiligheid hier op in zal gaan in het eerste halfjaarbericht politie. Deze zal voor de zomer naar de Kamer zal worden gestuurd.

Export derde landen en certificering

Tijdens het begrotingsdebat van 7 december 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 32, item 13) heb ik aan lid Vestering toegezegd de Tweede Kamer te informeren wat mogelijk en wenselijk is voor de Nederlandse situatie met betrekking tot het in de motie gestelde verzoek om de bindende afspraken met niet-EU-landen (hierna: derde landen) voor de export van levende dieren te beëindigen (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 64).

Ik heb hier goed naar gekeken en informeer u dat Nederland per 31 december 2023 de betreffende bindende afspraken met derde landen zal beëindigen en geen nieuwe bilaterale afspraken voor de export van levend vee (herkauwers en varkens) meer zal faciliteren ten gunste van het Nederlandse bedrijfsleven. Hiermee geef ik een duidelijk signaal af dat ik geen voorstander ben van exporten van levend vee naar derde landen. Dit betekent niet dat de export van levend vee naar derde landen wordt verboden. Juridisch is dat niet mogelijk. Export van vee blijft mogelijk op basis van verzoekcertificering en op basis van bilaterale certificaten die zijn afgesproken tussen de EU en derde landen. Dit zijn er momenteel tien, met name met Euraziatische landen.

Bindende certificering heeft voordelen ten opzichte van verzoekcertificering doordat afspraken gemaakt tussen twee overheden meer zekerheid bieden. De kans op weigering van de dieren bij de grens en het ontstaan van dierenleed daarbij is daardoor minder groot. Om de genoemde (dierenwelzijns-)risico’s die samenhangen met verzoekcertificering in te perken, ga ik, samen met de NVWA, het proces en de voorwaarden van verzoekcertificering zo inrichten dat een aanvraag die daar niet aan voldoet niet in behandeling wordt genomen.

Daarnaast ga ik de komende jaren monitoren wat de effecten zijn van het beëindigen van bilaterale afspraken. Hierbij ga ik kijken naar het aantal dieren dat geëxporteerd wordt en de frequentie van eventuele incidenten waarbij dierenleed ontstaat.

Tot slot ga ik bij de EC aandringen om als EU geen nieuwe afspraken meer met derde landen te maken over de export van levend vee.

Huis- en hobbydierenlijst

Graag informeer ik u over de voortgang van de invoering van de huis- en hobbydierenlijst. In de verzamelbrief dierenwelzijn van 19 januari (Kamerstuk 28 286, nr. 1287) gaf ik aan dat momenteel wordt gewerkt aan de implementatie van de lijst. In samenwerking met de handhavende organisaties wordt de uitvoering verder uitgewerkt. Ik gaf aan dat ik verwachtte dat de lijst en de daarbij horende regelgeving (een wijziging van het Besluit houders van dieren en van de Regeling houders van dieren) halverwege 2023 in wet- en regelgeving zouden zijn vastgesteld en dat de geplande datum van inwerkingtreding van de lijst 1 januari 2024 was. De te nemen stappen in het proces, waaronder notificatie van het ontwerpbesluit bij de Europese Commissie en de uitvoering- en handhavingstoets door de handhavende organisaties, en de voorbereiding van de praktische uitvoering van de nieuwe lijst vergen meer tijd dan eerst was voorzien. Daarom verwacht ik dat de lijst en de wijzigingsregelgeving op hun vroegst aan het eind van 2023 kunnen worden vastgesteld. Gegeven het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten betekent dit dat inwerkingtreding voor het eerst op 1 juli 2024 mogelijk zal zijn.

Incident geëlektrocuteerde koeien

Zoals toegezegd in de beantwoording van Kamervragen van PvdD op 13 december 2022 over de 16 koeien die vermoedelijk zijn geëlektrocuteerd door een mestschuifsysteem (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1015) informeer ik de Kamer over de uitkomst naar het onderzoek van het incident met de 16 melkkoeien op een melkveebedrijf in Hooghalen.

Het onderzoek naar de oorzaak van het incident heeft uitgewezen dat de 16 koeien inderdaad zijn geëlektrocuteerd. Het doormeten van de elektrische installatie heeft aangetoond dat het mestschuifsysteem onder stroom is komen te staan. De mestschuif was aangesloten op één van de leidingen, waarin de kortsluiting is ontstaan. Hierdoor ontstond er een elektrisch spanningsverschil tussen de mestschuif en de vloer en/of het hekwerk binnen de stal. De mest en het vocht in de stal hebben hierbij gefungeerd als elektrische geleiders. Dit incident toont de essentie aan van het periodiek doormeten van de elektrische installatie op veehouderijlocaties om deze verschrikkelijk incidenten te voorkomen. Het periodiek doormeten van de elektrische installatie op veehouderijen moet het aantal stalbranden, met als oorzaak de elektrische installaties, verminderen. Zoals met de Kamer gedeeld in de brief van 26 mei jl. (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nrs. 2716 en 2718), is op 24 april jl. de internetconsultatie gestart van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van brandveiligheidsvoorschriften voor het houden van dieren voor productie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Kamerstuk 28 286, nr. 1286.

X Noot
2

Kamerstuk 35 830 XIV, nr. 10.

X Noot
3

Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 63.

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1526.

X Noot
7

De Stuurgroep bestaat uit verschillende partijen uit de pluimveeketen en de Dierenbescherming. Daarnaast wordt zij bijgestaan door onderzoekers van Wageningen Livestock Research en mijn ministerie.

X Noot
8

Kamerstuk 28 286, nr. 1265.

Naar boven