28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1062 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2019

Met deze brief informeer ik uw Kamer over diverse onderwerpen op het gebied van diergezondheid. In eerste instantie ga ik in op de stand van zaken van de Europese diergezondheidsverordening die per 21 april 2021 van toepassing zal zijn. Daarna ga ik in op Identificatie en Registratie (I&R) van dieren, zoals ook toegezegd tijdens het AO over mestbeleid en onregelmatigheden I&R. Tot slot geef ik een nadere toelichting op de actuele situatie van een aantal besmettelijke dierziekten.

De Europese diergezondheidsverordening

De nieuwe Europese diergezondheidsverordening (DGV), of Animal health regulation (AHR), is in april 2016 van kracht geworden en zal vanaf 21 april 2021 van toepassing zijn. Vrijwel alle bestaande Europese regelgeving op het gebied van diergezondheid wordt vervangen door de DGV. De DGV is een basisverordening die de Europese Commissie (EC) op uiteenlopende onderwerpen de bevoegdheid geeft om deze verordening door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen uit te werken. De afgelopen drie jaren heeft de EC de belangrijkste handelingen voorbereid. De EC heeft de lidstaten daar intensief bij betrokken. Bij het bepalen van de Nederlandse positie in de totstandkoming van deze handelingen hebben we relevante Nederlandse stakeholders nauw betrokken. De volgende stap van de EC was het voorleggen van de handelingen aan belanghebbenden door middel van internetconsultatie. Een aantal handelingen is reeds vastgesteld en de overige die in deze drie jaar zijn opgesteld worden op korte termijn ook vastgesteld.

Ten opzichte van de bestaande Europese regelgeving voor diergezondheid is, waar nodig en wenselijk, de regelgeving geactualiseerd, geharmoniseerd en geüniformeerd. Daarnaast zijn er ook inhoudelijk enkele veranderingen ten opzichte van de huidige regels. Er is meer aandacht voor preventie van dierziekten, voor antimicrobiële resistentie en voor de relatie tussen diergezondheid en dierenwelzijn. Tevens is opgenomen dat vaccinatie als maatregel voor bestrijding van dierziektes kan worden ingezet. Verder zijn er enkele wijzigingen ten aanzien van de lijst met ziekten waarop Europese regelgeving van toepassing is. Voor alle ziekten op deze lijst geldt dat een lidstaat een besmetting met die ziekte moet melden. De ziekten zijn ingedeeld in verschillende categorieën en afhankelijk van de categorie waarin de ziekte is ingedeeld kunnen of moeten lidstaten maatregelen treffen passend voor die categorie van ziekten. Onder andere Q-koorts en bovine virus diarree (BVD) zijn nieuw op de lijst, terwijl bijvoorbeeld blaasjesziekte bij varkens (SVD) geschrapt is.

De DGV en onderliggende regelgeving gaan ook over de I&R van dieren en locaties waar dieren worden gehouden. Hier is een aantal zaken nieuw ten opzichte van de huidige situatie. Zo wordt het, zoals ik in mijn brief over I&R voor paarden van 12 april jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1043) reeds heb aangegeven, straks ook verplicht om locaties van paarden te registreren en wordt een koppeling gerealiseerd tussen het paard, de houder en de locatie waar het paard verblijft. De DGV bevat echter ook een aantal nieuwe verplichtingen die tot toename van de (administratieve) lasten leiden en weinig bijdragen aan het tot een hoger niveau brengen van de diergezondheid. Zo moeten houders die slechts enkele stuks pluimvee hebben ook gaan voldoen aan eisen voor I&R en komen er ook verplichtingen voor houders van diersoorten waar nu nog geen eisen voor bestaan zoals bijen, hommels en kameelachtige dieren. Nederland heeft bij de totstandkoming van deze nieuwe regelgeving tegen deze eisen gepleit, maar kreeg hierbij weinig steun van andere lidstaten en de EC. De EC gaf daarbij aan dat ze lidstaten wel kan toestaan om uitzonderingen op deze verplichtingen toe te staan. De uitvoeringshandeling die deze uitzonderingen mogelijk maakt bereidt de Europese Commissie momenteel voor. Ik zet mij er bij de EC voor in dat het mogelijk wordt om uitzonderingen te maken op die verplichtingen die tot onevenredige belasting van de houders leiden.

Nu de inhoud van de belangrijkste Europese regelgeving vastligt, is het aan de lidstaten om de uitvoering van die regels voor te bereiden. In Nederland gebeurt dat in en op grond van de Wet dieren. Die wet zal voor het onderwerp «diergezondheid» in werking treden op 21 april 2021, het moment dat de DGV van toepassing wordt. Op dat moment moet ook de uitvoeringsregelgeving gereed zijn. De huidige diergezondheidsregels, die op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gebaseerd zijn, worden ingetrokken. Daar waar er nationale regelgeving nodig is om de DGV uit te voeren of waar aanvullende nationale regelgeving noodzakelijk is wordt die gebaseerd op de Wet dieren. Ik ben bezig met een aantal wijzigingsvoorstellen voor de Wet dieren. Het gaat om enkele technische wijzigingen om de nieuwe Europese regels goed te kunnen uitvoeren en een aantal kleine inhoudelijke aanpassingen van de diergezondheidsregels. Ik verwacht dat deze voorstellen in het voorjaar van 2020 aan uw Kamer kunnen worden aangeboden.

Identificatie en registratie van dieren op nationaal niveau

In het AO over mestbeleid en onregelmatigheden I&R op 13 december 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 349) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang van de ontwikkeling van het nieuwe interventiebeleid van de NVWA voor het toezicht op de I&R regeling in het kader van introductie van de bestuurlijke boete. De bestuurlijke boete is per 1 juli 2019 voor het toezichtgebied I&R toegevoegd aan het totale handhavingsinstrumentarium van de NVWA, dat loopt van het geven van een waarschuwing tot en met vervolging via het strafrecht in samenwerking met het Openbaar Ministerie. Welke handhavingsinstrumenten de NVWA inzet in bepaalde situaties, wordt uitgewerkt in specifiek interventiebeleid. De afgelopen periode heeft de NVWA benut om een concept van het specifiek interventiebeleid op te stellen voor I&R. De eerste informerende gesprekken met sectorpartijen hierover zijn reeds gevoerd. De komende weken zal de NVWA de sectorpartijen nader informeren over het nieuwe specifieke interventiebeleid middels daarvoor geplande sectorbijeenkomsten en reguliere overleggen. De verwachting is dat het nieuwe specifieke interventiebeleid eind oktober definitief kan worden vastgesteld. De NVWA heeft sinds 1 juli de mogelijkheid om voor overtredingen van de I&R regeling bestuurlijke boetes op te leggen. Dit betekent dat NVWA in principe in gevallen waar ze voorheen strafrecht inzette ze nu het bestuursrecht toepast. Zolang het specifieke interventiebeleid I&R nog niet is afgerond, wordt de keuze welk handhavingsinstrument in bepaalde situaties wordt ingezet, bepaald middels de bestaande (interne) werkinstructies. Voor overtredingen die hier niet in zijn opgenomen kan de NVWA ook handhavend optreden, maar wordt de keuze voor het meest geschikte handhavingsinstrument bepaald volgens het bestaande algemene interventiebeleid van de NVWA.

Met mijn brief van 7 december 2018 (Kamerstukken 33 037 en 28 286, nr. 329) heb ik uw Kamer geïnformeerd over alle verbetervoorstellen voor I&R voor runderen. Het ging hierbij om maatregelen van zowel de overheid als van de sector zelf. Diverse maatregelen zijn afgerond, zo is de maatregel waardoor kalveren eerst gemerkt moeten worden voordat ze gemeld worden sinds 1 april van kracht en is het niet meer mogelijk om paspoorten aan te vragen voor geblokkeerde runderen. Andere maatregelen worden nog nader uitgewerkt en zijn in verschillende stadia van uitvoering. De ontwikkeling van het systeem voor het koppelen van EU-systemen voor I&R bij in- en uitvoer van runderen is gebouwd en wordt in een pilot getest. Met Rendac is afgesproken dat ze een plan van aanpak maakt om het meldsysteem van Rendac dusdanig aan te passen dat het onmogelijk wordt om het moederdier niet op te geven bij een destructiemelding van een doodgeboren kalf. Het bewaken van de voortgang van uitvoering van alle met de sector afgesproken maatregelen pak ik samen met de sector op in het reguliere overleg tussen overheid en rundveesector over I&R.

Actuele dierziektesituatie in Europa

Gezien de ontwikkelingen met betrekking tot een aantal besmettelijke dierziekten in Europa zal ik de actuele situatie van de die ziekten nader toelichten. Ten eerste ga ik in op Afrikaanse varkenspest (AVP) waarover ik uw Kamer naar aanleiding van de besmetting van wilde zwijnen in België diverse keren heb geïnformeerd, ten tweede over vogelgriep naar aanleiding van een besmetting met een «bijzondere» variant in België en tot slot over blauwtong naar aanleiding van besmettingen in onder andere België, Duitsland en Frankrijk.

Afrikaanse varkenspest

De ontwikkelingen met betrekking tot deze ziekte zijn zorgwekkend. Experts spreken van een van de grootste epidemieën van een dierziekte ooit. Er zijn 10 lidstaten van de Europese Unie (EU) die te maken hebben met uitbraken. Het is per lidstaat verschillend of de ziekte alleen in wilde zwijnen is aangetroffen (België, Estland en Hongarije) of in zowel gehouden varkens als wilde zwijnen (Bulgarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Sardinië (Italië)). In landen ten oosten van de EU zijn er ook uitbraken gemeld; in Servië is onlangs voor het eerst AVP vastgesteld. Sinds 2018 is de ziekte ook verspreid naar een aantal Aziatische landen: China (incl. Hongkong), Vietnam, Cambodja, Mongolië, Noord-Korea, Laos, Myanmar en Taiwan.

Ik deel de zorgen van andere lidstaten, de sectorenpartijen en andere belanghebbenden over de verspreiding van AVP in de EU en elders in de wereld. De situatie staat hoog op de agenda van de EC en bij de wereld organisatie voor diergezondheid (OIE) en de food and agriculture organization (FAO). Het is van groot belang samen te werken en ervaringen uit te wisselen. Waar mogelijk ondersteun ik daar bij via de EC of andere internationale mechanismen zoals het global framework for transboundary animal diseases. Zo heeft de Chief Veterinary Officer van Nederland in het kader van kennisdeling afgelopen april deelgenomen aan een internationaal symposium over AVP in Peking en in augustus dit jaar een bezoek gebracht aan Vietnam. Ik onderschrijf de oproepen van de EC om alert te blijven, inzet te plegen om verspreiding te voorkomen en maatregelen te nemen. Op dit moment is bestrijding van de ziekte door vaccinatie niet mogelijk omdat er nog geen vaccin bestaat. De ontwikkeling van een vaccin voor het AVP virus is door de kenmerken van dit virus erg complex.

Voor Nederland is het van groot belang de kans op introductie van deze ziekte te beperken. Naar aanleiding van de besmetting in wilde zwijnen in België is de aandacht hier voor toegenomen en hebben we extra acties ondernomen bovenop de bestaande preventiemaatregelen. Zoals ik in mijn brief van 26 april jl. (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 75) heb aangegeven is er een taskforce opgericht waarin het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) samen met vier provincies waar wilde zwijnen lopen, de producentenorganisatie varkenshouderij (POV) en een aantal terreinbeherende organisaties gezamenlijk een roadmap opstellen met acties die gericht zijn op het zo veel mogelijk verder verkleinen van de kans op introductie van Afrikaanse varkenspest in de gehouden varkens en in wilde zwijnenpopulaties. Het streven is dat de roadmap eind dit jaar gereed is.

Vogelgriep

Enkele maanden geleden is België getroffen door een uitbraak van het H3N1 vogelgriep virus. Uit de test kwam naar voren dat het ging om een laag pathogene variant (LPAI). Van LPAI zijn alleen de H5 en de H7 variant bestrijdingsplichtig op basis van Europese regelgeving. Het bijzondere aan dit virus was echter dat, ondanks de uitkomst van de test, het virus in legkippen wel voor erg veel schade zorgde omdat de kippen dood gingen of stopten met leggen. Dit was reden voor de Belgische overheid om, ondanks het ontbreken van de Europese bestrijdingsplicht, toch maatregelen te treffen. Deze maatregelen zijn door de Europese Commissie goed gekeurd. Sinds de maatregelen op 11 juli jl. bekend zijn gemaakt zijn er geen nieuwe besmettingen gemeld.

De Nederlandse pluimveesector maakt zich veel zorgen om deze situatie in België en met name over het risico dat het virus ook naar Nederland zou komen. De afgelopen maanden is er regelmatig contact geweest tussen mijn ministerie en de pluimvee sector om elkaar goed op de hoogte te houden over de situatie. De pluimveesector nam hierin haar verantwoordelijkheid door pluimveehouders op te roepen alert te zijn, waar nodig extra hygiënemaatregelen te treffen en op te letten bij import vanuit België.

De sector vroeg ook welke maatregelen ik zou nemen in het geval het virus ook in Nederland aangetroffen zou worden. Hierbij is van belang dat het beleid is om terughoudend te zijn met het nemen van bestrijdingsmaatregelen voor ziektes waarvoor er geen Europese bestrijdingsplicht bestaat. Doordat de epidemie in België onder controle is, is het risico voor Nederland kleiner geworden maar nog niet weg. Daarom blijft het relevant aan te geven welke maatregelen ik voornemens ben te treffen, in geval van een besmetting in Nederland. Aangezien het virus bij legkippen juist kenmerken heeft van een hoog pathogeen vogelgriep virus ben ik van plan om bij een besmetting in Nederland maatregelen te treffen om de uitbraak zo snel mogelijk in te dammen en een grote epidemie te voorkomen. Naast gebruikelijke hygiënemaatregelen zal een besmet bedrijf geruimd worden en wordt er een 1 km-zone ingesteld met vervoersbeperkingen. De pluimveehouder waarvan besmette kippen geruimd worden ontvangt voor de geruimde dieren uit het diergezondheidsfonds een tegemoetkoming in de schade, zoals dit ook bij andere ziekten gebeurt waarbij de overheid maatregelen neemt. Ik ga er van uit dat de pluimveesector zich in blijft spannen om te voorkomen dat dit virus naar Nederland komt zodat het nemen van bestrijdingsmaatregelen niet nodig zal zijn.

Met mijn brief van 26 maart jl. (Kamerstuk 28 807, nr.222) heb ik uw Kamer de roadmap strategische aanpak vogelgriep aangeboden. De 28 acties in de roadmap hebben als doel het risico op en gevolgen van uitbraken met hoog pathogene vogelgriep (HPAI) te verkleinen. Ondertussen heb ik, zoals ik mijn brief aangaf, in overleg met de sector en de dierenbescherming een prioritering gemaakt van de actiepunten. Enkele acties zijn inmiddels al afgerond en het merendeel van de acties zijn in gang gezet. Voor de acties die nog niet ingezet zijn, zijn voorbereidingen getroffen. De samenwerking tussen het Ministerie van LNV, de sector en de dierenbescherming verloopt goed.

Blauwtong

In België (2019), Duitsland (2018) en Frankrijk (2015) zijn besmettingen met blauwtong gevonden. In deze lidstaten worden geen of nauwelijks ziekteverschijnselen gezien bij gevoelige dieren zoals runderen en schapen. Nederland is sinds 2012 weer vrij van blauwtong. Gezien de besmettingen in de omringende landen heb ik deskundigen gevraagd het risico voor Nederland te beoordelen. Ze geven aan dat de actuele dreiging van blauwtong voor Nederland niet hoog is, maar dat een langzame (natuurlijke) verspreiding via de knutten vanuit de besmette gebieden naar Nederland waarschijnlijk is.

Ik hou de situatie nauwlettend in de gaten en ben voorbereid voor het geval de ziekte Nederland bereikt. Als dat geval is zal ik in ieder geval de maatregelen treffen die de Europese regelgeving voor blauwtong voorschrijft. Dit betekent dat er een beperkingsgebied met een minimale straal van 150 km rondom een besmet bedrijf ingesteld moet worden. Een beperkingsgebied heeft tot doel verspreiding van de ziekte te voorkomen. Dieren die gevoelig zijn voor blauwtong mogen het beperkingsgebied alleen onder bepaalde voorwaarden, zoals vooraf testen, verlaten. In veel gevallen zal de minimaal verplichte straal van 150 km echter al een groot deel van Nederland beslaan. Ik ben dan ook voornemens om bij een besmetting met blauwtong het hele Nederlandse grondgebied als beperkingsgebied aan te wijzen, net als Frankrijk en België hebben gedaan. Het voordeel hier van is dat binnenlandse handel en transport mogelijk blijft zonder aanvullende voorwaarden.

Vaccinatie tegen blauwtong is vrijwillig en het is aan houders zelf om te beslissen of ze hun dieren willen vaccineren. Ik ben niet voornemens om op dit moment, of in geval van een uitbraak in Nederland, vaccinatie te verplichten dan wel te reguleren. Ik zie nu geen aanleiding om, naast de verplichte monitoring in de maanden november tot en met februari die tot doel heeft de vrijstatus van Nederland aan te tonen, extra monitoring op te starten. Ik heb belanghebbenden geïnformeerd over deze voorgenomen maatregelen zodat zij zich indien nodig kunnen voorbereiden.

Draaiboeken voor besmettelijke dierziekten

De inzet van sectorpartijen en de overheid is er op gericht om uitbraken met besmettelijke dierziekten te voorkomen. Hoe goed we dat ook met elkaar doen, er blijft altijd een risico bestaan op uitbraken. In die gevallen is het van groot belang om goed voorbereid te zijn zodat een uitbraak zo snel mogelijk bestreden kan worden. Een belangrijk onderdeel van die voorbereiding is het beschikken over draaiboeken. Voor de ziekten waarvoor er in de EU een bestrijdingsplicht bestaat is het een eis dat lidstaten draaiboeken hebben en geregeld actualiseren. Nederland heeft voor alle relevante ziekten draaiboeken. Op dit moment worden de draaiboeken voor mond-en-klauwzeer (MKZ), klassieke (KVP) en Afrikaanse varkenspest (AVP) en vogelgriep (AI) geactualiseerd.

De aanpak van de bestrijding van deze vier ziekten is in grote lijnen hetzelfde gebleven. Een verschil met de vorige versies is dat alle delen van de draaiboeken die ongeacht de ziekte hetzelfde zijn nu in één generiek draaiboek worden opgenomen en de maatregelen specifiek voor elke ziekte in een apart deel zijn uitgewerkt. Voor MKZ, KVP en AVP zijn het vooral tekstuele aanpassingen en verkorting van de tekst. Voor AI zijn ook enkele inhoudelijke aanpassingen gedaan naar aanleiding van de ervaringen de afgelopen jaren, zie daar voor de brief aan uw Kamer van 5 juli 2016 (Kamerstuk 28 807, nr.198). De geactualiseerde draaiboeken zullen, als ze dit najaar gereed zijn, op de website van de rijksoverheid gepubliceerd worden. Lessen en ervaringen uit onder andere crisisoefeningen zullen vervolgens ook weer worden meegenomen in toekomstige aanpassingen van de draaiboeken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven