27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 690 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 januari 2020

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 18 oktober 2019 over de artikel 100-brief inzake de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 662).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 11 december 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, P.A. Dijkstra

Adjunct-griffier van de commissie, Konings

1

Wanneer heeft Nederland precies te kennen gegeven niet betrokken te zijn geweest bij de aanval waarvan twee Iraakse burgers, Ebtehal Yosef en Mohammed Ahmed, zeggen slachtoffer te zijn geworden? Hoe lang hebben zij op antwoord moeten wachten en waarom is dit antwoord de slachtoffers niet eerder gegeven? Welk land is wel verantwoordelijk voor de aanval? Als dit niet bekend is gemaakt, waarom niet? («Iraakse slachtoffers krijgen geen informatie over bombardement met Nederlandse F-16’s», NRC.nl, 17 oktober 2019 (https://www.nrc.nl/nieuws/2019/10/17/iraakse-slachtoffers-krijgen-geen-informatie-over-bombardement-met-nederlandse-f16s-a3977102)

De Staat heeft in het verweerschrift van 19 augustus 2019 tegen de exhibitievordering van de advocate van de heren Yosef en Ahmed aangegeven niet betrokken te zijn geweest bij de aanvallen op de locaties en tijdstippen die waren aangegeven. Over de veiligheidsoverwegingen die gepaard gaan met het vrijgeven van deze informatie is de Kamer op 4 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 670) geïnformeerd. Over inzetten van andere landen in de Coalitie worden geen mededelingen gedaan.

2

Hoeveel burgerdoden zijn erkend door de coalitie(landen) en hoe verhoudt dit zich tot gegevens zoals verzameld door onafhankelijke organisaties als Airwars en, in specifieke gevallen, door Amnesty International, bijvoorbeeld in Raqqa?

Central Command (CENTCOM), het hoofdkwartier in de Verenigde Staten dat de anti-ISIS operaties aanstuurt, publiceert maandelijks een overzicht dat ingaat op mogelijke burgerslachtoffers als gevolg van coalitieoptreden. In het meest recente maandelijkse overzicht1 wordt ingeschat dat er ten minste 1347 burgerslachtoffers te betreuren zijn ten gevolge van acties van de anti-ISIS coalitie. Voor hoe dit aantal zich verhoudt tot andere gegevens, zie het antwoord op vraag 3.

3

Hoe wordt de grote discrepantie verklaard tussen officieel erkende burgerslachtoffers en aantallen burgerdoden die door onafhankelijk onderzoek naar boven komen?

In antwoord op vragen van het lid Belhaj (D66) is op 4 november jl. (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 688) aangegeven dat voor veel meldingen over mogelijke burgerslachtoffers geldt dat het ontbreekt aan voldoende informatie om de meldingen te kunnen verifiëren. Factoren die het verifiëren van meldingen belemmeren zijn bijvoorbeeld het ontbreken van onderzoeksmogelijkheden op de grond vanwege bijvoorbeeld de veiligheidssituatie, het feit dat doden in de betreffende moslimgemeenschappen zeer snel worden begraven, onvolledig bijgehouden bevolkingsregisters en in sommige gevallen moeilijkheden met het achteraf onderscheiden van burgerslachtoffers en ISIS-strijders. In sommige gevallen kan wel geverifieerd worden dat er burgerslachtoffers zijn te betreuren, maar niet hoeveel burgerslachtoffers er precies zijn gevallen. Dit kan verklaren waarom er een onderscheid bestaat tussen door derden genoemde aantallen burgerslachtoffers en het aantal burgerslachtoffers dat de Coalitie heeft kunnen verifiëren.

4

In welke mate doet de coalitie of doen afzonderlijke landen onderzoek op de grond om de gevolgen van het eigen geweldgebruik te onderzoeken?

CENTCOM doet namens de Coalitie onderzoek naar mogelijke burgerslachtoffers, aangezien CENTCOM het beste is toegerust om een dergelijk onderzoek uit te voeren. De aansturing van de operaties vindt vanuit CENTCOM plaats en men beschikt, zeker ten opzichte van een land als Nederland, over veel meer expertise, capaciteiten en inlichtingenproducten om onderzoek te kunnen doen. Onderzoek ter plaatse kan hier onderdeel van uitmaken, maar vaak is dit niet mogelijk vanwege de veiligheidssituatie op de grond.

5

Is het (inmiddels) mogelijk, eventueel in bepaalde delen van Irak, onderzoek op de grond uit te voeren naar de gevolgen van het eigen geweldgebruik? Zo nee, waarom niet?

In reactie op de motie van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 678) heeft de Minister van Defensie in het plenaire debat over burgerslachtoffers d.d. 27 november jl. aangegeven dat de (on)mogelijkheid van onderzoek ter plaatse zal worden betrokken bij het voorstel inzake de mogelijkheden voor een vrijwillige vergoeding aan (de nabestaanden van) de slachtoffers en/of voor de gemeenschappen die het betreft (Handelingen II 2019/20, nr. 29, Debat over het bericht dat de Minister-President geïnformeerd zou zijn over de 70 burgerdoden in Irak). Zoals aan de Kamer gemeld op 25 november jl. in de brief over «Beantwoording nadere vragen over de wapeninzet in Hawija» zal hiertoe zo spoedig mogelijk een voorstel voor de Kamer op schrift worden gesteld (Kamerstuk 27 925, nr. 673).

Door de Minister van Defensie is in het plenaire debat aangegeven dat de kans zeer klein is dat het verzamelen van informatie ter plaatse een volledig beeld van de feiten of een 100% verificatie van bijvoorbeeld het aantal te betreuren burgerslachtoffers zal opleveren. Ook is aangegeven dat er nadrukkelijk zal worden gekeken naar de veiligheid voor overheidsfunctionarissen, aangezien er in dit gebied nog altijd sprake is van substantiële veiligheidsrisico’s.

6

Is in de ongeveer 2096 andere gevallen van inzet van wapens door Nederlandse F-16’s uitgesloten dat burgerslachtoffers zijn gevallen? Zo ja, hoe is dat uitgesloten? Zo nee, wat wordt gedaan om te achterhalen of er burgerslachtoffers zijn gevallen?

Er kan sprake zijn van een vermoeden van mogelijke burgerslachtoffers op basis van eigen informatie (van Nederland zelf en/of van de Coalitie), of van een melding van mogelijke burgerslachtoffers door derden.

Na een aanval voerden de Nederlandse F-16’s, indien mogelijk, met hun eigen sensoren een Battle Damage Assessment (BDA) uit. Vervolgens maakte de commandant van de eenheid na deze analyse en debriefing een gerubriceerd After Action Report (AAR) op. De Nederlandse commandant van de eenheid rapporteerde aan de Commandant der Strijdkrachten (CDS) en stelde het OM door tussenkomst van de Koninklijke Marechaussee op de hoogte van iedere wapeninzet van de Nederlandse eenheid. Ook werd CENTCOM hiervan op hoogte gesteld. Daarnaast worden meldingen van derden door CENTCOM in behandeling genomen. In de brief van 4 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 670) is beschreven dat wanneer door CENTCOM op basis van informatie van derden of op basis van eigen informatie kan worden vastgesteld dat een coalitiepartner bij wapeninzet mogelijk betrokken was bij mogelijke burgerslachtoffers, het desbetreffende land daar zo snel mogelijk van op de hoogte wordt gesteld. Buiten de reeds bekende gevallen waarover de Kamer in de voortgangsrapportage van 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629) en in de genoemde brief van 4 november jl. is geïnformeerd, is er op basis van eigen informatie van Nederland geen vermoeden van burgerslachtoffers bij andere wapeninzet. Ook is Nederland niet door CENTCOM geïnformeerd over andere gevallen waarbij er mogelijk sprake was van burgerslachtoffers. Er zijn daarmee voor Nederland geen andere gevallen bekend waarbij er ten gevolge van Nederlandse wapeninzet mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen.

7

Hoe verhouden de ongeveer 2096 andere gevallen van inzet van wapens door Nederlandse F-16’s zich tot berichten van Airwars over burgerslachtoffers? Is er aanleiding te denken dat informatie van Airwars over burgerslachtoffers toegeschreven kan worden aan Nederlandse aanvallen? Zo nee, waarom niet?

Zie antwoord op vraag 6.

8

Wat is er inmiddels gedaan door Nederland voor de erkende burgerslachtoffers en nabestaanden in Hawija en Mosul?

Zoals in het debat van 5 november jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 19, item 23) in reactie op de gewijzigde motie van de leden Belhaj en Voordewind (Kamerstuk 27 925, nr. 671) is aangegeven zal er welwillend worden gekeken naar de mogelijkheden voor een vrijwillige vergoeding aan (de nabestaanden van) de slachtoffers en/of voor de gemeenschappen die het betreft. Zoals aan de Kamer gemeld op 25 november jl. in de brief over «Beantwoording nadere vragen over de wapeninzet in Hawija» zal hiertoe zo spoedig mogelijk een voorstel voor de Kamer op schrift worden gesteld.

9

In welke mate zijn jihadistische aanslagen in de EU sinds 2014 gepleegd door individuen die al in de EU verbleven en dus niet vanuit Irak of Syrië deze kant op zijn gekomen? In welke mate zijn aanslagen in de EU sinds 2014 «homegrown»? Betreft dit een (grote) meerderheid van de gevallen?

Volgens Europol zijn er in de periode 2014–2019 72 jihadistische aanslagen gepleegd in Europa. In 2017 schreef Europol in de jaarlijkse trendanalyse dat jihadistische aanslagen voornamelijk worden gepleegd door homegrown terroristen, die niet aangesloten zijn geweest bij een terroristische groep in het buitenland. Deze homegrown terroristen zijn veelal geboren in de EU, of hebben een groot deel van hun leven in de EU gewoond. Het ICCT (International Centre for Counter-terrorism) publiceerde in 2017 ook een rapport «Fear Thy Neighbor. Radicalization and Jihadist Attacks in the West» waarin wordt geconcludeerd dat in de periode juni 2014 – juni 2017 er 51 aanslagen zijn gepleegd in Europa en Noord-Amerika met 395 slachtoffers tot gevolg. 73% van de aanslagplegers was een burger van het land waar de aanslag werd uitgevoerd, terwijl 14% van de aanslagplegers een legale verblijfsvergunning bezaten. 5% van de aanslagplegers waren vluchtelingen of asielzoekers en 6% van de aanslagplegers verbleven illegaal in het land waar zij de aanslag pleegden. In dit onderzoek worden drie typen connecties geïdentificeerd: operationeel, ideologisch en hybride. In deze laatste vorm handelde de dader niet geheel zelfstandig, maar werd er ook geen uitvoering gegeven aan een directe opdracht. Bij de ideologische en hybride connectie, waar het grootste gedeelte onder valt, is sprake van inspiratie door ISIS gedachtegoed.

10

In welke mate zijn jihadistische aanslagen in de EU sinds 2014 gepleegd door individuen die uit IS-gebied deze kant op zijn gekomen? Zijn daar voorbeelden van?

Zoals hierboven gesteld, is de meerderheid van de jihadistische aanslagen in Europa gepleegd door een homegrown terrorist, en niet door individuen die uit IS-gebied naar Europa zijn gekomen. Volgens het ICCT-onderzoeksrapport «Fear Thy Neighbor. Radicalization and Jihadist Attacks in the West» uit 2017 was 18% van de aanslagplegers een voormalig Foreign Terrorist Fighter. Zo was volgens Europol de aanslag op het Joods Museum in Brussel (mei 2014) de eerste die werd gepleegd door een terugkeerder uit Syrië. Andere voorbeelden zijn de aanslagen in Parijs (zowel januari 2015 als november 2015) en de aanslagen in Brussel (maart 2016), die behoren tot de meest dodelijke aanslagen die in Europa zijn gepleegd.

11

Hoeveel Nederlandse militairen worden in Irak ingezet bij de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie, de NAVO-missie, de hervormingen van de veiligheidssector in de Koerdische Autonome Regio (KAR) en European Union Advisory Mission (EUAM) voor het jaar 2020?

De Nederlandse personele bijdrage in missies in Irak in 2020 zal uit de volgende elementen bestaan:

  • Nederland zal in 2020 aan de Anti-ISIS Coalitie blijven bijdragen met ongeveer 60 militairen in de Koerdistan Autonome Regio (Noord-Irak) en in Bagdad. Daarnaast blijft Nederland vanuit vliegbasis Volkel en vliegbasis Leeuwarden met respectievelijk een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED) capaciteit leveren voor het doelontwikkelingsproces van de Coalitie in Irak. De TSC bestaat uit ongeveer tien militairen en de PED-capaciteit wordt verzorgd door ongeveer 45 militairen. Tevens wordt de bijdrage van liaison- en stafofficieren aan diverse hoofdkwartieren van de anti-ISIS coalitie gecontinueerd (actuele stand: 12).

  • Aan de NAVO-missie in Irak (NMI) zal Nederland blijven bijdragen met een proportionele bijdrage tot ongeveer 20 militairen en civiele experts.

  • Nederland zal in 2020 door middel van een militair adviseur en een civiel adviseur het Ministry of Peshmerga Affairs (MOPA) ondersteuning bieden aan de capaciteitsopbouw op institutioneel niveau van de veiligheidssector in de Koerdistan Autonome Regio (KAR). Daarnaast is een stafofficier geplaatst bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de anti-ISIS coalitie.

  • Nederland zal aan EUAM blijven bijdragen met maximaal drie civiele functionarissen.

12

Hoeveel Nederlandse militairen worden in Irak ingezet bij de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie, de NAVO-missie, de hervormingen van de veiligheidssector in de KAR en de EUAM voor het jaar 2021?

In 2021 zal de Nederlandse personele bijdrage in missies in Irak bestaan uit de in vraag 11 gegeven elementen. Hierbij zij aangetekend dat, zoals in de artikel 100 brief is beschreven, op het moment dat fase 4 (normalisatie) wordt afgekondigd ook de definitieve bijbehorende behoeftestelling van de Coalitie duidelijk wordt die past bij het nieuwe strategische concept van normalisering. Afkondiging van fase 4 zal naar verwachting leiden tot verdere verschuiving van de Coalitie-inzet richting Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw. Mogelijk zullen elementen van deze verschuiving al in fase 3 worden geïmplementeerd. De huidige Nederlandse personele bijdrage is al vrijwel volledig hierop gericht, maar kan indien opportuun aan de nieuwe behoeftestelling worden aangepast. De Kamer zal over een eventuele aanpassing van de Nederlandse inzet worden geïnformeerd.

13

Waarom is de missie met twee jaar verlengd in plaats van, wat tot voor kort gebruikelijk was, met een jaar?

Zoals tevens benadrukt in de Kamerbrief over de toekomstige Nederlandse inspanningen in missies en operaties van 15 juni 2018 (Kamerstukken 29 521 en 33 694, nr. 363), en in de Samenhangbrief Nederlandse inspanningen in snelle reactiemachten en missies en operaties van 14 juni 2019 acht het kabinet het onverminderd van belang dat de inzet van de krijgsmacht waar mogelijk deel uitmaakt van een geïntegreerde aanpak. Het voorkomen en duurzaam oplossen van conflicten vraagt naast militaire inzet bovenal een inclusieve politieke oplossing en de aanpak van grondoorzaken door middel van onder meer ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast vergt het bestendigen van stabiliteit een lange adem. Waar nodig en mogelijk zet het kabinet daarom bij inzet van de krijgsmacht in op meerjarige betrokkenheid, die ook de effectiviteit van de Nederlandse bijdrage ten goede komt.

14

Wat is de Turkse bijdrage aan de NAVO-missie in Irak (NMI)?

Turkije draagt met civiele en militaire leidinggevenden, adviseurs en andere experts, alsmede administratief personeel, bij aan de NAVO-missie in Irak (NMI).

15

Wat is de Turkse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie?

Turkije is een actief lid van de Anti-ISIS Coalitie en is met Nederland en Koeweit co-voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters (FTF) Working Group en neemt deel aan de Working Group on counter-financing. Turkije heeft zich daarnaast onder andere actief ingezet om informatie-uitwisseling over FTF reisbewegingen te versterken en financiële capaciteit van ISIS tegen te gaan. Ook biedt Turkije logistieke steun voor operaties van de Coalitie in Irak en Syrië door ter beschikking stellen van faciliteiten en vliegvelden en openstelling van het luchtruim van Turkije voor vliegtuigen van de Coalitie-leden. Turkije maakt ook onderdeel uit van het Kurdish Training Coordination Center (KTCC). Turkije was in de eerste helft van 2016 actief met luchtacties boven Irak en Syrië.

16

Hoeveel huizen zijn (grofweg) verwoest tijdens de herovering van IS-gebied en in welke mate zijn deze huizen inmiddels wederopgebouwd? Waarop baseert u uw antwoord? Indien u geen antwoord op deze vraag heeft, waarom niet?

De Wereldbank schat de totale wederopbouwkosten voor Irak op USD 88,2 miljard (januari 2018). De geschatte schade in de woonsector bedraagt USD 16,1 miljard, met 138.051 huizen getroffen in het conflict. Veel VN-organisaties werken aan de wederopbouw van deze verwoeste huizen, waaronder het Funding Facility for Stabilization (FFS) programma van UNDP waar Nederland sinds 2016 EU 72 miljoen aan heeft bijgedragen. FFS heeft het grootste programma op het gebied van wederopbouw van huizen en heeft tot op heden 22.299 huizen hersteld. De wederopbouw van nog eens 4.972 huizen wordt op dit moment gerealiseerd.

De VN schat de totale wederopbouwkosten van Syrië op USD 250 miljard. Hoeveel huizen er in Syrië zijn verwoest en weer wederopgebouwd is op dit moment niet te achterhalen, gezien de voortdurende instabiele situatie op de grond.

17

Kunt u bevestigen dat IS-strijders buiten Irak en Syrië hun strijd voortzetten, bijvoorbeeld in Afghanistan en Libië? Op welke schaal gebeurt dit?

ISIS heeft in meerdere regio’s buiten het Midden-Oosten, zoals in Afrika en Azië, aan haar gelieerde netwerken die aldaar hun asymmetrische strijd voeren. In Afghanistan beschikt ISIS over enkele duizenden strijders (2.000 tot 4.000) en in Libië enkele honderden (200 tot 400).

18

Kunt u een overzicht geven van alle tegen Turkije genomen maatregelen die door landen van de coalitie zijn afgekondigd om het land te dwingen de militaire interventie in / bezetting van het noorden van Syrië te beëindigen?

Het kabinet beschikt over informatie betreffende de volgende maatregelen. De EU-lidstaten hebben de Turkse militaire acties in Noordoost-Syrië veroordeeld.

Zoals ook vermeld in het verslag van de NAVO Defensie Ministeriële (d.d. 1 november 2019) is het Turkse optreden in Noordoost-Syrië, mede op verzoek van Nederland, besproken tijdens de Defensieministeriele bijeenkomst in Brussel van 24 en 25 oktober. Nederland heeft tijdens deze en andere vergaderingen Turkije aangesproken op diens optreden dat de stabiliteit en veiligheid in de regio aantast en de strijd tegen ISIS ondermijnt. Bovendien heeft Nederland gewezen op het gevaar van ontsnapping van Foreign Terrorist Fighters die een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van bondgenoten. Mede op aandringen van Nederland organiseerde de VS op maandag 21 oktober jl. voorafgaand aan de bovengenoemde NAVO-ministeriële, reeds een telefonische vergadering van Ministers van Buitenlandse Zaken van kernlanden van de anti-ISIS coalitie, waaronder Turkije. Minister Blok heeft hier het Turkse optreden in Noordoost-Syrië veroordeeld en benadrukt dat de Koerden moeten worden betrokken bij het vinden van een politieke en diplomatieke oplossing voor de ontstane situatie. Daarnaast heeft hij Turkije opgeroepen om verantwoordelijkheid te nemen voor mogelijke ontsnapte ISIS-strijders en heeft hij de Nederlandse zorgen overgebracht over de consequenties van een overhaaste terugtrekking van de VS, zonder de coalitiegenoten te consulteren.

Daarnaast besloten de EU-lidstaten tot een strikte interpretatie van criterium 4 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie. Naast de EU-lidstaten kondigden voor zover bekend o.a. ook Canada en Noorwegen medio oktober aan dat zij hun wapenexport naar Turkije tijdelijk opschorten. Daarnaast kondigde de VS medio oktober sancties aan tegen Turkije. Deze zijn echter eind oktober door president Trump ingetrokken.

19

Over hoeveel strijders beschikt IS in Irak en Syrië ongeveer?

In zowel Syrië als Irak beschikt ISIS over enkele duizenden strijders. In totaal gaat het om 5.000 tot 10.000 strijders, met een veelvoud aan sympathisanten.

20

Over hoeveel strijders beschikken andere jihadistische organisaties in Irak en Syrië?

In Irak duldt ISIS geen andere concurrerende soennitische strijdgroep naast zich. In Noordwest-Syrië zijn meerdere organisaties aanwezig die jihadistische strijders herbergen, met als meest bekende Tahrir al-Sham. In totaal wordt het aantal jihadistische strijders aldaar geschat op 10.000 tot 15.000.

21

Hoeveel kost de wederopbouw van het door de coalitie bevrijde Mosul en hoeveel wordt daaraan bijgedragen door de coalitielanden?

Het Funding Facility for Stabilization (FFS) programma van UNDP, het voornaamste stabilisatie programma van de coalitie, schat de stabilisatiebehoeften in Mosul op USD 300 miljoen. De activiteiten van FFS betreffen met name het herstel van infrastructuur, elektriciteit, wegen, scholen en medische voorzieningen. De coalitie heeft voor de totale wederopbouw van Irak via het FFS USD 1,2 miljard dollar bijgedragen, waarvan 20% tot dusver is gealloceerd voor het herstel van Mosul. Naast FFS dragen coalitielanden ook bilateraal bij aan de wederopbouw van Mosul. Nederland heeft sinds 2016 EU 72 miljoen aan het FFS bijgedragen.

22

Hoeveel kost de wederopbouw van het door de coalitie bevrijde Raqqa en hoeveel wordt daaraan bijgedragen door de coalitielanden?

Het is het kabinet niet bekend hoeveel de kosten voor wederopbouw van Raqqa zijn. Er heeft voor zover bekend nog geen inventarisatie van de schade plaatsgevonden door de VN of coalitiepartners. Coalitiepartners hebben geen wederopbouwprogramma’s in Raqqa gefinancierd. Het EU-beleid is dat er geen sprake kan zijn van wederopbouwsteun in Syrië zo lang er geen politieke transitie plaatsvindt zoals bedoeld in resolutie 2254 van de VN-Veiligheidsraad.

23

In welke mate is er sprake van eerlijke berechting van IS-strijders en hun families?

Het probleem dat zich veelvuldig in Iraakse rechtbanken voordoet is dat het recht op een eerlijk procesgang niet wordt toegepast. Zo is volgens Human Rights Watch in geval van berechting van ISIS-strijders met grote regelmaat sprake van o.a. te haastige processen of berechting op basis van onder dwang verkregen bekentenissen. Ook OHCHR heeft de Iraakse autoriteiten opgeroepen om bij de berechting van ISIS-strijders de standaarden die gelden voor een eerlijk proces te respecteren en toe te passen, zoals vastgelegd in het internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten en het VN-verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing.

24

Wat voor beeld heeft u van de grote demonstraties in Irak en de onderdrukking hiervan door de autoriteiten?

Sinds 1 oktober zijn er grootschalige demonstraties in Irak, voornamelijk in de hoofdstad Bagdad en in de zuidelijke provincies. De demonstraties zijn begonnen om een gebrek aan banen en beschikbaarheid van basisvoorzieningen aan te kaarten. Gaandeweg hebben de demonstranten zich ook gekeerd tegen de wijdverbreide corruptie en de huidige politieke elite. De demonstranten zijn overwegend sjiitisch en keren zich tegen de veelal sjiitische machthebbers en de invloed van Iran. De demonstranten gedragen zich grotendeels vreedzaam, al hebben demonstranten enkele partijkantoren aangevallen, alsook de Iraanse ambassade en meerdere Iraanse consulaten. Bij de reactie op de demonstraties is meermaals met scherp geschoten. Ook wordt met onder meer traangasgranaten op het hoofd van demonstranten geschoten, met dodelijke gevolgen. Gedurende de eerste dagen van de demonstraties werd ook meermaals melding gemaakt van scherpschutters die op demonstranten schoten. Volgens de VN zijn er inmiddels meer dan 400 doden gevallen en meer dan 17.000 gewonden. De Iraakse overheid stelt dat het geweld tegen demonstranten de verantwoordelijkheid is van een «derde partij». Desondanks is de Iraakse overheid ervoor verantwoordelijk om dit soort geweld tegen vreedzame demonstranten te voorkomen en de verantwoordelijken strafbaar te stellen. Dit gebeurt tot nu toe onvoldoende. Op vrijdag 29 november heeft Premier Abdel Mehdi aangekondigd zijn ontslag aan te bieden na een zeer bloedige dag demonstraties en het opzeggen van het vertrouwen in de regering door Ayatollah Al Sistani. Op zondag 1 december heeft het parlement zijn ontslag aanvaard en sindsdien is de regering demissionair. De President zal nu het grootste blok in het parlement opdracht moeten geven om binnen 15 dagen met een kandidaat premier te komen. Deze kandidaat heeft vervolgens 30 dagen om een nieuwe regering samen te stellen. Aangezien het 6 maanden geduurd heeft voordat het parlement Abdel Mehdi als premier naar voren geschoven heeft, wordt er verwacht dat ook nu het lang zal duren voor er een nieuwe regering zit.

25

Hoe verhouden de coalitielanden zich tot de eisen van de demonstranten in Irak, die zich in belangrijke mate ook richten tegen de corrupte, zichzelf verrijkte bestuurlijke elite in het land?

De Anti-ISIS Coalitie heeft zich niet uitgelaten over de demonstraties in Irak. Verschillende leden van de Coalitie hebben zich wel bilateraal of in andere verbanden uitgelaten over de demonstraties. Nederland heeft tijdens het bezoek van de Iraakse Minister van Buitenlandse Zaken van Irak aan Nederland eind vorige maand zorgen geuit over het geweld tegen demonstranten en aandacht gevraagd voor het recht op demonstratie en de persvrijheid. Eenzelfde boodschap is afgegeven tijdens de Universal Periodic Review van Irak bij de VN Mensenrechtenraad in Geneve op 11 november jl. Ook de EU heeft zich twee maal uitgesproken over de demonstraties in Irak en daarbij ook het gebruik van geweld zeer betreurd. De EU roept ook op tot onafhankelijk onderzoek naar het gebruik van geweld. Op 13 november jl. hebben de ambassadeurs van de aanwezige EU-lidstaten, waaronder Nederland, in Bagdad de Iraakse premier gesproken en de boodschap overgebracht dat het geweld tegen demonstranten moet stoppen en dat de daders van het geweld verantwoording af moeten leggen. Nederland en de EU staan klaar om Irak te ondersteunen bij het doorvoeren van de benodigde hervormingen om aan de eisen van de demonstranten tegemoet te komen. Ook de VS heeft zich uitgesproken tegen het geweld.

26

Welke maatregelen zijn genomen tegen disproportioneel geweld tegen demonstranten in Irak?

Zoals onder vraag 25 aangegeven, Nederland en de internationale gemeenschap hebben zich herhaaldelijk uitgelaten tegen het gebruik van geweld tegen de demonstranten. De EU heeft in twee statements opgeroepen tot een einde aan het geweld.

27

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek naar aanleiding van het Amerikaanse verzoek om een bijdrage aan een veiligheidsmechanisme voor Noordoost-Syrië? Kan dit zo snel mogelijk?

Als gevolg van de recente ontwikkelingen in Syrië is het verzoek van de VS van een aanvullende Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS in een ander daglicht komen te staan. De VS geeft dat zelf ook aan en werkt om die reden aan een herziening van het verzoek. Uw Kamer zal over het onderzoek worden geïnformeerd op het moment dat het kabinet het onderzoek heeft afgerond.

28

Wat is de schaal van de Turkse militaire aanwezigheid in Noord-Irak?

De Turkse militaire aanwezigheid in Noord-Irak houdt verband met de Turkse strijd tegen de PKK en ziet bovendien toe op militaire training van door Turkije geïdentificeerde groepen. Zo zijn er volgens mediaberichten ongeveer 15 Turkse bases en vooruit geschoven posten in Noord-Irak. Daarop zijn infrastructurele voorzieningen aangebracht, en onder meer pantservoertuigen en tanks gestationeerd.

29

Hoe verloopt de samenwerking met de Turkse aanwezige militairen in Noord-Irak?

Nederlandse militairen werken in Noord-Irak binnen het Kurdish Training Coordination Center (KTCC) samen met militairen van andere landen. In het KTCC zijn verschillende landen in verschillende functies vertegenwoordigd. Ook Turkije maakt hier onderdeel vanuit. De samenwerking binnen het KTCC verloopt goed.

30

Welke concrete doelen stelt de coalitie zich met betrekking tot Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw (bestaande uit een civiele en militaire component)? Hoeveel militairen etc. moeten getraind worden voordat het werk erop zit?

Opbouw van de veiligheidssector en Security Sector Reform zijn een kwestie van de lange adem. De inzet van de Coalitie, inclusief de Nederlandse bijdrage, verschuift van het geven van cursussen naar capaciteitsopbouw. De Nederlandse trainingen richten zich hierbij in toenemende mate op cursussen aan bataljonsstaven, leiderschapstrainingen en instructeurscursussen (train-the-trainer). Daarmee wordt het effect van de Nederlandse bijdrage duurzamer. In Bagdad richt Nederland zich in 2020 en 2021, samen met de coalitiepartners verenigd in het Special Operations Training Command-Iraq (SOTC-I), op het verzorgen van cursussen op een meer gevorderd niveau. Voor wat betreft de Koerdistan Autonome Regio (KAR) draagt Nederland bij aan een Koerdische veiligheidssector waarin de Koerdische strijdkrachten uiteindelijk zelf in staat zullen zijn om trainingen aan het eigen personeel te verzorgen. Zoals in antwoord op vraag 12 is aangegeven, zal afkondiging van fase 4 (normalisatie) van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie, naar verwachting leiden tot verdere verschuiving van de Coalitie-inzet richting Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw (bestaande uit een civiele en militaire component) om de Koerdische en Iraakse Strijdkrachten in staat te stellen om zelf trainingen aan het eigen personeel te verzorgen. Mogelijk zullen elementen van deze verschuiving al in fase 3 worden geïmplementeerd. De huidige Nederlandse personele bijdrage is al vrijwel volledig hierop gericht.

31

Hoe verloopt de samenwerking tussen de Nederlandse militairen in Irak en de VN-gezant in Irak, Jeanine Hennis-Plasschaert?

De Nederlandse militairen werken niet direct samen met de VN gezant Hennis.

32

Wat houdt voortdurende optimalisatie van de Nederlandse trainersinzet in? Wie is hier verantwoordelijk voor? Aan de hand van welke criteria gebeurt dit?

Gelet op de ontwikkelingen in Irak, de voortgang van de strijd tegen ISIS en de veranderde behoefte van de Coalitie op de grond, wordt de Nederlandse trainersinzet in 2020 en 2021 voortgezet en voortdurend geoptimaliseerd. Hierbij wordt de inzet afgestemd op de behoefte van de Coalitie. Nederland bekijkt dit samen met de Coalitiepartners. Dit geldt ook voor de verschuiving van gevechtstraining naar cursussen in het kader van capaciteitsopbouw. In Bagdad richt Nederland zich in 2020 en 2021, samen met de coalitiepartners verenigd in het Special Operations Training Command-Iraq (SOTC-I), op het verzorgen van cursussen op een meer gevorderd niveau. Voor wat betreft de Koerdistan Autonome Regio (KAR) richten de Nederlandse trainingen zich hierbij in toenemende mate op cursussen aan bataljonsstaven, leiderschapstrainingen en instructeurscursussen (train-the-trainer). In de training wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. Met deze verschuiving naar capaciteitsopbouw wordt het effect van de Nederlandse bijdrage duurzamer, daar het bijdraagt aan een Koerdische veiligheidssector waarin de Koerdische strijdkrachten uiteindelijk zelf in staat zullen zijn om trainingen aan het eigen personeel te verzorgen. Jaarlijks is er een ijkmoment om ontwikkelingen en behoeftes op de grond te toetsen aan de doelstellingen.

Zoals in antwoord op vraag 12 is aangegeven, zal op het moment dat fase 4 (normalisatie) van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie wordt afgekondigd, ook de definitieve bijbehorende behoeftestelling van de Coalitie duidelijk worden die past bij het nieuwe strategische concept van normalisering. De huidige Nederlandse personele bijdrage is al vrijwel volledig hierop gericht, maar kan indien opportuun aan de nieuwe behoeftestelling worden aangepast.

33

Kan toegelicht worden wat de precieze werkzaamheden zijn van de Target Support Cell (TSC) en de Processing Exploitation and Dissemination (PED)- capaciteit? In welke behoefte in het doelontwikkelingsproces van de coalitie in Irak wordt hiermee voorzien?

Nederland kan met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit voorzien in een behoefte aan het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde inlichtingeninformatie. Deze informatie is vooral essentieel in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de Coalitie. Met de Target Support Cell (TSC) draagt Nederland bij aan het berekenen van zeer nauwkeurige coördinaten voor de inzet van precisiewapens. Met de PED-capaciteit draagt Nederland bij aan het analyseren van drone- en satellietbeelden.

34

Zijn er aanwijzingen dat Nederlandse betrokkenheid in het doelontwikkelingsproces van de coalitie in Irak heeft geleid tot aanvallen waarbij burgerslachtoffers zijn gevallen? Wordt Nederland hierover geïnformeerd als dat het geval is?

Voor zover op dit moment bekend is Nederland met de bijdrage aan het doelontwikkelproces van de anti-ISIS coalitie niet betrokken geweest bij gevallen waarbij mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen ten gevolge van wapeninzet door de Coalitie. Als dit wel het geval zou zijn, wordt volgens de standaardprocedures Nederland hiervan door CENTCOM op de hoogte gesteld.

35

Welke rol speelt Nederland in het komen tot gevalideerde inlichtingeninformatie?

Zoals in het antwoord op vraag 33 is aangegeven kan Nederland met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit voorzien in een behoefte aan het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde inlichtingeninformatie. Deze informatie is vooral essentieel in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de Coalitie. Met de Target Support Cell (TSC) draagt Nederland bij aan het berekenen van zeer nauwkeurige coördinaten voor de inzet van precisiewapens. Met de PED-capaciteit draagt Nederland bij aan het analyseren van drone- en satellietbeelden.

36

Wat wordt bedoeld met «deze specifieke capaciteit [die Nederland] kan leveren om de operatie te ondersteunen»?

Hiermee wordt gedoeld op het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde inlichtingeninformatie, dat dit vooral essentieel is in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de Coalitie, waarin Nederland voorziet met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit.

37

Wat is het verschil tussen de TSC- en de PED-capaciteit?

Met de Target Support Cell (TSC) draagt Nederland bij aan het berekenen van zeer nauwkeurige coördinaten voor de inzet van precisiewapens. Met de PED-capaciteit draagt Nederland bij aan het analyseren van drone- en satellietbeelden.

38

Hoe wordt uitgesloten dat Nederlandse bijdragen in het doelontwikkelingsproces van de coalitie in Irak worden gebruikt voor aanvallen in Syrië in gebieden waar Nederland om juridische redenen eerder zelf niet wilde bombarderen?

Een National Approval Authority toetst de inzet van de Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit aan het mandaat. De TSC en PED assisteren niet bij operaties die buiten het mandaat vallen en niet voldoen aan het humanitair oorlogsrecht.

39

Erkend wordt dat door de terreur- en gruweldaden van IS tegen zowel de burgerbevolking als de Iraakse strijdkrachten zich gevoelens van wraak en vergelding hebben ontwikkeld in de Iraakse samenleving, maar wordt er ook rekening mee gehouden dat mensen die door de coalitie zijn gebombardeerd ook gevoelens van wraak en vergelding hebben kunnen ontwikkeld? Hoe wordt hiermee rekening gehouden, ook voor de eigen veiligheid?

Er wordt al langere tijd rekening gehouden met het ongewenste neveneffect van inzet van Nederlandse militairen bij contraterrorisme (CT) operaties. Groeperingen zoals Al-Qa’ida en IS hebben in openbare publicaties al kenbaar gemaakt dat ze de Staat der Nederlanden of de Nederlandse krijgsmacht zien als legitiem doelwit vanwege het Nederlandse aandeel in CT-operaties die tegen hen gericht zijn. Een terroristische aanval, dan wel een poging daartoe, kan door een terroristische groepering worden geïnitieerd maar ook door geïnspireerde eenlingen die ook wel bekend staan als lone actors worden ondernomen. Het is mogelijk dat personen die naasten zijn verloren of anderszins schade hebben opgelopen als gevolg van CT-operaties op zoek zullen gaan naar enige vorm van genoegdoening. Het is mogelijk dat personen zich aansluiten bij een terroristische groepering of als eenling proberen wraak te nemen. Deze wraak zou zich ook kunnen richten op de in Irak aanwezige Nederlandse militairen. De ontwikkelingen op dit vlak worden nauwgezet in de gaten gehouden. Zo nodig worden passende veiligheidsmaatregelen tegen dreigingen genomen.

40

Hoe veranderen «cursussen op een meer gevorderd niveau» zich ten opzichte van de huidige cursussen? Waar gaat meer aandacht naartoe, en waar minder?

In Bagdad zal Nederland zich in 2020 en 2021 samen met de coalitiepartners verenigd in het Special Operations Training Command-Iraq (SOTC-I) richten op het verzorgen van gespecialiseerde cursussen waar ook Iraakse instructeurs in meelopen, zodat zij in staat worden gesteld om op termijn de Iraakse Special Forces hierin zelf op te leiden. Deze cursussen, waar de Iraakse instructeurs mede verantwoordelijk voor zijn, richten zich op specialistische expertises op het vlak van medische assistentie, omgang met IED’s en communicatiemiddelen, omgang met zware wapens en schietoefeningen in een stedelijke omgeving. Op dit moment is voorzien dat de gespecialiseerde cursussen die Nederlandse instructeurs zelf in 2019 gaven aan Iraakse Special Forces (sniper, counter IED en medisch) in 2020 eveneens worden voortgezet. De Iraakse behoefte is en blijft hierbij leidend.

41

Worden inlichtingen nauwkeurig en detailgericht geverifieerd voordat er actie wordt ondernomen? Hoe verloopt dit proces?

Nederland levert met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit een bijdrage aan het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde inlichtingeninformatie in de Coalitie. Deze producten worden vervolgens samengevoegd en vergeleken met andere informatie die binnen de anti-ISIS coalitie beschikbaar is, waarmee een zo compleet mogelijk beeld ontstaat van onder andere potentiële doelen, op basis waarvan de Coalitie al dan niet actie kan ondernemen.

42

Is dit proces geëvalueerd, bijvoorbeeld na de dood van burgerslachtoffers in Hawija in juni 2015 en in Mosul in september 2015?

Zowel het Ministerie van Defensie als de anti-ISIS coalitie evalueren continu het (lucht)optreden, door middel van de uitgebreide evaluatie- en verbetermechanismen die van toepassing zijn. Hierbij wordt systematisch bijgehouden wat de gevolgen zijn van militair ingrijpen, en wat daarvan kan worden geleerd. Zowel het Ministerie van Defensie als CENTCOM formuleert daaruit geregeld aanbevelingen gericht op het toekomstig (lucht)optreden.

43

Wat zijn de grondoorzaken van conflict en instabiliteit in Irak?

De grondoorzaken van conflict en instabiliteit in Irak zijn divers en complex. Het schrikbewind van Saddam Hoessein waarin het merendeel van de bevolking jarenlang hardhandig onderdrukt werd door een soennitische minderheid en de consequenties van de daaropvolgende abrupte machtsovername in 2003 hebben hun sporen nagelaten in de vorm van sektarisme en sociaal-politieke tegenstellingen. Bovendien heeft Irak te kampen met een lange geschiedenis van conflict, en als gevolg daarvan een geschiedenis van achterstallig onderhoud aan infrastructuur, sociale voorzieningen, onderwijs, gezondheidszorg en lokaal bestuur. De politieke geschiedenis en vele conflicten van de afgelopen jaren hebben ook een grote impact gehad op de sociale cohesie in het land. Op dit moment blijft de positie van minderheden zwak. Iraakse instituties blijven fragiel, corruptie is wijdverbreid en loyaliteit aan niet-statelijke actoren zoals milities of stammen ondermijnen het centrale gezag. Daarnaast is de Iraakse economie sterk publiek gedreven en zijn er onvoldoende banen beschikbaar voor de miljoen Irakezen die ieder jaar de arbeidsmarkt (willen) betreden. Terroristische groeperingen hebben in het verleden op deze problemen ingehaakt om mensen bij zich aan te laten sluiten. Hoewel ISIS territoriaal is verslagen in Irak in 2017, is de ideologie nog niet verdreven. ISIS en mogelijk andere radicale groepen zullen gebruik blijven maken van de onvrede onder de Iraakse bevolking. Naast deze interne factoren speelt de geografische ligging van Irak een rol. Buurlanden Iran, Saudi Arabië en Turkije hebben tegengestelde belangen, welke deels worden uitgespeeld via Irak. Irak vreest dat de onderliggende conflicten tussen deze landen, en de relatie met de Verenigde Staten, tot een conflict kan komen op eigen grondgebied

44

Hoe vult Nederland haar rol als voorzitter van de Foreign Terrorist Fighter (FTF)-werkgroep in?

Nederland is samen met Turkije en Koeweit voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters Working Group van de Anti-ISIS-Coalitie. Met deze landen is daarvoor een werkplan opgesteld met daarin de volgende aandachtspunten: detectie en tegengaan van reisbewegingen van terroristen, verbeterde informatiedeling en bewijsgaring, effectieve mechanismes v.w.b. de omgang met teruggekeerde FTFs en hun families en vervolging, detentie en re-integratie van FTFs. Deze onderwerpen worden besproken tijdens bijeenkomsten van de werkgroep; in Nederland vond deze laatstelijk plaats in februari 2018. In 2019 is de FTF Werkgroep zowel in Ankara als Washington bijeen gekomen en op 19 december zal een volgende sessie in Ankara plaatsvinden die zich zal concentreren op de situatie in detentiekampen in Noordoost Syrië en het verstrekken van steun aan die landen die reeds foreign terrorist fighters hebben teruggenomen. Nederland geeft ook buiten de Anti-ISIS-Coalitie invulling aan bijvoorbeeld het tegengaan van reisbewegingen van terroristen, bijvoorbeeld met de overdracht van de Travel Information Portal-software aan de Verenigde Naties. Met dit systeem, nu GoTravel genoemd, draagt Nederland direct bij aan de wereldwijde implementatie van VN Veiligheidsraad-resolutie 2396 die het staten verplicht om detectiecapaciteit te ontwikkelen om terroristische reisbewegingen te voorkomen.

45

Wat is de Turkse bijdrage aan de FTF-werkgroep?

Turkije is net als Nederland covoorzitter en daarmee ook gehouden aan het genoemde werkplan onder vraag 44. Turkije heeft de laatste bijeenkomst van de FTF-werkgroep georganiseerd in Ankara in mei 2019. Er waren toen verschillende panels georganiseerd waarin experts van verschillende landen en organisaties informatie uitwisselden over bijvoorbeeld re-integratie, detentie en het tegengaan van reisbewegingen van terroristen.

46

Welke vooruitgang heeft de FTF-werkgroep gemaakt?

De FTF-werkgroep biedt een platform waarbij inmiddels 81 landen kennis en ervaringen uitwisselen op het gebied van de omgang met FTFs en hun families. Deze uitwisselingen zijn van groot belang in de wetenschap dat juist op dit gebied internationaal moet worden samengewerkt om de dreiging effectief tegen te kunnen gaan. Zo hebben inmiddels 69 landen wetten aangenomen om misdaden gepleegd door FTFs te vervolgen en te bestraffen; minstens zeventig landen hebben FTF’s (of hun facilitatoren) vervolgd, meer dan 60 landen en de VN hebben ruim 25 duizend FTF-profielen aan INTERPOL overgedragen en minstens 31 landen gebruiken geavanceerde reisbewegingsdetectiemaatregelen.

47

Hoe is de samenwerking in de FTF-werkgroep veranderd na de Turkse inval in Noord-Syrië?

Hoewel Nederland zich publiekelijk en in zijn bilaterale contacten met Turkije heeft uitgesproken tegen diens inval in Noordoost-Syrië heeft dat de samenwerking binnen de FTF-werkgroep niet veranderd. Wel heeft het ertoe geleid dat het besef dat er gezamenlijk naar oplossingen moet worden gezocht om de problematiek van de FTFs het hoofd te kunnen bieden verder vergroot. dit werd ook bevestigd tijdens de laatste bijeenkomst van de FTF-werkgroep in beperkte samenstelling op 15 november jl. in Washington.

48

Hoeveel Internally displaced persons (IDP’s) zijn er in Irak?

De VN meldt dat er in 2019 nog 1,42 miljoen intern ontheemden zijn in Irak (OCHA Humanitarian Needs Overview 2020, november 2019)

49

Hoe zet Nederland zich in om ervoor te zorgen dat in Irak niet alleen de «verliezers» van de oorlog worden berecht, maar ook anderen die evengoed oorlogsmisdaden hebben begaan?

Het Nederlandse beleid zet in op brede accountability voor de misdrijven begaan door alle partijen in het conflict. Daarom steunt Nederland naast het VN-onderzoeksteam UNITAD ook projecten van de Commission for International Justice and Accountability (CIJA), the Harvard Humanitarian Intiative (HHI), Impunity Watch, de International Commission on Missing Persons (ICMP) en Physicians for Human Rights (PHR). CIJA biedt capaciteitsopbouw voor het versterken van de National Committee on International Humanitarian Law – een overheidsorgaan met als mandaat de implementatie van UNSCR 2379 (threats to international peace and security). ICMP en PHR leveren forensische capaciteitsopbouw aan medische, onderzoeks-, juridische en gerechtelijke sectoren. Beide projecten richten zich op de verschillende actoren in het conflict, zowel in periode ISIS als ervoor. Tot slot voert HHI een perceptiestudie uit onder ontheemden in de KAR en de bevolking in Mosul. Doel is om in kaart te brengen hoe slachtoffers van het ISIS-conflict denken over vrede, gerechtigheid en accountability, en om dat over te brengen naar Irakese autoriteiten, de VN en andere partners om zo bij te dragen aan verzoening in Irak.

50

Waarom is er voor Irak alleen een UN Investigative Team for the Promotion of Accountability for Crimes Committed by Daesh (UNITAD) en niet iets vergelijkbaars zoals voor Syrië (het International, Impartial and Independent Mechanism, IIIM), waarbij wel wordt gekeken naar misdaden van allerlei partijen in het conflict?

De oprichting van UNITAD is tot stand gekomen na lange onderhandelingen met Irak over accountability van gepleegde misdrijven in het land. De resolutie van de VN-veiligheidsraad die hier op volgde, die zich focust op misdrijven gepleegd door ISIS en waarmee UNITAD werd opgericht bleek het hoogst haalbare. Dit betekent wel dat UNITAD toegang heeft tot het Iraakse grondgebied en al het bewijsmateriaal dat zich aldaar bevindt. Om deze toegang te verzekeren, is immers de medewerking van de Iraakse overheid vereist. Het IIIM heeft een breed mandaat, gericht op alle partijen bij het conflict, maar dat mandaat is tot stand gekomen door een resolutie van de Algemene Vergadering zonder instemming van het Syrische regime. Het IIIM heeft hierdoor geen directe toegang tot het Syrische grondgebied. Wel verzamelt het bewijs van organisaties die wel actief zijn in Syrië.

51

Geeft het volkenrechtelijke advies van de extern volkenrechtelijk adviseur aanleiding voor een beleidswijziging in uw aanpak van berechting van IS-strijders? Zo nee, waarom niet?

Zoals in de kabinetsreactie op het advies (Kamerstuk 27 925, nr. 658) is aangegeven sluit het advies van de EVA nauw aan bij de huidige inzet om opties ten aanzien van berechting in de regio, ondanks de zeer complexe vraagstukken, grondig te onderzoeken. Het advies van de EVA laat zien dat er geen gemakkelijke oplossing is. Een oplossing ten aanzien van het berechtingsvraagstuk zal uit diverse elementen bestaan, waarbij moet worden voldaan aan internationale standaarden en gerechtigheid wordt geboden aan de slachtoffers van ISIS. Het kabinet zal zich in internationaal verband blijven inzetten voor het vinden van een oplossing.

52

In welke mate is het humanitaire response plan voor Irak voor 2019 gevuld?

Het humanitaire respons plan voor Irak in eind november 2019 voor 75.7% gevuld.

53

Hoeveel draagt Nederland bij aan UNITAD en IIIM?

Nederland is de grootste donor voor het IIIM, met een bijdrage van in totaal 5 miljoen EUR. Aan UNITAD heeft Nederland tot nu toe 500.000 EUR bijgedragen. Er wordt op dit moment onderzocht of en hoe Nederland UNITAD in 2020 kan steunen.

54

Hoe heeft het advies van de extern volkenrechtelijk adviseur (EVA) het beleid van het kabinet ten opzichte van de berechting van IS-strijders veranderd?

Zie antwoord op vraag 51.

55

Hoe gebruikt Nederland de FTF-werkgroep om het belang van samenwerking in internationale fora te onderstrepen?

De FTF-werkgroep biedt een platform waarbij inmiddels 81 landen kennis en ervaringen uitwisselen op het gebied van de omgang met FTFs en hun families. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar detectie en tegengaan van reisbewegingen van terroristen, verbeterde informatiedeling en bewijsgaring, effectieve mechanismes v.w.b. de omgang met teruggekeerde FTFs en hun families en vervolging, detentie en re-integratie van FTFs. Informatiedeling over deze onderwerpen is van groot belang in de wetenschap dat juist op dit gebied internationaal moet worden samengewerkt om de dreiging effectief tegen te kunnen gaan. Nederland heeft bijvoorbeeld tijdens de FTF Werkgroep bijeenkomst in Ankara het belang van de vervolging van FTFs en bewijsvergaring tegen FTFs geagendeerd. Ook heeft Nederland detentie en re-integratie van FTFs ingebracht als uitdaging waar alle leden van de Anti-ISIS Coalitie mee te maken hebben.

56

Waarom worden de activiteiten van de Dutch Relief Alliance afgerond? Wordt er op andere wijze gecompenseerd voor deze afronding?

De Dutch Relief Alliance (DRA) is een samenwerkingsverband van 16 professionele internationale hulporganisaties die in de grootste crisissituaties op gezamenlijke wijze hulp leveren. De DRA maakt jaarlijks een jaarplan, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de 8 grootste humanitaire crises, zogenaamde protracted crises met een ranglijst samengesteld op basis van humanitaire informatie rondom het aantal mensen in nood en de gaten in financiering. Gezien de veranderende situatie in Irak en de transitie aldaar van humanitaire hulp naar wederopbouw is er door de DRA in 2019 voorrang gegeven aan crises van meer acute aard en grotere omvang.

Teneinde de activiteiten in Irak op een verantwoordelijke manier te beëindigen, heeft de DRA in 2019 zes maanden additionele financiering gekregen. De additionele tijd en financiering is ingezet om lokale partners te trainen in zelfstandige uitvoering, om deelnemers tijdig voor te bereiden en waar mogelijk naar alternatieve financiering zeker te stellen. De meeste DRA-organisaties blijven actief in Irak op thema’s als capaciteitsopbouw, gezondheidszorg, psychosociale zorg en weerbaarheid van gemeenschappen.

57

Hoe krijgt de Nederlandse steun aan de Norwegian People’s Aid vorm?

Nederland steunt de Norwegian People’s Aid (NPA) in Irak sinds 1 december 2017. Met deze steun verbetert NPA de dienstverlening aan Yezidi-meisjes en -vrouwen, die het slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld door ISIS. Deze dienstverlening betreft het verstrekken van gezondheidszorg en psychosociale hulp, bevordering van (economische) re-integratie en verbetering van rechtsbewustzijn. De steun aan NPA wordt dit jaar voortgezet voor een periode van 46 maanden.

58

Wat heeft de strijd tegen IS tot nu toe in totaal gekost?

In het jaarverslag van het Ministerie van Defensie worden de gerealiseerde uitgaven per jaar van alle inzet gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) in tabelvorm weergegeven. Van 2014 tot en met 2018 heeft de Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS ongeveer EUR 356,1 miljoen gekost. Vanaf 2019, na de beëindiging van de inzet van de F16’s, zijn de kosten per jaar aanzienlijk lager. Zoals in de artikel 100 brief van 14 september 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 637) is gemeld worden de kosten van de inzet in Irak in 2019 in zijn totaliteit geschat op EUR 24,6 miljoen. In de Artikel 100 brief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 662) worden deze kosten voor 2020 en 2021 geraamd op EUR 16 miljoen per jaar.

Op het gebied van stabilisatie heeft Nederland sinds 2016 EUR 72 miljoen bijgedragen aan het Funding Facility for Stabilization (FFS) van UNDP. Dit fonds draagt bij aan stabilisatie in op ISIS heroverde gebieden, onder andere door het herstellen van essentiële infrastructuur.

59

Hoeveel Nederlandse jihadisten zitten in detentiekampen in de regio?

Per 1 november 2019 zitten er 55 volwassen Nederlandse uitreizigers in Syrisch-Koerdische kampen of in detentie in Syrië. Het aantal kinderen met een Nederlandse link dat per 1 november 2019 in Syrisch-Koerdische vluchtelingenkampen in Syrië zit, bedraagt 95. De cijfers zijn afkomstig van de website van de AIVD.

60

Is het waarschijnlijk dat radicalisering bij deze jihadisten, door de slechte omstandigheden in de detentiekampen en opvangkampen in de regio, kan versnellen? Wordt hier rekening mee gehouden in de risicoanalyse?

Het risico op verdere radicalisering binnen opvang- en detentiekampen in Noordoost-Syrië is reëel. Nederlandse mannen en vrouwen kunnen daar ook vatbaar voor zijn. Echter, het kabinet heeft geen zeggenschap over opvang- en detentiekampen in Noordoost-Syrië en kan geen invloed uitoefenen op de situatie daar.

61

Wat gebeurt er met IS-strijders wanneer zij terugkeren naar Nederland?

In Nederland worden terugkeerders aangehouden en vervolgd op aangeven van het OM. Een veroordeelde terugkeerder met een tweede nationaliteit kan na een definitieve veroordeling voor een terroristisch misdrijf zijn Nederlanderschap verliezen. Is het Nederlanderschap ontnomen, dan is een uitzettingsprocedure denkbaar. Los van uitzetting zijn andere maatregelen tegen terugkeerders mogelijk, zoals een contactverbod of een meldplicht. Daarnaast geldt voor terugkeerders een brede, persoongerichte aanpak die het voorkomen van risico’s en het verminderen van dreiging beoogt. Na terugkeer blijven betrokken autoriteiten, diensten en instellingen een terugkeerder monitoren als dat nodig is.

62

Wat houdt het deradicaliseringstraject in Nederland in en hoe lang blijft de jihadist verplicht om het deradicaliseringstraject te volgen?

Detentie in de terroristenafdeling beoogt om iemand te straffen, én om hem los te weken uit zijn extremistische netwerk en van zijn extremistische gedachten. Na detentie blijven betrokken autoriteiten, diensten en instellingen een persoon monitoren als dat nodig is.

63

Hoeveel geld besteedt Nederland aan stabilisatie, opvang in de regio en humanitaire hulp in Jordanië, Libanon en Turkije voor Syrische vluchtelingen? Kan dit per project gespecificeerd worden?

Opvang in de regio

De Nederlandse bijdrage aan opvang in de regio voor Syrische vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen bedraagt in 2019 ongeveer EUR 60 miljoen voor Jordanië, Libanon en Turkije. Deze bijdragen worden gedaan in het kader van grotere meerjarige programma’s, zoals hieronder verder toegelicht.

In Turkije worden twee projecten gefinancierd. Beide projecten hebben als doel om (economische) perspectieven van vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen te verbeteren. Het betreft een project van Oxfam van EUR 2,14 miljoen dat loopt tot 2022 en een project van United Work van ongeveer EUR 570.000 dat eind dit jaar zal aflopen. Tevens heeft Nederland in 2018 EUR 47 miljoen bijgedragen aan de EU Facility for Refugees in Turkey (FRIT) (Kamerstuk 35 095 V, nr. 3). Deze bijdrage is volledig betaald in november 2018 (en om die reden niet meegerekend in bovengenoemd bedrag) maar het contract loopt tot eind 2023.

In 2019 wordt het merendeel van de Nederlandse inzet op opvang in de regio in Jordanië en Libanon besteed middels een grootschalig, meerjarig partnerschap met UNHCR, UNICEF, International Labour Organization, International Finance Corporation ILO, IFC en de WereldBank. Het doel van het partnerschap, genaamd Prospects, is perspectief bieden aan Syrische vluchtelingen en kwetsbare gemeenschappen met een focus op onderwijs, werk en sociale bescherming, waaronder Mental Health and Psychosocial Support (MHPSS). De vijf partners besteden specifiek aandacht aan gezamenlijke beleidsbeïnvloeding in de betreffende landen voor een ontwikkelingsgerichte, inclusieve aanpak op langdurige ontheemding.

Daarnaast financiert Nederland andere projecten in zowel Libanon als Jordanië. Zo steunt Nederland in Libanon, in de periode 2019–2021, een programma dat zich inzet tegen gender-gerelateerd geweld en verbeterde bescherming van Syrische en kwetsbare Libanese vrouwen en kinderen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het verbeteren van nationale mechanismes en capaciteiten om met gevallen van gender-gerelateerd geweld om te gaan. Een andere belangrijke component van het programma is het verlenen van psychosociale steun aan slachtoffers van gender-gerelateerd geweld. Nederland draagt in totaal EUR 3,4 miljoen bij aan dit programma. In Jordanië steunt Nederland in de periode 2016–2019 een onderwijsprogramma van UNICEF met in totaal EUR 14 miljoen. Doel van dit programma is het om door middel van zogenaamde catch-up classes de toegang tot kwaliteitsonderwijs te verbeteren, met name voor kinderen die risico lopen op kinderarbeid, uitbuiting, kinderhuwelijk en andere vormen van misbruik.

Alle bovengenoemde uitgaven worden gefinancierd uit de begroting van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (HGIS).

Humanitaire Hulp

Nederland geeft voor het grootste deel ongeoormerkte humanitaire hulp via VN organisaties, het Rode Kruis en NGOs waarvan een deel in de buurlanden van Syrië terechtkomt. Crisis-specifieke noodhulp concentreert zich in Syrië voor Syrische burgers en ontheemden.


X Noot
1

Combined Joined Task Force-Operation Inherent Resolve Monthly Civilian Casualty Report, 5 december 2019.

Naar boven