27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 424 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2021

In deze brief informeren wij u, in vervolg op de brief van juni en mede op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de stand van zaken van het lerarentekort.1 Daarnaast reageren wij op verzoek van uw Kamer op het Onderwijsraadadvies Tijd voor focus, informeren wij u over de uitvoering van het amendement van het lid Nijboer (PvdA) over de lerarenbeurs2 en sturen wij u de resultaten van het inspectieonderzoek naar de kwaliteit van zij-instroom3 en het evaluatieonderzoek van de pilots jonge/ oude kind op de pabo4.

Graag willen wij beginnen met onze waardering uit te spreken voor alle schoolleiders en leraren die hard hebben gewerkt om ervoor te zorgen dat alle leerlingen bij de start van het nieuwe schooljaar weer goed onderwijs kunnen krijgen.

Voldoende, goed opgeleid onderwijspersoneel vormt de basis voor de kwaliteit van en kansengelijkheid in het onderwijs. In deze kabinetsperiode hebben we daarom geïnvesteerd in het verbeteren van de salarissen in het onderwijs en in de mensen die in het onderwijs werken. Door aan de start van onze periode € 270 mln. extra te investeren in de salarissen in het primair onderwijs (po) en het is goed dat Uw Kamer onlangs heeft besloten om dit nog een keer te doen met € 500 mln. om zo het beroep aantrekkelijker te maken.

We zien ook dat het aanpak tekorten werkt.5 In het po is de werkdruk waarneembaar gedaald en is het aantal zij-instromers en onderwijsassistenten fors toegenomen. Ook hebben scholen en instellingen, met het Nationaal Programma Onderwijs en de regeling Extra hulp in de klas, geld ontvangen om de gevolgen van de coronapandemie aan te pakken. Hiermee kunnen zij ondersteuning en begeleiding van leerlingen, leraren en studenten en de ontwikkeling van de onderwijs- en schoolorganisatie hand in hand laten gaan.

Tegelijkertijd zien we dat de uitdagingen voor komende periode groot zijn. In veel sectoren zowel in de publieke sector als daarbuiten is de arbeidsmarkt krap en dit merken wij ook in het onderwijs. Met onze aanpak van de personeelstekorten hebben wij de groei van de tekorten laten afnemen, maar er is meer nodig. Ook de komende periode is er onverminderde aandacht en inzet nodig om samen met (vertegenwoordigers van) scholen, leraren en opleidingen stappen te zetten in de aanpak van de tekorten.

Stand van zaken lerarentekort

Geïntensiveerde aanpak van de tekorten in de G4 en Almere (G5)

Ruim een jaar geleden hebben wij de Kamer geïnformeerd over de intensivering van de aanpak van de tekorten in de G5.6 Gezien de oplopende tekorten was het nodig om extra maatregelen te nemen. Na intensief overleg is per stad een convenant afgesloten op basis van de noodplannen van de schoolbesturen en gemeenten om de continuïteit en kwaliteit van en kansengelijkheid in het onderwijs te borgen. Voor de uitvoering van de maatregelen in de convenanten is door het kabinet € 116 mln. vrijgemaakt voor vier jaar.

De wethouders en besturen geven aan dat de convenanten bijdragen aan de (gezamenlijke) aanpak van de tekorten. Hoewel de problemen zonder de convenanten groter zouden zijn, hebben we met elkaar moeten constateren dat de combinatie corona en tekorten een zware wissel legt op de scholen. Alle scholen zijn na de zomer open gegaan, maar veel besturen hebben nog vacatures open staan. In de vakantie zijn er namelijk nog opzeggingen ontvangen maar ook aanstellingen gedaan. Daarnaast heeft corona hier impact op, bijvoorbeeld door ziekte en herstel. De mobiliteit van leraren lijkt dit jaar groter dan vorig jaar. Dit heeft onder meer te maken met de combinatie van de moeilijkheid om geschikte woningen te vinden, en de ruime beschikbaarheid van vacatures in omliggende gemeenten.

Scholen vangen tekorten op met (tijdelijke) noodoplossingen, zoals onderwijsassistenten en/ of leraren in opleiding (lio) voor de groep, grotere groepen en af en toe externe inhuur (uitzendbureau/ zzp-ers). Daarnaast worden andere (onbevoegde) professionals voor de klas ingezet en wordt ambulante tijd van leerkrachten, IB’ers en schoolleiding verlaagd. Daarnaast worden vakdocenten extra ingezet en zijn gepensioneerde leerkrachten opnieuw aangenomen.

In de gesprekken die de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media met de wethouders en besturen voerde, geven de steden aan de eerste positieve effecten van de maatregelen uit de convenanten te zien. Dat geldt met name voor het opleiden van assistenten tot ondersteuner of leraar, de verbeteringen en de toename in zij-instroom en het anders organiseren van het onderwijs. Voor de korte termijn zien we kansen om deze ervaringen verder te verdiepen en verbreden binnen en tussen de steden in de G5. Voor de zomer is een eerste kennisdelingssessie geweest over de ervaringen van Almere met anders organiseren en onlangs was de tweede bijeenkomst over het opleiden van onderwijsassistenten.

Naast de acties voor de korte termijn heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media ook geïnventariseerd welke maatregelen de G5 zien voor de langere termijn, rekening houdend met de demissionaire status van dit kabinet. De steden hebben hierbij gewezen op het belang van structurele investeringen in het onderwijs in het hele land voor onder meer schoolleiders en het structureel maken van de toeslag voor onderwijspersoneel op scholen met een hoge schoolweging. Ook zien zij kansen en willen zij graag verder in gesprek over de mogelijkheden van de inzet van medewerkers met een diploma in een aanpalend terrein, zoals pedagogen en sociaal pedagogische hulpverlening in het po en (v)so.

Ook de aanjager Merel van Vroonhoven constateerde dat de aanpak van de tekorten werkt. Wel merkte zij terecht op dat een intensivering van de aanpak nodig is. Met de intensivering in de G5 en de afspraken in het bestuursakkoord flexibilisering van de opleidingen met de VH en VSNU zijn de eerste stappen om haar aanbevelingen op te volgen gezet. Zo worden binnen de opleidingen de volgende acties opgepakt: meer aanbod op maat (bijvoorbeeld voor zij-instromers), beter benutten van eerder verworven competenties en intensievere regionale samenwerking tussen hbo- en wo-lerarenopleidingen. Met de sector- en vakorganisaties worden langs drie lijnen vervolgstappen uitgewerkt: de regionale aanpak, het beroepsbeeld en breed betrekken van de beroepsgroep en landelijke regie/taskforce. Zoals ook naar voren kwam in het rondetafelgesprek van de Kamer met vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties, op 29 september is er op veel punten overeenstemming over de richting. De uitwerking daarvan vergt nog een aantal stappen.

In december verwachten wij uw Kamer verder over de resultaten van het eerste jaar convenanten en aanpak tekorten te kunnen informeren. Dan ontvangt uw Kamer ook de nieuwe ramingen voor de onderwijsarbeidsmarkt. Ook kunnen wij dan de eerste ervaringen van de schoolbesturen uit de G5 delen met de beleidsregel andere dag-en weekindeling.

Registratie actuele tekorten op alle po scholen in Nederland

Op 1 oktober a.s. krijgen alle besturen en scholen een uitnodiging om de actuele tekorten aan leraren en schoolleiders te registreren. De verbreding van de uitvraag die voor de zomer heeft plaatsgevonden, is goed verlopen en heeft geleid tot verdere verfijning van de methode. Hiermee hebben we er vertrouwen in dat een uitvraag bij alle po scholen in Nederland mogelijk is. Om een goed beeld te geven van de tekorten, is het van belang dat zoveel mogelijk scholen en besturen deelnemen aan het onderzoek en de tekorten registreren. Naast de nieuwsbrief van het Ministerie van OCW zullen de PO-Raad en de AVS hun leden oproepen om deel te nemen aan de uitvraag. In de brief van december informeren wij u over de resultaten.

Hiermee geven wij uitvoering aan de motie van het lid Kwint c.s. over de registratie van de tekorten.7 Zoals wij u in de eerder genoemde brief van juni lieten weten, delen wij de wens om beter zicht te krijgen op de omvang van de (actuele) tekorten. Maar het in beeld brengen van de tekorten is complex. Naast de definitie van wat een tekort is, is dat ook lastig door de zogenoemde «verborgen» tekorten. Dit zijn (nood)oplossingen die scholen kiezen om de continuïteit van het onderwijs te borgen zonder dat er een vacature wordt opengesteld, zoals het samenvoegen van klassen en de inzet van onderwijsassistenten. Daarnaast moet de methode om tekorten in beeld te brengen betrouwbaar zijn en moet de administratieve last beheersbaar zijn. Met de G5, en voor de verbreding ook met de PO-Raad hebben we daarom veel tijd gestoken in een aanpak om een actueel en zo gedegen mogelijk beeld van tekorten te krijgen.

Onderzoek Inspectie naar de kwaliteit route zij-instroom in beroep

Zij-instromers leveren een belangrijke bijdrage in de aanpak van het lerarentekort. Dat zien we ook dit jaar weer: het aantal aanvragen voor de subsidie zij-instroom in het po, vo en mbo ligt eind september dit jaar 25% hoger dan het aantal subsidieaanvragen eind september 2020 (toegekende aanvragen 2020 po, vo en mbo was 1777). De Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) heeft vanwege de sterke toename van het aantal zij-instromers in het beroep van leraar in het primair onderwijs, onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de route.8 In het onderzoek zijn zowel lerarenopleidingen, zij-instromers als scholen betrokken. De Inspectie heeft de kwaliteit van de route beoordeeld aan de hand van vijf aspecten: het geschiktheidsonderzoek, de scholing en begeleiding en het afsluitende bekwaamheidsonderzoek en getuigschrift. Conclusie is dat er veel goed gaat, en dat er een aantal verbeterpunten zijn. Zo kunnen scholing en begeleiding nog beter aansluiten op de voorkennis en vaardigheden van de zij-instromer, kunnen scholen en pabo’s nog beter samenwerken en kan de oriëntatiefase beter worden ingericht. De Inspectie stelt ook dat het versnipperde opleidingenlandschap soms onduidelijkheid met zich mee brengt over welke route het beste bij de kandidaat past.

De resultaten van het onderzoek zijn herkenbaar en sluiten aan bij eerdere onderzoeken. Deze waren aanleiding voor een verkenning om de zij-instroomroute beter in te bedden. Vooruitlopend daarop is, in lijn met de punten die de inspectie noemt ook een aantal verbeteringen in gang gezet. Zo zijn in het bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen bijvoorbeeld afspraken gemaakt over het beter laten aansluiten van de opleiding op de voorkennis en vaardigheden van de student. Het onderwijsloket helpt zij-instromers op weg in de best passende routes naar het leraarschap. In overleg met veldorganisaties is ter voorbereiding op de modernisering van zij-instroom in beroep ook een onderzoek uitgezet naar de kosten van de huidige route zij-instroom in het beroep. Het onderzoek wordt uitgevoerd door ResearchNed en de resultaten worden eind 2021 verwacht. Naar verwachting wordt uw Kamer in de decemberbrief hierover geïnformeerd.

Vooraanmeldingen instroom pabo

In de afgelopen jaren hebben de pabo’s een sterk groeiende instroom laten zien. Van ruim 5.100 eerstejaars studenten in 2015/16 naar ruim 6.600 in 2018/19, naar ruim 7.300 in 2019/20 naar ruim 9.600 in 2020/2021. De actuele vooraanmeldingscijfers van de pabo geven helaas de indicatie dat dit jaar de instroom lager zal zijn dan vorig jaar en ongeveer op niveau van 2018 zal zijn. Ook het gemiddelde van alle hbo-bachelors laat een daling zien in de vooraanmeldingen. 2020 was een bijzonder jaar door het vervallen van het Centraal Examen en uitreisbeperkingen die een tussenjaar bemoeilijkten. Hierdoor zijn er dat jaar extra veel studenten ingestroomd.

Begin 2022 zijn de instroomcijfers definitief en krijgen we meer inzicht op de achtergronden van de studenten die dit jaar ingestroomd zijn. Met de pabo’s volg ik dit op de voet. Positief is dat het aantal subsidie-aanvragen voor zij-instromers in het po op dit moment bijna 30% hoger is dan vorig jaar (toegekende aanvragen voor het po was vorig jaar 785). De subsidieregeling staat nog tot 15 oktober open, de definitieve cijfers voor zij-instroom in het beroep volgen in het najaar. In de brief van december informeren wij uw Kamer daarover. Ook de vooraanmeldingen voor de Ad-opleiding pedagogisch educatief professional lijken dit jaar ongeveer tweemaal zo hoog te zijn ten opzichte van vorig jaar.

Met het oog op de tekorten vinden wij het van groot belang om de ontwikkeling met betrekking tot de studentenaantallen op de pabo scherp te duiden en te onderzoeken hoe sturing gegeven kan worden aan het genereren van meer instroom in de opleiding. Daarbij is het ook van belang om meer inzicht te krijgen welke beelden er bestaan over het vak en de opleiding en of daar nog mogelijkheden zijn voor verbetering. Voor de toelating tot de pabo verkennen wij samen met de pabo’s de mogelijkheden voor verdere verbetering, zonder in te boeten aan de kwaliteit van de pabo. Samen met de pabo’s en het mbo kijken we of we mbo-studenten die het keuzedeel voorbereiding pabo positief hebben afgesloten direct toegang kunnen geven tot de pabo. Op de inhoud van de bijzondere nadere vooropleidingseisen bezien we of en op welke onderdelen deze aan herijking toe zijn.9 Wij informeren uw Kamer nog voor de begrotingsbehandeling over de mogelijkheden die wij zien om de instroom in de pabo vanaf volgend studiejaar weer te doen laten stijgen.

Reactie op het Onderwijsraadadvies Tijd voor focus

De Onderwijsraad constateert dat er (te) veel verantwoordelijkheden bij de leraren liggen en de werkdruk te hoog is. Daardoor komen leraren niet meer toe aan de kern van hun vak: het geven en ontwikkelen van onderwijs. Dit gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs en van de aantrekkelijkheid van het beroep. De Onderwijsraad adviseert om meer focus aan te brengen in de werkzaamheden van leraren én om de Rijksbekostiging structureel te verhogen. De raad adviseert tevens dat leraren, schoolleiders en schoolbesturen samen in beeld moeten brengen wat nodig is voor goed onderwijs, hoeveel tijd dat kost en wie de uitvoering op zich neemt. Er kan meer gedifferentieerd worden in wie wat doet en er kan beter gebruik worden gemaakt van de expertise van ondersteunende professionals zoals onderwijsassistenten, vakleerkrachten en andere specialisten.

De afgelopen periode is er door OCW op verschillende onderdelen uit het advies van de onderwijsraad inzet gepleegd. Voor de aanpak van de werkdruk is in schooljaar 2021–2022 € 380 miljoen beschikbaar gesteld aan scholen en dit loopt op tot 430 miljoen structureel vanaf 2024–2025. In lijn met het advies van de Onderwijsraad bepalen de scholen zelf in overleg wat er op hun school nodig is om de werkdruk aan te pakken. Onderzoek naar de inzet van werkdrukmiddelen laat zien dat deze aanpak werkt en de werkdruk waarneembaar is gedaald. Leraren voelen zich minder emotioneel belast en ervaren meer regelmogelijkheden. Het aantal fte is de afgelopen periode gestegen met 1.100 fte aan onderwijsgevend personeel en 6.600 fte aan onderwijsondersteunend personeel. Scholen zijn positief over dat zij zelf een aanpak voor werkdruk kunnen kiezen voor de eigen school.

Daarnaast is in de cao primair onderwijs geregeld dat scholen elk jaar een werkverdelingsplan maken. In het werkverdelingsplan is o.a. geregeld hoe de lessen en groepen over de teamleden worden verdeeld, wat de verhouding is tussen lesgevende en overige taken en hoeveel tijd leraren hebben voor voorbereiding en nawerk van de lessen. Schoolteams kunnen daarbij zelf de zogenoemde opslagfactor bepalen, de tijd die er bij elk lesuur bovenop komt voor voorbereiding en nawerk. Deze kan variëren tussen 35% en 45%. Vanaf 2017 is daarnaast expliciet in de onderwijswetten opgenomen dat leraren – binnen de kaders van het onderwijskundig beleid van de school – verantwoordelijkheid dragen voor het vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische proces in de school. Het bevoegd gezag van elke school is verplicht om met hun leraren in gesprek te gaan en afspraken over professionele ruimte en zeggenschap en deze afspraken in een professioneel statuut op te nemen. Met onder andere het uitbrengen van de handreiking «ruimte in regels» heb ik voor leraren expliciet gemaakt wat er vanuit de wet van leraren wordt verwacht en met name waar dus de professionele ruimte zit om eigen keuzes te maken en focus aan te brengen.

Vervolgens is de regeling Extra hulp voor de klas verlengd en is er in totaal twee keer € 102 miljoen beschikbaar gesteld voor het primair onderwijs om met extra ondersteuning de gevolgen van corona op te vangen. Uit onderzoek blijkt dat in het po de meeste scholen er voor kiezen om gemiddeld de helft van het aangevraagde subsidiebedrag in te zetten voor (extra) leraren, onderwijsassistenten en instructeurs. Daarnaast kiezen veel scholen voor het inhuren van ondersteuning en begeleiding ter ontzorging van leraren en ander personeel.

De verbeteraanpak passend onderwijs voorziet tevens in een aantal maatregelen, die de werkdruk rondom de ondersteuningsbehoefte van leerlingen kunnen verlagen. Bijvoorbeeld door een landelijke norm voor basisondersteuning te ontwikkelen, waardoor leraren weten wat er van ze verwacht wordt, leraren beter voor te bereiden op passend onderwijs door nascholing en aandacht voor passend onderwijs in de lerarenopleiding en door de administratieve last m.b.t. de ondersteuningsplannen te verminderen.

In het advies adviseert de Onderwijsraad om de Rijksbekostiging voor onderwijs te verhogen waardoor er meer (ontwikkel)tijd kan worden gerealiseerd en scholen meer ruimte krijgen om extra onderwijsondersteunend personeel aan te nemen. Het is aan het volgende kabinet om dit advies te wegen en eventuele aanvullende maatregelen te nemen.

Uitvoering amendement van het lid Nijboer over de lerarenbeurs

Op 30 juni 2021 zijn subsidies verstrekt op grond van de Subsidieregeling Lerarenbeurs. Er zijn in totaal 5.895 aanvragen gedaan voor de Lerarenbeurs en daarvan zijn 4.676 aanvragen toegekend. Op grond van het bereiken van het subsidieplafond zijn er in die periode 1.219 aanvragen afgewezen (Kamerstuk 27 923, nr. 419).

Op 8 juli 2021 is een amendement van het lid Nijboer (PvdA) aangenomen (Kamerstuk 35 850 VIII, nr. 7). Dit amendement regelt dat € 17,1 miljoen per direct extra ter beschikking wordt gesteld aan de Lerarenbeurs. Tot en met 2024 loopt dit op tot € 60,3 miljoen door de gelden voor de uitvoeringskosten van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) toe te voegen aan het budget voor de Lerarenbeurs.

Op basis van het amendement Nijboer zijn de subsidieplafonds voor het schooljaar 2021–2022 per onderwijssector verhoogd. Er is een bedrag van € 16 miljoen aan de regeling toegevoegd. Hiermee kon er alsnog subsidie worden verstrekt aan alle aanvragers van wie de aanvragen eerder zijn afgewezen vanwege de overschrijding van het subsidieplafond. Het overige budget van € 1,1 miljoen wordt gebruikt voor correcties uit eerdere jaren.10

DUO heeft alle afgewezen aanvragers van 30 juni jl. op 15 juli jl. geïnformeerd over het amendement Nijboer en het feit dat dit betekent dat hun aanvraag voor het komende studiejaar alsnog wordt toegekend. In deze mail is aanvragers ook gevraagd zo spoedig mogelijk door te geven als zij geen gebruik meer willen maken van de Lerarenbeurs dit jaar. Naar aanleiding van deze mail hebben 71 leraren/docenten hun aanvraag voor de Lerarenbeurs ingetrokken. Na de daadwerkelijke toekenning door DUO (op 21 juli) hebben nog eens 134 leraren/docenten hun aanvraag ingetrokken. In totaal hebben 205 leraren hun aanvraag, nadat deze in eerste instantie was afgewezen op basis van subsidieplafond bereikt, ingetrokken, nadat bekend werd dat hij alsnog zou worden toegekend. Deze leraren hadden bijvoorbeeld na de eerdere afwijzing van de Lerarenbeurs de gemaakte afspraken met de school over hun inzet volgend schooljaar al herzien.

In totaal zijn in de aanvraagronde voor schooljaar 2021–2022, na toevoeging van het extra budget en aftrek van de leraren die hun aanvraag hebben ingetrokken, 5777 aanvragen toegekend. Alle leraren die voor het schooljaar 2021–2022 een aanvraag hebben ingediend die voldeed aan de subsidiecriteria ontvangen een lerarenbeurs. In onderstaande tabel zijn de totale aantallen per sector opgenomen.11

Sector

Bachelor

Master

TOTAAL

Initieel

Herhaal

Initieel

Herhaal

PO

138

82

1.162

349

1.731

VO

397

253

1.225

758

2.633

MBO

123

59

511

90

783

HO

37

20

439

134

630

Totaal

695

414

3.337

1.331

5.777

De 205 aanvragers die hun aanvraag na de afwijzing op grond van subsidieplafond bereikt van 30 juni hebben ingetrokken, krijgen op basis van een eerdere toezegging (Kamerstuk 27 923, nr. 419) tijdens de volgende aanvraagperiode in 2022 voorrang op andere initiële aanvragers, mochten zij besluiten volgend jaar wel weer aanspraak te willen maken op de subsidie. Voor volgend schooljaar ziet de volgorde van toekenning er dan als volgt uit:

  • herhaalaanvragen (voor tweede of derde studiejaar);

  • initiële aanvragen van leraren waarvan de aanvraag in 2021 in eerste instantie was afgewezen op basis van het bereikte subsidieplafond;

  • (nieuwe) initiële aanvragen.

Voor volgend schooljaar is er € 76.586.000 beschikbaar. Als het aantal initiële aanvragen dezelfde trend volgt als de afgelopen jaren is er naar verwachting voldoende budget beschikbaar om alle aanvragen voor schooljaar 2022–2023 toe te kennen.

Voor de aankomende jaren is er voor de Lerarenbeurs het volgende budget beschikbaar:

2021

2022

2023

2024

Oorspronkelijk begroot budget

€ 47.900.000

€ 47.286.000

€ 51.992.000

€ 54.550.000

Budget toegevoegd o.b.v. amendement Nijboer

€ 17.100.000

€ 29.300.000

€ 8.900.000

€ 5.000.000

Totaal beschikbare budget

€ 65.000.000

€ 76.586.000

€ 60.892.000

€ 59.550.000

Het aantal aanvragen voor de lerarenbeurs neemt al een aantal jaar af. Onze verwachting is dat wanneer het aantal aanvragen de trend van de afgelopen jaren volgt, we ook de komende jaren alle herhaalaanvragen en initiële aanvragen voor de Lerarenbeurs kunnen toekennen.

Zoals eerder aangegeven is er in het kader van de aangekondigde herbezinning op het instrument Lerarenbeurs een evaluatieonderzoek uitgezet12. De sociale partners participeren in de begeleidingscommissies van dit onderzoek. De onderzoeksresultaten zullen in het voorjaar van 2022 met Uw Kamer worden gedeeld.

Resultaten van evaluatie van de pilot jonge/ oude kind

In 2020 zijn zeven gespecialiseerde pilots op zes pabo’s gestart, vier gericht op lesgeven aan jongere kinderen en drie aan oudere kinderen13. Het eerste jaar van de pilots is geëvalueerd en hierbij bied ik uw Kamer het rapport aan.

Het beeld vanuit de evaluatie is dat er in de pilots meer focus en samenhang ontstaat door een integrale visie op het onderwijs aan het jonge en het oudere kind. Versterking van de opleiding wordt gerealiseerd door meer tijd in het curriculum voor specialisatie. Vooral de vroegere start van de specialisatie creëert extra ruimte voor verdieping. De onderzoekers stellen dat door het nog beperkt aantal deelnemende studenten aan de pilots nog niet te zeggen is of de ene specialisatie significant meer mannen of vrouwen trekt en of de pilots de interesse in de pabo vergroten. Zo kiezen nog veel studenten de reguliere opleidingsroute omdat ze nog niet direct een keuze willen maken voor een specialisatie.

Vanwege de corona-pandemie en de beperkingen die daar het gevolg van waren voor opleidingen, studenten en stagescholen, heb ik besloten de pilots met een jaar te verlengen en deze ook te evalueren.14 De uitkomsten worden volgende jaar met u gedeeld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstuk 27 923, nr. 418

X Noot
2

Kamerstuk 35 850 VIII, nr. 7

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 27 923, nr. 417

X Noot
6

Kamerstuk 27 923, nr. 410

X Noot
7

Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 165

X Noot
8

Uitvoering motie van het lid Rog Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 143

X Noot
9

Kamerbrief stand van zaken lerarenbeleid, Kamerstuk 27 923, nr. 418

X Noot
10

Bijvoorbeeld voor bijstellingen in studieverlofuren uit eerdere jaren.

X Noot
11

Aantallen met peildatum 18 augustus 2021. Initiële aanvragen zijn aanvragen van leraren/docenten die nog niet eerder een aanvraag voor de Lerarenbeurs hebben ingediend. Herhaalaanvragen zijn aanvragen van leraren/docenten die al eerder een aanvraag voor de Lerarenbeurs hebben ingediend.

X Noot
12

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3976

X Noot
13

Uitvoering motie van het lid Rudmer Heerema c.s. Kamerstuk 27 923, nr. 401

X Noot
14

Kamerstuk 27 923, nr. 409

Naar boven