27 830 Materieelprojecten

Nr. 141 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2014

Inleiding

Met deze brief informeer ik u over actuele ontwikkelingen rondom het Multi Role Tanker Transport (MRTT) project. Dit multinationale project onder Nederlandse leiding behelst de gezamenlijke verwerving en instandhouding en het operationele gebruik van tank/transportvliegtuigen. Over dit samenwerkingsinitiatief is de Kamer eerder geïnformeerd met geannoteerde agenda’s en verslagen van bijeenkomsten van de EU-Ministers van Defensie (Kamerstukken 21 501-28, nrs. 119, 112, 110, 108, 104, 97 en 94), mijn brief over internationale militaire samenwerking van 13 februari 2014 (Kamerstuk 33 279, nr. 10) en het Materieelprojectenoverzicht 2014 (Kamerstuk 27 830, nr. 134). Het MRTT-project is erop gericht het tekort van Europese landen aan tank- en luchttransportcapaciteit te verminderen en standaardisering te bevorderen. In Europa zijn op dit moment ongeveer 40 tankvliegtuigen van negen verschillende typen in gebruik. Ter vergelijking: de Verenigde Staten beschikken over ongeveer 550 tankers van drie typen. Voor Nederland gaat het om de vervangende capaciteit voor de twee KDC-10 toestellen die vanaf 2020 uit dienst zullen worden genomen.

Stand van zaken

Het Europees Defensie Agentschap (EDA) heeft in februari jl. namens de deelnemende landen twee fabrikanten een Request for Information (RFI) gestuurd voor de benodigde MRTT-capaciteit, Airbus voor de A330 en Boeing voor de KC-46. In de zomer hebben beide fabrikanten hierop gereageerd. Op grond daarvan hebben de deelnemende landen een commercieel vertrouwelijk advies opgesteld. Dit advies bevat een aanbeveling voor de wijze van verwerving (sole source of een competitie tussen de twee kandidaten).

Vandaag zal het EDA aankondigen dat de Executive Board van het MRTT-project, op grond van de informatie van de fabrikanten en het oordeel van de landen, heeft besloten om een sole source procedure met de firma Airbus te beginnen over de verwerving van vier nieuwe tank/transportvliegtuigen. Deze brief bevat een toelichting op deze procedure.

De fase die het besluit van vandaag inluidt, behelst het volgende. De Europese materieelorganisatie Organisation Conjointe de Coopération en matière d’ARmement (OCCAR) zal samen met de landen die aan het MRTT-project deelnemen een Request for Proposal (RFP) opstellen. De verwachting is dat het RFP in maart van het komende jaar naar de firma Airbus wordt gestuurd en dat die in juni daarop zal reageren met een offerte. Dan moet worden beoordeeld of er een overeenkomst met Airbus mogelijk is en of op basis van de offerte onderhandelingen kunnen beginnen.

Het MRTT-project is een internationaal samenwerkingsinitiatief dat niet exact volgens het sjabloon van het Defensie Materieel Proces (DMP) verloopt. Inhoudelijk komen alle relevante aspecten van het DMP aan de orde, waarmee de waarborgen van het DMP intact blijven. Om de parlementaire betrokkenheid te garanderen, zal ik de Kamer periodiek informeren over de voortgang van het project. Ik zal dat doen aan de hand van de bekende aspecten van het DMP, in het bijzonder product, tijd en geld. Zo mogelijk voor het zomerreces van 2015 zal ik de Kamer informeren over de stand van zaken na ontvangst van de offerte van Airbus. Als de landen die offerte positief beoordelen, kunnen vervolgens de onderhandelingen over een contract beginnen. De deelnemende landen streven ernaar de afspraken over het project uiterlijk in 2016 te bekrachtigen met een Memorandum of Understanding en met een contract tussen de Navo en de fabrikant. Ook daarover ontvangt de Kamer tijdig een brief. Voor die tijd zijn onomkeerbare besluiten en (financiële) verplichtingen niet aan de orde.

Achtergrond

De Europese landen hebben een tekort aan transportvliegtuigen die ook toestellen in de lucht kunnen bijtanken (Air-to-Air Refueling). MRTT-vliegtuigen kunnen in beide capaciteiten voorzien. Op 22 maart 2012 besloten de Ministers van Defensie in een vergadering van de EDA-bestuursraad de verdere ontwikkeling van deze capaciteiten te ondersteunen. Tijdens de Navo-top van Chicago in mei van dat jaar verwelkomde het bondgenootschap een Europese bijdrage aan de tankercapaciteit. Vervolgens tekenden negen EU-lidstaten (België, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal en Spanje) en Noorwegen in november 2012 een Letter of Intent. Van deze landen zijn op dit moment Nederland, Noorwegen en Polen nauw bij het MRTT-project betrokken, waarbij Nederland de rol van lead nation vervult. België heeft het voornemen om deel te nemen aan de instandhouding en het operationele gebruik van de MRTT-toestellen. Denemarken, Duitsland en Turkije zijn waarnemers bij het project. Voorts worden de mogelijkheden van samenwerking bij de instandhouding onderzocht met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Australië. Frankrijk heeft op 20 november aangekondigd twaalf Airbus A330-toestellen te gaan verwerven. Australië en het Verenigd Koninkrijk beschikken reeds over Airbus A330»s.

Behalve Nederland, Noorwegen en Polen zijn ook het EDA, het Navo-agentschap NSPA (NATO Support Agency) en de Europese materieelorganisatie OCCAR bij het MRTT-project betrokken. Het EDA heeft het initiatief voor het MRTT-project genomen op grond van de EU-gedragscode voor pooling and sharing. De Navo zal de tank/transportvliegtuigen ten behoeve van de deelnemende landen aanschaffen en onderhouden. Dit is goedkoper dan dat lidstaten individueel deze vliegtuigen aanschaffen en in stand houden. Daarnaast bevordert deze gezamenlijke aanpak de standaardisatie en de interoperabiliteit. Een vergelijkbare opzet is eerder gekozen bij het SAC C-17-initiatief. NSPA en OCCAR zijn overeengekomen dat OCCAR namens de Navo de vier toestellen zal verwerven en dat NSPA verantwoordelijk wordt voor de instandhouding. Beide organisaties beschikken over de benodigde ervaring op deze terreinen.

Ik ben ingenomen met het besluit dat het EDA vandaag publiek zal maken. Het MRTT-project is een voorbeeld van de vernieuwende, toekomstgerichte samenwerking van gelijkgezinde Europese landen die het kabinet voorstaat. Zoals gezegd is de ondertekening van een contract voorzien voor 2016. De eerste toestellen zijn dan volgens de huidige planning inzetbaar vanaf 2020. Verder is voorzien dat de toestellen in Nederland zullen worden geregistreerd en mogelijk gestationeerd op de vliegbasis Eindhoven. De Militaire Luchtvaart Autoriteit zal verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de luchtwaardigheid en de inzet van de toestellen. Van deze en andere ontwikkelingen zal ik de Kamer op de hoogte houden.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven