21 501-28 Defensieraad

Nr. 108 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2014

Op 20 en 21 februari a.s. wordt de informele bijeenkomst van de EU-Ministers van Defensie gehouden in Athene. De Ministers zullen de uitkomst bespreken van het debat over defensiesamenwerking in de Europese Raad (ER) op 19 en 20 december jl. In deze brief zet ik mijn appreciatie uiteen van de Raadsconclusies van de ER en vestig ik de aandacht op de onderwerpen die op korte termijn aandacht vergen. Daarnaast zullen de Ministers in aanwezigheid van de operatiecommandanten de vooruitgang in de missies en operaties bespreken, waaronder de voorbereiding van de nieuwe militaire operatie in de Centraal Afrikaanse Republiek.

Uitkomsten debat Europese Raad

Afgelopen jaar stond in de discussies over het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) de voorbereiding centraal van het debat over veiligheid en defensie in de ER op 19 en 20 december jl. Naast de verhoging van de effectiviteit en zichtbaarheid van het GVDB stonden daarbij gezamenlijke capaciteitenontwikkeling en versterking van de defensiemarkt en -industrie centraal. De ER heeft een groot aantal voorstellen op deze terreinen bekrachtigd, mede op basis van het Final Report on CSDP van de Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de mededeling van de Europese Commissie over defensiemarkt en -industrie. In de Raadsconclusies worden ook de conclusies en aanbevelingen van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken op 18 en 19 november jl. nogmaals onderstreept (Kamerstuk 21 501-02, nr. 899). Volledigheidshalve heb ik de Raadsconclusies van de Europese Raad als bijlage bij deze brief toegevoegd1.

De Raadsconclusies bieden een kader met concrete aanwijzingen voor de Europese defensiesamenwerking de komende jaren. Capaciteitenversterking neemt daarbij een centrale plek in. Uit de tekst spreekt het belang van doorontwikkeling van het GVDB, om de lidstaten in staat te stellen gezamenlijk meer verantwoordelijkheid te nemen op het terrein van veiligheid en defensie. Dat vergt meer samenhang in beleid, planning en onderzoek, maar ook in de investeringen op nieuwe terreinen. Daarvoor is een competitieve Europese defensie-industrie nodig, met betere kansen voor innovatieve bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf (mkb). Mede op aandringen van Nederland is besloten dat aanvullende maatregelen moeten worden genomen om de toegang van het mkb tot internationale toeleveringsketens te verbeteren. Met dit oogmerk organiseert de Commissie de komende periode conferenties waarbij vertegenwoordigers van de lidstaten en het bedrijfsleven zijn uitgenodigd. Deze brede inspanning op defensiegebied is in het belang van de EU en de Navo. Succesvolle voorbeelden van pooling and sharing, zoals het European Air Transport Command (EATC), en initiatieven op nieuwe gebieden, zoals tankvliegtuigen, cyber en op afstand bestuurbare vliegtuigen, wijzen de richting waarin de Europese samenwerking zich verder moet ontwikkelen. De ER heeft besloten op relatief korte termijn de vooruitgang van de maatregelen te bespreken (halverwege 2015).

Vervolg

De komende periode zal veel werk moeten worden verzet. De lidstaten moeten in samenwerking met de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en het Europees Defensieagentschap (EDA) vervolgstappen zetten om op de lange termijn capaciteiten structureel te kunnen versterken. De ER heeft de Hoge Vertegenwoordiger en het EDA gevraagd voor het eind van dit jaar een overkoepelend beleidskader voor capaciteitenversterking (policy framework) op te stellen. De Ministers bespreken in Athene de uitgangspunten voor de totstandkoming van een dergelijk kader. Ik zal daarbij beklemtonen dat Nederland zich onverminderd blijft inspannen voor verdieping van defensiesamenwerking. Ook blijf ik ervoor pleiten dat verdieping van defensiesamenwerking gepaard moet gaan met een debat over de implicaties hiervan ten aanzien van de inrichting en de inzet van de krijgsmacht. De lidstaten moeten het debat hierover niet uit de weg gaan maar juist voeren om het draagvlak voor internationale samenwerking en gezamenlijke inzet te vergroten. Naast de versterking van capaciteiten bespreken de Ministers in Athene hoe het externe beleid samenhangender en doelgerichter kan worden gemaakt in de praktijk. In dit kader zullen de Ministers nader bezien hoe militaire operaties optimaal kunnen bijdragen aan capaciteitsopbouw in kwetsbare regio’s. Ook zal de aandacht worden gevestigd op de uitwerking van de maritieme veiligheidsstrategie. Het document moet uiterlijk in juni dit jaar worden vastgesteld. De gezamenlijke mededeling over dit onderwerp van de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie, die naar verwachting voor het einde van deze maand wordt gepubliceerd, vormt een belangrijke eerste stap.

Capaciteitenversterking

Ik acht het van groot belang om de initiatieven op het terrein van de capaciteitenversterking en de terugdringing van strategische tekorten voortvarend ter hand te nemen. Dit heb ik samen met mijn Belgische en mijn Luxemburgse ambtgenoot voorafgaand aan de RBZ en de ER onderstreept in een gezamenlijk Benelux paper. De vaststelling van een overkoepelend policy framework kan helpen om de gezamenlijke ontwikkeling van capaciteiten te bevorderen en minder vrijblijvend te maken. De uitgangspunten, zoals onder meer uitgewerkt in de gedragscode voor pooling and sharing, moeten duidelijker dan nu het geval is een richtsnoer gaan vormen voor de lidstaten. Daarbij moeten nieuwe initiatieven zoals stimulering van gezamenlijke verwerving, geïntegreerd veiligheidsonderzoek op dual use gebieden, en verhoging van transparantie worden betrokken. Het is essentieel dat de uitwerking van het policy framework gepaard moet gaan met nauwe politieke betrokkenheid. Een nieuw document zonder de wil om concrete vervolgstappen te zetten heeft geen toegevoegde waarde.

Air to Air Refueling is, naast cyber, op afstand bestuurbare vliegtuigen en satellietcommunicatie, aangemerkt als een key capability die de komende jaren moet worden versterkt. Daarvoor ligt een bijzondere verantwoordelijkheid bij Nederland vanwege de leidende rol bij de gezamenlijke verwerving van nieuwe tankvliegtuigen en de totstandkoming van een Multi-Role Tanker Transport (MRTT) vloot. Voor Nederland gaat het om vervanging van de KDC-10 vliegtuigen vanaf 2020. Het project heeft als oogmerk om, na de gezamenlijke investering in hetzelfde type vliegtuig, aanvullende voordelen te behalen door de vliegtuigen onder te brengen in een multinationale structuur voor samenwerking bij onderhoud, opleiding, training en inzet. Hiermee sluit het project nauw aan bij de doelstellingen van de EDA-gedragscode voor pooling and sharing.

Het GVDB en capaciteitsopbouw

De recente gezamenlijke mededeling van de Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de Commissie over de geïntegreerde benadering biedt aanknopingspunten voor verbetering van de EU-bijdrage aan internationaal crisismanagement. Het initiatief ligt in belangrijke mate bij de EU-instituties zelf. Militaire operaties, civiele missies en inspanningen voor duurzame ontwikkeling moeten optimaal op elkaar aansluiten. Dit vergt gezamenlijke planning en gecoördineerd optreden, vanuit een gedeelde visie op de rol die de EU in een crisisgebied kan spelen. Daarbij moet de EU nauwer samenwerken met andere organisaties, zoals de VN en de Navo, maar bijvoorbeeld ook met landen die op bilaterale basis activiteiten ontplooien. De Ministers wisselen in Athene van gedachten over de wijze waarop GVDB-operaties optimaal kunnen bijdragen aan de geïntegreerde benadering. Militaire inzet maakt steeds vaker deel uit van bredere inspanningen voor capaciteitsopbouw en hervorming van de veiligheidssector. Kwetsbare staten of regio’s moeten in de gelegenheid worden gesteld zoveel mogelijk zelf de verantwoordelijkheid te dragen voor veiligheid en stabiliteit. Naast capaciteitsopbouw, advies en training moet daarbij in sommige gevallen ook worden gedacht aan het leveren van basisuitrusting voor veiligheidstroepen. Ook is, gezien de schaarste van middelen, de vraag relevant welke regio’s prioriteit zouden moeten krijgen. Ik zal onderstrepen dat de geïntegreerde benadering en pre-conflictmanagement speerpunten vormen in het Nederlands veiligheidsbeleid en dat Nederland vanuit die optiek (militaire) bijdragen zal blijven leveren aan capaciteitsopbouw.

Maritieme veiligheidsstrategie

Op basis van een gezamenlijke mededeling van de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie over maritieme veiligheid moet uiterlijk in juni dit jaar een maritieme veiligheidsstrategie worden bekrachtigd. De invoering van de strategie zal vervolgens geschieden door middel van actieplannen. Het doel is om een gemeenschappelijke visie uit te werken op sector-overschrijdende maritieme veiligheidssamenwerking, waarmee de EU beter in staat is haar belangen te beschermen. Nederland is direct gebaat bij internationale samenwerking die erop is gericht zeeën en vaarroutes veilig te houden en piraterij en georganiseerde criminaliteit op zee te bestrijden. Ervaringen in de Hoorn van Afrika, maar ook maritieme samenwerking dichtbij huis op de Noordzee, laten zien dat dit goede coördinatie vergt tussen civiele en militaire instanties. Ik acht het van belang dat wordt voortgebouwd op de geleerde lessen. De strategie moet niet zijn toegespitst op een specifieke regio, maar een bredere visie bevatten die wereldwijd toepasbaar is. In de strategie moet voorts tot uitdrukking komen dat de lidstaten samen het hoofd moeten kunnen bieden aan het volledige spectrum van bedreigingen in het maritieme domein. Goede samenwerking met partners, in het bijzonder de Navo, staat ook hier voorop.

Operaties

De bespreking van de operaties zal zich in belangrijke mate toespitsen op de ontwikkelingen in de CAR en de snelle ontplooiing van de nieuwe militaire GVDB-missie EUFOR CAR. Daarbij zal, mede met het oog op de conclusies van de Europese Raad, naar verwachting ook in bredere zin worden gesproken over de EU Rapid Response. In de besluitvorming over de CAR is de mogelijkheid besproken van inzet van de EU Battlegroup. Het op korte termijn ontplooien van een reguliere GVDB-operatie heeft echter de voorkeur gekregen. Nederland levert geen troepen aan EUFOR CAR, maar zal voldoen aan de afspraken in EU-verband over de vulling van de Command en Control structuur van EU-missies. Nederland heeft gehoor gegeven aan het verzoek twee stafofficieren te leveren voor het Operational Headquarters (OHQ) in Larissa/Griekenland vanaf 5 februari a.s. Desgevraagd zal Nederland ook twee stafofficieren leveren voor het Force Headquarters (FHQ) te Bangui in de CAR.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven