27 625 Waterbeleid

Nr. 475 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 juli 2019

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 20 juni 2019 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 20 december 2018 inzake rapport «De kwaliteit van het drinkwater van de drinkwaterbedrijven in Nederland in 2017» (Kamerstuk 27 625, nr. 458);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 januari 2019 inzake antwoorden op vragen commissie over de veertiende voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 42);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 november 2018 inzake veertiende voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 41);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 december 2018 inzake resultaten toezicht doelmatigheid Drinkwaterbedrijven (Kamerstuk 27 625, nr. 459);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 14 januari 2019 inzake adviesrapport Verkenning Noordzeestrategie 2030 van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) (Kamerstuk 33 450, nr. 54);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 december 2018 inzake invulling van een aantal toezeggingen uit het wetgevingsoverleg Water van 26 november 2018 (Kamerstuk 35 000-J, nr. 30);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 februari 2019 inzake verzoek aan het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL) tot opzetten van een Noordzeeoverleg (Kamerstuk 33 450, nr. 55);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 5 maart 2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Van Raan, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 12 februari 2019, over zeespiegelstijging (Kamerstuk 35 000-J, nr. 31);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 maart 2019 inzake invulling van een aantal toezeggingen uit het wetgevingsoverleg Water van 26 november 2018 (Kamerstuk 35 000-J, nr. 32);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 maart 2019 inzake bereiken natuurdoelstelling Grensmaas (Kamerstuk 18 106, nr. 247);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 april 2019 inzake eerste resultaten van de Beleidstafel Droogte (Kamerstuk 27 625, nr. 468);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 maart 2019 inzake vijftiende voortgangsrapportage (VGR15) van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) (Kamerstuk 32 698, nr. 43);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 14 juni 2019 inzake beantwoording vragen commissie over de vijftiende voortgangsrapportage (VGR15) van het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2) (Kamerstuk 32 698, nr. 43) (Kamerstuk 32 698, nr. 46);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 april 2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Wassenberg, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 12 maart 2019, over het bericht dat ballonnen de meeste sterfte onder zeevogels veroorzaken (Kamerstuk 30 872, nr. 229);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 april 2019 inzake tweede evaluatie verdrag beleid en beheer Schelde-estuarium (Kamerstuk 30 862, nr. 112);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 mei 2019 inzake ondertekening startbeslissing slibsedimentatie Eems-Dollard (Kamerstuk 35 000-A, nr. 95);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 april 2019 inzake startbeslissing van de integrale verkenning Lob van Gennep (Kamerstukken 32 698 en 31 710, nr. 45);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 april 2019 inzake Evaluatie Crisisbeheersing Watertekort 2018 (Kamerstuk 27 625, nr. 469);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 april 2019 inzake selectie pilotprojecten klimaatadaptatie (Kamerstuk 31 710, nr. 72);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 mei 2019 inzake rapportage De Staat van Ons Water (Kamerstuk 27 625, nr. 470);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 28 mei 2019 inzake besluitvorming vergunningverlening directe lozing Chemours (Kamerstuk 28 089, nr. 136);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 13 juni 2019 inzake invulling van een aantal moties en toezeggingen en actuele stand van zaken ten aanzien van enkele relevante waterdossiers ten behoeve van AO Water op 20 juni 2019 (Kamerstuk 27 625, nr. 472);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 14 juni 2019 inzake Europese evaluatie Kaderrichtlijn Water (Kamerstuk 27 625, nr. 471);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 juni 2019 inzake reactie op het verzoek van het lid Kröger, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 11 juni 2019, over het bericht dat Shell de fundamenten van drie olieplatforms in de Noordzee wil laten staan (Kamerstuk 33 450, nr. 61);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 juni 2019 inzake voortgangsrapportage Noordzeeoverleg (Kamerstuk 27 625, nr. 473).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Israel

Voorzitter: Remco Dijkstra

Griffier: Schuurkamp

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Brenk, Remco Dijkstra, Geurts, De Groot, Van Kooten-Arissen en Kröger,

en mevrouw Van Nieuwenhuizen Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Een hele goede morgen, dames en heren. Ik verwelkom de Minister met haar staf, de mensen op de tribune en de mensen die meekijken. We zijn hier bij het algemeen overleg over Water van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. We hebben een aantal Kamerleden die ook aanschuiven. Achtereenvolgens hebben we de heer De Groot van D66, de heer Geurts van het CDA, mevrouw Kröger van GroenLinks, mevrouw Van Brenk van 50PLUS en mevrouw Van Kooten-Arissen van de Partij voor de Dieren. Mijn naam is Remco Dijkstra. Ik ben woordvoerder namens de VVD en ook voorzitter. Ik zal als laatste het woord voeren.

Ik geef als eerste het woord aan de heer De Groot. We hebben een indicatieve spreektijd. Dat heeft u gezien. Ik stel voor om twee interrupties in tweeën te doen. U weet hoe dat werkt. Er staan veel punten op de agenda. We gaan van start en gaan door tot maximaal 14.00 uur. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen. Onze wereld drijft op plastic en daar wil D66 verandering in brengen. We hebben gisteren hier in de Kamer de film Plastic Paradox vertoond, van de plasticsoepsurfer Merijn Tinga. Daaruit komt eigenlijk heel goed naar voren dat de industrie nog altijd verwijst naar de consument als het gaat om een verantwoorde omgang met plastic. In ons deel van de wereld is dat nog maar enigszins – ik zeg enigszins – mogelijk, maar in veel landen komt plastic nog gewoon in de zee terecht als het wordt gestort. Het is de industrie die verantwoordelijk is en verantwoordelijkheid moet nemen, ook internationaal. En ja, er worden goede stappen gezet door het kabinet, maar zelfs de Algemene Rekenkamer stelt dat dit nog onvoldoende is om het plastic in de zee terug te dringen. Hoe gaat de Minister de industrie aan het roer zetten van een schone zee?

Een van de grotere problemen in zee zijn ook de microplastics. Op welke wijze wordt er nu toezicht gehouden op zee als het gaat om plasticstort? En is er sprake van monitoring van microplastics? Er is een mooi initiatief om met bubbels te voorkomen dat plastic vanuit de rivieren in zee stort, maar daar is eigenlijk veel te weinig geld voor. Rijkswaterstaat zegt: ja, daar moet een businesscase voor zijn. Maar die businesscase zit juist in die kennisontwikkeling, om die dan ook in het buitenland te vermarkten en niet zozeer in het uit de rivier halen van laagwaardige plastics. Daar bewijzen wij onszelf en de zee wel een grote dienst mee. Maar is de Minister ook bereid om in het kader van monitoring in gesprek te gaan met de organisaties die hiermee bezig zijn, zoals By the Ocean we Unite?

Voorzitter. D66 is niet alleen voor schoon water maar ook voor schone lucht boven het water. Boven die shipping lanes in de Noordzee hangt een damp van zwavel. Nu worden de komende jaren de eisen voor het gehalte zwavel in scheepsbrandstof aangescherpt. Maar waarom gaan we niet een stap verder? Cruiseschepen stoten tien keer meer schadelijke stoffen uit dan alle auto's in Europa. Die komen in Rotterdam en in Amsterdam, maar ook in Antwerpen en in Bremen. Waarom gaat de Minister niet in gesprek met die steden om te kijken of er geen milieuzone kan worden ingericht, of dat er geen andere eisen kunnen worden gesteld aan die cruiseschepen om niet die steden te vervuilen, en of ze de maatregelen die ze kunnen nemen om de lucht boven de zee schoon te houden, niet gewoon uit kunnen voeren?

Voorzitter. Dan de droogte. Er is een goede evaluatie geweest en er zijn veel zinnige aanbevelingen gedaan, maar het grondwater blijft nog vogelvrij. Het grondwater wordt eigenlijk in tijden van droogte toch nog opgepompt. Dat is onze spaarrekening. Het blijft onduidelijk van wie dat grondwater nou is. Wie beheert het? D66 wil dat er duidelijke regels komen. Graag een reactie.

We krijgen ook signalen dat er in Oost-Nederland een zorgwekkende toename van gewasbeschermingsmiddelen in het grondwater is. Wat doet de Minister daaraan?

Ook heeft de Minister in het plenaire debat over droogte toegezegd dat er een evaluatie komt van de waterschapsverkiezingen. Die verkiezingen zijn geweest. Is de evaluatie van start gegaan? We zijn natuurlijk ook zeer benieuwd naar de geborgde zetel. Want als de waterschappen aan de slag gaan met allerlei taken op het gebied van klimaatadaptatie, dan wordt het meer een algemeen bestuur en daar past natuurlijk geen geborgde zetel bij.

Dan de medicijnresten. Het PBL is daar heel erg kritisch over en ook de doelen van de Kaderrichtlijn Water gaan we niet halen. Wat gaat de Minister vooral aan die kleine wateren doen? U zegt zelf heel terecht: het klopt dat er vooral in de kleinere wateren problemen zijn met mest en bestrijdingsmiddelen, maar we doen er eigenlijk niet zo heel veel aan.

Dan hebben we een duidelijke uitspraak gedaan over de breng-mij-terugsticker op medicijnen. U schrijft dat het aantrekkelijk en eenvoudig is. Dat is mooi. Enkele apothekers kunnen al een sticker op een zakje plakken, waarop staat: breng mij terug als u weer beter bent en u te veel medicijnen heeft. Maar toch gaat de Minister die motie niet uitvoeren. D66 begrijpt dat gewoon niet, zeker niet als het aantrekkelijk en eenvoudig is.

Voorzitter. Dan de visserijvrije zone rondom het Haringvliet. Er is een eerste onderzoek geweest. Ik lees dat zelfs de onderzoekers zeggen: om goed onderzoek te kunnen doen, moet je echt een visserijvrije zone invoeren.

Voorzitter, ik ga afronden. Volgens mij gaat het heel erg goed met de Noordzeecommissaris. Mijn complimenten voor de stappen die de Minister zet.

Tot slot Ruimte voor Rivier. Wat gaat de Minister doen met de dubbele doelstelling natuur en waterveiligheid? Gaat die dubbele doelstelling ook in het Deltaprogramma terechtkomen en in de nieuwe Waterwet?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Keurig. Mevrouw Kröger als eerste.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik had eigenlijk een vraag helemaal aan het begin van het betoog, maar ik dacht: ik luister het even af. Mijn vraag gaat over de aanpak van plastic. De heer De Groot zegt heel duidelijk: de industrie moet haar verantwoordelijkheid nemen om het plasticverbruik terug te dringen. De Staatssecretaris heeft met de koplopers in het bedrijfsleven het Plastic Pact gesloten. De vraag is natuurlijk wat voor wet- en regelgeving wij binnen de doelstellingen gaan instellen voor de rest, want anders krijg je freeriders. Zou de heer De Groot het ook zien zitten om de doelstellingen voor de achterblijvers te verhogen, zodat je dit probleem ondervangt?

De heer De Groot (D66):

Het allerbelangrijkste is dat je plastic bij de bron aanpakt. Je moet ervoor zorgen dat je andere materialen gaat gebruiken en dat de industrie haar verantwoordelijkheid neemt. Ik ben ervan overtuigd dat als de koplopers, de Coca-Cola's van deze wereld, dat gaan doen, anderen heel snel zullen volgen. We hebben ons gisteren laten vertellen – u was daar zelf ook bij – dat het vooral de retail is, de Albert Heijns van deze wereld, die dat soort ontwikkelingen tegenhoudt. Ik denk echt dat als één supermarkt besluit om plastic flessen te recyclen, de rest van het bedrijfsleven zal volgen. Het gaat dan niet alleen om drinkwater, maar ook om bijvoorbeeld shampoo. Ik koop dat niet, maar anderen kopen dat in plastic flessen. Je hoeft niet in alle gevallen meteen te beginnen met wetgeving, maar dat kan in een uiterst geval wel noodzakelijk zijn.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dit was een lang antwoord om eigenlijk te zeggen: we laten het aan de markt over en we hopen dat de koplopers het doen. Omdat we hier toch bij het AO Water zitten, wil ik van de heer De Groot weten wat hij van deze Minister verwacht. Als we het over water hebben, dan betekent dat dat het plastic inmiddels al in het water zit. Rijkswaterstaat kan hier ook een rol in spelen door te zorgen dat het niet vanuit de grote rivieren in de zeeën terechtkomt. Wat zou de heer De Groot graag willen zien van deze Minister?

De voorzitter:

Graag wat kortere vragen en wat kortere antwoorden. We zitten aan het begin, maar dan kunnen we wel door.

De heer De Groot (D66):

In ieder geval drie dingen. Ten eerste moeten we ervoor zorgen dat de industrie haar verantwoordelijkheid neemt. Ten tweede moeten we ervoor zorgen dat we de projecten die zeer kansrijk zijn en die kunnen vermijden dat plastic de zee instroomt, zoals die bubbels, ruimhartig steunen. Ten derde moeten we ervoor zorgen dat ook de waterkwaliteit van de kleine wateren verbetert, want die hebben we helemaal niet in zicht.

De heer Geurts (CDA):

Ik hoor de heer De Groot van de D66-fractie spreken over de breng-me-terugsticker voor medicijnen van apotheken. Ik zag van de week een bericht op Twitter. Een burger wilde heel netjes zijn medicijnen terugbrengen naar de apotheek, maar kreeg toen het advies: neemt u het maar terug naar huis en spoelt u het maar door de wc het riool in. Dan is het heel leuk dat er een breng-me-terugsticker op zit, maar dat gaat zo niet werken. Is de heer De Groot het met mij eens dat we daar richting de Minister nog veel harder op moeten inzetten?

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer De Groot (D66):

Bij zo'n belmoment kun je altijd even nadenken. Ik hoefde hier absoluut niet over na te denken, maar ik wil wel dat men mij kan horen.

De vraag van de heer Geurts was als volgt. Je brengt je medicijnen terug naar de apotheek en de apotheek zegt: spoel maar door. Dat is natuurlijk onbestaanbaar. In antwoord op de vraag van de heer Geurts zeg ik dat het niet zo kan zijn dat apothekers hierin geen verantwoordelijkheid nemen. Er moet gewoon een signaal komen aan patiënten. Het is zo simpel als wat: breng ze terug als je ze niet meer gebruikt. Iedereen heeft allerlei ongebruikte medicijnen thuis liggen. De apotheek dient die vervolgens in te nemen en ervoor te zorgen dat die niet in het milieu terechtkomen. We moeten daar samen nog veel harder op drukken.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het is belangrijk dat we in Nederland droge voeten houden, maar we moeten voorkomen dat we Nederland droogleggen. Ik zie wat verbaasde blikken, dus ik zal kort toelichten wat ik daarmee bedoel. Recent was ik op werkbezoek in de Limburgse Noordelijke Maasvallei. Daar wordt voortvarend gewerkt door het Limburgse waterschap aan de waterbeschermingsopgave. Ze zijn op innovatieve wijze in staat om bijvoorbeeld recreatie en akkerbouw op een dijk met elkaar te combineren. Ik vraag echter speciale aandacht voor de Hertog Jan Brouwerij en de recreatie daaromheen in Arcen. Maatwerk is daar vereist, want anders wordt Nederland bij hoogwater drooggelegd. Ik denk dat de Minister daar niet verantwoordelijk voor wil zijn. Is de Minister bereid om voor deze specifieke situatie speciale aandacht te hebben? Graag een toezegging. Als ik een motie moet maken, dan wordt die wel heel bijzonder, denk ik. Het risico is actueel dat de brouwerij bij hoogwater onder water komt te staan, waardoor de productie letterlijk in het water valt. Dit zal in grote delen leiden tot drooglegging van cafés en dat zal toch niet de bedoeling zijn van ons hoogwaterveiligheidsbeleid.

Voorzitter. Ik ga verder met Limburg. In 1993 en 1995 hebben we hoogwater gehad in Nederland, met name in Limburg. Er zijn toen snel veel nooddijken aangelegd. De dijken zijn in de loop van de tijd versterkt, maar er ligt nu, ruim 25 jaar later, nog een grote opgave. Voor zo'n 20 kilometer aan dijk zijn we er nog niet uit, want op vier plaatsen wordt op verzoek van Rijkswaterstaat en de Minister gekeken of de dijk teruggelegd kan worden. Dat worden systeemmaatregelen genoemd. De plekken heten stroomafwaarts gezien Well, Arcen, Baarlo, Blerick en Thorn. Hiervoor geldt dat de waterschap het budget voor de versterking van de dijken heeft begroot, maar als je die dijken ook nog wilt terugleggen in het land, dan vraagt dat om een groter budget. De concrete vraag die ik heb aan de Minister is: wat wil de Minister? Moeten we de dijken terugleggen of moeten we ze versterken op de plek waar ze nu liggen? Als het mogelijk is, krijg ik graag een duidelijk antwoord, want de regio snakt naar duidelijkheid. Het CDA denkt dat we ze robuuster zouden kunnen maken door ze terug te leggen in het Maassysteem.

Voorzitter. Dan het kopje droogte. We hebben vorig jaar een zeer droog jaar gehad. Het risico bestaat dat het weer een heel droog jaar gaat worden. Als dat zo uitpakt, dan moeten we nadenken over de zogenaamde verdringingsreeks. In de Kamerbrief staat dat de Minister geen wettelijke wijziging wil van de huidige verdringingsreeks. Als je het rapport leest, wordt gevraagd om handvaten voor afweging, met name voor kapitaalintensieve gewassen en bij natuur en onomkeerbaar schade. Het blijft mij verbazen dat we alles belangrijker vinden dan de voedselproductie. Hoe reageren we als de complete aardappeloogst door droogte verloren gaat?

Voorzitter. De situatie rond de Markermeerdijken heeft mijn bijzondere aandacht. We hebben vernomen dat de Raad van State de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak heeft gevraagd om een breed onderzoek te doen naar de vergunningverlening voor de Markermeerdijken. Kan de Minister aangeven wat dit in de praktijk betekent voor de planning? Daarnaast vernemen we dat de kosten, eerst zo'n 350 miljoen, waarschijnlijk nu 625 miljoen bedragen. Dat zijn aanzienlijke stijgingen. Kan de Minister daar een doorkijk in geven? En dan heb ik het maar niet over de dijk die ervoor gestort was en die aan het drijven is in het IJsselmeer.

Voorzitter. Waterveiligheid in het Duits-Nederlandse grensgebied. Er is een gezamenlijke studie gedaan die uitwijst dat het lopende dijkversterkingsprogramma in Noordrijn-Westfalen een aanzienlijke verbetering van de veiligheid aan weerszijden van de grens betekent. Het blijkt dat na afronding van de dijkversterking in Noordrijn-Westfalen, de planning is 2025, het beschermingsniveau tegen hoogwater aan weerszijden van de grens vergelijkbaar is, en dit ondanks verschillen in beleid, normering en werkwijze. Maar na 2025 is de situatie anders. Nederland versterkt de dijken in het grensgebied om in 2050 aan de nieuwe waterveiligheidsnormen te voldoen en Noordrijn-Westfalen heeft, voor zover ik het kan zien, na 2025 geen plannen voor verdere aanpassing van de dijken om het overstromingsrisico verder terug te dringen. Het gevolg hiervan zou kunnen zijn dat bij een dijkdoorbraak in Duitsland het water in Nederland vier tot vijf meter hoog staat. Evacuatie van al deze mensen tegelijkertijd is volgens mij ondoenlijk. Een simpele vraag aan de Minister: zal zij met spoed besprekingen hierover starten met haar Duitse ambtsgenoot van het ministerie in Noordrijn-Westfalen? Op 5 juli dit jaar is er ook een grote conferentie in de mooie provincie Gelderland, namelijk in Arnhem, over dit thema met onder anderen de Duitse Minister. Ik denk dat dat een mooi moment is om de betrokken bestuurders aan beide zijden van de grens van de urgentie van dit onderwerp te doordringen en de contacten aan te halen. Graag horen we of de Minister daar vorm aan gaat geven.

Voorzitter, ik zie dat ik krap in de tijd zit en daarom mijn laatste woorden. Positief nieuws mag ook weleens worden gebracht. Bij 99,9% van de 620.000 metingen blijkt dat het drinkwater voldoet aan de gestelde normen. Ik denk dat dit een compliment waard is aan in ieder geval de drinkwaterbedrijven.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Kröger, uw bijdrage.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de Minister voor de procedurebrief over de boorplatforms met de 11.000 ton olie en chemicaliën die Shell wil achterlaten in de Noordzee. Wij waren even bang dat Nederland de termijn zou missen om hiertegen bezwaar te maken. De Minister heeft snel weten te schakelen en het lijkt nu goed te komen. Je moet je rommel opruimen – daarover zijn we het gelukkig eens – en we gaan het er na de zomer verder over hebben.

Van zeewater naar drinkwater. Collega Van Eijs en ik vroegen eerder in een motie om meer duidelijkheid voor drinkwaterbedrijven over bovenstroomse lozingen. Dat was slecht geregeld en de Minister ging aan de slag. Wanneer kunnen we de wetgeving rond de aanpassingen van het Handboek Immissietoets verwachten en geldt dat dan voor alle persistente ZZS-stoffen en geldt dan niet voor alle persistente ZZS-stoffen dat die per definitie een mogelijk negatief effect kunnen hebben en dat er dus een meldplicht richting drinkwaterbedrijven moet komen?

In het bijzonder wil ik aandacht voor de calamiteitensituaties. De Minister schrijft dat alleen Brzo-bedrijven met een MRA risico's op grote onverwachte lozingen hoeven te bepalen. Maar hoe zit dat dan bij risico's met niet-Brzo-bedrijven? Heel graag een reactie.

Het is al heel vaak over de PFAS-stoffen gegaan. De eerste vraag aan de Minister: wanneer komt er duidelijkheid over de EFSA-normen voor de PFAS-stoffen? Hoe gaat Nederland hier nou verder mee om? Het RIVM heeft onlangs een nieuw tijdelijk handelingskader voor het toepassen van baggerspecie vastgesteld en om het risico van vervuiling van het grondwater met onder PFAS, PFOS en GenX te beperken adviseert het RIVM nadrukkelijk om het standstillprincipe aan te scherpen. Wat doet de Minister met dit advies en hoe wordt dit nou in de praktijk gebracht? Hoe wordt er verder omgegaan met de accumulatie in bodem en natuur van deze gevaarlijke persistente stoffen? En waarom worden PFOA en GenX niet meer aangegeven in de voortgangsrapportages van het project voor Eemdijk en de Zuidelijke Randmeren?

De Minister geeft in een van de brieven voor dit debat uitvoerig uitleg over de directe lozing op de Beneden-Merwede door Chemours. Waarom is er niet veel eerder actie ondernomen toen duidelijk was dat dit speelde? En waarom zouden we Chemours niet verplichten om het water wel te zuiveren? Nu is het toch echt het belonen van slecht gedrag.

Ik ga van de watervervuiling naar de Kaderrichtlijn Water. Voor de Kaderrichtlijn Water voelt de Minister toch niet de urgentie die ik voel als ik naar de doelen voor 2027 kijk. De kwaliteit is in het algemeen voldoende voor veel gebruiksfuncties en dat is niet hetzelfde als dat het water schoon is en de natuurwaardes robuust. Uit de rapportage van de KR en het rapport van Natuur & Milieu blijkt dat slecht 0,4% van de wateren het oordeel «goed» krijgt voor de ecologische waterkwaliteit. Dat lijkt mij toch dramatisch slecht. De Minister erkent de problemen met onder andere mest en bestrijdingsmiddelen, maar wat gaat het kabinet hier concreet aan doen? Denkt de Minister dat de vrijwillige intentieverklaringen in het Deltaplan Waterkwaliteit werkelijk voldoende zijn? Welke extra stappen gaat deze Minister zetten?

Plant de Minister een pilot voor minder lozingen bij droogte en lage waterstanden? Wat GroenLinks betreft gaan we nu vastleggen dat we in alle nieuwe vergunningen en bij dringende gevallen ook bestaande vergunningen kunnen herzien om ervoor te zorgen dat bij droogte die lozingen niet plaatsvinden. Ik vraag de Minister om te inventariseren voor welke bedrijven en voor welke wateren dit het meest relevant is. Ik denk daarbij vooral aan de grote rivieren en de chemische industrie.

De natuur kampt nog steeds met de gevolgen van de droogte van de afgelopen zomer en een belangrijk advies van de Beleidstafel Droogte is om in te zetten op meer structurele maatregelen gericht op klimaatbestendige grond- en oppervlaktewatersystemen. Er wordt veel gesproken over de opgave voor meer waterberging: rioolstelsels, waterstanden en tuintegels. Een groot deel van de oplossing zit in die waterberging. Hoe gaan we daar nu concrete afspraken over maken met alle betrokken partijen en wat zijn de concrete doelen?

RTL bericht vandaag over duizenden huizen die last kunnen krijgen van stortbuien. Beter water bergen en een beter rioolstelsel lijken de oplossingen. Vanwege de overstort van gecombineerde riolen na een hevige stortbui, wordt veel rioolwater direct op het oppervlaktewater geloosd. We zagen dat bijvoorbeeld gisteren en door klimaatverandering zullen dergelijke dingen in de toekomst nog veel vaker plaatsvinden. Daarin zitten dan ook allerlei plastics. Hoe kunnen we dit aanpakken? Mijn collega De Groot sprak net al over de bellenschermen. Ik ben heel benieuwd of Rijkswaterstaat dit gewoon voortvarend in een ambitieus plan wil gaan uitrollen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Keurig binnen de tijd. Mevrouw Van Brenk van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter. In februari diende 50PLUS al een motie (27 625, nr. 467) in over het debietafhankelijk maken van lozingsvergunningen. Dat is logisch, want als het water laag staat of de stroomsnelheid minder is, heeft een lozing meer impact dan bij een gemiddelde waterstand of stroomsnelheid. In de brief over de Beleidstafel Droogte lazen we dat de Minister in lijn met de adviezen van deze beleidstafel een pilot zou opstarten op dit punt. Kan de Minister ons daar al wat meer over vertellen? Wat behelst de pilot, en waar en wanneer? Zou deze pilot verder het begin kunnen zijn van het debietafhankelijk maken van vergunningen? We horen het graag.

Het verheugt ons dat onze motie (27 625, nr. 466) over het betrekken van de drinkwatersector bij crisisoverleggen bij droogte is uitgevoerd. Dank daarvoor.

Om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen – mijn collega noemde het net al – heeft de Minister versnellingstafels ingericht. Dat is goed, want er liggen nogal wat uitdagingen voor de kwaliteit van ons drinkwater. Daarbij valt te denken aan medicijnresten, opkomende stoffen en stoffen die vanuit de landbouw in het milieu komen. Kan de Minister ons bijpraten over de versnellingstafels, want daar lees ik niet zo veel over in de brief van 14 juni? Wordt de huidige stand van zaken geëvalueerd? Welke voortgang bestaat er en welke concrete resultaten kunnen we verwachten?

Het is goed dat de EU komt met een strategie tegen medicijnresten in het milieu. Daarvoor danken wij ook de Europarlementariër mevrouw Schreijer-Pierik. Een internationale aanpak is dan ook nodig, want rivieren stoppen niet bij de grens. Het is belangrijk, zo stelt Vewin, dat milieugegevens over effecten op het water en milieugedrag, zoals afbreekbaarheid, EU-breed openbaar gemaakt worden. Wat vindt de Minister daarvan?

Ik dank de Minister voor het onderzoeksrapport van het RIVM over legionella bij afvalzuiveringsinstallaties. Fijn dat de Minister aan de slag gaat met de aanbevelingen, maar wanneer kunnen we de aanvullende onderzoeken verwachten? Met name voor omwonenden is het natuurlijk van belang dat alle mogelijke maatregelen genomen kunnen worden. Daarnaast is er de kwestie van legionellapreventie in seniorencomplexen. In haar antwoorden op mijn vragen stelde de Minister dat de richtlijnen herzien gingen worden. Op de website van het RIVM is te zien dat van de drie documenten met richtlijnen alleen de risico-indeling recent is herzien. Het draaiboek en het preventiedocument, delen A en C, dateren nog uit 2016. Worden deze ook nog herzien? Daarnaast blinkt deel B niet uit in helderheid. Hoe dan ook, het lijkt erop dat er geen extra maatregelen en richtlijnen bestaan voor seniorenwoningen. Dat is voorbehouden aan instellingen of complexen met zorgwoningen. Maar die bewoners behoren toch allemaal tot de risicogroep? Het voelt te vaag. Ten eerste is een zorgwoning geen formele categorie woning, en dat maakt zaken al onduidelijk. Ten tweede zijn seniorencomplexen vaak voormalige verzorgingshuizen, waarbij de zorg geëxtramuraliseerd is. Hierdoor hoefde niet meer voldaan te worden aan allerlei eisen. Deze worden dus niet meer onderhouden en daardoor hoeven er kennelijk geen extra veiligheidsmaatregelen getroffen te worden om legionella te voorkomen. Een kip-en-eisituatie, want het gaat om mensen met dezelfde zorgvraag. Alleen het label is anders. Mogen we er nu van uitgaan dat de lijst met prioritaire locaties wordt uitgebreid?

En dan de kwestie koperzilverionisatie. Het lijkt een ontwikkeling dat koperzilverapparatuur als enige oplossing voor legionella wordt gezien, maar wij willen toch niet dat massaal koper en zilver aan ons water wordt toegevoegd? Dat moet toch anders? Want wat je er niet in stopt, hoef je er ook niet uit te halen. Graag de visie van de Minister.

Verder hebben wij ons gestoord aan de laatste zin in de brief van de Minister: filters op de douchekoppen plaatsen en deze regelmatig vervangen. Dan blijft legionella dus in het hele systeem zitten. Als je iets aanpakt, dan moet je dat toch bij de bron doen? Waarom heeft deze Minister het niet over ultraviolet-C licht? De oplossing kan toch gezocht worden bij modernere techniek en zonder enige vervuiling zijn? Dat zou uw organisatie toch moeten uitdragen. Is de Minister dat met ons eens?

Na een jaar van voorbereidingen is afgelopen april de Blue Deal formeel van start gegaan. Er staat veel in de steigers. Kan de Minister ons hierover bijpraten, eventueel per brief? Kunnen wij jaarlijks een voortgangsverslag krijgen?

Mijn collega zei het ook al: de waterschapverkiezingen zijn achter de rug en 50PLUS is trots, want wij zijn nu met 32 50PLUS'ers vertegenwoordigd in alle waterschappen.

Wij hebben het al eerder aangekaart en wij blijven het doen: het systeem met de geborgde zetels. De collega's van GroenLinks en D66 hebben dit al geadresseerd. Wij vinden echt dat waterschapbestuurders gewoon democratisch gekozen moeten worden.

De voorzitter:

U bent bijna klaar?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik ben bijna klaar. Ik begin aan de laatste zin, voorzitter.

Wij vinden natuurlijk dat we niet moeten doorgaan met die geborgde zetels.

Tot slot, voorzitter. Vorige week lazen we dat volgens de WHO en UNICEF 2,2 miljard mensen geen toegang hebben tot schoon drinkwater en sanitair. Samen met mijn medeambassadeur van SDG 6, de heer Stoffer – ik heb het hem gisteren beloofd – wil ik gezegd hebben hoe erg wij dit vinden. Er ligt nog een hele opgave voor ons allemaal.

De heer De Groot (D66):

Het is duidelijk dat onze partijen op één lijn liggen als het gaat over de geborgde zetels. Bent u het ook met D66 eens dat de waterschappen nu eigenlijk op een tweesprong staan? Of ze gaan door op de oude weg die ze al duizend jaar hebben gevolgd, en daarbij past ook een geborgde zetel. Ze zorgen dan dat grondwater laag genoeg staat om landbouw te bedrijven; vaak staat het te laag, met alle nadelige gevolgen voor het klimaat. Of de waterschappen moderniseren, en dan gaan ze ook over klimaatadaptatie en gaan ze zich ook bezighouden met water in de stad. Daarmee kunnen zij een heel moderne, nieuwe bestuurslaag worden, waar dan inderdaad geen geborgde zetel bij past. Maar het is eigenlijk van tweeën één. Welke weg kiest uw partij?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb de collega van D66 mogen zien in een debat bij de Unie van Waterschappen, waar hij vertelde dat het water inderdaad naar beneden moest, of juist omhoog. Dat was het; het moet weer terug kunnen lopen. Wij zitten daar wel wat gemengd in, want de plannen van D66 betekenen dat extra belasting geheven mag worden en dat hiervoor meer geld uitgetrokken moet worden. Dat moet wel door de burgers worden betaald. En daarom hechten wij heel erg aan meer democratie. En daarom willen wij ook die geborgde zetels uit die waterschappen hebben. Want de bedrijven hebben daar een heel grote vinger in de pap en de boeren hebben daar een heel grote vinger in de pap, en zij leggen de rekening maar wat graag bij de burgers. Daarom zouden wij graag willen dat er werkelijke democratie is en dat de burgers in de waterschappen dus goed vertegenwoordigd zijn.

De heer De Groot (D66):

Eigenlijk zegt mevrouw Van Brenk dat er geen andere keuze is dan te moderniseren. Want als we niets doen en doorgaan op de oude weg, dan krijgen we volgens mij nog veel meer kosten, niet alleen voor burgers, maar ook voor bedrijven en boeren. Wat D66 betreft is er dus geen andere weg dan moderniseren, juist om het hele systeem van waterbeheer betaalbaar te houden. Volgens mij geldt dat dus een-op-een.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb een beroepsdeformatie uit mijn vorige beroep. Als werkgevers riepen dat er gemoderniseerd werd, dan betekende dat meestal een verslechtering. De heer De Groot zegt: we moeten vooruit. Inderdaad, ik zie gewoon heel veel kansen voor de Unie van Waterschappen en voor al onze waterschappen op het terrein van klimaatadaptatie en voor de toekomst, omdat zij heel veel deskundigheid hebben. Het gaat er mij om dat ze dat met alle partijen in een goed evenwicht doen. We zien nu dat het dagelijks bestuur door de geborgde zetels al bijna meteen gevuld is zonder dat daar echt gekozen mensen in zitten. Dus wat ons betreft vinden wij D66 daarbij aan onze zijde, maar nogmaals: eerlijk en evenwichtig, ook in de financiering.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Van Kooten.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De brief van de Minister van 4 april begon met: «De zomer van 2018 was uitzonderlijk droog: het ging om een neerslagtekort zoals dat maar eens per 30 jaar voorkomt.» Ik zal mijn bijdrage beginnen met hoe die brief had behoren te klinken: «De zomer van 2018 was uitzonderlijk droog. Door het decennialang uitblijven van een klimaatbeleid zitten we nu met een klimaat dat structureel heftiger extremen zal kennen dan we gewend waren. Het neerslagtekort van het afgelopen jaar zal dus helaas regelmatig voorkomen.» De afgelopen vijf jaar waren wereldwijd de vijf warmste jaren in de meetbare geschiedenis. Welke aanleiding heeft de Minister om te veronderstellen dat dit een droogte was die slechts eens per 30 jaar gaat voorkomen? Is zij ook bereid om de schade die ontstaan is – mogelijk 2 miljard, zoals zij vermeldt – apart in een begroting te vermelden als het resultaat van het uitblijven van daadwerkelijk klimaatbeleid?

Dat de impact van de klimaatverandering op onze waterhuishouding groot zal zijn is inmiddels duidelijk. Het is goed dat de Minister naar aanleiding van onze aangenomen motie gaat onderzoeken welke zeespiegelstijging we precies kunnen verwachten, maar de motie spreekt nadrukkelijk het verzoek uit om in beeld te brengen wat de effecten voor de brede welvaart zijn van een zeespiegelstijging van 1,8 meter. En dat zien we niet terug in de opzet. Kan de Minister aangeven waarom zij alleen handelingsperspectieven gaat onderzoeken voor na het jaar 2100 – 2100! – terwijl zij meldt dat de effecten van de zeespiegelstijging al veel eerder merkbaar worden? Waarom onderzoeken we geen handelsperspectieven vanaf 2050 of nog eerder?

Dan de Kaderrichtlijn Water. In een artikel in The Guardian van 15 mei 2019 lazen we dat Nederland behoort tot de landen die, samen met de industriële lobby, deze richtlijn willen afzwakken. Als je dan de brief over de kabinetsinzet leest, valt op hoe expliciet de Minister stelt dat ze in 2027 – dan zouden de doelen behaald moeten zijn – de opgave aangepakt wil hebben. Mijn vraag aan de Minister is of dat komt doordat de richtlijn een mogelijkheid openhoudt voor het niet behalen van de doelen, als je de opgave maar hebt aangepakt. Sorteert de Minister hiermee acht jaar lang voor de deadline al voor op het niet behalen van de doelen? Kan zij bevestigen dat die doelen in Europa gewoon als harde doelen geformuleerd zijn en dat ze dus wil afzien van enige uitweg? Kan de Minister verder toezeggen dat zij ook niet voornemens is enige afzwakking van de richtlijn te steunen?

Dan de legionellabesmetting. Er zijn al wat vragen over gesteld. We hebben gezien wat voor levensgevaarlijke situaties er kunnen ontstaan in de omgeving van afvalwaterzuiveringen, bijvoorbeeld bij slachthuizen. De Minister geeft aan dat er voor de bestaande zorgplicht voldoende regelgeving is. Wat geeft haar de zekerheid dat dit soort situaties zich in het vervolg niet meer voordoen? Hoe gaat de Minister om met de aanbeveling die voortkomt uit het RIVM-onderzoek, namelijk dat er voor de toezichthouders en de GGD altijd een actueel overzicht moet zijn van afvalwaterzuiveringen inclusief een risico-inschatting?

Dan over naar de ballonnen. Vandaag staat een brief op de agenda over de grote sterfte onder zeevogels door ballonnen. Sinds wij vorig jaar een motie indienden die opriep tot een verbod op het oplaten van ballonnen, is maar liefst in tientallen gemeenten een verbod ingesteld of een ontmoedigingsbeleid gevoerd. Maar de Minister is het toch met ons eens dat dit eigenlijk geen gemeentelijk beleid is? Als iets gemeentegrensoverstijgend is, dan zijn het wel gasgevulde ballonnen. Is de Minister het met ons eens dat het, gelet op de bescherming van het maritieme milieu en het zeeleven, tijd is om niet te wachten totdat werkelijk alle gemeenten hieraan toe zijn gekomen, maar simpelweg nu een landelijk verbod af te kondigen op het oplaten van ballonnen?

Tot slot, voorzitter. De Minister is het waarschijnlijk wel gewend van mij: ik sluit mijn bijdrage aan het overleg over water altijd af met aandacht voor de muskusrat. Dat doe ik zeker nu het nieuwe beleid is vastgesteld. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn – let op! – gaan de waterschappen de muskusrat uitroeien. En dat is diervriendelijk, volgens hen. De Partij voor de Dieren hamert er al jaren op dat de schade veroorzaakt door muskusratten schromelijk overschat wordt en dat een eventuele schade veel beter structureel kan worden voorkomen door een aanpassing van de dijken en de leefgebieden dan door tot in het buitenland toe te jagen op het waterkonijn. Het is eigenlijk een bever met een imagoprobleem.

Voorzitter. De Dierenbescherming heeft in samenwerking met een aantal andere dierenorganisaties begin dit jaar een brief aan de waterschappen gestuurd. Daarin zijn een paar kanttekeningen gemaakt bij het onderzoek: de proefduur is te kort, er is helemaal geen rekening gehouden met de preventieve maatregelen die zouden kunnen worden genomen en gaas en steen zouden wel kunnen helpen om de dijken te beschermen. Maar daar is helemaal geen aandacht aan besteed. Kan de Minister toezeggen dat zij de aanbeveling van de Dierenbescherming overneemt en de waterschappen daarover informeert?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat de heer Geurts een vraag heeft.

De heer Geurts (CDA):

Traditiegetrouw ga ik daarop reageren. Ik zat net te bedenken wat ik eens voor nieuws zou gaan verzinnen. Is de Partij voor de Dieren dan van mening dat de dijken van gewapend beton moeten worden, of wil de Partij voor de Dieren een cursus organiseren voor deze diertjes, opdat ze onze waterbescherming en dijken niet terroriseren?

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Traditiegetrouw ga ik daar het volgende op antwoorden. Er is nog nooit een dijk doorgebroken door toedoen van een muskusrat. Er ontstaat wel af en toe graafschade. Maar uit onderzoek blijkt dat die heel eenvoudig te voorkomen is door het spannen van gaasdoek of door het leggen van een ondoordringbare laag stenen. Dat hoeft dus geen gewapend beton te zijn, zoals de heer Geurts voorstelt. Er zijn daadwerkelijk diervriendelijke oplossingen om graafschade te voorkomen. Daarmee voorkom je ook andere graafschade, bijvoorbeeld van de bruine rat, de karper, de rivierkreeft, het konijn, de vos, de bever. Uit onderzoek is ook gebleken dat het totaal zinloos is om een nulstand in te stellen, omdat het gewoonweg niet haalbaar is om de muskusrat uit te roeien. Om alle moeite, kosten en heel veel dierenleed te besparen zouden wij toch in willen zetten op preventieve maatregelen.

De heer Geurts (CDA):

Het antwoord wordt er in al die tijd niet beter op. Ik zou denken dat daarover bij de Partij voor de Dieren beter wordt nagedacht, maar het is natuurlijk de naïviteit ten top dat wij onze dijken niet zouden moeten beschermen tegen deze terroristjes. Wat mij betreft gaan we gewoon... Ik ben ook gewoon hartstikke blij dat de waterschappen wel maatregelen nemen, want ik wil niet graag meemaken dat een dijk wegschuift doordat die ondergraven is.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Ik heb geloof ik net uitgelegd dat andere maatregelen mogelijk zijn om de dijken te beschermen. Daarnaast is nog nooit een dijk doorgebroken door geknaag van een muskusrat. Maar inderdaad, als je gevoelige waterkeringen en dijken wilt beschermen, dan kan dat heel eenvoudig diervriendelijk en muskusratvriendelijk door te zorgen voor gaasdoek en een laagje steen.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer De Groot, wilt u het voorzitterschap even overnemen? Dan lever ik mijn bijdrage. Als er dan vragen zijn, mag u dat begeleiden.

Voorzitter: De Groot

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dijkstra van de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Er staan veel onderwerpen op de agenda; ik maak daarom een keuze. Eerst wat algemeenheden. Nederland is een absolute voorloper op het gebied van watermanagement. Twee derde van ons land ligt onder de zeespiegel. Het zou regelmatig overstromen als we dat niet met elkaar zo goed onder controle zouden hebben. Daarom moeten we er met elkaar voor blijven zorgen dat we veilig blijven. Waterveiligheid staat voor de VVD dus op één. En dan heb je natuurlijk de zee, maar je hebt ook de rivieren, en wat de gevolgen daar kunnen zijn wordt best onderschat. Je ziet het daar wellicht nog redelijk aankomen, want dan heb je een week de tijd. En dan heb je natuurlijk de hevige neerslag. Die zie je misschien maar een dag van tevoren aankomen, of in dit soort situaties misschien pas een uur van tevoren.

De kwaliteit van het drinkwater dat we dagelijks uit de kraan halen, voldoet in 99,9% van de 620.000 metingen. De heer Geurts noemde het al. De VVD is dan ook tevreden over de kwaliteit die de drinkwaterbedrijven leveren. Daar mogen we echt trots op zijn en dat mogen we ook uitdragen. Natuurlijk worden incidenten gemeld, maar volgens de inspectie worden deze ook goed opgelost. Ze hebben onze volksgezondheid in ieder geval niet in het geding gebracht. Ik vraag de Minister wel waar voor ons drinkwater de uitdagingen van de toekomst liggen.

Nederland heeft goed gehandeld toen vorig jaar een extreme droogte ontstond. Het gaat erom dat we daar wel de lessen uit trekken. De droogte is nog niet voorbij, want de grondwaterstand is lager dan normaal. Het kan dus ook dit jaar weer kritisch worden, want we zitten nog niet op het normale niveau. Het is belangrijk dat we alert blijven. Ik heb er vertrouwen in dat we dat ook doen, maar we kunnen het natuurlijk niet laten regenen, iets wat je in zo'n situatie eigenlijk graag zou willen. Welke toelichting kan de Minister verder nog geven op de droogteplannen waar we kennis van hebben genomen?

De Minister wil de mogelijkheid hebben adaptatieprojecten uit te voeren in kwetsbare gebieden. Dat geld lijkt ons goed besteed. Het is nog klein, al moeten we ervoor waken dat er inderdaad voldoende overblijft voor de primaire waterveiligheid, voor de dijken en de waterkeringen. Hoe denkt de Minister daarmee om te gaan? Het is namelijk zoeken naar een balans. Ik wil ook graag weten wat de concrete resultaten van de drie geselecteerde projecten moeten zijn om ze een succes te kunnen noemen. Deelt de Minister onze mening dat voorkomen moet worden dat de waterveiligheid onderhevig wordt aan politiek sentiment?

Dan de Noordzee. De Noordzee kent vele gebruikers. Het is een enorm gebied, maar kijk je naar de kaart en naar alle dingen die daar moeten gebeuren, dan zie je dat het eigenlijk alweer te klein is. De Noordzee biedt voor ons primair een mogelijkheid voor transport – zo is dat al eeuwen geweest – en een mogelijkheid om door middel van visserij een boterham te verdienen. Maar inmiddels is een groot deel van die Noordzee bestemd voor en ingepland met windmolens. Er was natuurlijk al oliewinning. En er zijn natuurlijk beschermde natuurwaarden. Al die belangen moeten naast elkaar bestaan en kunnen soms ook weleens botsen. Het ruimtegebrek is dus evident gelet op die overlappende functies. De VVD wil primair kiezen voor vaarroutes en de visserij, en dus voor de mensen die hun centjes verdienen dankzij de Noordzee. Dat belang zal de VVD telkens blijven benadrukken. Hoe waakt de Minister ervoor dat de Noordzee niet wordt volgeplempt met nog meer toestanden of natuurbescherming en dat er juist ruimte overblijft voor deze primaire taken van de zee?

Ik lees dat de Minister het advies van het overlegorgaan in beginsel... Zal ik het even afmaken?

De voorzitter:

Mevrouw Kröger wil u interrumperen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De heer Dijkstra volgt dezelfde lijn als vorige week tijdens het PAS-debat. Daar zei hij nog: goh, Nederland heeft eigenlijk wel genoeg aan twee natuurgebieden, de Veluwe en de Wadden, en de rest, daar kunnen we vanaf. Ik hoor hem zeggen dat ook op de Noordzee natuurgebieden ondergeschikt zouden moeten zijn aan vaarroutes en visserij. Mijn vraag is dan eigenlijk: hoe ziet de heer Dijkstra dan het belang van die windparken, die we toch echt gaan nodig hebben voor onze duurzame energievoorziening, waar toch ook dit kabinet, het groenste kabinet ooit, voor staat?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

De Noordzee heeft heel veel functies die we met elkaar willen. Je kunt niet alles van het een doen, of alles van het ander. Het zal een combinatie moeten zijn, en er zijn ook slimme combinaties mogelijk. Een collega van mij heeft een motie aangenomen gekregen waardoor visserij in windparkgebieden kan worden toegestaan, tot bepaalde limieten. Ik denk dat dat belangrijke oplossingen zijn, maar je ziet wel dat het gaat knellen. En daar moet je soms keuzes in maken. Als ik primair een keuze moet maken – waarvoor is de zee bedoeld? – dan is dat toch om spullen van A naar B te brengen en te zorgen dat de mensen daar een boterham aan kunnen verdienen en aan blijven verdienen. Ik wil niet de visserij wegjagen. Maar daar kom ik zo meteen op.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger heeft vast nog een reactie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

We zitten niet bij een AO natuur, maar de zin «de zee is primair bedoeld om spullen van A naar B te brengen» zegt ongelofelijk veel over hoe de VVD de verhouding tussen economie en natuur ziet. Ik denk dat daar vanavond bij het PAS-debat het nodige over zal gaan. Maar dan toch even over die windparken. Uiteindelijk is het de vraag hoe we een balans gaan krijgen tussen al die gebruikers van de Noordzee. Is het belang van een duurzame energievoorziening, die nodig is voor de klimaatplannen van dit kabinet, niet een belang dat ongelofelijk goed geborgd moet zijn? Wil de heer Dijkstra dat bevestigen?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Een kort antwoord is: ja, duurzame energie is ook van belang. Windmolens op zee is een van de makkelijkste manieren om die te realiseren, maar het moet naast elkaar. Vanavond hebben we, of u en uw collega's, het over het PAS, maar ook het bouwen van windmolenparken loopt nu grote risico's door het Programma Aanpak Stikstof. Want als je ze bouwt, dan moet je daar wel machines voor gebruiken, en dat kan dan ook niet. Dus daar heb ik ook zorgen over.

De voorzitter:

Goed. U vervolgt uw betoog.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Je kunt ook vissen op zee en zwemmen in de zee. Je mag daar allerlei dingen doen, maar daar gaan ook heel veel schepen overheen, en dat is denk ik wel handig.

Voorzitter. Ik lees dat de Minister in beginsel het advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving dat in het leven is geroepen, overneemt. Welke adviezen zijn dat nou concreet? Is dit niet een soort Alderstafel voor de zee? We hebben gezien wat dat doet bij de luchtvaart. Daar waren weinig mensen enthousiast over; teleurstelling alom na tien jaar. Dit is wel korter, maar krijgen we niet zo'n zelfde situatie?

In de memo lees ik ook dat er een transitiefonds moet komen en dat vooral de visserij moet wijken. Hoe zit dat? Gaan windmolenparken, die we aanleggen en waar geld mee verdiend wordt, zo meteen betalen voor de vissers? Zo ja, hoeveel en wanneer? Ik lees ook – een citaat: «De komst van windparken kan de druppel zijn dat vissers het loodje leggen.» Ik vraag de Minister of dat wenselijk is. Ik denk het niet. Hoe worden de belangen van de vissers nou echt gewaarborgd? Gaan we miljoenen rondpompen omdat vissers niet meer mogen vissen? Hoe financieel duurzaam is dat? Waarom zijn milieuclubs zo oververtegenwoordigd in het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving voor de Noordzee? Wat kunnen we na de zomer verwachten en, vooral, welke invloed kan de Kamer hierop uitoefenen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank aan de heer Dijkstra. Ik vond het wel jammer dat ik even voorzitter was, maar ik geef nu het voorzitterschap weer terug aan u.

Voorzitter: Remco Dijkstra

De voorzitter:

U mag een vraag stellen, maar dat hoeft niet. Ik kijk even naar de Minister. Ik schors tot 11.10 uur.

De vergadering wordt van 10.47 uur tot 11.11 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen het algemeen overleg Water en geef het woord aan de Minister voor de beantwoording in eerste termijn.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Een heel palet aan verschillende vragen, maar dat laat ook meteen zien dat water op alle mogelijke manieren overal in ons dagelijks leven aanwezig is. Te veel, te weinig en te smerig water: het komt allemaal in allerlei onderwerpen voorbij. Ik zal daarom maar gewoon in willekeurige volgorde proberen de vragen te beantwoorden. Ik wil daarbij eerst een beetje ingaan op de droogte en klimaatadaptatie. Daarna komen uiteraard waterveiligheid, waterkwaliteit en tot slot een aantal vragen die ik niet zo makkelijk in een categorie kon indelen. Die vragen komen dan vanzelf wel aan de orde.

Om te beginnen de droogte. Mevrouw Van Kooten zei: die brief had anders moeten beginnen. Kijk, feit blijft dat we het erover eens zijn dat die zomer van 2018 uitzonderlijk droog was. Ik heb ook niet gezegd dat het voor altijd één keer in de 30 jaar blijft gebeuren. Dat kunt u ook niet uit mijn brief halen, want ik geef natuurlijk ook aan dat de kans op dit soort zomers wel groter lijkt te worden. Maar ook het KNMI geeft aan dat je niet een-op-een kunt zeggen dat deze droge zomer aan klimaatverandering gerelateerd is.

Vorige week hadden we de nationale klimaatadaptatiedag. Toen we die vorig jaar voor het eerst organiseerden in het kader van de hittestress, voorspelde de directeur van het KNMI daar een hele lange, hele warme, droge zomer. Toen had iedereen zoiets van: nou, dat moeten we nog maar eens zien. Maar dat is vervolgens wel uitgekomen. Dit jaar keek iedereen dus ook vol verwachting uit naar wat de directeur van het KNMI nu zou gaan zeggen. Hij gaf nu aan dat de kans op weer zo'n droge zomer niet zo heel erg groot is en dat het waarschijnlijker is dat het een beetje een typisch Nederlandse zomer zal worden met wat warmer en wat minder weer, dus wat meer op en neer. Dat moeten we gaan zien, want ik heb me laten vertellen dat je daar de volgende boerenwijsheid tegenover kunt zetten: droge jaren komen in paren. Het blijft spannend wie gelijk gaat krijgen.

Feit is wel dat we ons echt moeten voorbereiden op de mogelijkheid dat het vaker voor kan gaan komen. Dus ook al zou dit deze zomer niet aan de hand zijn, dan mag dat geen aanleiding zijn om achterover te gaan leunen. We moeten bijvoorbeeld echt aan de slag met de problematiek van het grondwater, omdat dat nog steeds te laag is. Een aantal van u heeft daar ook op gewezen. In het kader van integraal riviermanagement moeten we niet alleen maar kijken naar de hoogste waterstand in de rivieren en de waterveiligheid, maar ook naar de laagste stand in verband met de bevaarbaarheid. We vinden immers ook allemaal de binnenvaart ontzettend belangrijk, ook in het kader van milieu en klimaat, om zo veel mogelijk transport van de weg af naar het water te halen. Dat is gewoon veel beter voor het milieu en het klimaat en die bevaarbaarheid moeten we dan ook op orde houden. We zijn dus lang niet klaar met de Beleidstafel Droogte. De onderzoekers zijn echt nog volop aan het werk om te kijken hoe we daarmee verder kunnen gaan.

Door onder anderen de heer Geurts zijn er vragen gesteld over de verdringingsreeks. Die handleiding is online beschikbaar en de handleiding chloride is binnenkort ook online beschikbaar. Die gaat in op de geldende regelgeving en de manier waarop die kan worden toegepast. Dat is eigenlijk... Ik zie dat er een interruptie is.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Van Kooten heeft een vraag.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Ik hoor de Minister zeggen: nou ja, een droge zomer kán vaker voor gaan komen, maar het KNMI zegt dat het nou niet echt gezegd is dat het met het veranderen van het klimaat te maken heeft. Ik denk dat wetenschappers het er onder andere over eens zijn dat deze weersextremen – het was een extreem droge zomer – inderdaad steeds vaker plaats gaan vinden. Ik geloof dat er gisteren in Trouw nog een longread stond van een wetenschapper die zegt: in Nederland is het nog steeds véél te droog. Als er dit jaar een typisch Nederlandse zomer komt met redelijk veel regen, dan zijn de droogte, de schade aan de natuur en dat soort zaken nog lang niet ten einde. Is de Minister op de hoogte van dat feit en ziet zij de gevaren daarvan? En wat is zij bereid om daaraan te gaan doen?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Daar zijn we het niet over oneens. De kans dat zoiets voorkomt, wordt steeds groter, maar het KNMI geeft met haar puur wetenschappelijke blik aan dat er niet een een-op-eenrelatie is, want ook in het verleden, bijvoorbeeld in 1976, hebben we dat soort uitschieters gehad. Maar we ontkennen absoluut niet dat de kans erop groter wordt. Ik zeg ook overal: die clusterbuien die voor 2050 zijn voorspeld, vallen nu al. Dus volgens mij hebben we hierover geen verschil van mening. We moeten dus ook gewoon verder met alle onderdelen van die Beleidstafel Droogte.

Als u het goed vindt, voorzitter, ga ik nu verder met het stukje over de verdelingsreeks. Ik was daar eigenlijk al aan begonnen in reactie op de heer Geurts. Die verdringingsreeks is samen met de betrokken sectoren onder de loep genomen. Ik heb u ook geïnformeerd dat er geen wijzigingen nodig zijn in de volgorde, maar dat er wel extra duidelijkheid nodig was over de terminologie en de manier waarop je het moet toepassen. De handvatten waar meneer Geurts om vraagt, staan sinds 15 mei op de website van de Helpdesk Water. Daar staan gewoon de categorieën in, zoals u ze ook kent. De provincies en de waterschappen werken momenteel ook aan een regionale uitwerking van die verdringingsreeks, want het maakt inderdaad nogal wat uit voor specifieke gewassen. We hebben in het verleden ook wel met elkaar besproken dat het ontzettend veel uitmaakt of je ergens bomen hebt staan of maïs. Dat zal iedereen meteen duidelijk zijn. Aan dat regionale maatwerk wordt dus gewerkt door de provincies en de waterschappen.

De heer De Groot (D66):

De basis van die verdringingsreeks is toch dat wat onherstelbaar beschadigd dreigt te worden, bijvoorbeeld de natuur, tot het laatst toe gespaard blijft worden, ondanks het regionale maatwerk?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Zeker. Maar de heer Geurts maakte terecht een opmerking over de kapitaalintensieve gewassen en de aparte positie die die hebben. Dan moet er natuurlijk wel duidelijkheid zijn over wat je daaronder verstaat. Maar de reeks op zich blijft in stand. Je moet alleen helderheid hebben over wat precies waaronder valt, zeg maar het grijze gebied.

We hebben de lessen uit 2018 ook proberen te vertalen. Ik zei u net ook al iets over de chloridenorm, want verzilting is natuurlijk de andere kant van de droogte. Je hebt dan op zich niet een gebrek aan water, maar dat water is dan alleen wel te zout. Het heeft dan een te hoog chloridegehalte en je moet wel onder de grens blijven om het voor drinkwater te kunnen gebruiken. U kunt zich vast nog wel herinneren dat RWS vorig jaar tankschepen achter de hand moest houden, omdat de norm bij het innamepunt bij Andijk mogelijk zou worden overschreden. Dat is gelukkig net niet gebeurd, maar het geeft wel aan dat we daar goed over moeten nadenken en dat we daar ook goed op voorbereid moeten zijn.

Ik kom zo nog terug op de internationale dimensie, maar we zetten nu dus niet alleen het hoogwater maar ook het laagwater op de Maas en vooral op de Rijn stevig op de agenda.

Ik denk dat ik het al eerder heb vermeld, maar de eindrapportage van die Beleidstafel Droogte komt aan het eind van dit jaar.

Mevrouw Van Brenk en anderen – ik herinner me dat vooral van mevrouw Van Brenk – hebben regelmatig aandacht gevraagd voor het debietafhankelijk maken van lozingen. De huidige beoordeling middels de emissietoets bevat een stapeling van worstcasebeoordelingen en het is daardoor een veilige benadering. Er is afgesproken – daar vroeg u, mevrouw Van Brenk, ook naar – om een pilot uit te voeren naar de mogelijkheid van debietafhankelijke lozing. Daarbij wordt echt praktisch gekeken naar de gevolgen, de juridische mogelijkheden en de mogelijke technische consequenties. We hopen dat dit gereed is rond het wetgevingsoverleg Water in november, zodat we dan echt kunnen laten zien hoe dat in z'n werk moet gaan. Ik wil hier nog wel bij vermelden dat er maar een kleine club is van specialisten die hier echt verstand van hebben. Ik roep verder ook nog even de motie-Van Eijs/Kröger (25 883 nr. 299) in herinnering, omdat we aan het kijken zijn hoe we deze motie over informatievoorziening precies vorm kunnen gaan geven. Daar wordt aan gewerkt en we hopen dat duidelijk te kunnen maken bij het wetgevingsoverleg Water.

Dan kom ik op de structurele maatregelen. Mevrouw Kröger vroeg daarnaar, maar meerdere mensen vroegen hoe we die waterberging grootschalig voor elkaar gaan krijgen. Hoe gaan we daarmee aan de slag? Wat zijn de concrete doelen? Met het Deltaprogramma Zoetwater hebben we natuurlijk al belangrijke doelen met elkaar afgesproken. Ten aanzien van ruimtelijke adaptatie hebben we met elkaar afspraken gemaakt om structureel waterbergingsmogelijkheden te vergroten, ook in natuurgebieden en het stedelijk gebied. Dat gaat dus echt veel verder dan het agrarische gebied. Alle overheden en alle stakeholders zijn daarbij betrokken, met behulp van de analyses op waterbeschikbaarheid maar ook de stresstesten, waarvan u weet dat ze in iedere gemeente worden uitgevoerd. Dat strekt zich nadrukkelijk uit over het hele grondgebied van gemeenten. Dat gaat niet alleen over binnenstedelijke wateroverlast en ook niet alleen over het agrarische gebied, het gaat echt over het totaal. Aan de hand van die analyses in gemeenten moeten we natuurlijk landelijk gaan bekijken hoe we het budget dat we daarvoor hebben ook het meest effectief kunnen gaan inzetten.

Mevrouw Van Kooten benoemde specifiek het neerslagtekort. Hoe kunnen we die schade proberen vóór te zijn in de toekomst? Met het Deltaprogramma zijn we natuurlijk al tien jaar bezig om ons voor te bereiden op de klimaatverandering en daar maatregelen op te nemen. We analyseren daar ook alle klimaatinformatie die we hebben. De specialisten bij Deltares en bij het KNMI volgen natuurlijk alle wetenschappelijke discussies op de voet. Bij het KNMI wordt nu echt gewerkt aan wat het IPPC-rapport betekent. We zitten daar ook in die organisaties bovenop om te kijken wat er nodig is.

De heer De Groot heeft ook nog gevraagd wie er nou eigenlijk over het grondwater gaat.

De voorzitter:

Eerst mevrouw Van Kooten.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Dank u wel, voorzitter, excuus. De Minister zegt: we houden alles in de gaten, de droogtes en de regenstand. Maar waar het nu daadwerkelijk om gaat – het is dus heel belangrijk dat vooral daarop beleid wordt gemaakt – is dat het grondwaterpeil gewoon structureel te laag is. Met zo'n droge zomer als vorig jaar past dit beeld helemaal in de trend van een opwarmend klimaat. Het KNMI zegt ook in haar jaarverslag van 2018 dat het de op een na warmste zomer sinds het begin van de metingen was. Wat we dus moeten doen, is een klimaatbeleid ontwikkelen waardoor dat grondwaterpeil op peil kan blijven. De hoosbuien die er nu zijn, geven meer oppervlaktewater, maar wat de natuur nodig heeft is meer grondwater. Wat gaat de Minister doen om daar dus echt concreet beleid op te maken?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Dat is een van de redenen waarom we natuurlijk juist ook voor klimaatadaptatie heel veel financiële middelen beschikbaar stellen, met alle andere partners, met het IPO, met de VNG, maar vooral met de waterschappen. Dat gaan we dus uitwerken. Maar al die stresstesten zijn nodig om landsbreed in kaart te brengen wat de kritische punten nou eigenlijk zijn en wat we daaraan kunnen doen. Die stresstesten worden nu gelukkig in het hele land goed opgepakt. Dat was een paar jaar geleden echt nog een relatief nieuw thema. Vorig jaar was er bijvoorbeeld pas het eerste congres in Nederland over hittestress. Dat zijn echt thema's waar we nog helemaal niet zo lang echt mee bezig zijn. Je kon ook bij de nationale klimaatadaptatiedag zien dat er echt honderden aanmeldingen méér waren dan verwacht. Dat werd ook gemeld door de voorzitter. Ze zeiden: als dit zo doorgaat, hebben we de volgende keer... Het is denk ik een heel goed teken dat niet alleen ambtenaren van waterschappen of mensen die bij waterschappen werken of ambtenaren van gemeenten, maar ook mensen van allerlei maatschappelijke organisaties op dat congres waren afgekomen. Er wordt heel hard aan gewerkt.

We hebben ook de drie pilots aangewezen om een voorbeeldfunctie te kunnen hebben voor anderen, dat het ook daadwerkelijk kan. Ik zie de mensen uit Limburg in de zaal zitten, die daarin natuurlijk ook vooroplopen. Meerssen is een van de projecten die is toegekend, waar je echt iets kunt laten zien. Maar ook op andere plekken in het land gebeurt van alles. Ik mocht met onze Koning op werkbezoek in Arnhem, waar ook echt heel hard daaraan gewerkt wordt. Daar kon je zien dat in een traditionele straat – er is natuurlijk hoogteverschil in Arnhem, we hebben het over debiet – het water gewoon keihard naar beneden stroomde. Met de nieuwe inrichting, met kleine minituintjes langs de kant, stonden wij beneden en werd diezelfde tankwagen water weer een keer over ons heen gestort, en stonden wij wel met droge voeten. Dus dat laat ook echt zien dat het kan. Ik ben ook nog niet zo lang geleden in Enschede op werkbezoek geweest, waar in de binnenstad echte problemen zijn voor mensen in de detailhandel, met de magazijnen beneden. Een mevrouw daar vertelde dat ze op de dag dat zij hun trouwdag wilden vieren, in plaats daarvan met familie en vrienden al hun schoenen uit het magazijn in veiligheid stonden te brengen. Dat is ook een grootschalig project. Dus er wordt echt al veel aan gedaan.

Je ziet dat er ten aanzien van het grondwater in delen van het land niet voor niks verboden zijn ingesteld, waar dat van toepassing is. Je ziet soms boeren simpele maatregelen treffen als een plank in een slootje om het water langer vast te houden. Er gebeurt echt van alles. Maar u heeft gelijk: de noodzaak is er ook om dat te doen. Maar ik ben aangenaam verrast hoe breed die noodzaak wordt gevoeld en met hoeveel passie en enthousiasme er overal in het land aan wordt gewerkt. Dat geeft mij dus ook vertrouwen dat er straks uit die stresstesten echt goede analyses naar boven komen en dan zullen we met elkaar het gesprek aan moeten gaan hoe we de financiële middelen zo effectief mogelijk kunnen inzetten.

Dan ga ik nog heel specifiek door over het grondwater, want daar had de heer De Groot naar gevraagd. De decentrale overheden hebben eigenlijk ook allemaal verantwoordelijkheden voor het grondwater. Dat geldt natuurlijk ook voor de zorgplicht van private partijen. Provincies zijn verantwoordelijk voor het strategisch grondwaterbeleid en zij hebben ook een coördinerende rol bij het grondwaterbeheer. Zij zijn ook het bevoegd gezag voor de grondwateronttrekkingen, voor drinkwater, maar ook voor industriële doeleinden en voor de open bodemenergiesystemen. Dus de provincie is daar verantwoordelijk voor. Waterschappen zijn weer bevoegd voor de kleinere grondwateronttrekkingen en het peilbeheer, de zogenaamde peilbesluiten. Gemeenten zijn in afstemming met provincie en waterschap verantwoordelijk voor het stedelijke grondwaterbeheer. Dat is weer voornamelijk gericht op het omgaan met grondwaterverontreinigingen en het voorkomen van wateroverlast. Die hebben een uitdrukkelijke zorgplicht om met het grondwaterbeheer negatieve effecten op maatschappelijke functies te voorkomen. Dus in het gemeentelijke rioleringsplan wordt die grondwaterzorgplicht ook concreet gemaakt. Particulieren en private partijen zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigendommen en hebben daarin ook een zorgplicht. Ze staan dus ook zelf aan de lat voor woningen en gebouwen en dat zien we regelmatig bij de problematiek rondom funderingen en verzakkingen als gevolg van droogte, wegzakkend grondwater en inklinking van de bodem. Daar zijn natuurlijk meerdere oorzaken voor. Zo zit de verdeling in elkaar.

De heer De Groot (D66):

Dank aan de Minister voor de uitvoerige uitleg over hoe het zit met ons grondwater. Maar de Minister geeft ook aan waar het knelt en dat is nu juist bij die private eigenaar, wiens bezit verzakt door inklinking van klei of anderszins. We hebben een hele indringende documentaire gezien over een mevrouw die de waarde van haar huis zag dalen door die inklinking, waarover de gemeente zei: ja, het grondwater onder uw huis is uw eigen verantwoordelijkheid. Dat is toch wel heel apart. Los van de problemen die de mensen hiervan ondervinden, hebben we ook de natuur. U zegt dat de provincies daar coördinerend zijn, maar water houdt zich niet aan provinciegrenzen. Dus D66 kan zich heel goed voorstellen dat er net als voor oppervlaktewater een soort verdringingsreeks komt voor grondwater, of als het geen verdringingsreeks is, dan een afkoppelingsreeks. Dat in ieder geval de spelregels voor al die provincies gelijk zijn. Dat zijn eigenlijk twee punten. Wat doen we nou voor de mensen wier huis verzakt en waar de overheid moet zeggen: ja, dat is uw grond en uw water? Wat doen we met die grensoverschrijdende problematiek ten aanzien van grondwater?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Die problematiek is uitdrukkelijk een thema aan die Beleidstafel Droogte. Vorige zomer is in beeld gekomen dat we niet direct landelijk dekkende informatie over grondwater op tafel hadden, omdat dat inderdaad bij de verschillende beheerders is belegd. Voor het IPO is dat uitdrukkelijk een aandachtspunt, maar ook voor de waterschappen en eigenlijk nóg verder. Want, zoals een aantal van u al zei, grote delen van het land grenzen aan Duitsland of aan de zuiderburen. En ook met de buren is afstemming en contact nodig. Die thema's staan dus uitdrukkelijk op de agenda: één, hoe zorgen we ervoor dat we het landelijke beeld inzichtelijk hebben en, twee, hoe zorgen voor we goede afstemming? De waterschappen lopen niet synchroon met de provinciegrenzen. Die afstemming moet dus goed geborgd zijn en we moeten dat totaaloverzicht hebben. Bij de evaluatie van de beleidstafel aan het eind van het jaar hopen we daarover iets meer duidelijk te kunnen maken.

De heer De Groot (D66):

Betekent dat dat de Minister dan terugkomt op die verdringingsreeks voor grondwater en op betere afspraken over grondwater, ook ter bescherming van particulieren? Zijn dat de twee toezeggingen die de Minister hier doet?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Er is door de tafel geconcludeerd dat het niet nodig is om een verdringingsreeks te hebben voor grondwater. Maar de vraag hoe je de kennis en kunde goed in beeld krijgt, komt wel aan de orde in het eindverslag van de Beleidstafel Droogte. Daarin zal natuurlijk onderbouwd worden waarom er geen verdringingsreeks voor het grondwater nodig is.

De voorzitter:

U heeft nog een aanvullende vraag?

De heer De Groot (D66):

Nee, ik kom er in tweede termijn op terug.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ik kan er nog aan toevoegen dat het aspect van de drinkwatervoorziening in relatie tot het grondwater specifiek meegenomen wordt in de evaluatie van de Beleidsnota Drinkwater, die op korte termijn wordt gestart.

Wat hier heel sterk mee samenhangt is de zeespiegelstijging. Want nu hebben we de ene kant van de medaille, de droogte, gehad, maar de andere kant is natuurlijk juist een overvloed aan water, die niet alleen via de regen maar ook via de zee kan ontstaan. Gelukkig is Nederland de veiligste delta ter wereld. Dat willen we zo houden. Daar staan we wereldwijd om bekend. Ik mag regelmatig meemaken dat delegaties vanuit de hele wereld dat komen bekijken. Maar we moeten ons ook realiseren dat het werk daaraan nooit af is.

In het Deltaprogramma werken we samen met de overheden aan verdere bescherming tegen hoogwater en een klimaatbestendige inrichting. Waterkeringbeheerders werken sinds 2017 ook aan die beoordeling van de primaire keringen. In 2023 zal dat resulteren in het totaaloverzicht. Er wordt voortvarend gewerkt aan de uitvoering van dijkversterkingen, om ook in 2040 aan de nieuwe normen te voldoen. Omdat we signalen over een mogelijk extremere zeespiegelstijging na 2050 echt serieus nemen, zo zeg ik in de richting van mevrouw Van Kooten-Arissen, wordt er ook een Kennisprogramma Zeespiegelstijging opgezet. Als daar meer over te melden is, zullen we u daar graag nader over informeren.

Dan een slagje concreter. De heer Geurts heeft aandacht gevraagd voor de situatie in Noord-Limburg. Moeten we dijken gaan verleggen of niet? U zegt: ik geef er de voorkeur aan om ze terug te leggen, maar daar zit natuurlijk een financieel plaatje aan; wat wil de Minister eigenlijk? Voor mij zijn maatregelen met een systeemwerking natuurlijk ontzettend belangrijk, want dat is belangrijk voor de rivier. Dat is ook een voorwaarde om die overstroombaarheidseisen in Limburg te kunnen laten vallen.

Op dit moment vindt er kwaliteitsborging van de resultaten van de verkenningen plaats. De regio is ook aan het werk met een voorzet. Op 11 juli – u noemde het zelf ook al – breng ik een werkbezoek aan het gebied. Voor het vormen van een oordeel is het belangrijk om in het gebied zelf te zijn en te spreken met de mensen die daar wonen en kennis hebben van het gebied. Als ik dat allemaal bij elkaar heb, wil ik een besluit nemen. Dan zal ik natuurlijk ook goed moeten kijken naar de dekking, zowel vanuit het Rijk – het Hoogwaterbeschermingsprogramma – als vanuit de regio. Die kwaliteitsborging is dus het laatste stukje dat daarvoor nog moet gebeuren.

De heer Geurts (CDA):

Laat ik ook even iets ophelderen. Ik heb natuurlijk niet alles in mijn hoofd zitten zodat ik kan zeggen: op elke plek is teruglegging de juiste oplossing. In het totaalbeeld kan ik me daar wel iets bij voorstellen, maar dat laat ik graag over aan het oordeel van de Minister, want zij heeft wel het totaalbeeld en pas daarna wij. Mij gaat het erom dat het gebied om duidelijkheid vraagt. Ik snap dat u vandaag niet gelijk zegt: voor dat ene dijkvak ga ik wel teruglegging regelen en voor dat andere niet. Maar wanneer komt die duidelijkheid er wel? 12 juli?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

12 juli is wel heel snel. Bij de Bestuurlijke Overleggen MIRT in het najaar moeten we echt spijkers met koppen kunnen slaan, dus voor die tijd zullen we dit natuurlijk ook goed met de regio's overleggen. Als er een voorgenomen besluit ligt, hebben we daar ook altijd nog contact over. Maar bij de BO's MIRT moeten we die duidelijkheid echt hebben, zodat we het dan ook kunnen afhechten.

U hebt ook nog aandacht gevraagd voor de Hertog Jan Brouwerij. Ja, dat is belangrijk en daar moet natuurlijk ook maatwerk worden geleverd. Ik kan u melden dat er met bijzondere aandacht naar de problematiek bij de brouwerij wordt gekeken. Dat is serieus onderzoek. Ik weet niet of in het programma van 11 juli ook een bezoek aan de brouwerij is opgenomen. Ik heb begrepen dat ze daar vooral speciaalbieren brouwen; dat kan een interessant onderdeel van het werkbezoek worden! Hoe dan ook moet dat daarna gewoon in het totaalplaatje meegenomen worden. We moeten kijken wat daar kan en wat voor prijskaartjes daaraan hangen. Maar u hebt het hierbij nog eens heel nadrukkelijk geagendeerd, dus ook naar dat onderdeel van de besluitvorming zal ik zorgvuldig kijken.

De heer Geurts heeft aandacht gevraagd voor de samenwerking met Noordrijn-Westfalen. Daar werken we intensief, en gelukkig al langjarig, mee samen. U zei zelf al dat er een conferentie aan komt, waar we een hernieuwde verklaring voor samenwerking tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen op watergebied gaan tekenen. Ik geloof dat ik het belang hiervan vanwege de verschillende vormen van veiligheid niet beter kan toelichten dan u het in uw inbreng deed. Die verschillen zijn er ook in de situatie na 2025. Het staat dus uitdrukkelijk ook op de agenda om gezamenlijk onderzoek te doen naar «hoe hierna verder?». Want ook Duitsland houdt na 2025 de nieuwe inzichten over het klimaat echt wel in de gaten en kijkt naar maatregelen «hoe nu verder?». Het is natuurlijk belangrijk dat we dat van begin af aan in het totaalplaatje samen te bekijken, zodat niet de situatie ontstaat dat Duitsland iets doet waar wij vervolgens heel veel nadeel van zouden kunnen ondervinden of, hoewel dat wat lastiger is, omgekeerd.

De heer De Groot heeft het nog gehad over de lessen van Ruimte voor de Rivier, de dubbele doelstellingen: komen die nou terug in het Hoogwaterbeschermingsprogramma? Het simpele antwoord daarop is ja. Dat wordt echt in beeld gebracht. De programmadirectie van het Hoogwaterbeschermingsprogramma is er momenteel ook mee aan de slag om in kaart te brengen wat nog opgepakt moet worden en welke lessen wel en niet van toepassing zijn. Ik zal de Kamer in de brief voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Water hopelijk over de resultaten kunnen informeren. Dan kunt u ook zien hoe de motie wordt verwerkt.

De heer Geurts heeft het ook gehad over de Markermeerdijken. Rijkswaterstaat heeft advies gevraagd aan de Afdeling bestuursrechtspraak. Wat betekent dat in de praktijk? Rijkswaterstaat laat zich inderdaad adviseren door de Stichting Advisering Bestuursrechtsrechtspraak. Daar is ook rekening mee gehouden in de planning. Wanneer de uitspraak er precies ligt, weten we niet. De Raad van State gaat over haar eigen planning, maar de verwachting is dat die uitspraak in de tweede helft van 2019 zal komen. Dat heeft in principe geen consequenties voor de kosten, tenzij daar heel rare dingen gebeuren.

Over de kosten heeft u ook nog een vraag gesteld. Eind 2018 is de subsidiebeschikking verleend voor die circa 500 miljoen. Ons zijn geen andere bedragen bekend. Mocht er sprake zijn van kostenstijgingen, dan zullen we u daar uiteraard via de voortgangsrapportages over informeren. Maar we zijn het nog even nagegaan bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier: komt er nog iets aan op het gebied van de kostenoverschrijding? De dijkgraaf daar geeft aan dat hij het bedrag niet herkent. Daar kan ik dus verder ook niet veel mee.

De heer Dijkstra heeft nog gezegd: we moeten er wel voor waken dat er met al ons enthousiasme voor de maatregelen voor klimaatadaptatie onvoldoende geld overblijft voor de primaire waterveiligheid; hoe denkt de Minister daarmee om te gaan? Voor de middelen voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma hebben we al een langjarige financieringsafspraak met de waterschappen. Die budgetten staan ook structureel gereserveerd in de begroting. Verdringing van waterveiligheidsmaatregelen met andere uitgaven binnen het Deltafonds is dus niet aan de orde. Na 2032 wordt het Deltafonds jaarlijks verlengd, waarmee we telkens nieuwe middelen beschikbaar krijgen die we er ook weer voor kunnen inzetten. Ten aanzien van waterveiligheid is dat dus echt langjarig geborgd.

Dan de vraag van mevrouw Van Kooten over de muskusrat. Ik had wel verwacht dat die weer op tafel zou komen, niet letterlijk overigens. De een denkt daar weer anders over dan de ander, dus laat ik daar niks over zeggen. De bestrijding van de muskusratten is een verantwoordelijkheid van de waterschappen. De waterschappen willen inderdaad de populatie kleiner maken zodat die op termijn makkelijker onder controle is te houden. Dan hoeven er juist minder dieren te worden afgemaakt. Als je een zo klein mogelijk aantal houdt, dan blijft ook dat binnen de perken. Ik denk dat dat een mooi streven is van de waterschappen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Kooten heeft hier een opmerking over.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Het plan van de waterschappen is nu juist om de muskusrat uit te roeien. De Dierenbescherming en andere dierenorganisaties zeggen in hun brief aan de waterschappen dat zo'n nulstandbeleid niet haalbaar is en ook niet diervriendelijk. Je zou veel beter in kunnen zetten op preventieve maatregelen om schade aan dijken en waterkeringen te voorkomen. Dat kan door bijvoorbeeld zo'n gaasdoek of het leggen van stenen. Hoe kijkt de Minister aan tegen het inzetten van zulke preventieve maatregelen? In het onderzoek dat vooruitliep op het nulstandbeleid dat afgelopen voorjaar geformuleerd is door de waterschappen, is daar namelijk veel te weinig of geen aandacht aan besteed.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Zoals mevrouw Van Kooten weet, zijn ook de waterschappen gewoon een democratische bestuurslaag. Over de gradatie daarvan kunnen we misschien van mening verschillen, maar als er geen democratie zou zijn, hoeven we daar ook geen verkiezingen voor te houden. Die democratie is er. Daar is deze keus uitgekomen. Ik vind het zelf een heel plausibele lijn om dit te proberen. Ik denk dat de waterschappen zich ook wel realiseren dat helemaal terugbrengen tot nul in heel Nederland waarschijnlijk een utopie zal zijn, maar als je de populatie zo klein mogelijk houdt, hoef je ook zo min mogelijk dieren steeds weer te vangen. Ik vind dat dus een plausibel verhaal van de waterschappen.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Maar het inzetten op preventieve maatregelen zorgt er nu juist voor dat je de dieren niet hoeft af te maken of te vangen et cetera. Het is ook een groot misverstand dat de regelgeving vanuit de Europese Unie, waar u dan weer verantwoordelijk voor bent, aangeeft dat we invasieve exoten moeten doden. Dat is helemaal niet zo. We kunnen er ook met preventieve maatregelen voor zorgen dat de schade beperkt wordt.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ik heb ook niet beweerd dat we invasieve exoten, of het nou planten of dieren zijn, moeten doden. Dat heb ik nooit gezegd. Ik geef alleen aan dat ik de beslissing van de waterschappen respecteer en dat ik dat een hele plausibele redenering vind.

U heeft ook aandacht gevraagd voor de motie van uw collega Van Raan. In die motie wordt de regering verzocht om rekening te houden met de impact van de zeespiegelstijging en met de effecten daarvan op de brede welvaart in Nederland. Met het Kennisprogramma Zeespiegelstijging geef ik ook uitvoering aan die motie. Dat gebeurt onder andere via spoor twee, om in de terminologie te blijven, van de systeemverkenningen: de houdbaarheid van de strategie bij verschillende scenario's van zeespiegelstijging. Het gaat onder meer om 1,8 meter, maar ook om eventuele hogere scenario's. In het najaar komen de nieuwe wetenschappelijke resultaten naar aanleiding van het rapport van het IPCC. Als we daar conclusies aan gaan verbinden, zullen we uw Kamer daar uiteraard over informeren.

Er zijn de nodige vragen gesteld over waterkwaliteit. Terecht, want daar hebben we met elkaar ook zorgen over. Een goede waterkwaliteit is natuurlijk belangrijk voor de ecologie en voor onze gezondheid. Goed en veilig drinkwater is een eerste levensbehoefte. Ik onderstreep dan ook zeer de zorgen van mevrouw Van Brenk en de heer Stoffer over het Sustainable Development Goal 6. Het is heel zorgelijk dat 2,2 miljard mensen dit nog niet ter beschikking hebben. Ik denk dus dat het belangrijk is dat Nederland echt internationaal samen optrekt. Dat doen we dan ook, in goed overleg met collega Kaag voor Ontwikkelingssamenwerking. Nederland kan dat probleem niet in z'n eentje oplossen, maar wij kunnen wel heel veel bijdragen met onze kennis. Ik merk ook dat er graag gebruik wordt gemaakt van onze knowhow, van het schoonmaken van rivieren tot allerlei andere onderdelen waar Nederland gewoon goed in is.

De waterkwaliteit in Nederland verbetert, maar dat gaat niet vanzelf: dat is en blijft hard werken. Ik zal nu op de verschillende onderdelen daarvan wat nader ingaan. De heer De Groot begon met het probleem van de plastics. U noemde terecht ook de industrie, als het gaat om een verantwoorde omgang met plastics. Daar is de Staatssecretaris in Nederland heel actief mee bezig met het Plastic Pact. Zij probeert dat ook op te schalen naar een Europees plasticpact in 2020. Waar ik kan, zal ik dat graag ondersteunen, maar in Europa wordt dit meestal niet in de Transportraad besproken maar in de Milieuraad, waar de Staatssecretaris vooral actief is. Wij wisselen die onderwerpen dan uit, maar wij spreken toch met één mond, dus dat is geen enkel probleem. Ik denk hierbij ook aan de implementatie van de Europese Richtlijn Single-Use Plastics. Dat is natuurlijk een belangrijk nieuw instrument dat ter hand genomen kan worden.

Dat is dus de wijze waarop de Staatssecretaris en ik samen optrekken in het terugdringen van plastic in zee. Daar doen we natuurlijk ook allerlei kleinere dingen in. U kent de projecten van Boyan Slat, waar het ministerie een hartelijke relatie mee onderhoudt. Wij kijken niet alleen naar experimenten in de oceanen, maar ook bijvoorbeeld in rivieren. In Indonesië gaat zo'n project lopen. Er wordt dus van alle kanten hard aan gewerkt.

Mevrouw Kröger had het nog over riooloverstorten direct in het oppervlaktewater, ook in relatie tot plastics. Hoe gaan we dat oppakken? Riooloverstorten zijn natuurlijk eigenlijk altijd ongewenst vanwege allerlei verontreiniging die daarmee gepaard kan gaan, waaronder verontreiniging door microplastics. Gemeenten en waterschappen zijn natuurlijk als eerste aan de lat. Zij zijn intensief aan het werk om te proberen riooloverstorten zo veel mogelijk terug te dringen. Ik heb het idee dat ze daar goed mee aan de slag zijn. Dat zullen ze wel moeten, ook in het kader van clusterbuien, die steeds vaker voorkomen. Het is onderdeel van de stresstesten en van de klimaatadaptatie-aanpak.

Dan kom ik bij het onderwerp van de geneesmiddelen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Het worden uiteindelijk microplastics, maar het gaat om vrij grote plastic dingen die door de wc gespoeld worden. Ik begrijp dat de gemeenten en waterschappen als eerste aan de lat staan, maar welke rol pakt de Minister om daar vaart achter te zetten en welke rol speelt zij in relatie tot Rijkswaterstaat? Op het moment dat het via het boezemwater door de gemalen in de grotere wateren terechtkomt, is Rijkswaterstaat ervoor verantwoordelijk om het er toch zo veel mogelijk uit te vissen.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Daarover vindt intensief overleg plaats aan de bestuurstafel water, waarin natuurlijk ook alle koepels vertegenwoordigd zijn. Er vindt dus overleg over plaats, maar nogmaals, gemeenten en waterschappen staan daar vooral voor aan de lat. Maar iedereen zit erbovenop om daar juist in de stresstesten goed zicht op te krijgen. Vervolgens zullen de gemeenten, afhankelijk van hoe sterk het probleem bij hen speelt, daar oplossingen voor moeten bedenken in hun plannen van aanpak voor klimaatadaptatie. En Rijkswaterstaat pakt die rol natuurlijk ook waar dat mogelijk is.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat antwoord is mij iets te onduidelijk. «Intensief overleg» klinkt goed, maar zijn er ook concrete doelen en gaat Rijkswaterstaat, die verantwoordelijk is voor de wateren waar de overstort van die riolen uiteindelijk op uitkomt, in actie komen, bijvoorbeeld met die bellenschermen, om te zorgen dat die grote stukken plastics, die via het riool in de grote wateren terechtkomen, eruit worden gevist?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Er zijn inderdaad met pilots met die bellenschermen. We hebben die ook al uitgetest om verzilting door de instroom van zouter water tegen te gaan. Er wordt dus om meerdere redenen met die bellenschermen geëxperimenteerd. We beschikken nog niet over alle wetenschappelijke inzichten over wat het nou precies wel en niet doet en daarom kijken we samen met de experts naar wat we daarmee kunnen bereiken. Als die bellenschermen goed werken, kun je ze natuurlijk op meerdere plekken gaan toepassen. Er wordt dus gekeken hoe dat zou kunnen werken bij verzilting en andere stoffen.

De heer De Groot (D66):

Ik hoop dat dit niet als interruptie geldt, voorzitter, maar niet al mijn vragen over plastics zijn beantwoord. U bent toch klaar met de plastics, Minister?

De voorzitter:

Dan wachten we even.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Eerlijkheidshalve zeg ik maar dat ik een redelijk groot stapeltje voor me heb liggen, maar dat het niet helemaal gesorteerd is op onderwerp. Het kan dus zijn dat er nog iets over plastic tussen zit. Ik weet het niet zeker.

De voorzitter:

Dan gaat u maar door. Een hele stapel nog!

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ik heb nu eerst even wat over de geneesmiddelen. Mevrouw Van Brenk heeft gevraagd of ik wil inzetten op een verbeterde en meer transparante milieubeoordeling van geneesmiddelen bij de EU-strategie. Ik ben het er helemaal mee eens dat de mogelijke milieueffecten van geneesmiddelen ook bij de toelating al goed in beeld moeten zijn. Nederland en de Europese Commissie zetten zich daar gelukkig ook voor in. Het was ook een van de onderwerpen op de agenda bij de workshop in Brussel met de farmaceuticals in mei. Ook de farmaceutische sector werkt eraan om de milieueffecten in beeld te brengen van geneesmiddelen die al voor 2006 op de markt kwamen. Toen hoefde die informatie nog niet geleverd te worden, maar er zijn natuurlijk wel ontzettend veel geneesmiddelen van voor 2006. Daarom is het wel degelijk van groot belang dat we ook daar die effecten van in kaart brengen. Het begint dus op gang te komen dat eraan gewerkt wordt.

Dan de «breng mij terug»-sticker op de geneesmiddelenverpakking. Er worden natuurlijk heel veel eisen gesteld aan de verpakkingen van geneesmiddelen. Er worden eisen gesteld aan de materialen; er zijn veiligheidseisen om vervalsing tegen te gaan en er zijn eisen voor de leesbaarheid. Al die eisen moeten op die relatief kleine verpakkingen staan. Ik ben het overigens direct eens met wat de heer Geurts zei, namelijk dat het toch echt onbestaanbaar is dat een apotheker zegt: neemt u het maar mee naar huis en spoel het maar door het toilet. Toen ik dit hoorde, dacht ik: nu gaan we ter plekke nog een keer in overleg met wat vast de «Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Apothekers» of zoiets heet. Het kan toch niet zo zijn dat apothekers dit advies geven. Als dat zo is, dan is er echt nog werk aan de winkel. Er is wel contact met hen. Er is een alternatief gevonden in papieren uitgiftezakjes. Dat helpt natuurlijk ook enorm. Een aantal apothekers doet dat ook en laat al die papieren zakjes dan ook zelf bedrukken met die boodschap.

Natuurlijk staat er al wel in de bijsluiter dat restanten van medicijnen apart moeten worden ingeleverd. Dat weet u natuurlijk ook wel, maar u weet ook dat heel veel mensen de bijsluiter niet lezen. Ik ben dus graag bereid om de apothekers nog eens op hun verantwoordelijkheid aan te spreken. Het is natuurlijk ook echt een onderdeel van die ketenaanpak medicijnresten. We hebben natuurlijk ook nog onze campagne in de richting van de burgers. Eerst moeten mensen gewoon ook zelf beseffen dat het schadelijk is om medicijnresten door het toilet te spoelen. Mensen weten ook niet altijd wat daar de consequenties van kunnen zijn en daar hebben we dus ook nog wel een weg te gaan.

Vanaf 9 februari van dit jaar is de Europese Falsified Medicines Directive van kracht. Die dient ter bescherming tegen geneesmiddelenvervalsing. Die richtlijn heeft als voordeel dat de eisen aan verpakkingen nog strenger zijn geworden. Er zit dan wel weer een complicatie aan, namelijk dat afdekking van informatie niet mag. Je mag dus geen sticker plakken over die belangrijke informatie. De papieren zakjes lijken daardoor best een aardig alternatief. Maar er wordt nog op gestudeerd hoe dat beter zou kunnen. De boodschap is dat je niet zomaar iets over het doosje waar de medicijnen in zitten, heen mag plakken. De tekst op dat doosje is beschermd, omdat je anders met een sticker die belangrijke informatie zou kunnen bedekken.

Wat doet u aan de toename van de bestrijdingsmiddelen in Oost-Nederland? Het PBL maakt een tussenevaluatie van de Tweede nota duurzame gewasbescherming zeer binnenkort – ik geloof zelfs morgen – publiek. De Minister van LNV zal uw Kamer daar uiteraard, mede namens mij en de Staatssecretaris, over informeren.

U vraagt terecht aandacht voor de waterkwaliteit van de kleine wateren. Waterschappen meten ook in kleine wateren en het is dus niet zo dat daar nikt gebeurt. Ik heb in mijn brief ook benadrukt dat ik ervan uitga dat we daar ook op de waterbeheerders mogen rekenen als er maatregelen nodig zijn. Dat is ook echt het uitgangspunt in al onze overleggen, want het landelijke beleid voor mest en bestrijdingsmiddelen geldt voor alle wateren, niet alleen de grote maar ook de kleine. U maakt een terecht punt en we zullen de waterbeheerders daar dan ook op aanspreken.

Mevrouw Van Brenk vraagt hoe het staat met de versnellingstafels. U gaf aan er blij mee te zijn, maar wilde er ook over bijgepraat worden. Eind dit jaar zal uit de Nationale Analyse Waterkwaliteit gaan blijken wat onze opgave is voor de Kaderrichtlijn Water. Dat vraagt nog om inzet. U hebt er ook allemaal aandacht voor gevraagd dat het nog om veel inzet vraagt van allerlei partijen. Dat gesprek voeren we ook aan die versnellingstafels. Ik wil graag toezeggen om direct na de zomer met een brief naar u te komen over de stand van zaken bij die versnellingstafels. Het is namelijk niet eenvoudig om dat hier in een paar zinnen op te schrijven. Laten we het daarom zorgvuldig doen door u na de zomer daarover per brief te informeren.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb alleen nog even de vraag of in die brief ook al wat concrete resultaten komen te staan.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

We gaan proberen om de brief zo concreet mogelijk te maken.

De voorzitter:

Mevrouw Van Kooten, u bent wel door uw interrupties heen.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ik ga net een antwoord geven op een vraag van mevrouw Van Kooten, dus misschien wordt ze al gerustgesteld.

De voorzitter:

Spaar 't even op voor de tweede termijn, want die heeft u zo meteen ook nog, mevrouw Van Kooten.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Mevrouw Van Kooten had het over het artikel in The Guardian over de lobby om richtlijnen te verslappen. Ons ministerie is uiteraard regelmatig in overleg met alle belangengroeperingen. Mijn positie ten aanzien van de evaluatie Kaderrichtlijn Water heb ik in de brief van 14 juni meegedeeld. Daar staat nog steeds heel duidelijk de ambitie in dat we alles moeten proberen om die doelen te halen. Ik ben dus zeker niet voor het verslappen van richtlijnen of het toestaan van meer vervuiling. Dat is absoluut niet de bedoeling. Ik heb in de brief wel iets aangegeven over het moderniseren van de richtlijn, maar dat heeft dus niks te maken met verslappen. Ik geloof dat mevrouw Van Brenk ook al zei dat ze gemengde gevoelens heeft bij de term «moderniseren», maar dat gaat dus geen verslapping of het toestaan van meer vervuiling opleveren. De heer De Groot heeft gezegd dat er een goed onderzoek nodig is voor een visserijvrije zone bij het Haringvliet. Goed onderzoek is daar inderdaad heel belangrijk. Mijn collega van LNV heeft dit onderzoek opgestart. Ik heb begrepen dat het rapport recentelijk is afgerond en dat uw Kamer binnenkort via de collega van LNV hierover geïnformeerd zal worden. Ik weet dus niet wanneer dat precies zal zijn, maar ik heb begrepen dat het uiterlijk in de tweede helft van dit jaar naar u toe zal komen. Nogmaals, daar gaat mijn collega van LNV u over rapporteren.

Dan kom ik op legionella. Daar zijn meerdere vragen over gesteld. Mevrouw Van Kooten noemde slachthuizen. Hoe kunnen we meer zekerheid hebben dat dit soort gevallen zich niet meer gaan voordoen? Bedrijven die een hoog risico vormen, zijn bekend bij de omgevingsdiensten. Bij ongeveer de helft van de installaties met een hoog risico zijn er al maatregelen genomen dan wel ingepland. Daar wordt dus nog steeds hard aan gewerkt.

Mevrouw Van Brenk vraagt hoe het staat met de aanpassing van de regelgeving voor de invoering van legionellapreventie bij zorgwoningen. Haar verzoek was om die zorgwoningen als prioritaire locaties aan te merken. Daar is een wijziging van het Drinkwaterbesluit voor nodig. Ik ga daar overleg over voeren met de betrokken organisaties. Er zal een internetconsultatie plaatsvinden. Dan komt er ook een voorhangprocedure voor u bij de Kamer. We zijn daarmee aan de slag. Mijn streven is om dit op 1 januari 2021 in werking te kunnen hebben, maar dan moeten we wel al deze stappen doorlopen. Op dit moment moet op basis van bouwtechnische voorschriften de drink- en warmwaterinstallatie al zodanig zijn aangelegd en worden gebruikt dat het risico op legionellagroei beperkt is. Maar uw verzoek is om de prioritaire lijst aan te passen en daar gaan we dit hele proces voor door.

Mevrouw Van Brenk heeft ook gevraagd naar het RIVM. Eind van dit jaar zijn alle aanvullende onderzoeken gereed, hebben we begrepen. Wat kunnen we dan aan tijdelijke maatregelen nemen? De actie ligt bij de omgevingsdiensten die daar volop mee aan de slag zijn. Voor zover aanpassing nodig is van RIVM-documenten geeft het RIVM aan dat het dit op korte termijn zal oppakken. Ook op het terrein van legionella houden we goed contact met het RIVM. We zullen kijken dat daar alles steeds zo goed mogelijk up-to-date is.

Dan de legionellafilters in de douchekop. De filters zijn genoemd als voorbeeld. Het is niet zo dat we zeggen: doet u dat nou maar en gaat u verder rustig slapen. Zo was het niet bedoeld. Andere technieken, zoals uv, kunnen uiteraard ook worden toegepast. Daar hebt u gelijk in. Samen met het RIVM – maar dat doet vooral het RIVM – onderzoeken we natuurlijk steeds welke nieuwe technieken mogelijk zijn. Het is dus zeker niet zo dat we die koperzilverionisatie of ultraviolet als zaligmakend willen voorschrijven. Het is een totaalpakket.

Dan kom ik bij de plastics van meneer De Groot.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dat ging me iets te snel. De Minister zegt: het is niet zo dat wij die koperzilverionisatie voorschrijven. Het is nu zo dat al die voormalige verzorgingshuizen die nu zorgwoningen zijn, eigenlijk het idee hebben dat er maar één oplossing is voor legionella en dat is de koperzilverionisatie. Dan zitten we klerezooi aan ons water toe te voegen. Dat zouden we toch niet moeten willen. Ik heb niet het idee dat uw ministerie dat goed uitdraagt. U zegt: doe dan die douchekoppen. Er kan toch wel een tandje bij vanuit het ministerie om ervoor te zorgen dat het juist niet de bedoeling is dat we troep in het water houden of daaraan toevoegen. We moeten juist de meest up-to-date methodes gebruiken om legionella te bestrijden.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Volgens mij zijn we het zeker eens over het doel. We hebben goed contact met het RIVM. Laat ik dan zeggen dat we nog eens met het RIVM daarnaar kijken. Als ze bij de zorgwoningen denken dat we dit prescriptief voorschrijven, moet er een gesprek aangegaan worden. Er is ook een brief aan de omgevingsdiensten gestuurd over legionella. Ik stel voor dat we dit punt nog een keer daarin meenemen. We zullen bij het RIVM nog een keer de aandacht erop vestigen dat het daar in zijn eigen communicatie ook aandacht aan kan besteden.

Dan kom ik toch nog terug op de plasticbeantwoording, omdat dit stukje later in de stapel lag. De heer De Groot had gevraagd of ik bereid was om in het kader van de monitoring ook in gesprek te gaan met organisaties zoals By the Ocean we Unite. In het waterdossier voeren wij met allerlei maatschappelijke organisaties gesprekken over plastic, onder andere met By the Ocean we Unite. De monitoring van microplastics is een van de acties die ik samen met de Staatssecretaris oppak in het kader van de gezamenlijke aanpak. De Staatssecretaris zal meer specifiek met u spreken over de microplastics tijdens het AO Leefomgeving dat na de zomer gepland staat.

De heer De Groot heeft ook nog gevraagd naar het toezicht op de plastics. Dat wordt gehouden via de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Marien zwerfvuil wordt systematisch gemonitord en in kaart gebracht. Uiteraard passen we het beleid daarop aan. Ik kan wel melden dat de Nederlandse werkwijze de basis is geweest voor Single-Use Plastics richtlijn. Ik denk dat we daar best trots op mogen zijn.

Er is gevraagd naar de voortgang van de Blue Deal. Die ligt goed op koers. Daar is ook veel enthousiasme voor. De eerste voorstellen daarvoor zijn ingediend. Er zijn elf partnerschappen in negen landen. Ik noem de landen even: Argentinië, Burkina Faso, Colombia, Mali, Roemenië, Mozambique en Zuid-Afrika. Het is dus een heel divers palet aan landen. Op 9 april was de formele start van de uitvoeringsfase met de Unie van Waterschappen. In de tweede ronde verwachten we dat we nog meer partnerschappen gaan afsluiten. In totaal is hiermee 10 miljoen euro gemoeid tot 2020. Ik zal u hierover graag verder informeren na de zomer.

Dan de ballonnen. Mevrouw Van Kooten heeft het over het verbod. Meerdere gemeenten hebben inderdaad in hun APV opgenomen dat ze dit niet willen. Ik ga niet treden in de gemeentelijke autonomie. We zetten in op een internationale aanpak. We werken in Europa aan de richtlijn voor het verminderen van de milieu-impact. We hebben net al de plastic wegwerpproducten genoemd. Afspraken met producenten maken daar een onderdeel van uit. Ook de vraag «hoe om te gaan met ballonnen» gaat onder die richtlijn vallen. Het is volgens mij beter om dit gelijk Europees aan te pakken dan alleen via individuele gemeenten. Je ziet dat de ene gemeente daar al besluiten over neemt en de andere niet. Ik denk dat we allemaal delen dat het verschrikkelijk is om beelden te zien van opengesneden zeevogels die ballonnen en allerlei ander plastic in zich hebben. Dat zijn geen fraaie beelden, dus die wil je liever niet zien.

Dan is er nog een aantal vragen over de opkomende stoffen. De prioriteit binnen de delta-aanpak is onder andere het aanpakken van de opkomende stoffen. Wij zijn daar hard mee aan het werk. We proberen een impuls te geven aan de vergunningverlening. Ik geef een voorbeeld daarvan. De komende twee jaar is er een opleidingsprogramma voor de vergunningverleners. Daar hebben wij onlangs in het debat over Chemours ook over gesproken. De eerste opleidingen zullen na de zomer gaan starten. De eerste opleidingen zullen na de zomer echt gaan starten.

Mevrouw Van Brenk vroeg iets over de indirecte lozingen, maar daar heb ik, denk ik, eerder al iets over gezegd. Mevrouw Kröger vraagt of het systeem voor calamiteiten niet veel te slap is. Wat is de rol van het drinkwaterbedrijf in dat proces? Als er een calamiteit plaatsvindt, is een bedrijf verplicht om alles wat redelijkerwijs mogelijk is te doen om de effecten te beperken. Dat staat natuurlijk ook altijd gewoon in de vergunning onder het artikel «ongewone voorvallen». Ze moeten het ook melden aan het bevoegd gezag en dat zal er dan ook op toezien dat ze alles doen wat redelijkerwijs mogelijk is. Het bevoegd gezag moet dan achteraf beoordelen of ze het goed gedaan hebben en of het verwijtbaar of te voorkomen was. Als dat zo is, zal er ook handhavend worden opgetreden, strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk. Dat systeem zit gewoon goed in elkaar.

U vroeg ook hoe het zit met het risico bij niet Brzo-bedrijven en het melden door die bedrijven. Het inventariseren van risico's is een verplicht onderdeel bij een aanvraag voor een lozing of een melding. En bij bedrijven met veel stoffen en dus mogelijk grote effecten komt daar weer het Brzo-besluit bovenop. Dus het is een gestapeld systeem. Meer kan ik er eigenlijk niet over zeggen.

Wanneer is het Handboek Immissietoets klaar? Dat zal dit jaar klaar zijn en dat geldt dan voor alle stoffen, dus zowel de zeer zorgwekkende stoffen als de potentieel zeer zorgwekkende stoffen en alle andere stoffen.

Wanneer komt er duidelijkheid over de normen? U vroeg verder naar het RIVM-advies voor een standstill. Over GenX wordt er naar verwachting eind juni een besluit genomen door de ECHA, een EU-bureau. Voor PFOA zal er eind dit jaar een besluit worden genomen en het RIVM gaat analyseren welke consequenties het heeft voor het Nederlandse beleid tot nog toe.

Waarom wordt er niet meer aangegeven in de voortgangsrapportages van RWS? Binnen enkele weken zal de nieuwe rapportage van RWS over de monitoring van de oppervlaktewateren gereed zijn en die zal ik uw Kamer uiteraard toezenden.

Waarom is er niet eerder actie ondernomen bij Chemours? Daar hebben we natuurlijk al een uitgebreid debat over gehad, maar direct nadat het probleem is geconstateerd, is er ook actie ondernomen. Gemeentes zijn nu aan het afwegen of ze Chemours ook aansprakelijk gaan stellen. En bij milieuschade is de provincie Zuid-Holland degene die kosten of schade kan verhalen als ze daarvoor kiest.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De beantwoording bij het blokje opkomende stoffen was wat rommelig en niet helemaal gericht op de vragen die ik gesteld had, maar goed. Mijn vraag over die voortgangsrapportages ging over het Hoogwaterbeschermingsprogramma waarbij bij Eemdijk en de Zuidelijke Randmeren opeens de stoffen PFOA en GenX niet meer gerapporteerd werden. Mijn vraag aan de Minister betrof die bodemfunctieklassen. Het RIVM heeft een tijdelijk handelingskader voor baggerspecie opgesteld voor PFOS, PFOA en GenX. Daarin zegt het RIVM expliciet dat er geadviseerd wordt om het standstillprincipe aan te scherpen om te voorkomen dat het grondwater vervuild wordt. Wat gaat de Minister met deze aanbeveling doen?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Daar heb ik geen antwoord op gegeven en dat had ik u wel moeten geven, maar de Staatssecretaris gaat dus over de baggerspecie. Zo hebben we de taken nu eenmaal onderling verdeeld. Die vragen moet u echt bij de Staatssecretaris kwijt, want ik kan er ook geen antwoord op geven.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik zal hier tijdens het AO Leefomgeving zeker op terugkomen bij de Staatssecretaris. Alleen gaat het er wel om hoe wij ons grondwater, een indirecte bron voor ons drinkwater, beschermen tegen persistente accumulerende stoffen. Dus ik verwacht van de Minister die verantwoordelijk is voor ons waterbeleid wel degelijk dat zij hier beleid voor heeft in het kader van de opkomende stoffen. Het gaat hier om met persistente stoffen vervuilde grond en die mag nu dus ingezet worden. Het RIVM zegt daarover: scherp dat standstillprincipe aan om te zorgen dat het grondwater niet vervuild wordt. Wat gaat de Minister hier, samen met de Staatssecretaris, aan doen?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Het gaat hier specifiek over baggerspecie. Ik heb het volste vertrouwen dat de Staatssecretaris daar het goede beleid op heeft gezet en dat zij u ook een toelichting kan geven waarom het het grondwater niet onnodig negatief beïnvloedt. Maar specifiek die baggerspecie, wat daarmee aan de hand is en of dat uitspoelingseffecten zou kunnen hebben, zit echt bij de Staatssecretaris. U moet dat toch echt in het AO Leefomgeving of anders schriftelijk bij haar navragen.

De voorzitter:

U vervolgt met het blok «overig».

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ja, dan hebben we nog de geborgde zetels bij de waterschappen. Daar zijn ook een aantal opmerkingen over gemaakt. Ik heb al eerder aangegeven dat ik voor 2021 met een reactie wil komen op die geborgde zetels, zodat die reactie er op tijd is voor de volgende waterschapsverkiezingen in 2023. Daarbij gaan we gebruikmaken van het advies van de Adviescommissie Water over de evaluatie van het waterschapsbestel. Die commissie kijkt namelijk ook naar de systematiek van de geborgde zetels. Die discussie kunnen we op dat moment dan ook gaan voeren.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik weet niet wie er in die Adviescommissie Water zit. Van wie krijgen we dan dat advies? Ik weet niet wie erin zit, maar is het niet: een slager keurt zijn eigen vlees? Kan de Minister daar wat over zeggen.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ik kan nu niet precies zeggen wie daar allemaal in zitten. Als u het goed vindt, kom ik daar in tweede termijn even op terug.

Nog een vraag van mevrouw Van Brenk: wanneer worden de waterschapsverkiezingen geëvalueerd? De Minister van BZK heeft de evaluatie van zowel de Provinciale Statenverkiezingen als de verkiezingen van de waterschapsbesturen en de verkiezingen van het Europees parlement onder haar. Die evaluatie is op 14 juni al naar de Tweede Kamer gestuurd. Die evaluatie heeft betrekking op de opkomst, eventuele incidenten et cetera. Het goede nieuws was dat de opkomst voor de verkiezingen van de waterschappen is gestegen van 43,... Nou, dat kan ik niet lezen.... naar 51,... En dat kan ik dus ook niet lezen!

(Hilariteit)

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

In ieder geval is het met een stijging van 43 naar 51 toch redelijk omhooggegaan. «Omme nabij», zegt de voorzitter, maar het staat ongetwijfeld met de juiste cijfers achter de komma in de brief van collega Ollongren van 14 juni.

De heer Dijkstra zegt over het drinkwater: we kunnen tevreden en trots zijn op de 99,9%. Andere leden maakten daar ook opmerkingen over. Op dit moment loopt er ook een evaluatie voor de Beleidsnota Drinkwater, waarbij we ook de toekomstige ontwikkelingen, die tot knelpunten kunnen gaan leiden, echt zullen meenemen. De evaluatie zullen we in december afronden en die zal dan samen met een conceptbeleidsnota met uw Kamer worden gedeeld. Dat zullen we doen voor april volgende jaar. Alvast op persoonlijke titel, er is echt ook wel aanleiding om daar eens even heel goed naar te kijken, want veel mensen realiseren zich niet dat we in de loop der jaren met elkaar alsmaar meer drinkwater zijn gaan gebruiken. Mensen onderschatten ook stelselmatig fors hoeveel ze eigenlijk verbruiken. Ik denk dat we daar echt met elkaar de discussie over moeten voeren. De drinkwaterbedrijven kaarten terecht aan dat we echt serieus moeten kijken naar alle andere ontwikkelingen die er zijn en hoe we in dat licht op de lange termijn omgaan met drinkwater. Maar daar komen we dus nog uitgebreid op terug.

Dan hebben we nog de Noordzee. Begin februari heb ik samen met mijn collega's van LNV, EZK en BZK het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving, onder voorzitterschap van de heer Jacques Wallage, gevraagd het Noordzeeoverleg te starten. Bij dat overleg zitten alle verantwoordelijke partijen aan tafel. We proberen daar tot een goede balans te komen tussen opgaven rondom natuur, visserij, windenergie, en natuurlijk ook de scheepvaart, en alles wat daar nog meer moet plaatsvinden. U hebt gelijk dat het op de Noordzee, ook al lijkt die heel groot, steeds drukker wordt. U heeft kunnen zien dat de heer Wallage goede hoop heeft dat hij toch tot een akkoord kan komen. Ik zal u nadrukkelijk bij de besluitvorming over dat Noordzeeakkoord betrekken. Ik zal u ook het conceptakkoord toesturen, zodra we dat beschikbaar hebben. Ik denk dat een Noordzeeakkoord met een stevig eigenaarschap van alle partijen die actief zijn op de Noordzee een goede basis kan leggen onder de daaropvolgende Strategische Agenda Noordzee 2030 en het Programma Noordzee 2022–2027. Daarin zullen we natuurlijk een slag dieper en concreter moeten gaan worden.

De heer Dijkstra vroeg nog of het ene belang niet boven het andere moet gaan. Ik denk dat het onze taak is om juist te zorgen voor de goede balans. Ik denk dat dat goed gebeurt, dat alle partijen aan tafel zich gehoord voelen en dat er een serieuze afweging plaatsvindt. Maar nogmaals, als er hopelijk een akkoord komt, zal eerst het concept aan u voorgelegd worden en kunt u allemaal uw oordeel vellen of u vindt dat er inderdaad een goede balans is gevonden.

Dan nog over zwavel en de scheepvaart. De uitstoot van de scheepvaart heeft mijn volle aandacht. Ik mag u daarbij wijzen op de Green Deal met de binnenvaart en de zeevaart die we op 11 juni gelukkig hebben kunnen sluiten. Er was heel veel scepsis of dat wel ooit zou lukken. Ik ben er zeer tevreden mee dat het is gelukt. Het laat ook echt zien dat de Nederlandse sector, hoewel het een heel internationale sector is, toch de nek uit durft te steken en verder wil gaan dan de afspraken die in IMO-verband zijn gemaakt.

Sinds 2015 geldt in de Noordzee een strenge zwavelnorm van 0,1%. Wereldwijd gaat de zwavelnorm per 1 januari 2020 van 3,5% naar 0,5%. Dan zit die dus nog niet op het Nederlandse niveau, maar de daling van 3,5% naar 0,5% is natuurlijk wel substantieel. Ook cruiseschepen gaan door deze nieuwe norm dus minder zwavel en fijnstof uitstoten. Natuurlijk blijven wij in IMO-verband er ook op hameren de norm steeds dichter naar het Nederlandse niveau te trekken. Daarom ben ik er blij mee dat we dat niet alleen als Nederlandse overheid doen, maar dat ook de sector echt de nek uitsteekt en het beste beentje voorzet. Ik denk dat we ook om die reden trots mogen zijn op de Nederlandse maritieme sector.

Voorzitter. Dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het einde van de eerste termijn gekomen. Ik heb begrepen dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel daarin een spreektijd voor van twee minuten.

Ik geef het woord aan de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Twee complimenten aan de Minister. In de eerste plaats een compliment voor het nieuwe hoogwaardige beschermingsprogramma. Ik hoor een volmondig «ja» waar het de dubbele doelstelling van waterveiligheid én natuur betreft. Daar toont de Minister echt leiderschap, passend bij de internationale voorbeeldrol die Nederland op dit gebied heeft.

Ook complimenten voor de regie die de Minister neemt ten aanzien van de Noordzee. Heel goed. D66 heeft een initiatiefnota geschreven om een en ander te verbeteren, met als symbool de Noordzeecommissaris. De Minister is daar goed bezig.

Dan toch ook een aantal punten van kritiek, punten waar ik niet helemaal tevreden ben over de beantwoording. Allereerst de vergeten wateren, dus de overige wateren. De Minister zegt dat mest en bestrijdingsmiddelen gemeten worden door de waterschappen. Maar het PBL heeft gezegd dat de waterkwaliteit en de inrichting ontoereikend zijn om de natuurkwaliteit te bereiken, en dat we de einddoelen niet gaan halen. Dat is al naar voren gekomen. Is de Minister bereid om de meetpunten – we meten overal – uit de Nitraatrichtlijn te verbinden aan het hele beeld voor de Kaderrichtlijn Water?

Voorzitter. Dan het punt van het grondwater. Het is me echt niet helemaal duidelijk wat nou het antwoord was van de Minister op de vraag over de mensen wier huis verzakt en waar dat dan aan ligt, en op de vraag over de spelregels betreffende ons grondwater die landelijk gelden. Ik ga daar het verslag nog even op nalezen.

Dan de Kaderrichtlijn Water. Goed dat de Minister er niet aan gaat morrelen. Betekent dat ook dat u vindt dat die richtlijn fit for purpose is? Trekt u in dat opzicht samen op met Duitsland?

Dan de medicijnen in bakjes en zakjes. Ik heb een praktische oplossing. Goed als die zakjes bedrukt gaan worden, dat lijkt me een no-brainer. De meeste pakjes worden in de apotheek zelf uitgegeven. Daar is altijd nog wel ruimte voor een sticker, net zoals «kan de rijvaardigheid beïnvloeden». Graag nog een betere toelichting. Daar ligt een motie.

Dan de cruiseschepen. U heeft het over de Nederlandse sector. Ik had het over de havens in Nederland die daar nog meer kunnen halen, want er zijn ontzettende vervuilers, niet-Nederlandse ondernemers.

Tot slot de waterschapevaluatie. Die kan wat mij betreft nú beginnen. De vorige was in 2015. Niet te lang wachten na de verkiezingen.

Ik wil graag een VAO aanvragen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor de antwoorden. Ik kom toch nog even terug op de duidelijkheid voor Limburg, want ik vind die broodnodig. Begrijp ik het goed dat het besluit na het zomerreces wordt genomen en dat het besluit in het MIRT in het najaar van dit jaar besproken kan worden?

Dan de verdringingsreeks. Regionaal maatwerk met betrekking tot kapitaalintensieve gewassen klinkt mooi, maar ik zou graag willen zien hoe het in de uitvoering gaat. Kan de Minister de Kamer informeren hoe het in de praktijk vormgegeven gaat worden?

Dan de Markermeerdijk. De Minister had iemand gebeld. Nou, ik heb ook een bron: op de introductiebijeenkomst van de nieuwgekozen leden van het algemeen bestuur van het HNK is blijkbaar door de algemeen directeur alsmede de secretaris van het dagelijks en algemeen bestuur verteld dat de kosten zijn opgelopen tot het bedrag dat ik noemde. Er zit daar dus toch een verschil. We hebben allebei een bron; ik denk dat het goed is als het waterschap er dan maar eens helderheid over geeft.

Voorzitter. Afsluitend de muskusratten. Ik vind het goed dat de waterschappen hebben besloten deze ratten tot ongewenste inwoners van Nederland te verklaren. Op basis van uitvoerig wetenschappelijk onderzoek blijkt ook dat de bestrijding een positief effect heeft op de biodiversiteit. Ik heb dat net maar weer eens even opgezocht. De Partij voor de Muskusrat kiest voor de rat, ik ga in deze casus voor het belang van het land.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Er zijn heel veel punten voorbijgekomen. Op bepaalde punten ging de Minister met veel detail in, op andere was de beantwoording wat afgeraffeld. Ik heb het dan vooral over de antwoorden op het punt van de opkomende stoffen. Ik hoop dat de Minister echt kiest voor een integrale aanpak, waarbij zij juist de inzet van grond verbindt met de risico's voor het grondwater. Ik hoop dat de Minister daar nog op wil terugkomen in relatie tot PFOS, PFOA en de risico's daar.

Dan het rapporteren van PFOS en PFOA in de voortgangsrapportages van bijvoorbeeld Eemdijk en de Zuidelijke Randmeren. Waarom komt dat niet terug? Kan de Minister ervoor zorgen dat dat wel gebeurt?

Dan de Kaderrichtlijn Water. Er moet echt meer ambitie komen op het onderwerp water en ecologie. Ik hoop dat de Minister dat in de brief na de zomer laat zien. Die 0,4% goede ecologische waterkwaliteit kan echt niet.

Over de plastics zijn een aantal dingen gewisseld, maar ik mis hoe de Minister zelf haar rol en die van Rijkswaterstaat ziet bij het filteren van plastic uit de grote wateren. Er lopen pilots. Wanneer kan de Minister die opschalen tot een ambitieus programma?

De Minister schetst dat het aan gemeenten en waterschappen is om de overstort aan te pakken. Maar ik neem aan dat er wel wat coördinatie vanuit het ministerie op kan zitten, om te zorgen dat er kwantificeerbare doelen voor gesteld worden, zodat we ook resultaten gaan zien.

Voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank, voorzitter. Wij maken ons nog steeds zorgen over legionella, want jaarlijks vallen er doden. Wij willen er toch bij de Minister op aandringen om alles op alles te zetten om de zaken bij de bron aan te pakken en niet te grijpen naar toevoegingen in water. Alles wat eerder aangepakt kan worden, is natuurlijk vele malen beter.

We zijn benieuwd naar de reactie van de Minister in tweede instantie op de vraag wie er in de Adviescommissie Water zit. Kunnen we ook horen wanneer dit advies gereed is? Is het dan ook beschikbaar voor onze commissie?

Net als de Minister wil ik toch echt complimenten maken aan al die mensen die werken in het water hier in Nederland, bij de waterschappen, bij het drinkwaterbedrijf. Er zijn daar prachtige nieuwe ontwikkelingen en uitvindingen. Ik wil tegen mijn collega's zeggen dat op 23 september er een grote groep van 50PLUS-waterschappers op excursie gaat naar Flood Proof Holland, de WaterStraat en waarschijnlijk ook naar Deltares. Ik kan het hun aanraden om te gaan. We wilden als commissie niet met z'n allen gaan. Ze hebben wat gemist, maar als ze interesse hebben, weten ze nu dat er dan een grote groep mensen loopt. Ze kunnen zo aanschuiven.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Van Kooten.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Voorzitter. Dank u wel. Ik kom toch nog even terug op de ballonnen. In maart 2019 is een onderzoek in Nature gepubliceerd naar de doodsoorzaak van 1.733 zeevogels van 51 soorten. Daaruit bleek dat veruit de meeste zeevogels stikken in ballonnen: aan 40% van de sterfgevallen lagen ballonnen ten grondslag. Nu zegt de Minister: ik wacht liever op een Europese aanpak, dus een internationaal verbod op het oplaten van ballonnen. Zij wil wachten op het verbod op wegwerpplastics. Dat gaat pas over twee jaar in en dat betreft alleen de ballonstokjes, dus alleen de ballonstokjes worden verboden in dat Europese verbod. Dat is dus niet een verbod op het oplaten van ballonnen, wat nou juist het grote probleem is. In de Europese regeling zal de producenten van ballonnen gevraagd worden om mee te betalen aan de opruimingskosten. Maar ja, dan is het al te laat. Dat is nadat de ballonnen in de zee zijn gekomen en dus op worden gegeten door zeevogels. Aangezien het probleem zo groot is, vraag ik de Minister met klem om een landelijk verbod in te stellen en niet te wachten op regelgeving vanuit Europa.

Dan nog één dingetje over de muskusrat, want de heer Geurts lokte mij uit door te zeggen dat de muskusrat schade zou toebrengen aan de biodiversiteit. Wat ons betreft is er juist positieve invloed van de muskusrat op de biodiversiteit en ecosystemen en is die onderbelicht. Zo houden ze waterbergingssystemen, die heel belangrijk zijn, open. Daar zou veel meer aandacht voor moeten komen. Waterbergingssystemen moeten openblijven. Zij hebben net als andere invasieve soorten ook hele positieve effecten op de biodiversiteit. Dat wilde ik nog even meegeven.

De voorzitter:

De heer Geurts, kort.

De heer Geurts (CDA):

Toch even: het ophouden van waterbergingssystemen. Dat betekent dus dat de Partij voor de Dieren niet meer voor de dijken gaat in Nederland.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Een waterbergingssysteem is een belangrijk onderdeel van het landschap en is geen dijk.

De heer Geurts (CDA):

Daar ga ik over nadenken, want zoveel intelligentie kan ik even niet aan op het moment.

De voorzitter:

Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik zit ook een beetje te kauwen op die vergelijking waterkonijn en muskusrat en allerlei varianten, zoals een haai is geen sardientje en een tijger is geen poes en een mus is geen merel, maar laat maar zitten.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Ik wil u wel even helpen. Een waterkonijn is de Vlaamse benaming voor een muskusrat. Eigenlijk is het een bever met een slecht imago en is de naam verkeerd gekozen.

De voorzitter:

U heeft er meer verstand van dan ik. Ik weet wel dat ze gevaarlijke dingen kunnen veroorzaken en dat moeten we met elkaar voorkomen. Ik heb waterveiligheid bewust op één gezet en ik laat dat echt aan de professionals over.

We hebben het gehad over waterveiligheid, het drinkwater en de uitdagingen voor de toekomst. Ik hoor daar toch een stukje betaalbaarheid en gedrag of keuzes van consumenten in. De droogteplannen hebben we benoemd. En de zee, waarvoor is de zee? Waarvoor gebruiken we de zee? Ik denk dat dit een hele mooie is. Het doet mij altijd denken aan de oude Grieken en Romeinen die er overheen gingen varen. Nu doen we er nog veel meer dingen mee en daar moeten we een goede balans in vinden en mensen daar de keuze in laten. Wat ik niet wil, is dat mensen die dat eeuwen deden, weg worden gejaagd omdat we daar problemen mee hebben.

Ik dank en ik sluit af. Er is een VAO aangevraagd door de heer De Groot van D66. Er zijn een aantal toezeggingen genoteerd.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Volgens mij mag ik nog antwoorden in tweede termijn.

De voorzitter:

Eerst de Minister. We schorsen even vijf minuten, dan kan ik herstellen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We hervatten de vergadering. Ik geef de Minister de gelegenheid om de vragen uit de tweede termijn te beantwoorden. Gaat uw gang.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Ik ben natuurlijk altijd blij met de complimenten die ik krijg van de Kamer. De heer De Groot begon met een paar complimenten over de Noordzee en over het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dat is fijn, want heel veel mensen verrichten veel werk hiervoor.

De heer De Groot had ook nog gevraagd naar de vergeten wateren. Laten we zeggen dat we de vergeten wateren niet vergeten. Ik hoor dat iemand in de zaal die vergeten wateren heel belangrijk vindt. Ja, we hebben een beller! We nemen dit onderwerp echt mee in alle overleggen met de waterschappen over de Kaderrichtlijn Water. De waterschappen monitoren de kleine wateren. We rapporteren er ook over naar de Europese Commissie, dus dit wordt echt serieus genomen.

De heer De Groot vroeg ook of we de nitraatmeetpunten kunnen verbinden met de Kaderrichtlijn Water. Ik ben bereid om te kijken hoe we de informatie uit deze meetpunten zouden kunnen benutten bij het verbeteren van de waterkwaliteit. We moeten eens kijken wat we met die informatie kunnen. Die bereidheid wil ik uitspreken.

Dan kom ik op de pilots over plastic in de rivieren. Die starten deze zomer en gaan één jaar duren. In de tweede helft van 2020 krijgen we daar de uitkomsten van. Die komen uiteraard ook naar uw Kamer. Dan gaan we met u samen besluiten of we dit structureel kunnen oppakken.

Is het nou echt zo slecht gesteld met de waterkwaliteit? Mevrouw Kröger zegt dat we maar 0,4% halen. Wij hebben het beeld dat de waterkwaliteit wel echt sterk verbetert op heel veel punten. Maar tegelijkertijd heeft mevrouw Kröger gelijk dat er nog stevige uitdagingen zijn om de kwaliteit overal goed te krijgen. Het is echter ook weer niet zo slecht als je misschien bij die 0,4% denkt, namelijk dat het overal heel slecht gesteld is. Want we hebben veel meer helder water op heel veel plekken en we zien op allerlei plekken heel veel vissen terug na jaren afwezigheid. Maar u kent de systematiek in de Kaderrichtlijn Water. Voor waterlichamen geldt de methode: one out, all out. Dit betekent dat het hele waterlichaam pas goed is, als het op alle honderd parameters goed is. Je ziet het hier ook weer: hoe meer je meet, hoe groter de kans dat iets niet goed is met één stofje. In de afgelopen jaren zijn er op heel veel parameters echt verbeteringen te zien, maar dat zie je niet in de methode. Want ook al staan 79 van de 80 parameters op groen – ik noem maar wat – als er 1 niet goed is, houd je dus een negatief oordeel over. Het zit hem dus in de systematiek. Eigenlijk kun je aan die 0,4% niet goed zien wat er bereikt is op het grote geheel. Want 95% van de beoordelingen van de chemische toestand van stoffen voor waterlichamen in de Kaderrichtlijn Water voldoet. Maar dat zie je niet.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik vind het toch jammer dat de Minister het op dit heel belangrijke punt van de ecologische waterkwaliteit nu eigenlijk een beetje op de systematiek gooit. Zij legt uit hoe het allemaal gemeten wordt. Ze had ook kunnen zeggen dat ze ermee aan slag gaat en dat ze na de zomer met een stuk meer ambitie hierop zal komen. Die 0,4% is gewoon niet goed. Daar moet Nederland echt iets aan doen. Ik hoop echt dat de Minister na de zomer met een ambitieus plan komt, in plaats van zoals nu de meetbeoordeling ter discussie te stellen.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ik benoem het. Ik wil aan de ene kant niks afdoen aan de ambitie, zeker niet. Dat heb ik in de eerste termijn ook aangegeven. Maar ik wil aan de andere kant ook niet mensen de put in praten. Er wordt wel degelijk ontzettend hard gewerkt om tot verbeteringen te komen. Die 0,4% is het percentage dat op al die parameters voldoende scoort. Dit verdoezelt een beetje de grote inspanning en de grote verbeteringen die er wel degelijk zijn. Daar mogen we hoop uit putten. Het is bepaald niet zo dat er bij die 100 parameters 99 in het rood staan. Anders zou je er helemaal moedeloos van worden en dat wil ik juist niet uitstralen. Er is nog een hele klus te klaren, maar er wordt wel degelijk serieuze vooruitgang geboekt. Dat compliment mogen de waterschappen en de andere partijen die ermee bezig zijn, echt wel krijgen. Het is bepaald niet zo dat ze daar achterover leunen en denken: die Kaderrichtlijn Water, het zal wel! Niet dat u dat heeft gezegd, maar ik wil het tegenovergestelde ook niet boven de markt laten hangen, zo van: het is maar 0,4% en voor de rest gebeurt er niks. Er gebeurt veel, maar er zal nog een tandje bijkomen, zeker!

Dat is meteen de reactie op de vraag of het fit for purpose is. Tegen de heer De Groot zeg ik: we trekken zeker samen op met Duitsland, Frankrijk en Finland. Die discussie zullen we weer oppakken met de nieuwe Europese Commissie als die aan het werk is.

Over de pilots van de rivieren had ik al iets gezegd. Ik zit nu in de verkeerde stapel te kijken, want dit heb ik al gehad.

De heer De Groot vraagt ook naar de Green Deal in de havens. We zijn zeker in gesprek met de cruiseschepen. De havens zijn partij. Zij hebben getekend voor de Green Deal. Een heel belangrijk element daarvan heeft betrekking op de walstroom. Daarom ben ik blij met de medewerking van collega Snel. Het is ontzettend belangrijk dat een cruiseschip dat in de haven ligt, voor de eigen verlichting, warmte et cetera gewoon elektriciteit vanaf de wal kan gebruiken en niet meer hoeft te stoken. Dat is niet eenvoudig. Daar moeten echt voorzieningen voor worden aangelegd. Als je in Rotterdam kijkt, zie je gewoon letterlijk een flatgebouw voorbijvaren, dus daar is echt wel een voorziening voor nodig. Maar die trend lijkt nu echt de goede kant op omgebogen te worden. Dat betekent dat de uitstoot in de havens wordt teruggedrongen. Net zoals we bij de luchtvaart zien, gaan de havens korting geven op havengeld voor schonere schepen enzovoort. Dus ook die beweging komt op gang. Ik denk dat dat heel goed is.

Ik kom nog een keer terug op de verdringingsreeks. De heer Geurts zegt dat hij graag wil zien hoe het in de praktijk allemaal zal gaan. Ik zal nog een keer op voorhand vragen om bij het eindrapport van de Beleidstafel Droogte uitdrukkelijk aandacht hieraan te besteden en even toe te lichten hoe dat gaat werken en ook hoe het werkt. Want we oefenen daar deze zomer al mee om te zien hoe het voldoet.

De heer De Groot had het over de boodschappen op de zakjes en de pakjes. Hij zei het heel beeldend. We kijken natuurlijk heel goed naar de beste manier om de boodschap goed te communiceren. Ik heb al aangegeven dat ik echt nog een keer in gesprek wil gaan met de apothekers, want het kan toch niet zo zijn dat leden van hun organisatie zeggen: spoel het maar door? De verpakkingen op zich vallen onder het Ministerie van VWS, maar ik ben bereid om daar nog een keer de zorgen aan te kaarten. Dan weten we wat zij daar van hun kant aan zouden kunnen doen.

De heer Geurts vraagt naar de systeemmaatregelen in Limburg. Hij zegt: de Minister geeft een mooi antwoord, maar ik wil eigenlijk zo snel mogelijk duidelijkheid. Ik zie mensen knikken. Die duidelijkheid wil ik zelf graag zo snel mogelijk geven, maar daarvoor moeten we echt alle informatie op tafel hebben en goed met elkaar doorspreken. Als het eerder kan dan het BO MIRT in het najaar, zal ik het zeker niet nalaten, maar dat wil ik in ieder geval neerzetten als uiterste termijn waarop we duidelijkheid moeten hebben.

De heer De Groot (D66):

Ik zocht even een natuurlijk moment. Ik kom nog even terug op de medicijnensticker. Er ligt een uitspraak van de Kamer. Het is goed dat de Minister daar nu mee doorgaat, maar ik zou iets harder willen noteren wanneer we daarop terugkomen. Een motie richt zich aan de regering, dus ook aan het Ministerie van VWS. Het is goed dat de Minister in gesprek gaat met de apothekers, maar het is geen vrijblijvend gesprek. Dat zeg ik er nog maar even bij. Ik zou dan toch graag voor dit najaar, voor het volgende WGO, horen hoe de motie echt is uitgevoerd.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ik kom daar graag op terug in het najaar, zoals de heer De Groot zegt. In het kader van de ketenaanpak zullen we u daarvan op de hoogte stellen.

De heer Geurts heeft nog vragen over de Markermeerdijken. Hij heeft het over nog een andere bron. We hebben het officieel nagevraagd en we hebben een officiële reactie gekregen. Dit lijkt niet erg met elkaar te matchen, dus we zullen nog een keer bij het Hoogheemraadschap laten nagaan hoe het dan zit. Als daar iets anders uit komt, dan zal ik dat uiteraard bij u melden.

Mevrouw Kröger had het over de PFAS-houdende bagger. Ondanks dat dit een portefeuille is van de Staatssecretaris, kan ik daar toch iets meer over zeggen. Nog voor de zomer zal de Staatssecretaris het tijdelijke handelingskader PFAS-houdende grond en bagger naar de Kamer sturen. Daarin zal specifieke aandacht worden besteed aan de beperking van en de verspreiding in grond en oppervlaktewater. De verplichting tot meten wordt daarin meegenomen. Dat kunt u dus nog voor het zomerreces verwachten.

Mevrouw Kröger vraagt naar de rijksregie op overstorten. Ik gaf straks al aan dat gemeenten in het kader van klimaatadaptatie bezig zijn om alle maatregelen te onderzoeken. Hoe moeten ze inspelen op klimaatverandering? Ik heb de middelen beschikbaar gesteld om daar verder mee aan de slag te gaan. Dat wachten we af. Die analyse moet er in het najaar zijn.

We hebben het net al over de waterkwaliteit gehad. Die moet echt beter. Ik zal regelmatig rapporteren. U kunt ook nog iets op dat vlak van mij verwachten in het kader van het programma Grote Wateren. Binnenkort ontvangt u daar informatie over.

Mevrouw Van Brenk kwam nog een keer terug op legionella. Terecht, want dit is een belangrijk onderwerp. Ik ben het helemaal eens met bronaanpak. Dat is ook mijn prioriteit. Daarnaast moeten we natuurlijk blijven inzetten op de aanpak van de risico's. Het gaat echt om de gezondheid. We doen dat in volle samenwerking met de omgevingsdiensten. Wat ik daarover heb toegezegd, zullen we in praktijk gaan brengen.

Tot slot kom ik op de inbreng van mevrouw Van Kooten. Zij had het over het verbod op de ballonnen. Ik ga natuurlijk over wat er in de zee gebeurt, maar de brede aanpak van plastics zit bij de Staatssecretaris, zoals ik straks al zei. De Staatssecretaris zit daar bovenop. Hoe dit in Europees verband al dan niet verder aangepakt kan worden, is niet mijn portefeuille. Ik ga wel over de luchtvaart, maar niet over het oplaten van ballonnen.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar de leden. Mevrouw Kröger zag ik.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik heb nu twee keer vrij specifieke vragen gesteld over de rapportage rond PFAS, PFAO en grond vervuild met GenX in de projecten Eemdijk en de Zuidelijke Randmeren als onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Kan de rapportage gewoon weer met die stoffen aangevuld worden, zodat we het ook scherp hebben op die stoffen?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Ik kan daar meteen op antwoorden. Dat komt ook terug in de brief over het tijdelijke handelingskader, zo wordt mij verzekerd.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb concrete vragen gesteld over de Adviescommissie Water. Wie zit daarin? Wanneer moet het advies gereed zijn? Mogen we dat dan zien?

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Het antwoord daarop kan ik nog niet geven, omdat we nog niet weten wie daarin zitten. Zodra we weten wie daarin zit, zal ik u daar uiteraard over informeren. Ik geef u aan dat het ruim op tijd klaar zal zijn, dus voor de volgende waterschapsverkiezingen in 2023. Voor 2021 willen we dit hele proces afgerond hebben, maar het is nog niet bekend wie dat precies gaat doen. Zodra we dat weten, komen we daarop terug.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):

Ik ben wel een beetje teleurgesteld dat de Minister zegt dat ze wacht op Europese richtlijnen. Ze zegt: ik ga weliswaar over water, maar niet over het oplaten van ballonnen. Het grote probleem is nou juist dat die ballonnen in het water komen en dat de doodsoorzaak van zeevogels voor 40% het gevolg is van het eten van ballonnen. Ik ga hier een motie over indienen.

De voorzitter:

Die motie komt dan terug bij het VAO. Dat zullen wij houden in september.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Mag ik daar nog even op reageren? Ik wil toch nog even aangeven aan mevrouw Van Kooten dat het AO Leefomgeving de geëigende plek zou zijn om dit aan te kaarten bij de Staatssecretaris. Daar zit het bronbeleid. De Staatssecretaris gaat over de plasticaanpak bij de bron. Ik zou u echt willen adviseren om het daar te doen.

De voorzitter:

Dan kom ik bij de toezeggingen. Het zijn er heel veel, dus let u op.

  • In de brief die voorafgaand aan het wetgevingsoverleg Water in november komt, zal de Minister ingaan op de uitwerking van de dubbele doelstelling en de resultaten in het Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Ik zie de heer De Groot knikken.

  • In het najaar worden de nieuwe wetenschappelijke resultaten van het onderzoek naar de impact van zeespiegelstijging verwacht. De Minister zal de Kamer informeren over de conclusies die hieraan verbonden moeten worden.

Ik zie geknik. Mevrouw Van Kooten heb ik hierbij staan.

  • Na de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de gesprekken aan de versnellingstafels.

Mevrouw Van Brenk heeft dat gevraagd. De volgende toezegging is gedaan aan de heer De Groot.

  • In de tweede helft van 2019 wordt de Kamer door de Minister van Landbouw, Natuur en Visserij geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de visserijvrije zone in het Haringvliet.

De volgende twee toezeggingen zijn voor mevrouw Van Brenk.

  • Na de zomer zal Minister de Kamer verder informeren over de Blue Deal.

  • De evaluatie van de beleidsnota Drinkwater zal samen met de concept-beleidsnota in april 2020 aan de Kamer worden gestuurd.

  • De Minister gaat bekijken hoe de informatie over nitraat uit de meetpunten beter benut kan worden om de waterkwaliteit te verbeteren en deze te verbinden aan de Kaderrichtlijn Water.

De heer De Groot had om die laatste toezegging gevraagd evenals om de volgende.

  • In het najaar komt de Minister terug op de uitvoering van de motie-De Groot over medicijnverpakkingen en het gesprek met de apothekers.

Dan zijn er twee toezeggingen voor mevrouw Kröger.

  • Voor de zomer ontvangt de Kamer het tijdelijke handelingskader grondbaggerspecie. In de brief hierbij zal ook worden ingegaan op de beperking en verspreiding van de stoffen in de bodem, waarbij de verplichting van het meten zal worden meegenomen.

  • In de brief over het tijdelijk handelingskader zal ook worden ingegaan op de ontbrekende stoffen uit de voortgangsrapportage van het Hoogwaterbeschermingsprogramma bij de Eemdijk.

Er komen dus heel veel brieven, want er zijn heel veel toezeggingen gedaan. De heer De Groot heeft een VAO aangevraagd. Dat zal plaatsvinden in september. Ik zie nog één vinger en wel van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik had nog twee puntjes. Misschien horen die niet bij toezeggingen. Volgens mij is er ook toegezegd dat wij bij het WGO Water in november meer duidelijkheid krijgen over de pilot van het debietafhankelijk maken van vergunningen. Dat is een toezegging. Ja. Ik zie dat de Minister knikt. Ook zal er een brief over legionella gaan naar de omgevingsdiensten.

Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga:

Met dien verstande dat er een brief gaat naar de omgevingsdiensten die niet alleen over legionella zal gaan, maar we nemen dat wel mee in die brief.

De voorzitter:

Goed. We hebben alles genoteerd. Ik dank de Kamerleden. Ik dank de Minister en de ondersteuning. Ik dank iedereen die hier was of meegekeken heeft.

Sluiting 13.03 uur.

Naar boven