33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee

Nr. 55 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2019

Op 14 januari heb ik uw Kamer geïnformeerd over het adviesrapport «Verkenning Noordzeestrategie 2030» van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL).1 Hierin heeft het OFL op mijn verzoek verkend hoe een duurzame samenwerking tot stand is te brengen tussen het Rijk en de maatschappelijke partijen rondom de gezamenlijke strategische keuzes voor het Noordzeebeleid en beheer. De aanvraag is gedaan in het kader van de totstandkoming van de Strategische Agenda Noordzee 20302, mede naar aanleiding van de motie van het lid De Groot c.s.3 die vraagt om de versterking van de Rijksregie te onderzoeken. De Strategische Agenda Noordzee 2030 vormt de opmaat naar de besluitvorming van het kabinet in 2020–21 over het Nationaal Programma Noordzee 2022–2027. Hierin zullen de hoofdlijnen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) nader worden uitgewerkt en juridisch vastgelegd voor de Noordzee tot 2030 en daarna.

In mijn brief van 14 januari gaf ik aan het advies mede namens de ministers van LNV, EZK en BZK, in beginsel te hebben overgenomen om in een half jaar tijd onder onafhankelijk voorzitterschap van het OFL samen met maatschappelijke partijen tot een Noordzeeakkoord te komen. Ik heb toegezegd uw Kamer te infomeren over de vervolgaanvraag aan het OFL, op basis van een nader voorstel.

Hierbij kan ik u melden dat ik in overleg met de genoemde ministers aan het OFL heb verzocht om onder voorzitterschap van de heer Jacques Wallage het voorgestelde Noordzeeoverleg op te zetten. Met als doel om in maximaal een half jaar tijd na aanvang van het overleg in gezamenlijkheid met de betrokken ministeries en stakeholders tot een Noordzeeakkoord te komen. In aansluiting op het advies uit het rapport vragen wij het OFL om de aandacht vooral te richten op het bereiken van gedragen keuzes en afspraken voor beleid die de opgaven voor visserij, natuur en windenergie concreet in balans brengen, rekening houdend met de belangen van andere gebruikers zoals zeevaart en zandwinning. Voor de inhoud van het verzoek aan het OFL, verwijs ik u naar de bijlage van deze brief4.

Gelet op het politieke belang van dit traject en de raakvlakken die het kan hebben met andere dossiers, heb ik het OFL verzocht om in mei of begin juni 2019 een tussentijds voortgangsoverleg op ministerieel niveau te hebben. Mede vanwege het Algemeen Overleg Water dat altijd in juni plaats heeft. Het is wenselijk om dan als gezamenlijke ministers uw Kamer goed te kunnen informeren over de voortgang van het proces en zo mogelijk de eerste kenschetsen van het akkoord. Ook over de uitkomsten van het Noordzeeakkoord zal ik uw Kamer informeren.

Een Noordzeeakkoord met stevig eigenaarschap bij de meest betrokken maatschappelijke partijen op deze korte termijn, kan een krachtige basis leggen onder het besluitvormingsproces naar het Nationale Programma Noordzee 2022–2027. Uw Kamer zal volgens de procedures conform de Waterwet/Wet Ruimtelijke Ordening (overgaand in de Omgevingswet) bij de totstandkoming van dit Nationale Programma Noordzee en bijbehorende Plan-MER worden betrokken.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Kamerstuk 33 450, nr. 54.

X Noot
2

Kamerstuk 35 000 J, nr. 7.

X Noot
3

Kamerstuk 29 664, nr. 182.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven