27 625 Waterbeleid

Nr. 247 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 november 2011

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu1 heeft op 13 oktober 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu over:

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 12 juli 2011 over de drinkwaterregeling (27 625, nr. 228);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 22 september 2011 met de aanbieding van de rapporten over de vermogenskostenvoet van de drinkwaterregeling (27 625, nr. 236);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 11 oktober 2011 met het advies van de raad van bestuur van de NMa inzake de vermogenskostenvoet drinkwaterbedrijven (27 625, nr. 238);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 19 augustus 2011 met de beleidsdoorlichting Waterkwaliteit, het waterkwaliteitsbeleid en de aanbieding van de rapportage «Verbetering van de waterkwaliteit» van Twynstra Gudde (32 861, nr. 1);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 29 juni 2011 met de voortgang van het beleid ten aanzien van prioritaire stoffen in Nederland (27 801, nr. 77);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 8 juli 2011 met de brief aan de gemeenten met betrekking tot hun verantwoordelijkheid bij de aanpak van legionellarisico’s van natte koeltorens (26 442, nr. 51);

  • de brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu d.d. 12 oktober 2011 over registratie, toezicht en handhaving door gemeenten in verband met legionellarisico’s van natte koeltorens (26 442, nr. 52).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Snijder-Hazelhoff

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu,

Sneep

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

Griffier: Sneep/De Neyn van Hoogwerff

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Grashoff, Holtackers, Houwers, Jacobi, Paulus Jansen, Snijder-Hazelhoff en Van Veldhoven,

en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld is van enkele ambtenaren van het ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu. Vanavond ligt het onderwerp waterkwaliteit op tafel. Er is een aantal brieven geagendeerd. Ik heet de staatssecretaris met zijn ambtelijke ondersteuning, de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune van harte welkom. Ik stel vier minuten spreektijd voor en geen interrupties.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. «Een goede toezichthouder wordt gehaat», zei de heer Sweder van Wijnbergen onlangs in een interview met de NRC naar aanleiding van de wisseling van de wacht bij de NMa. Hij constateerde dat de policy van de nieuwe voorzitter van de NMa beduidend afweek van die van zijn voorganger. Ik zie dit terug in de vaststelling van de vermogensvergoeding voor de aandeelhouders van drinkwaterbedrijven, de gemeenten en provincies, waaraan de NMa 6% vermogenskostenvergoeding in het vooruitzicht stelt. De SP-fractie heeft hiervoor maar één woord: belachelijk! De drinkwatersector is de nutssector met de minste risico’s voor de exploitant. De analogie met de netbeheerders van elektriciteit- en gasnetten, die de NMa denkt te zien, klopt niet. Het afnamerisico in de energiesector, het belangrijkste risico in de sector, verschilt substantieel van dat in de drinkwatersector. Het afnamevolume van drinkwater is al jarenlang vrijwel constant. Er is geen enkele aanwijzing dat dit de komende periode erg zal veranderen. Voor energie is er sprake van een zeer dynamische situatie, waarbij er regionaal zowel sterke groei als sterke afname is. Het is heel aannemelijk dat bepaalde categorieën gebruikers zullen uitstappen of downscalen, hetgeen een flink afnamerisico oplevert aan de zijde van de netbeheerder. Je zou je kunnen voorstellen dat hiertegenover een hogere vermogensvoeding moet staan. In de drinkwatersector is dit niet het geval. De SP-fractie vindt 6% derhalve belachelijk veel.

In de Drinkwaterwet hebben we afgesproken dat drinkwaterbedrijven geen rendement meer uitkeren. Met andere woorden: ze houden de winst in en voegen die toe aan het vermogen. In wezen is er sprake van communicerende vaten, hetgeen op een gegeven moment altijd zal leiden tot een lagere prijs. Helaas is hiervoor niet gekozen bij de behandeling van de Drinkwaterwet. Dit had wel de voorkeur van de SP gehad. Nu er gekozen is voor deze systematiek, is mijn fractie van mening dat het percentage absoluut lager moet worden vastgelegd. Ik overweeg op dit punt een motie.

Ik kom op legionella. De staatssecretaris heeft deze week een update gestuurd over de situatie met de koeltorens. Hij komt met een nader overzicht van de zwarte schapen en de gemeenten die het goed voor elkaar hebben. Op zich is dat mooi, maar gaat de staatssecretaris de zwarte schapen achter de vodden zitten? Uit zijn brief proef ik de suggestie dat de gemeenteraden verder intern hun gemeente achter de broek moeten zitten. De SP-fractie vindt dit prima, maar ook de staatssecretaris heeft een verantwoordelijkheid ten aanzien van de kwaliteit in het hele land. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris de toezegging doet dat hij die taak ook tot de zijne rekent.

Het legionellabeleid richt zich nog steeds heel breed op alle stappen van legionella, of ze nu schadelijk c.q. gevaarlijk voor de volksgezondheid zijn of niet. Hiervoor heeft de SP-fractie, gesouffleerd door een aantal deskundigen uit de sector, menigmaal aandacht gevraagd. Zij wil het belastinggeld dat hierin gestoken wordt effectief besteden. Enerzijds zou mijn fractie de regelgeving willen aanscherpen door bijvoorbeeld in het Bouwbesluit, dat binnenkort wordt veranderd, een harde verwijzing op te nemen naar een richtlijn, waardoor hotspots worden voorkomen. Anderzijds heeft het bestrijden van ongevaarlijke legionellastammen weinig zin.

Er is een aantal methodes waarmee legionella kan worden bestreden. De SP-fractie constateert dat de kosteneffectiviteit van die methodes sterk verschilt en dat er een inconsistentie lijkt te zijn in de methodes die worden toegestaan, afhankelijk van de verschillende bouwcategorieën. Koper- en zilverionisatie is wel toegestaan bij verzorgingstehuizen, maar niet bij appartementencomplexen. Dit snapt de SP niet goed. Verenigingen van eigenaren worden op hoge kosten gejaagd. Het kan een factor tien aan extra kosten betekenen. Mijn fractie ziet niet in waarom een en ander wel mag in bejaardenhuizen, maar niet in reguliere appartementencomplexen.

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. Bij het product drinkwater is er sprake van een monopolie. Burgers en bedrijven moeten het bijna verplicht afnemen. Er ligt een speciale verantwoordelijkheid inzake transparantie en het in de hand houden van prijzen. Naar aanleiding van de vermogenskostentoets zou je het gevoel kunnen krijgen dat er niet zo veel risico’s worden genomen en dat slechts een heel geringe vergoeding nodig is. De Kamer heeft in het verleden echter afspraken gemaakt over de wijze waarop hierover tot een besluitvorming wordt gekomen. Nog niet zo lang geleden heeft de Kamer expliciet aangegeven dat hierin een rol voor de NMa zit. De NMa heeft ervaring met andere monopoliebedrijven, maar ook met bedrijven in de energiesector enzovoorts. In het kader van de drinkwaterregeling heeft de staatssecretaris de vermogenskostenvoet vastgesteld op basis van het advies van de NMa. Als je het systeem met elkaar hebt goedgekeurd, moet je ook de uitkomst accorderen. Deze is immers een logisch gevolg van het systeem. De VVD-fractie steunt de staatssecretaris in de gekozen aanpak. Zij heeft vanuit de drinkwaterbedrijven geluiden gehoord dat het moment van vaststellen wat ongelukkig is, omdat men al enigszins bezig is met de begroting enzovoorts. Wellicht is het handiger als het moment eerder kan plaatsvinden. Daarentegen moeten de drinkwaterbedrijven ook rekening houden met het feit dat een en ander nu wordt vastgesteld. Herkent de staatssecretaris het geluid over het moment van vaststelling? Kunnen we hieraan in de toekomst iets doen? Kort samengevat, de VVD kan instemmen met de 6%.

De voorzitter: De heer Paulus Jansen wil een korte vraag stellen, maar dit moet niet een glijdende schaal worden.

De heer Paulus Jansen (SP): De heer Houwers heeft een gezond verstand. Als je een bepaalde methode hebt goedgekeurd, moet je volgens hem niet zeuren over de uitkomst. Iemand met een gezond verstand zou zich op basis van de uitkomst en de waarschijnlijkheid hiervan altijd moeten afvragen of de gekozen methode niet verkeerd is. Constateert de heer Houwers achteraf niet dat de NMa wellicht met het verkeerde instrumentarium de wei is ingestuurd?

De heer Houwers (VVD): Nee, dat doe ik niet. Misschien bedriegt mijn gevoel mij en ligt een en ander anders dan je op het eerste gezicht zou denken. Misschien moet je met meer factoren rekening houden dan mijn gevoel doet. Als je eenmaal voor een systematiek hebt gekozen, moet je niet te snel hiervan afwijken. De VVD-fractie is een consistente partij, ook in dit geval. Op basis van de gekozen systematiek kan en mag dit de uitkomst zijn, ook gezien de voorliggende adviezen.

De heer Paulus Jansen (SP): De heer Houwers strijdt voor lage tarieven van waterschappen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb een punt van orde. Ik gun iedereen een interruptie, maar we hadden toch afgesproken niet te interrumperen? Of we houden ons hieraan of we spreken het niet af.

De voorzitter: Ik deel de mening van mevrouw Jacobi. Er mag derhalve geen vervolgvraag worden gesteld. Ik herhaal: één interruptie en geen glijdende schaal.

De heer Houwers (VVD): De afspraak was dat er geen interrupties zouden plaatsvinden. Ook op dit punt zullen we proberen consistent te zijn.

Voorzitter. De beleidsdoorlichting op de waterkwaliteit laat een gemengd beeld zien en heeft een aantal verbeterpunten aan de oppervlakte gebracht. Er wordt geconcludeerd dat de doelstellingen niet in 2010 gehaald zullen worden. De staatssecretaris anticipeert op het doelbereik in 2021 en zo nodig wordt verder gewerkt tot 2027. Het voornaamste probleem is dat de watersystemen ecologisch gezien onvoldoende functioneren. De onnatuurlijke inrichting van de watersystemen is een van de belangrijkste oorzaken. In de beleidsdoorlichting wordt gesteld dat de aandacht hiervoor minder herkenbaar is. Gaat hiervoor meer aandacht komen? Hoe gaat de staatssecretaris een en ander in de praktijk vormgeven?

Nu we het toch over water hebben, kijken we even over de grote waterplas in de richting van de BES-eilanden. In de zomer heeft de Kamer de eerste rapportage van de Rijksvertegenwoordiger voor de BES-eilanden ontvangen. De Rijksvertegenwoordiger geeft aan dat er op verschillende vlakken wordt gewerkt aan een duurzaam watersysteem. Er is gestart met het bouwrijp maken van het terrein voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie en het plaatsen van vacuümputten, allemaal ten behoeve van de riolering. Op dit moment is er echter nog geen regeling voor de exploitatie van de zuiveringsinstallaties en voor de aansluiting van woningen en bedrijven op het rioleringsnet. Het openbaar lichaam, het eilandgebied Bonaire, heeft zich verplicht om die exploitatie voor de waterzuivering te regelen. Het heeft de taak om woningen en bedrijven op het rioleringsnetwerk aan te sluiten. Deze afspraken en taken zijn echter nog niet uitgevoerd. Kan de staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is en wat er wordt gedaan om een en ander tot een aanpak te brengen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Bij het laatste debat was droogte het zorgenkindje. Dit probleem heeft de staatssecretaris daadkrachtig aangepakt: zo’n natte zomer hebben we niet vaak gehad. We dreigen echter van de regen in de drup te komen. Iedereen heeft recht op schoon water, uit de kraan of in de sloot. Met de bezuinigingen staat die ambitie zwaar onder druk. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Twynstra Gudde bevestigen in recente onderzoeken dat we een blauwe schuld dreigen door te schuiven. Slechts 10% van de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) wordt gehaald. De bestuursakkoorden water en natuur verkleinen de ruimte voor een slimme integrale aanpak. Het kabinet neemt door de aanzienlijke kortingen op het budget voor het waterbeleid een voorschot op vooronderstelde onzekere en nog niet gerealiseerde doelmatigheidswinsten. Na 2015 is er minimaal geld voor de KRW en na 2020 niets. Hoe wil de staatssecretaris in de jaren 2015 tot 2020 tempo maken met de KRW? Hoeveel geld is hiervoor precies beschikbaar, zowel in de eigen begroting als in het Bestuursakkoord Water?

Efficiencyverbeteringen en innovatie worden als toverspreuk genoemd. Mijn fractie is zeker voor innovatie, maar dit gaat haar te ver. Volgens de rekenmeesters moet alles 80% doelmatiger om een en ander waar te maken. Wat moet ik mij hierbij voorstellen? Welke werkzaamheden van de laatste jaren hadden eigenlijk voor een vijfde van de kosten kunnen worden uitgevoerd? Graag ontvang ik een uitgebreide reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris wijst graag naar datgene wat landen stroomopwaarts doen of kunnen doen. D66 is een grote voorstander van internationale samenwerking. Bezuinigen Duitsland, België en Frankrijk niet ook op maatregelen uit de Kaderrichtlijn Water? Kunnen zij wel 80% doelmatiger werken of is de realiteit dat bij bezuinigingen daar de problemen hier verder toenemen? Ligt hun tempo om de oppervlaktewateren op orde te brengen ook zo laag als hier? Kloppen zij ook op de deur in Brussel om te proberen de al ingeleverde stroomgebiedbeheerplannen bij te stellen? Wat betekent dit voor ons?

Ik ga kort in op de rol van de rijksoverheid in het onderhoud van wateren. Juist de kwaliteit van rijkswateren laat te wensen over. Er is achterstallig onderhoud aan de gekanaliseerde Hollandse IJssel. Het resultaat is een slechte waterkwaliteit en oevers die op instorten staan. Er vindt veel regionaal overleg plaats over de overdracht van het beheer en onderhoud van waterstaatsobjecten aan regionale diensten van Rijkswaterstaat. Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over de status van deze rijkswateren en toelichten waarom het onderhoud achterblijft?

We moeten niet penny wise, pound foolish omspringen met ons water. Ik geef twee voorbeelden op basis van de aanbevelingen van de beleidsdoorlichting. Neem ten eerste in de doelstelling ook waterzuiveringskosten voor burgers en bedrijven mee. Is de staatssecretaris het met mij eens dat een iets hogere investering in waterkwaliteit, die leidt tot flink lagere lasten, moet kunnen worden meegenomen in zijn beleid? Het belastinggeld is uiteindelijk ook ons geld. We moeten dit zo efficiënt mogelijk uitgeven. Zorg ten tweede dat de gevolgen voor waterkwaliteit volop worden meegewogen in het mestbeleid. Erfafspoeling heeft een vergelijkbaar effect op het oppervlaktewater als rioolwaterzuiveringsinstallaties. Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken op welke wijze een en ander ook op bestaande erven – ik heb immers begrepen dat het hier vooral een probleem wordt – verbeterd kan worden? Kan de staatssecretaris toezeggen dat bij het bepalen van het percentage mestverwerking en de toegestane afzetmogelijkheden ook de KRW-kosten worden meegenomen, zodat de nieuwe mestvisie de waterambities versterkt en niet hindert?

Tot slot kom ik op de drinkwaterbedrijven. Ik bedank de staatssecretaris voor alle analyses over de vermogenskostenvoet, maar wat gebeurt er nu verder met de ambities van de waterbedrijven? Moeten zij actiever worden over de grens, conform de wens van de minister van EL&I? Met het huidige besluit kan dit enkel op basis van een gescheiden boekhouding en aparte juridische entiteiten. Drinkwaterbedrijven mogen in het buitenland adviseren, maar niet investeren. Verandert dit? Zo ja, wat betekent dit voor die vermogenskostenvoet?

De heer Holtackers (CDA): Voorzitter. In de Kaderrichtlijn Water staan geen voorzieningen en richtlijnen voor hormoonverstorende stoffen of voor medicijnresten. Deze vervuilingen beïnvloeden de waterkwaliteit ten nadele. Deelt de staatssecretaris de opvatting dat er een normering zou moeten komen voor medicijnresten en hormoonverstorende stoffen? Zou hiervoor Europees overleg nodig zijn? Met andere woorden, is de staatssecretaris bereid een overleg op Europees niveau te initiëren?

De beleidsdoorlichting is belangrijk, maar hierin staat wel een enigszins zorgwekkende conclusie. De Inspectie Verkeer en Waterstaat is namelijk niet in staat om een overkoepelende conclusie te vellen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid. Legt de staatssecretaris zich neer bij deze constatering? Uiteindelijk weten we op hoofdlijnen niet of dat beleid van ons wel zo effectief is. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om op een andere manier tot betrouwbare uitspraken te komen over het beleid en met name over de doelmatigheid en doeltreffendheid hiervan?

Het is goed dat de REACH-verordening er komt en dat er voortgang zit in de aanpak van prioritaire stoffen. Deze stelt eisen aan producenten en importeurs van gevaarlijke stoffen. Er gaan nu twee lijsten circuleren, een Europese lijst gebaseerd op REACH en een Nederlandse lijst. Dit kan verwarring geven voor gebruikers, producenten en importeurs. Deelt de staatssecretaris de conclusie dat het circuleren van verschillende lijsten voor dit soort gevaarlijke stoffen ongewenst is? Het kan tot verwarring leiden en tot een Nederlandse kop op een Europese wetgeving.

Nederlandse burgers en bedrijven zijn bereid om een eerlijke en faire prijs te betalen voor het drinkwater. Op basis van de berekeningen van Oxera en de second opinion van PricewaterhouseCoopers was zo’n kostprijsbepaling niet geheel mogelijk. Er zaten nog enkele verschillen in de opbouw en daardoor ook in de conclusies. Die conclusies waren niet te vergelijken. Mijn fractie was derhalve erg verheugd over het feit dat de staatssecretaris bereid is geweest om de NMa in te schakelen voor het vellen van een salomonsoordeel, zoals dat in onze kringen heet. Volgens mij wordt het in andere kringen ook zo genoemd. De vermogenskostenvoet komt uit op 6%. Dit percentage zit binnen de bandbreedtes die in beide rapporten staan en is wat het CDA betreft een acceptabele inschatting. Op welke punten is de NMa bij haar berekeningen afgeweken van datgene wat door bijvoorbeeld Oxera of PricewaterhouseCoopers in consideratie is genomen en betrokken is bij hun oordeelsvorming?

De NMa meldt iets over efficiencywinst, die ten goede moet komen van de consument. Het CDA is het hiermee eens. De staatssecretaris geeft in zijn brief aan dat dit reeds gebeurt. Heeft de NMa iets over het hoofd gezien of zijn er nog andere en betere mogelijkheden om efficiencywinst te boeken?

Ten slotte kom ik op de natte koeltorens. De Kamer heeft hierover een brief ontvangen, die het CDA zorgen baart. Een derde van de gemeenten heeft niet gereageerd. De staatssecretaris gaat een aanmaning sturen. Had dat niet eerder gemoeten? We hadden immers afgesproken dat alles wat niet werd ingestuurd als slecht resultaat werd beschouwd. De staatssecretaris geeft anderen de verantwoordelijkheid om te kijken naar deze problematiek, die zeer ernstig is. Wat is zijn eigen rol in het bestrijden van legionellarisico’s?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Op de agenda staan meerdere zaken, waarbij soms enigszins van de hak op de tak wordt gesprongen. Er is al veel gezegd over de vermogenskostenvoet van 6%. Alle vergelijkende onderzoeken hierover geven uiteindelijk het beeld van consistentie. De Nederlandse burger betaalt een redelijke of zelfs lage prijs voor goed drinkwater. We doen deze operaties niet voor niets om de twee jaar. Uit al deze onderzoeken en alle informatie die erbij zat, is mij niet duidelijk geworden in hoeverre de consument profiteert van de efficiencywinst. Hoe kunnen we borgen dat de consument niet te veel betaalt? Dat was immers het uitgangspunt. Graag ontvang ik hierop een toelichting van de staatssecretaris. Waarom is dit, gezien het geheel, het beste alternatief? De spanning lijkt geheel eraf te zijn. Desondanks zit hierin voor mij nog een schimmige laag, vooral wat betreft de positie van de consument.

Ik kom op de beleidsdoorlichting. De grootste zorg in Nederland is het onvoldoende ecologisch functioneren van de watersystemen, de lozingen uit de landbouw, de rioolwaterzuiveringsinstallaties en de onnatuurlijke inrichting van het watersysteem. Nederland is een waterland. We lijken ons allemaal neer te leggen bij het feit dat we 2015 niet halen. We gaan, hup, naar 2027, omdat we dat allemaal wel halen. Het feit dat we op een aantal punten de doelen niet halen, zou een uitzondering moeten zijn. In de brief stond iets over exceptions. Dat betekent uitzondering en houdt niet in dat we ons gewoonlijk niet aan de waterplannen houden. In hoeverre is het mogelijk, als we alles op alles zetten, om in 2015 alsnog heel veel doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water te halen? In hoeverre wordt de staatssecretaris hierbij geblokkeerd door al die vragen, die onder meer D66 stelde, over hoeveel er voor dit geldt en hoeveel er voor dat geldt? Ik verzoek het ministerie om een soort plan van aanpak te maken met het geld ernaast. Dit is wellicht relevant voor de begrotingsbehandeling. We moeten inzetten op de sturing en op de wil om heel veel in 2015 te halen. Dat is uiteindelijk onze taak.

Er wordt veel gezegd over meerdere ministeries. Dit vereist een integrale vorm van aansturing. Als we geen transparante programma’s hebben, kunnen we nooit op elkaar afstemmen of sneller aan gezamenlijke doelen werken. Ik wil dat bij de verschillende ministeries een goede regie geborgd is, zodat we de doelstellingen op de juiste momenten en met het hiervoor gereserveerde geld halen.

Wat betreft de prioritaire stoffen sluit ik mij gemakshalve aan bij de opmerkingen van de heer Holtackers. Medicijnen en hormonen vormen bij de lozingen c.q. vervuilingen een groot probleem. Het is vreemd dat we geen traject hebben, zodat we hieraan paal en perk kunnen stellen het op nul kunnen brengen. Dit zou in het plan van aanpak meegenomen moeten worden.

Het punt van de koeltorens is reeds genoemd. Het is erg gemakkelijk om nog een rondje brieven te doen. Ik kom uit de GGD-wereld. Legionella is heel ernstig. Het exacte traject, dat ertoe moet leiden dat we legionella in de hand hebben en houden, is heel onduidelijk. Je kunt dit niet alleen op de gemeenten afschuiven. Hierbij hoort ook een rol voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. Het was, is en wordt niet best met de waterkwaliteit in Nederland. In het rapport van het PBL, dat een onderdeel is van de uitvoering van de motie-Halsema bij de regeringsverklaring, wordt klare taal gesproken. We kunnen de Kaderrichtlijn Water in 2015 niet halen, ook niet met een derogatie tot 2027. Met de maatregelen die het kabinet nu voorstelt, duikelt het percentage wateren dat we enigszins op orde zouden kunnen krijgen van 40 naar wellicht 10. Eigenlijk spaart het PBL dit kabinet nog door te zeggen dat het een bandbreedte is. Alle opmerkingen in de brief duiden erop dat je dichter bij de 10% dan bij de 40% zult uitkomen. Nog niet alles is echter meegenomen. Het PBL meldt dat het effect van het Bestuursakkoord Natuur/ILG nog niet is verwerkt in de berekeningen. Intussen hebben we een vrij concept van staatssecretaris Bleker op tafel liggen, waarin water niet geregeld is. De synergie die er op dit moment in de gebiedsprojecten met water bestaat, zal naar alle waarschijnlijkheid vervallen. De inperking van de omvang van de ecologische hoofdstructuur heeft op zichzelf een negatief effect, ook op de te bereiken waterkwaliteit. De bandbreedte wordt wellicht groter dan 10% tot 40%. De kans dat je dichter bij de 10% of minder uitkomt, wordt groter dan in dit rapport staat vermeld. Dat is dramatisch slecht, ook in vergelijking met andere Europese landen. Gisteren had de Kamer een algemeen overleg met staatssecretaris Bleker over het naleven van het Legkippenbesluit. Alle Kamerleden meenden dat het niet zo kan zijn dat andere Europese lidstaten de Europese regels niet naleven. Huns inziens moet de staatssecretaris aandringen op handhaving. Ik hoop dat al die parlementen in andere landen bij de Europese Commissie net zo hard zullen aandringen op handhaving van de Europese regels voor waterkwaliteit in Nederland. Dan heeft deze staatssecretaris c.q. deze regering een groot probleem. Het kan zo niet. Het moet beter, sneller en effectiever. Het is fictie om te veronderstellen dat doelmatiger maatregelen verslechtering kunnen voorkomen. Dit zou betekenen dat er tot nu toe maar wordt aangemodderd. Je kunt altijd een efficiencywinst bereiken, maar niet in dusdanige mate dat je dit soort gaten kunt compenseren. Het is ronduit slecht gesteld met de waterkwaliteit. Hoe gaat de staatssecretaris dit oplossen? Ik geef hem de suggestie mee dat hij nog veel meer moet inzetten op het bronbeleid. Bij andere projecten die veel geld kosten zou via het bronbeleid met beperkte middelen heel veel resultaat geboekt kunnen worden. Je moet de regelgeving dan wel strak durven trekken. Dit kost de overheid geen geld. Een en ander kan met beperkt budget worden gerealiseerd. Sterker nog, als het principe dat de vervuiler betaalt consequent zou worden toegepast, wordt geld gegenereerd voor extra maatregelen op waterkwaliteit. Graag ontvang ik een reactie van de staatssecretaris op deze opmerkingen.

Wat betreft de waterbedrijven sluit ik mij voor dit moment aan bij de vragen die door mevrouw Jacobi zijn gesteld. Ook ik ben benieuwd naar de antwoorden hierop.

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. Mocht ik zaken laten liggen, dan hoor ik dat wel in de tweede termijn. Het aantal onderwerpen dat door de verschillende fracties ter sprake wordt gebracht, is overzichtelijk. Dat is logisch, want de agenda vermeldt niet meer onderwerpen. We kunnen een en ander verdelen in de blokken koeltorens, waterkwaliteit, drinkwaterbedrijven en diverse.

Ik begin met de koeltorens, omdat hierover door verschillende fracties vragen zijn gesteld. Wat is er aan de hand? Op verzoek van de Kamer hebben wij de gemeenten aangeschreven met de vraag of zij willen nagaan wat er op dit moment binnen de eigen gemeente aan de orde is. Niet meer en niet minder. Hen is gevraagd om het aantal koeltorens te bekijken. Ik heb aan de Kamer gerapporteerd hoeveel gemeenten hierop hebben gereageerd. Alle dreigende uitlatingen hierover heb ik zojuist goed tot mij genomen. Op dit moment hebben 275 van de in totaal 418 gemeenten gereageerd. Dit is een vrij stevig aantal. Zoals zojuist terecht werd opgemerkt, hebben wij een reminder eroverheen gestuurd teneinde de gemeenten aan te sporen om met hun inventarisatie te komen. Wij willen immers een en ander weten. Wij kunnen naar schatting binnen enkele weken de definitieve rapportage aan de Kamer doen toekomen. Op basis van de tot nu toe ontvangen reacties van 275 gemeenten, kom ik reeds tot een inventarisatie van zo’n 1000 installaties c.q. koeltorens. Het beeld per gemeente is vanzelfsprekend enorm divers. Een gemeente heeft 170 koeltorens, terwijl sommige gemeenten er 1 hebben. Op zich ben ik al heel blij met het feit dat wij die brede inventarisatie hebben.

Waarom doen we dit? Mevrouw Jacobi en anderen benadrukten terecht dat legionella onwenselijk is. We kennen de risico’s. We hebben circa vijf jaar geleden in Amsterdam een calamiteit gehad waarbij een aantal slachtoffers was te betreuren. Dat is voor de Kamer en ons de aanleiding geweest om de vinger aan de pols te houden en bij herhaling gemeenten hierop te wijzen. We houden het niet enkel bij die brief, zoals zojuist werd gesuggereerd. Nee, we hebben de gemeenten aangemaand om behalve die inventarisatie ook aan te geven welke stappen er worden genomen om te voorkomen dat zich calamiteiten en problemen voordoen. Het aanpakken van de legionellaproblematiek gaat in algemene zin via de systematiek van het doorspoelen. Mocht dit onvoldoende zijn of niet kunnen – de gebouwen of bouwkundige installaties zijn soms niet van de dien aard dat dit mogelijk is – dan is het onder voorwaarden toegestaan om ook gebruik te maken van biociden, zoals zojuist door de Kamer werd gesuggereerd. Er zijn inderdaad verschillen. De vereisten om legionellavrije installaties te bereiken of te realiseren, dan wel binnen handbereik te krijgen, vergen soms maatwerk. Niet overal kan dezelfde methode worden toegepast. Het gebruik van biociden is vaak een laatste mogelijkheid die wordt toegepast. Dit kan niet altijd en moet in overleg geschieden. Vervolgens hebben wij de gemeenten aangegeven en aangeschreven om vooral ook zelf de verantwoordelijkheid te nemen. Ik kreeg de vraag welke stappen en acties ikzelf onderneem. De rijksoverheid is niet het bevoegd gezag inzake de koeltorens. In 99% van de gevallen zijn dit gemeenten. In een enkel geval, bijvoorbeeld bij grote bedrijvencomplexen, kan de provincie ook het bevoegd gezag zijn. Dit hangt af van de omvang en aard van de installatie en met name van de omgeving waarin de installatie zich bevindt. Als er op dit moment 275 van de 418 gemeenten hebben gereageerd, heb ik alle vertrouwen erin dat de resterende gemeenten ook op korte termijn hun rapportage aan ons zullen doen toekomen. De maand september is gepasseerd. Er is derhalve een herhaald schrijven in de richting van de gemeenten verzonden. Ik ga ervan uit dat wij binnen een maand tot zes weken de definitieve rapportage aan de Kamer kunnen doen toekomen over de 418 gemeenten.

Wat kan het Rijk doen als er gemeenten onwelwillend zijn? We hebben in dat geval niet heel veel instrumenten. Het bevoegd gezag moet je daar laten waar het thuishoort. Dat is de gemeente zelf. Als men in gebreke blijft, moet hieraan kenbaarheid worden gegeven. Zo kom je terecht bij het door sommigen veelgeprezen instrument naming and shaming. Ik hoop dat ik de verschillende vragen in algemene zin hiermee heb kunnen beantwoorden.

De heer Paulus Jansen (SP): De staatssecretaris moet erop toezien dat gemeenten die die koeltorens in kaart hebben gebracht ook de risico’s elimineren. Teneinde ellende te voorkomen, kan de staatssecretaris bijvoorbeeld een landelijke strategie vaststellen met certificeringsregelingen en verplichte onderhoudscontracten. Is er op dit punt al een lijn gekozen, zodat er na die opsporing ook een aanpak komt?

Staatssecretaris Atsma: De gemeente heeft vanuit het zorgprincipe altijd een eigen verantwoordelijkheid. Een aanpassing van het Bouwbesluit is in de maak, hetgeen een aanvulling is op datgene wat zou kunnen worden gedaan. Veel meer instrumenten hebben we niet. De ernst van legionella is door de Kamer en het kabinet onder de aandacht gebracht van de gemeentebesturen. Ik ben blij dat hieraan breed gevolg wordt gegeven. Op het moment dat men inventariseert en weet wat waar zit, moeten die vervolgstappen inzake preventie en controle ook genomen worden. Dat spreekt volstrekt voor zich.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Legionella kan dodelijk zijn en is derhalve ernstig. Er wordt niet voor niets voortdurend de nadruk gelegd op handhaving. Het is wat slap om weer een rondje te doen in de trant van: «Goh, u hebt een en ander nog niet ingevuld; hier zijn we weer!» We hadden met elkaar toch afgesproken dat we een klap erop zouden geven? We moeten zeggen: «U hebt het niet ingevuld. U hebt niet eens de moeite genomen om serieus te bewegen op zaken die voor Nederland ernstige gezondheidsrisico’s vormen.» Kappen met dat tweede rondje! De gemeenten zijn meteen aan de beurt, tenzij het tegendeel is bewezen. Er moet meer drive achter zitten, anders nemen wij onszelf niet serieus.

Staatssecretaris Atsma: We hebben alle gemeenten gemaand om voor 15 september het hele verhaal inzake de inventarisatie en het toezicht aan ons kenbaar te maken. Een aantal gemeenten heeft dit nog niet gedaan. Wij hebben niet voor niets nog een brief eroverheen gestuurd. Een en ander moet gewoon. Iedereen moet zich hiervan bewust zijn. Tussen de datum waarop het verzoek van de kant van het Rijk werd gedaan en de datum waarop een en ander geëffectueerd moest zijn, zat een lange vakantieperiode. Er zullen allerhande argumenten aan te voeren zijn voor het feit dat men niet op 15 september heeft kunnen leveren. Juist vanwege het feit dat het moet, hebben we nogmaals de brief eroverheen gestuurd. Wij hebben verder weinig instrumenten, maar de gemeenten moeten de brede verantwoordelijkheid oppakken. Op het moment dat gemeenten niet doen wat we hebben afgesproken, moet hieraan kenbaarheid worden gegeven. Ik heb reeds het principe van naming and shaming genoemd. Laten we ons vooral goed bewust ervan zijn dat op gemeentelijk niveau een gemeentebestuur, lees: een gemeenteraad, er in de eerste plaats is om de eigen dagelijks bestuurders hierop aan te spreken. Daar ligt de verantwoordelijkheid. Ik hoop dat, dankzij de stappen die wij nu hebben gezet, voorkomen kan worden dat de gemeenteraden eveneens in actie moeten komen. Op verzoek van de Kamer hebben we, terecht, deze stappen gezet. Laat hierover geen discussie bestaan. Ik had ertoe kunnen besluiten om geen vervolgbrief te schrijven en in november een lijstje te sturen met gemeenten die niets hebben gedaan. Conform de stand van deze week hadden 275 gemeenten gereageerd. Ik neem aan dat dit aantal inmiddels is opgelopen. Het is fair om dat restantje aan te sporen alsnog te reageren. De intentie waarom we dit doen, is voldoende gewisseld. Op enig moment hebben we in het kader van vergunningverlening, toezicht en handhaving de gehele RUD-structuur achter de hand. Het is echter een slag te ver om reeds nu hiermee te speculeren. Laten we hopen dat die laatste gemeenten zich snel melden.

De heer Holtackers (CDA): Ik ondersteun de staatssecretaris bij zijn acties om een en ander voor elkaar te krijgen. Hierom gaat het uiteindelijk. In zijn oorspronkelijke brief van 8 juli stond een procedureafspraak: wie niet inzendt, heeft niet voldaan. Als we daarna een aanmaning versturen en binnenkort nog een, zoals in de brief van gisteren is aangekondigd, slepen we ermee. Ik moedig de staatssecretaris aan om vooral door te gaan. Het gaat erom dat een en ander op een zo kort mogelijke termijn wordt gerealiseerd.

Staatssecretaris Atsma: We zijn het met elkaar eens. Het is jammer dat het moet, maar we doen het toch. De urgentie kan niet bij iedereen tussen de oren liggen. We hebben inmiddels nog een brief geschreven. Meer kan ik niet ervan maken. De urgentie moet bij iedereen op gemeentelijk niveau tussen de oren zitten. Als gemeenten weigerachtig zijn, hoop ik, mede door de aandacht die dit krijgt en de initiatieven van de Kamer, dat de gemeenteraden de verantwoordelijkheid zelf zullen oppakken.

Voorzitter. Ik kom op de drinkwaterbedrijven en de wijze waarop we zijn gekomen tot een vermogenskostenvoet van 6%, die kan worden gereserveerd. De heer Paulus Jansen vindt die 6% belachelijk. Laten we vaststellen dat er helemaal niets was. Mede dankzij de recent vastgestelde wetgeving is de mogelijkheid gecreëerd om tot een percentage te komen. Wij hebben dit naar eer en geweten opgepakt. De heer Holtackers wees erop dat in eerste instantie twee bedrijven een advies hebben uitgebracht. Tussen de beide adviezen zat enig licht. Het belangrijkste licht was dat één bedrijf niet had ingecalculeerd, dat de rentekosten die een waterleidingbedrijf maakt niet verrekend kunnen worden met de winst. Dit heeft een puur fiscale reden. Het ene adviesbureau heeft dit niet gesignaleerd en het andere wel. De NMa heeft dit kennelijk ook meegenomen in haar uiteindelijke advies. Mede op verzoek van de Kamer hebben wij de NMa gevraagd om een oordeel. De bevoegdheid ten aanzien van de waterleidingbedrijven ligt weliswaar niet bij de NMa; die ligt ergens anders. Er is bij de NMa wel specifieke deskundigheid aanwezig om de vraag te kunnen beantwoorden wat redelijk en reëel is en wat verdedigd kan worden. Mede gezien het feit dat de Kamer heeft gevraagd om de NMa hierbij in te schakelen, is een percentage van zes tot stand gekomen. Dit is alleszins redelijk. Als we die 6% zouden kwantificeren komen we uit op 360 mln. voor alle waterleidingbedrijven in Nederland. Dit bedrag hoeft als zodanig helemaal niet te worden gebruikt, maar is wel het maximum dat je kunt reserveren. Het gaat uiteindelijk om de vraag of dit leidt tot een onevenredige of niet noodzakelijke prijsopdrijving voor drinkwatertarieven. Om die reden moet je het bedrag maximeren. We willen niet dat er reserveringen tot in het oneindige plaatsvinden. Hoe meer reserve er wordt gecreëerd, des te meer invloed er kan worden uitgeoefend op de prijs van drinkwater. Van verschillende kanten is aangegeven dat er geen sprake is van een, tussen aanhalingstekens, «normale markt». Laten we ons goed bewust zijn van het feit dat, los van die 6%, de drinkwatertarieven worden vastgesteld door de bedrijven zelf. Wie zijn de aandeelhouders? Wie zijn de eigenaren van de drinkwaterbedrijven? Dat zijn overheden, oftewel publieke lichamen die op deze wijze zelf aan de knoppen kunnen draaien. Op het moment dat een drinkwaterbedrijf onevenredig hoge tarieven zou vragen, mag je van de eigen aandeelhouders, lees: gemeente- en/of provinciebesturen, verwachten dat zij zelf op tijd aan de bel trekken. Dit is in het kort de systematiek. We hebben de 6% als een extra garantie ingebouwd om te voorkomen dat er onnodig aan vermogensvorming wordt gedaan. Niet meer en niet minder. Het is goed dat dit gebeurt. Een en ander moet per 1 november ingaan. De heer Houwers vroeg zich af of dit niet wat laat is en of de bedrijven hiermee rekening kunnen houden in hun eigen meerjarensystematiek en jaarbegroting. Ik erken dat het kort dag is. In sommige gevallen was het voor de opstellers van de cijferreeksen even slikken. Tegelijkertijd wisten alle bedrijven dat dit per 1 november zou gebeuren. Zij konden hiermee rekening houden. Je zou je kunnen afvragen of die periode niet wat langer moet zijn dan twee jaar, omdat de verschillende bedrijven vaak meerjarige investeringen doen. We kunnen dit punt meenemen. Nu het percentage per 1 november op zes is vastgesteld, is bekend waarmee men volgend jaar en het jaar daarna rekening moet houden. Over de buffer heb ik hiermee het nodige gezegd. De waterleidingbedrijven en gemeenten of aandeelhouders kunnen over het algemeen uit de voeten met dit percentage. Ik ben verheugd over het feit dat dit breed wordt gedeeld.

Er werd gevraagd of het mogelijk is om in het buitenland te investeren. In de wet is nadrukkelijk geregeld dat 1% van de omzet in projecten buiten de landsgrenzen geïnvesteerd kan worden. Een aantal bedrijven doet dit ook. Het betreft vaak buitengewoon verantwoorde maatschappelijke projecten. De Kamer kent een aantal voorbeelden, met name in derdelanden.

De heer Houwers stelde mij de vraag hoe het staat met de BES-eilanden, met name met het eiland Bonaire. Op Bonaire spelen twee zaken. Ten eerste is er een tijdelijke afvalwaterzuiveringsinstallatie gerealiseerd. Ten tweede is men bezig met het aanleggen van een rioolstelsel op het eiland. Dit moet uitmonden in een rioolzuiveringsinstallatie. Op het moment dat het rioolstelsel gereed is en de zuiveringsinstallatie voor het rioolstelsel in werking kan treden, zal de tijdelijke installatie voor het afvalwater hieraan worden gekoppeld. Voor het afvalwater en de zuivering hiervan draait op dit moment een installatie op Bonaire. De exploitatie hiervan voor de lange termijn is inderdaad niet geregeld. Uit mijn hoofd gezegd, vergt dit een bedrag van circa 0,5 mln. per jaar. Tot 1 januari 2012 staat het ministerie van I&M garant voor de financiering c.q. exploitatie hiervan. Daarna moet er een structurele oplossing komen. Die structurele oplossing is er nog niet, evenmin voor de nu te realiseren rioolwaterzuiveringsinstallatie. Er is wel een structurele oplossing voor de investering. Hieraan zit een forse Europese bijdrage vast van ruim 20 mln. – ik meen 23 mln. – en een aantal miljoenen van de rijksoverheid. Ook hiervan is de exploitatie niet geregeld. Dit zal overigens wel moeten gebeuren. De huishoudens op Bonaire zullen ook een bijdrage moeten leveren. Deze voorwaarde is vanuit de Europese Unie gesteld. Waarmee zijn wij op dit moment bezig? Wie zich bedenkt dat Bonaire slechts 15 000 inwoners kent, weet direct dat als je de bedragen van de installatie en exploitatie hiervan een-op-een zou omslaan over de huishoudens, dit een onevenredig groot financieel aandeel voor de betreffende mensen betekent. Dat kan niet, dat is onmogelijk! Het zou zelfs een veelvoud zijn van het bedrag dat wij in Nederland betalen. Je moet derhalve naar andere oplossingen zoeken. Denk bijvoorbeeld aan de bijdrage die vanuit het toerisme geleverd zou kunnen worden: de toeristenbelasting. Hotels zullen in dit verband specifiek bekeken moeten worden. De afgelopen tijd heeft de waterleidingsector in Nederland signalen afgegeven dat deze vanuit zijn brede verantwoordelijkheid een actieve bijdrage op Bonaire kan leveren bij het oplossen van het probleem. Het betreft niet alleen technische bijstand en denktankachtige ondersteuning, maar ook financiële mogelijkheden. Een en ander geldt niet alleen voor de waterleidingbedrijven. We zijn ook met waterschappen in gesprek. Wij doen dit, omdat de drie BES-eilanden een onderdeel van Nederland vormen. Wij ijveren hier voor een goede en verantwoorde leefomgeving, die ook geldt voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De staatssecretaris hield een heel lang verhaal. Hij heeft echter geen antwoord gegeven op de vraag in hoeverre de consument profiteert van de gerealiseerde efficiencywinst, die moet worden meegenomen bij de bepaling van de tarieven. Kan de staatssecretaris hierop een concreet antwoord geven?

Staatssecretaris Atsma: Mijn excuus dat ik dat niet voldoende direct heb gedaan. Natuurlijk profiteert elk huishouden hiervan. We werken nu met een buffer van 6%, maar voorheen was een en ander ongelimiteerd. Men kan niet langer een oneindig percentage wegzetten. Voor die tien bedrijven komt dit neer op een bedrag van 360 mln. De Kamer weet dan ongeveer waarover ik het heb. Het is een indirecte en betere garantie om te voorkomen dat de tarieven exploderen of onnodig hoog zijn. De verantwoordelijkheid van de besturen c.q. aandeelhouders van de waterleidingbedrijven reikt dusdanig ver, zodat zij over het vaststellen van de tarieven gaan. Ik heb nauwelijks waterleidingbedrijven gezien die het maximale opzoeken. In dat geval zouden de waterleidingbedrijven relatief veel winst maken. Die winstuitkering gaat naar de aandeelhouders, oftewel de gemeente- en provinciebesturen. Ik neem aan dat zij het rendement dat zij uit de waterleidingbedrijven halen direct of indirect ten goede laten komen aan de huishoudens, lees: de consument. In die zin is sprake van een sluitend verhaal. De eerste en laatste verantwoordelijkheid ligt bij degene die de tarieven vaststelt. Laten we die verantwoordelijkheid daar vooral laten.

De heer Paulus Jansen (SP): De staatssecretaris heeft niet gereageerd op mijn stelling dat de vergelijking, die de NMa en andere partijen trekken tussen de netbeheerders van de drinkwaterbedrijven en die van de elektriciteits- en gassector, oneigenlijk is. Hierop ontvang ik graag alsnog een reactie.

Kan de staatssecretaris bevestigen dat op dit moment slechts twee drinkwaterbedrijven vrij hoge rendementen uitkeren? De rest heeft zich tot nu toe heel netjes gedragen. Met andere woorden, op het moment dat er een vermogenskostenvoet van 6% wordt vastgesteld, worden de meeste drinkwaterbedrijven uitgenodigd om omhoog te gaan. Wat bekent dit voor die bedrijven? Hoeveel extra geld gaan de mensen in al die regio’s betalen? De vergoeding was daar tot nu toe kleiner, omdat er nog op basis van de kostprijs werd gewerkt, hetgeen ik erg verstandig vond.

Staatssecretaris Atsma: De heer Paulus Jansen draait de redenering in mijn ogen een beetje om. Drinkwaterbedrijven zoeken de maximering over het algemeen niet op, ook niet wat betreft de winst, die overigens een-op-een weer naar de aandeelhouders gaat. Er is sprake van publieke aandeelhouders. Het opzoeken van de maximering is niet het streven. Er is geen enkele indicatie dat 99% van de bedrijven in Nederland dit doet. Integendeel, de aandeelhouders, en in het verlengde hiervan de Provinciale Staten en gemeenteraden die in de waterleidingbedrijven vertegenwoordigd zijn, wijzen met de regelmaat van de klok op het feit dat dit niet kan en mag. Dat is de afgesproken rolverdeling. Het feit dat we nu met die maximering van 6% zitten, is een garantie c.q. buffer, zodat een en ander niet uit de hand kan lopen. De Kamer heeft zelf om die extra buffer gevraagd. Wij waren het met de Kamer ten zeerste eens over dit punt en hebben het gesteund. Teneinde tot een verantwoord percentage te komen, hebben wij in eerste instantie met twee adviesbureaus gewerkt. Vervolgens hebben we aan de NMa gevraagd of 6% een realistisch percentage is. Als de NMa als onafhankelijk toezichthouder, in casu adviseur, dit prima en alleszins uit te leggen vindt, is er reden om dit over te nemen. Ik heb wel degelijk in de richting van de heer Paulus Jansen toegegeven en erkend – ik doe dit overigens niet met schaamrood op kaken – dat een waterleidingbedrijf inderdaad een ietwat andere positie heeft dan andere nutsbedrijven. Juist om die reden hebben we de regelgeving en regulering op de waterleidingbedrijven in Nederland van toepassing verklaard. Dit is met instemming van de Kamer gebeurd. Het debat van afgelopen jaar inzake de stemming over de wet heeft duidelijk gemaakt dat niet iedereen het eens is met die systematiek.

De heer Paulus Jansen (SP): Bij die kleinere risicopositie van drinkwaterbedrijven ten opzichte van bijvoorbeeld gas- en elektriciteitsnetbeheerders hoort een lagere vermogenskostenvoet, maar die is er niet. Ik zou graag willen inzoomen op die twee drinkwaterbedrijven die ver boven het gemiddelde zitten, terwijl de rest zich netjes gedraagt. Ik ben gemeenteraadslid geweest en kan mij herinneren dat het waterleidingbedrijf van de hele provincie Utrecht in 1996 een jaarlijkse symbolische uitkering van 100 000 gulden gaf aan de aandeelhouders. De rest werd ingehouden en nuttig besteed. Dat is slechts vijftien jaar geleden. Inmiddels is het bedrijf overgenomen door Vitens, een van de bedrijven die de hoogste winst uitkeren aan de gemeenten. Gemeenten en provincies zijn op dit moment buitengewoon gedreven om overal maximaal geld uit te halen. Als de staatssecretaris 6% toestaat, zullen ze 6% eruit halen.

Staatssecretaris Atsma: Ik ga mezelf herhalen. De veronderstelling dat waterleidingbedrijven meer uitkeren dan nutsbedrijven is niet waar. Volgens mijn informatie, die mijns inziens correct is, is dit percentage lager. Je kunt elke vergelijking trekken. De Statenleden en de gemeenteraadsleden gaan zelf over de tarieven en eventueel over de winstuitkering en de besteding hiervan. De heer Paulus Jansen geeft hiervan een illustratie. Ik ben zelf ooit ook actief geweest binnen de Provinciale Staten. De winst blijft vaak binnen de bedrijven en wordt ten algemenen nutte gemaakt. Dit kan van directe invloed zijn op het tarief dat uiteindelijk door de consument c.q. de huishoudens moet worden betaald. Het kan lager blijven. De winst kan ook anderszins in publieke voorzieningen of wensen worden gestoken. Die beslissing is aan een gekozen bestuurslaag. De Kamerleden maken ook deel uit van een soortgelijke bestuurslaag. Ik kan het niet mooier maken. De rollen moeten we vooral zo laten als ze zijn. We moeten hierin niet willen treden.

De heer Houwers (VVD): Ik bedank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording over de BES-problematiek, die blijkbaar heel serieus is. Voordat we het weten, is het 1 januari 2012. Er zal dan sprake moeten zijn van een structurele oplossing. Ik verzoek de staatssecretaris om de Kamer hierover te informeren. Dat zal nu niet lukken, maar wellicht kan hij dit per brief doen. Wie gaat nu wat doen om een en ander te regelen?

Ik heb het bedrag overigens niet goed verstaan. Ik hoorde van collega’s dat er 350 mln. nodig is voor de definitieve oplossing. Klopt dit?

Staatssecretaris Atsma: Nee, dat klopt niet. Ik doe vanzelfsprekend graag de toezegging dat de Kamer wordt geïnformeerd over de oplossing voor de afvalwaterinstallatie en de eventuele rioolzuiveringsinstallatie op Bonaire – we hebben het niet zozeer over Saba en Eustatius – omdat het de regering ook een lief ding waard is dat een en ander geregeld wordt. Sterker nog, gisteren heb ik hierover ook in de Eerste Kamer mogen spreken, omdat daar dezelfde vraag naar voren kwam. Tot 1 januari 2012 is het voor de kleine installatie geregeld, maar na die datum is er geen voorziening getroffen. Voor de grote installatie, die in aanbouw is, moet het nog geregeld worden. Voor de kleine installatie, oftewel de afvalwaterinstallatie, gaat het structureel op jaarbasis om een bedrag van 0,5 mln. De Kamer moet zich voorstellen dat het vuile water van het eiland wordt afgevoerd in containers. Voorheen werd het water gewoon gedumpt. Dit willen we hoe dan voorkomen, ongeacht de hoge kosten, omdat de dumping van het vuile water op Bonaire leidt tot een directe aantasting van het koraalrif. Dit geeft het totaalbeeld weer. Wij hebben een internationale verplichting op ons genomen en zullen hiervoor zorg dragen. Het is in een breder belang dat een en ander goed geregeld wordt.

De rioolzuiveringsinstallatie is nog in aanbouw. Hierbij heb je het over een totaal andere investering. De realisatie hiervan kost een kleine 30 mln. en wordt grotendeels gefinancierd met Europees geld. De exploitatie van de installatie is niet geregeld. Over de exploitatie van het geheel zijn wij op dit moment in gesprek met waterleidingbedrijven, de Vewin (Vereniging van waterbedrijven in Nederland), waterschappen en andere partijen, omdat er gezamenlijk naar een oplossing moet worden gezocht. Meer kan ik hiervan niet maken.

De heer Houwers (VVD): Ik heb nog een suggestie. Het is op zich heel goed dat er breed wordt samengewerkt met drinkwaterbedrijven en waterschappen. In Nederland hebben wij heel veel waterkennis. Wellicht is het ook een idee om diverse adviesbureaus erbij te betrekken. Ook Nederland kent de individuele afvalwaterbehandeling, die soms aanmerkelijk goedkoper is dan het aanleggen van een compleet rioleringsnet. Ik beschik zelf niet over deze kennis, maar zou de staatssecretaris willen meegeven om een en ander te bekijken.

Staatssecretaris Atsma: Een en ander is reeds volop in uitvoering, omdat het eind volgend jaar klaar moet zijn. Het afgelopen jaar heb ik geleerd dat de adviesbureaus en de welwillende ingenieursbureaus elkaar aan de lopende band bedienen. Misschien moet we dienaangaande een pas op de plaats maken. Ik heb liever een verhaal over de wijze waarop je daadwerkelijk iets kunt oppakken, dan een zoveelste nieuwe studie.

De heer Houwers (VVD): Ik vraag niet om studies, maar om een aanpak.

Staatssecretaris Atsma: Die aanpak moet er komen, maar de financiering moet ook geregeld worden. Het beperkte aantal huishoudens op Bonaire een-op-een mag niet opdraaien voor al die kosten. Dat kunnen we de Bonairianen niet aandoen.

Voorzitter. Ik kom op het blokje over waterkwaliteit. Door alle fracties zijn vragen gesteld over de Kaderrichtlijn Water. Wat is nu de stand van zaken? Vrijwel alle Kamerleden vragen zich af of het allemaal goed komt. Ik zie, hoor en beluister hierbij de nuanceverschillen.

Het regeerakkoord heeft, zoals de Kamer weet, een bezuiniging van 150 mln. op de KRW-middelen doorgevoerd tot 2015. Het budget voor de Kaderrichtlijn Water is derhalve tot 2015 aanzienlijker beperkter geworden. Dat is een gegeven. De Kamer heeft hiertegen ja gezegd. Vanuit dit perspectief moeten we bezien wat er wel mogelijk is. Temporiseren is een van de aangereikte oplossingsrichtingen. Wij hebben van het begin af aan aangegeven dat het doel van de KRW niet ter discussie mag worden gesteld. Dit doel, het realiseren van een waterkwaliteitsniveau dat de toets der kritiek moet en kan doorstaan, willen we allemaal behalen. De heer Grashoff hoopt dat andere landen en de Europese Commissie Nederland hieraan zullen houden. Ik kan hem verzekeren dat andere landen dit echt niet behoeven te doen. De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu zal hiervoor zorgen. Aan deze tafel zit voldoende kennis om te weten dat, op het moment dat Nederland niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet, er een ingebrekestelling volgt. Wat dit op termijn zou kunnen betekenen, ook in financiële zin, weet een aantal Kamerleden waarschijnlijk beter dan ik. Kortom, we moeten voldoen aan de eisen die de Kaderrichtlijn Water stelt. We hebben in principe de tijd tot 2015 plus twee keer zes jaar, oftewel tot 2027. Op dat einddoel richten wij ons. Ik ga en kan hiervan niet afwijken. Straks bij de tussenrapportage zullen we Brussel moeten verzoeken om ons die rek en ruimte te bieden. Ik ga ervan uit dat die ruimte vanuit Brussel wordt geboden.

De rapportage van het PBL, in het kader van de motie-Halsema, is bij de algemene beschouwingen onderdeel geweest van de beraadslaging en geeft aan dat Nederland niet op schema ligt. Als je als referentie neemt dat je tussen nu en 2015 de hele zaak op orde moet hebben, liggen we inderdaad niet op schema. We gaan richting 2027 de doelen realiseren en niet tussen nu en vier jaar.

Ik heb de bezuinigingsambitie al aangegeven. Deze is ook doorgevoerd. De Kamer heeft hiertegen ja gezegd. Er zijn natuurlijk wel meer middelen dan enkel de rijksmiddelen. Ik noem de middelen van de decentrale overheden, voornamelijk van de waterschappen. Het gaat om forse bedragen. Tot en met het einde van de periode waarin we de KRW-doelen moeten realiseren betreft het een bedrag van circa 2 mld. Dit bedrag is niet nieuw. Ik heb het in eerdere debatten met de Kamer gewisseld. Op termijn is het beschikbaar. Het bedrag ter hoogte van 2 mld. wordt op heel veel verschillende terreinen ingezet. De waterschappen realiseren onder meer vistrappen en andere voorzieningen die specifiek zijn ingericht om de waterkwaliteit te verbeteren. Over het algemeen kun je overigens stellen dat de waterkwaliteit de afgelopen tien jaar fors vooruitgegaan is. Hiervoor hebben wij een aantal indicatoren. Je kunt meten, hetgeen de beste en meest effectieve indicator is. Daarnaast zie je vissoorten terugkomen die jarenlang in bepaalde rivieren of beken niet geweest zijn. Dat is winst. Dit heeft te maken met het feit dat vanuit de verschillende overheidsverantwoordelijkheden stappen zijn gezet. Het heeft ook te maken met het feit dat je soms heel gericht bronbeleid bent gaan doen. Bronbeleid is in mijn beleving een van de allerbeste en meest effectieve methoden om te komen tot resultaat. Het eindjaar, waarin een en ander gerealiseerd moet zijn, blijft 2027. Door een aantal Kamerleden is gewezen op een aantal nog niet exact gedefinieerde effecten van aangepast beleid. Ook ik doel dan op het natuurakkoord, dat staatssecretaris Bleker en het IPO (Interprovinciaal Overleg) in concept op tafel hebben liggen. Eind december geeft het IPO hierover definitief duidelijkheid. In hoeverre dit akkoord een nadere doorwerking heeft op de beschikbare middelen voor verbetering van de waterkwaliteit, kunnen we pas op dat moment exact beoordelen. Ik ken de Kamerleden goed genoeg om te weten dat zij in aanloop naar de verschillende debatten over het natuurakkoord dit element nog eens zullen meenemen. Op dit moment kan ik dat niet doen. Ik weet een en ander ook niet. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de vraag of het IPO ja of nee zegt tegen het akkoord. Het is helder dat er raakvlakken zijn. Tegelijkertijd is de brede inspanning van alle geledingen gericht op het realiseren van de doelstellingen. Als we de doelstellingen niet halen, zal ons het vuur na aan de schenen worden gelegd. Sterker nog, mocht de Europese Commissie dit niet doen, dan doet de Kamer het wel.

De heer Grashoff (GroenLinks): Ik hoor een en ander met enigszins stijgende verbazing aan. Ik maak uit de woorden van de staatssecretaris op dat hij het volledig met mij eens is dat we de doelen niet halen en dat de waterkwaliteitsbeleid er slecht voorstaat. De staatssecretaris gaat rek en ruimte vragen aan Brussel. Ik hoor echter helemaal niets over hetgeen hij gaat doen. Hij gaat het oplossen, maar op welke manier? Welke maatregelen heeft hij in zijn hoofd? Welke intensiveringen is hij voornemens om door te voeren? Hij heeft niet een kleine slag te maken, maar een heel grote. Nederland bungelt onderaan in de gehele lijst van Europese landen. We hebben dat uitstel van twaalf jaar, maar dan nog halen we misschien slechts 10% of iets meer. Dat percentage is onaanvaardbaar laag. Ik verwacht derhalve dat de staatssecretaris die rek en ruimte van Brussel niet zal krijgen, zeker niet als hij niet concreet kan aangeven op welke wijze hij een en ander gaat inlopen. Ik begrijp hier niets van.

Staatssecretaris Atsma: Ik deel de opvatting van de heer Grashoff niet. Hij legt mij woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken. Wij pakken de ruimte pakken die Brussel ons biedt, te weten tot 2027. Die ruimte wordt geboden op het moment dat je hierom vraagt. We moeten naar Brussel, omdat we de rek en de ruimte tot 2027 optimaal willen benutten. De heer Grashoff heeft mij niet horen zeggen dat wij de doelen die de KRW stelt niet gaan halen. De ambitie is en blijft dat wij die doelen halen. Als wij die doelen niet halen, dan zwaait er wat. De heer Grashoff weet zelf ook wat er dan zwaait: je wordt namelijk in gebreke gesteld. Dat wil niemand. Wij zullen de doelen derhalve moeten halen.

Afgezien van alle waardering die ik voor het PBL heb, ben ik van mening dat sprake is van een aanname. Eigenlijk is het niet eerlijk als men in 2010 al zegt dat je de doelen niet haalt. We hebben de stroomgebiedenbenadering sinds kort in beeld gebracht. Je hebt misschien een referentie van twee jaar. Normaliter kun je op basis hiervan niet onderbouwd zeggen dat je voor 2027 de doelen niet haalt. Dit wordt ook door het PBL erkend, want het geeft aan dat er een zekere hoeveelheid aannames in het rapport staat. Ik blijf het derhalve met de heer Grashoff oneens over de veronderstelling dat we de doelen niet gaan halen. Het doel moet zijn dat we het halen. Als we het niet halen, hebben we met ons allen een probleem. We willen enkel ruimte in tijd en die ruimte wordt overigens ook aan andere landen geboden. Laten we hierover volstrekt helder zijn.

De heer Grashoff (GroenLinks): Volgens mij maakt de staatssecretaris een denkfout. In deze hele analyse en inschatting is het uitstel naar 2027 al ingecalculeerd. Deze gaat over datgene wat hij gaat bereiken in 2027. Letterlijk staat hier dat het aandeel van de waterlichamen, dat voldoet aan het KRW-doel, in 2027 zou kunnen afnemen tot 10% en dat sprake is van een bandbreedte van 10% tot 40%. We hebben het niet over 2015, maar over 2027. De staatssecretaris heeft de ruimte die hij gaat vragen al ingecalculeerd.

Staatssecretaris Atsma: De heer Grashoff neemt zelf de woorden «zou kunnen» in de mond. Daarom gaat het precies. Ik herhaal nogmaals dat wij de doelen in 2027 willen halen. Het PBL heeft niet zozeer rekening gehouden met het innovatieprogramma en de kansen die kunnen worden gecreëerd door de topsector water en het Bestuursakkoord Water volop in beeld te brengen. Hierdoor kun je efficiencyslagen realiseren en wellicht ook meer middelen vanuit verschillende geledingen beschikbaar stellen voor KRW-maatregelen. Het gaat hierbij om een structureel bedrag van 750 mln. op jaarbasis. Hierin zit deels geld van de waterschappen, gemeenten, provincies en waterleidingbedrijven. Er is niet gezegd dat dit geld niet voor waterkwaliteitsdoelen zal worden ingezet. Het is inderdaad een aanname. Naast de genoemde bedragen kun je ook variabelen scherp in beeld brengen, inclusief de innovatieslagen die soms heel snel gaan.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik wil dit punt graag verder nemen, omdat ik de staatssecretaris hierover vraag wilde stellen. De staatssecretaris zei zojuist dat je eigenlijk een nieuwe analyse zou moeten doen, waarin je een aantal andere zaken ook meerekent. Ik nodig de staatssecretaris graag uit om dit te doen. Als wij nu nog geen volledig beeld hebben van de zaken die volgens de staatssecretaris het gat tussen 10% of misschien 40% en 100% in 2027 overbruggen, ontvang ik die informatie heel graag. Mijn fractie maakt zich zorgen hierover. Ik nodig de staatssecretaris uit om al die punten die zijns inziens nog een bijdrage kunnen leveren en die nog niet zijn meegenomen in het PBL-rapport te laten doorrekenen. Zo wordt duidelijk waarop het beleid van dit kabinet in 2027 uitkomt.

Staatssecretaris Atsma: Ik wil dat wel, maar kan het nog niet. We hebben nog zestien jaar de tijd. De innovatieprogramma’s, de innovatieagenda, de projecten vanuit de topsector water en de uitwerking van het Bestuursakkoord Water zijn er nog niet. Daarnaast moet het IPO nog ja zeggen tegen een afspraak met het Rijk over de natuuragenda. Kortom, ik kan op basis van al die variabelen de Kamer nog niet duidelijk maken wat de uitkomst is. Op de lange termijn, tussen nu en vijftien tot zestien jaar, is het doel volstrekt helder. Hierop zullen we worden afgerekend door de Kamer en de Europese Commissie. Ik heb de toon van mevrouw Van Veldhoven de afgelopen maanden heel goed meegekregen. Zij zit als geen ander als een geit op de haverkist en hoeft een en ander derhalve niet te herhalen. Ik kan die exacte analyse niet geven, om de simpele reden dat er nog te veel onzekere factoren zijn.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kan niet anders dan concluderen dat de staatssecretaris absoluut niet kan garanderen dat we dit grote gat zullen overbruggen. Kan hij mijn vraag of die 80% doelmatigheid wel waar te maken is nog beantwoorden? Zal Brussel die ruimte bieden als er zicht is op het halen van die doelstelling of komen we in Brussel al vrij snel in de problemen?

Staatssecretaris Atsma: Hopelijk krijgen wij medio volgend jaar duidelijkheid over een aantal van de nog niet ingevulde afspraken of niet uitgewerkte conclusies van bijvoorbeeld het hoofdlijnenakkoord. Ik hoop dat we dan weten op welke manier de verschillende partijen die deel uitmaken van het akkoord, de provincies, waterschappen, gemeenten en waterleidingbedrijven, hiermee willen omgaan. Hiervoor dragen wij samen de verantwoordelijkheid. Naast de bezuiniging van 150 mln. biedt alleen al die efficiencyslag van 750 mln. een stukje ruimte om hierin mee te gaan. Je moet vooral het slim combineren van functies nastreven. Mevrouw Van Veldhoven zegt dit zelf ook in andere debatten. We doen dit in het kader van Ruimte voor de Rivier, maar ook bij andere projecten. Kortom, ik kan nu niet aangeven hoe de uitwerking op die deelterreinen is, maar ik hoop dat we in de loop van volgend jaar meer zicht hierop krijgen. Het eindplaatje is volstrekt helder: het halen van de doelen in 2027. Daaraan torn ik niet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Is de staatssecretaris bereid om de Kamer medio volgend jaar een nieuwe berekening toe te zenden, opdat we opnieuw hierover een debat kunnen voeren?

Staatssecretaris Atsma: Jazeker. Andere collega’s die zich onder meer primair met natuurzaken bezighouden zullen deze vraag ook stellen. Het is geen enkel probleem om op dat moment verder met de Kamer hierover door te praten. Nu kan dat echt niet, ook al zou ik het willen. Ik zou dan deels een slag in de lucht moeten maken, hetgeen ik niet wil.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Om te voorkomen dat we hier enkel blijven praten en niet de slag maken naar de daadkracht, effectiviteit en doelmatigheid, is het verstandig om de uitwerking van de analyse van het PBL om te zetten naar activiteiten en geld. Ik vraag de staatssecretaris hierop positief te reageren. Het is goed om hierin ook de effecten mee te nemen van alle bezuinigingen die nu op de rol staan en heel verstorend werken. We hebben we dan een heel goede start.

Staatssecretaris Atsma: Het PBL maakt geen beleid.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Nee, maar het maakt wel een analyse en die moet worden uitgewerkt. Wat betekent deze?

Staatssecretaris Atsma: Mijn commentaar op de analyse van het Planbureau luidt dat hierin een groot aantal aannames zit. Noch de Kamer noch ik noch het PBL weet of dit klopt. Er zijn te veel onzekerheden. Daarnaast is het tijdpad, op basis waarvan het Planbureau een eerste scan heeft gemaakt, veel te kort om ook maar iets te kunnen beoordelen. Een en ander moet over een langere periode. 2013 is een soort tussenevaluatie in de richting van 2015. Dan zal helder worden waar we staan met de waterkwaliteitsambities.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Kan de staatssecretaris, indachtig de bezuinigingen op het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en gelet op alle opmerkingen, uitwerkingen en kritiek hierop, een en ander voor de begrotingsbehandeling omzetten naar een concept voor een programma-aanpak? Hierin dient ook een langetermijnperspectief te worden opgenomen. Ik heb tevens gevraagd naar de borging van de samenwerking tussen de ministeries. Kan de staatssecretaris proberen een zo integraal mogelijke werklijst te maken? Anders blijven we hier om elkaar heen draaien, terwijl er intussen niets verbetert.

Staatssecretaris Atsma: Nee, ik kan dit voor de begrotingsbehandeling niet doen. Ik heb in de richting van mevrouw Van Veldhoven reeds aangegeven wat de dilemma’s zijn. Zolang het IPO en staatssecretaris Bleker het Bestuursakkoord Natuur nog niet hebben getekend, kan ik onmogelijk voor de begroting aangeven wat de koers wordt. Hieraan zijn consequenties verbonden. Het andere voorbeeld ga ik niet herhalen. Ik kan een en ander nu niet doen. Dit kan pas later.

Voorzitter. Onder anderen de heer Holtackers heeft gewezen op de REACH-problematiek. Hij vroeg hoe het zit met de verschillende lijsten die naast elkaar functioneren. Die lijsten moeten natuurlijk 100% op elkaar aansluiten. We moeten hierop alert blijven. Het signaal van de heer Holtackers is derhalve volstrekt terecht.

Verschillende Kamerleden hebben een opmerking gemaakt over het hormoonresidu. De heer Holtackers en de mevrouw Jacobi vragen zich af of je hiervoor niet ook internationale aandacht moet vragen. Dit gebeurt. De heer Houwers gaf aan dat we zo veel kennis en kunde hebben op het gebied van water en waterexpertise. Juist in Nederland zijn we met een aantal buitengewoon interessante projecten bezig. Er wordt bijvoorbeeld getracht om het afvalwater van de Isala klinieken in Zwolle volledig te zuiveren van medicijnresiduen. Het effect op datgene wat uiteindelijk in het rioolstelsel komt is verhoudingsgewijs enorm. We proberen het een-op-een vast te knopen aan de topsector water, omdat op lange termijn hieraan nieuwe initiatieven kunnen worden gekoppeld. Er is op dit punt nog geen green deal gesloten. Hiervoor staat de techniek nog iets te ver weg. De eerste bevindingen inzake het terugwinnen van hormoon- en medicijnresiduen zijn zeer bemoedigend. Het nettoresultaat is groot. De heer Holtackers heeft gelijk dat hierover internationale afspraken moeten worden gemaakt. De Europese Commissie is bezig om aan de lidstaten een strategie voor te leggen inzake dit type verontreiniging.

De heer Paulus Jansen (SP): Mijn vraag inzake die casus over drinkwaterinstallaties bij bejaardenhuizen en appartementen en de koper- en zilverionisatie is blijven liggen. Hierop ontvang ik graag nog een reactie.

Staatssecretaris Atsma: Die vraag heb ik gemist.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb zelfs documentatie hierover overhandigd.

Staatssecretaris Atsma: Ik heb de vraag gemist.

De heer Paulus Jansen (SP): In de eerste termijn heb ik gezegd dat mij een casus is toegezonden, waaruit blijkt dat koper- en zilverionisatie als ultieme remedie tegen legionella wel is toegestaan in een bejaardenhuis, maar niet in een appartementencomplex. Als er onderscheid gemaakt moet worden, hetgeen ik onlogisch vind, zou ik verwachten dat je bij bejaardenhuizen strenger bent dan bij appartementencomplexen en niet omgekeerd. Ik snap dit niet.

Staatssecretaris Atsma: Ik ben hierop ingegaan. Het hangt vaak af van de bouwkundige situatie van het gebouw of van de installatie die wordt gehanteerd. Als een en ander niet mogelijk is via de bekende techniek, kan het een afweging zijn om biociden te gebruiken. Dit hangt 100% af van de situatie ter plekke.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Een aanpassing van het Bouwbesluit voor koeltorens is in de maak. Kan de staatssecretaris iets specifieker hierover zijn? Betreft het de aanpassing die momenteel in de pijplijn zit, waarover de Kamer gisteren een debat met minister Donner heeft gevoerd, of is het de volgende aanpassing? Op welke termijn kan de Kamer deze tegemoetzien?

Ik kom op het punt van de vermogensvergoeding van de drinkwaterbedrijven. De staatssecretaris vindt het blijkbaar normaal dat er 360 mln. ruimte wordt geboden voor uitkeringen aan aandeelhouders van gemeenten en provincies. Dat is veel meer dan nu, zeg ik in de richting van mijn collega’s. Het betreft circa 18% van de omzet van de drinkwaterbedrijven. Als je van 6% naar 4% gaat, hetgeen in lijn zou zijn met het risicoprofiel waarop de staatssecretaris niet wilde ingaan, scheelt het de huishoudens 120 mln. per jaar. Ik vind dit geen klein bedrag. Waarom geeft de staatssecretaris de gemeenten en provincies zo veel ruimte voor een oneigenlijke belastingheffing?

De heer Houwers (VVD): Voorzitter. De staatssecretaris tipte de topsector water aan. Hij gaf aan dat er op een aantal onderdelen nog geen green deal is. Ik zou eigenlijk een blue deal willen sluiten met de staatssecretaris en hem willen vragen in hoeverre hij, indachtig die topsector water, plannen in het buitenland van bedrijven uit Nederland zou kunnen ondersteunen. Water biedt diverse kansen op dit terrein. Een grote landelijke krant laat vandaag zien dat er al diverse bedrijven in China bezig zijn. Wat kan en wil de staatssecretaris doen om dit te stimuleren?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn toezegging om, als alle plannen zijn uitgekristalliseerd, het hele pakket nogmaals te laten doorrekenen. Zou hij ook willen bekijken of hij gebruik kan maken van de expertise die in het maatschappelijk middenveld aanwezig is voor het beoordelen van al die consequenties? Alles bij elkaar genomen wordt het natuurlijk een heel ingewikkeld pakket.

Ik heb geïnformeerd naar het risico dat de Europese Commissie ons tussentijds op de vingers tikt, omdat we niet op koers zijn. Tevens heb ik een vraag gesteld over de erfafspoeling. Kan de staatssecretaris onderzoeken op welke wijze we deze ook bij bestaande bedrijven kunnen verbeteren? Tot slot heb ik een vraag gesteld over de rol van de rijksoverheid bij het onderhoud van wateren, met name van de gekanaliseerde Hollandse IJssel.

De heer Holtackers (CDA): Voorzitter. De bedragen die de heer Paulus Jansen noemt voor de vermogenskostenvoet heb ik bekeken. Ik heb vernomen dat deze veel lager is. Een vermogenskostenvoet van 1% zou 35 mln. zijn en niet 120 mln. Wat is nu waar?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor de meer dan uitgebreide beantwoording. Een ding is duidelijk: we halen de waterkwaliteitsdoelen niet. De staatssecretaris doet luchtig en ontspannen hierover en zegt: «Iedereen die bij Brussel om ruimte en rek vraagt, krijgt deze ook. 2015 moeten we niet zo serieus nemen; wij gaan voor 2027.» De staatssecretaris heeft heel veel tijd nodig voor rapportages enzovoorts. Wanneer gaat hij naar Brussel en wat gaat hij hier precies vragen? Kan de Kamer hiervan schriftelijk in kennis worden gesteld?

De heer Grashoff (GroenLinks): Voorzitter. In reactie op mijn wat ongezouten kritiek in eerste termijn heeft de staatssecretaris een aantal argumenten genoemd. Op het terrein van waterkwaliteit noemde hij de tot 2027 geboden rek en ruimte. Daarnaast zouden er behalve de rijksmiddelen nog meer middelen zijn. Bovendien zou de waterkwaliteit de laatste tien jaar flink verbeterd zijn, alsof hieruit een soort garantie voor de toekomst voortvloeit. Ik ga concreet in op deze drie punten. De rek en ruimte naar 2027 is kant en klaar ingecalculeerd in de PBL-analyse. Laat de staatssecretaris deze nog eens goed doorlezen. De oorspronkelijke en ook bijgestelde analyse gaan uit van het onverkort uitvoeren van de ingediende stroomgebiedbeheerplannen, inclusief de middelen van de waterschappen en de provincies. Dit is derhalve een sigaar uit eigen doos.

De laatste tien jaar is er op het terrein van waterkwaliteit veel verbeterd, afgezien van het feit dat een en ander allemaal voor 2008 heeft plaatsgevonden. Uit de waterkwaliteitsrapportages van onze waterschappen blijkt dat het sinds 2009 vrijwel volledig is stilgevallen. Het PBL illustreert dit door een grafiekje over de periode van 2009 tot 2011. De situatie is meer dan zorgwekkend. Volgens mij staat er in de kamer van de staatssecretaris een reusachtige roze olifant en is hij zich hiervan niet bewust. Ik vraag de staatssecretaris om nog eens heel gedocumenteerd en precies op die PBL-analyse in te gaan en duidelijk aan te geven op welke wijze die doelen ongeveer gehaald zullen worden? Met welk verhaal wil hij naar Brussel?

Staatssecretaris Atsma: Voorzitter. De vraag van de heer Grashoff combineer ik met de vraag van mevrouw Jacobi. Laatstgenoemde vroeg wanneer ik een en ander ga doen en of de Kamer hiervan in kennis mag worden gesteld. Natuurlijk wordt de Kamer hiervan in kennis gesteld. Dit zal echter niet volgend jaar of het jaar daarop gebeuren, omdat 2015 het eerste ijkpunt is. Als de evaluatie over de eerste periode in gang wordt gezet richting 2015, zal dat verzoek worden gedaan voor een aanvullende periode van zes jaar en wellicht nog een tweede periode van zes jaar. Kortom, de Kamer krijgt niet nu, overmorgen of volgend jaar dat schriftelijke verzoek. Als hiertoe aanleiding bestaat, zal de Kamer dit aan het einde van de eerste tranche van zes jaar ontvangen. Ik zeg bewust: als hiertoe aanleiding bestaat. Dat heeft alles te maken met mijn inschatting dat wij die periode tot 2027 nodig hebben. Ik proef uit de woorden van de heer Grashoff dat hij dezelfde mening is toegedaan. We hebben echter een verschillende perceptie over het halen van de doelen. Wij hoeven pas dat verzoek te doen op het moment dat de eerste evaluatieperiode ten einde loopt, oftewel na die eerste periode van zes jaar. Ik zeg dit ook in de richting van mevrouw Jacobi. Tegen die tijd zullen we hierover ongetwijfeld vaak spreken.

De heer Grashoff (GroenLinks): Begrijp ik uit de woorden van de staatssecretaris dat hij pertinent weigert om in te gaan op die PBL-analyse en niet wil aangeven met welk verhaal hij nu verder gaat?

Staatssecretaris Atsma: Het kabinet heeft op basis van de motie-Halsema een brief gestuurd naar de Kamer met de analyse van de te realiseren doelstellingen die in Europees verband aan Nederland zijn opgelegd. De Kamer heeft hierover reeds gesproken tijdens de algemene beschouwingen. Wij hebben een kabinetsreactie gegeven op de motie-Halsema. Daarin staat onversneden datgene wat het PBL heeft gezegd over de Kaderrichtlijn Water. Ik kan hiervan niet meer maken en ik behoef dit ook niet te doen. Ik heb in de eerste termijn gezegd dat het PBL op een aantal onderdelen uitgaat van aannames. Hierover kunnen wij van mening verschillen. Het PBL heeft op dit moment enkele zaken niet ingecalculeerd, die wel meegerekend zouden kunnen worden. Ik heb gewezen op de topsector water, de innovatieprojecten en het Bestuursakkoord Water. Tevens is er een aantal onzekerheden over de vertaalslag van het Bestuursakkoord Water en met name over het akkoord tussen het IPO en staatssecretaris Bleker van EL&I. Ik kan nog even doorgaan. Kortom, ik blijf bij mijn stelling dat er sprake is van aannames. De einddoelstelling van de KRW moet in 2027 zijn gerealiseerd. Als wij dat ons met elkaar niet realiseren, zwaait er wat. Ik herhaal dit nogmaals.

De heer Paulus Jansen vroeg of ik iets meer kon zeggen over het Bouwbesluit. Ik heb opnieuw naar rechts gekeken. Men gaat ervan uit dat dat voorstel in de loop van volgend jaar naar de Kamer wordt gezonden. Met name het ministerie van Binnenlandse Zaken gaat over het Bouwbesluit. Ik heb een en ander in aanvulling op de discussie over de koeltorens genoemd. Eenieder zou hiermee blij kunnen en moeten zijn.

De heer Paulus Jansen vroeg waarom de vermogenskostenvoet niet op 4% in plaats van 6% kan worden vastgesteld? Dit scheelt 120 mln. voor de huishoudens. Ik verschil op dit punt principieel met hem van mening. De aandeelhouders stellen uiteindelijk de tarieven vast. Niet meer en niet minder. Indien er sprake is van winstuitkering, kan deze een-op-een terugvloeien. Investeringen die noodzakelijkerwijs door de waterleidingbedrijven moeten worden gedaan, worden deels uit die 360 mln. gehaald. Hiermee heb ik ook een reactie gegeven in de richting van de heer Holtackers, die vroeg wie er nu gelijk heeft. Op verzoek van de Kamer hebben wij zorgvuldigheid betracht. We hebben adviesbureaus ingeschakeld voor de analyse en aansluitend een advies laten uitbrengen door de NMa. Er is buitengewoon zorgvuldig gehandeld en gewerkt. Ik besef dat niet iedereen het hiermee eens is. De begrenzing van nu is echter veel beter dan die van voorheen: we hadden namelijk niets.

De heer Paulus Jansen (SP): Als ik de redenering van de staatssecretaris volg, hoeft hij helemaal niets vast te stellen. De provincies en gemeenten gaan nu ook al verantwoord te werk. Waarover maken wij ons dan druk? Desondanks heeft de Kamer gezegd dat we een en ander niet moeten doen en dat we regels moeten opstellen. Kortom, er is toch een reden om hiermee zorgvuldig om te gaan?

Staatssecretaris Atsma: We komen terecht in een soort cirkelredenering. De Kamer heeft zelf gevraagd om deze bepaling in de wet. Vervolgens proberen wij in goede samenspraak met de Kamer hieraan op een verantwoorde manier invulling te geven. Ik vind het raar dat de heer Paulus Jansen vraagt naar de noodzaak om een en ander te doen. De Kamer heeft hierom gevraagd en in samenwerking hiermee is dit traject bewandeld. Ik leg de Kamer die 6% voor, waaraan een zorgvuldige afweging ten grondslag ligt. Dit percentage heeft de instemming van de waterbedrijven en de aandeelhouders.

Voorzitter. Er staat nog een tweetal vragen open van mevrouw Van Veldhoven. Met haar goedvinden zou ik de vraag over de kanalisatie van de Hollandse IJssel van een schriftelijke reactie willen voorzien, met het oog op het algemeen overleg over het MIRT Water. Ik zeg toe dat er een schriftelijke reactie komt voorafgaand aan dit oude wetgevingsoverleg. Ik weet niet eens wat het is, maar het vindt in elk geval de komende maanden plaats. Hierin past het qua thematiek goed.

Ik kom op de vraag over erfafspoeling. Ik herinner mij dat wij nog niet zo heel lang geleden een discussie hebben gehad over tal van elementen die te maken hadden met het Activiteitenbesluit, waarbij ook de afspoeling in algemene zin aan de orde is geweest. Hierin is de afspraak gemaakt dat, ingeval sprake is van een onverantwoorde uitstroom naar het oppervlaktewater of grondwater, je voorzieningen moet treffen. Mocht dit niet aan de orde zijn, dan is een en ander per definitie niet nodig.

De heer Houwers (VVD): Ik had nog een vraag gesteld over het begeleiden van plannen in het buitenland.

Staatssecretaris Atsma: Ja, excuus. Nederland heeft als waterkennisland een aantal prioritaire landen, waarop het inzet wat betreft het beschikbaar stellen van aanwezige kennis. In deze landen kan ook naar een meerwaarde worden gezocht voor Nederlandse bedrijven voor projecten op het terrein van waterkwantiteit, oftewel het bouwen van dijken en het realiseren van voorzieningen, en waterkwaliteit. Ik hoef enkel te wijzen naar het voorbeeldland Vietnam, dat hier twee weken geleden met een brede delegatie op bezoek was. In Vietnam zijn op dit moment zo’n 150 Nederlandse projecten onderhanden. Hiermee is een jaarlijkse omzet van enkele miljarden gemoeid. Niet alleen in Vietnam, maar ook in een aantal andere landen, proberen wij voluit in te zetten op het exporteren en het beschikbaar stellen van onze kennis over het brede waterveld. Binnenkort gaat er weer een nieuwe delegatie naar China. Nederland heeft in het kader van het internationaal beleid niet alleen een plus gezet bij de preferente landen, maar ook bij een aantal andere landen. Dit varieert van China tot en met Georgië en Azerbeidzjan. Ik kan een hele reeks landen noemen, waar onze technici en kennisexperts hun product proberen te verkopen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Onverantwoord is een relatief begrip. Als we slechts 10% van de doelstellingen halen is elke extra vervuiling sneller onverantwoord dan wanneer we nagenoeg alle doelstellingen halen. Ik vraag de staatssecretaris om ook dit punt zijdelings te betrekken bij de herziening, die hij voor volgend jaar heeft beloofd. Geeft dit aanleiding tot het nemen van extra maatregelen op dit punt? Een en ander zit in het Activiteitenbesluit. Ik ken mevrouw Van Veldhoven goed genoeg om te weten dat, als hiertoe aanleiding bestaat, zij hierop terugkomt. Ik zal zelf eveneens erop toezien dat we dit in de gaten houden.

De voorzitter: Er is een drietal toezeggingen gedaan. De Kamer zal binnen een maand de definitieve resultaten ontvangen van de inventarisatie door de gemeenten van de actie over de natte koeltorens. De Kamer zal voor het kerstreces schriftelijk worden geïnformeerd over de kwestie van de afvalwaterzuivering en rioolaansluitingen op Bonaire.

Staatssecretaris Atsma: Ik kan niet beloven dat dit voor het kerstreces gebeurt. Ik probeer het wel zo snel mogelijk te doen. De intentie is in elk geval dat de installatie niet stilvalt. Anders dragen we letterlijk water naar de zee en dat willen we niet. Ik tracht te realiseren dat de zaak per 1 januari kan doordraaien. Zo snel als mogelijk proberen we ook die oplossingen aan de Kamer te doen toekomen.

De voorzitter: Ik zal de laatste woorden wijzigen in: «zo snel als mogelijk, eventueel voor het kerstreces.» Dan hebben wij beiden ons zin. De derde toezegging is dat de Kamer voor het wetgevingsoverleg Water nadere informatie ontvangt over de kanalisatie van de Hollandsche IJssel.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb de allermooiste toezegging gemist, namelijk dat de staatssecretaris medio volgend jaar, als alle plannen zijn uitgekristalliseerd, een nieuwe doorrekening geeft van de prognoses voor het halen van de doelstellingen van de KRW.

De voorzitter: Dat klopt.

Staatssecretaris Atsma: Zodra alles in kalk en cement is, zal ik proberen een en ander te verduidelijken. Dat is helder. Hetgeen ik nu niet kan, probeer ik dan wel te doen.

De heer Paulus Jansen (SP): Ik heb gehoord dat er volgend jaar een aanpassing komt van het Bouwbesluit. Ik zou dit graag vastgelegd zien.

De voorzitter: Die toezegging maakt u voor uzelf. Wij noteren deze pas als de minister daadwerkelijk een schriftelijke brief heeft toegezegd.

Staatssecretaris Atsma: Dit valt onder de verantwoordelijkheid van een ander ministerie. Ik heb geen toezegging gedaan. Volgens mijn informatie zal op dit punt in de loop van volgend jaar de Kamer een voorstel bereiken. Ik kan dit niet harder maken dan ik nu heb gedaan.

De heer Grashoff (GroenLinks): Ik ben erg ontevreden over de geringe toezeggingen en zal een VAO aanvragen.

De voorzitter: Dat is dan aangekondigd. De heer Grashoff zal de eerste spreker zijn. Ik bedank allen voor hun aanwezigheid en sluit dit algemeen overleg.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), voorzitter, Slob (ChristenUnie), Aptroot (VVD), Samsom (PvdA), Paulus Jansen (SP), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Ouwehand (PvdD), De Rouwe (CDA), Bashir (SP), De Mos (PVV), Van Tongeren (GroenLinks), Monasch (PvdA), Van Dekken (PvdA), Dijkgraaf (SGP), Van Veldhoven (D66), Koolmees (D66), ondervoorzitter, De Jong (PVV), Huizing (VVD), Leegte (VVD) en Van der Werf (CDA).

Plv. leden: Groot (PvdA), Braakhuis (GroenLinks), Houwers (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Lucas (VVD), Smeets (PvdA), Van Gerven (SP), Haverkamp (CDA), Bontes (PVV), Thieme (PvdD), Van Bochove (CDA), Ulenbelt (SP), Agema (PVV), Grashoff (GroenLinks), Plasterk (PvdA), Jacobi (PvdA), Van der Staaij (SGP), Van der Ham (D66), Verhoeven (D66), Van Bemmel (PVV), De Boer (VVD), Lodders (VVD) en Koopmans (CDA).

Naar boven