27 625 Waterbeleid

Nr. 238 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2011

Hierbij doe ik U toekomen het advies van de Raad van Bestuur van de NMa (hierna: NMa) inzake de vermogenskostenvoet die de drinkwaterbedrijven dienen te hanteren voor de eerstvolgende periode van twee jaar1. Het advies van de NMa is gebaseerd op rapporten van adviesbureaus, die ik u eerder toezond2. De NMa adviseert een vermogenskostenvoet van 6%. Ik zal dat advies overnemen.

Naast een advies over de vermogenskostenvoet, heeft de NMa haar visie gegeven op de uitgangspunten die zijn opgenomen in artikel 5 van de Drinkwaterregeling. Daarbij concludeert de NMa dat deze uitgangspunten overeenkomen met de uitgangspunten die de NMa hanteert voor de vaststelling van de vermogenskostenvoet voor energienetwerken. Het advies vormt daarmee een ondersteuning van de uitgangspunten in artikel 5 van de Drinkwaterregeling.

De NMa onderstreept dat de consument dient te profiteren van de efficiëntiewinst. Zij vraagt zich daarbij af, of het plafonneren van het aandeel eigen vermogen (solvabiliteit) daartoe voldoende houvast biedt. In dit verband wijst de NMa op een mogelijk alternatief systeem van regulering, dat ook voor energienetwerken wordt toegepast.

Voor de energienetwerken wordt een systeem van kostenregulering toegepast. Voor de bevordering van doelmatigheid in de drinkwatersector is in overleg met uw Kamer gekozen voor een ander systeem, namelijk het instrument van prestatievergelijking (benchmark). Redenen daarvoor waren onder meer de constatering dat:

  • de kosten van kostenregulering hoger zijn, zonder dat hier financiële baten tegenover staan;

  • een systeem van kostenreguleringen negatieve effecten kan hebben op de kwaliteit van de drinkwatervoorziening.

In dit verband wijs ik op de brief van 21 april 2004 van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3. In die brief is toegezegd aandacht te zullen schenken aan het punt van herverdeling van gerealiseerde efficiëntiewinst. Dat is ook gebeurd. In het Drinkwaterbesluit zijn bepalingen opgenomen die erin voorzien dat de consument profiteert van gerealiseerde efficiëntiewinst. Artikel 9, tweede lid, verplicht ertoe dat gerealiseerde efficiëntiewinst moet worden meegenomen bij bepaling van de tarieven. Tevens is daarin bepaald dat de resultaten van de prestatievergelijking moeten worden betrokken. Aan de verslaglegging van de prestatievergelijking zijn eisen gesteld, waarmee informatie wordt verschaft over de kostenontwikkeling, de vermogensopbouw en de opbouw van reserves. Tevens dient het verslag van de prestatievergelijking een analyse van gerealiseerde efficiëntiewinst te bevatten. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit voldoende is om ervoor te zorgen dat de consument profiteert van gerealiseerde efficiëntiewinst.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2011–2012, 27 625, nr. 236.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2003–2004, 28 339, nr. 20.

Naar boven