27 801 Vierde Nationaal Milieubeleidsplan

Nr. 77 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2011

Met deze brief informeer ik u, zoals toegezegd1, over de voortgang van de aanpak van prioritaire stoffen. Prioritaire stoffen worden door de overheid met voorrang aangepakt omdat zij zeer gevaarlijk zijn. Een zo laag mogelijke concentratie van deze stoffen in de leefomgeving draagt immers bij aan een betere gezondheid en een schoner milieu in Nederland.

De overheid hanteert het begrip prioritaire stoffen voor:

  • * Stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor de mens, bijvoorbeeld kankerverwekkende stoffen. In Nederland overlijden elk jaar alleen al circa 1 000 mensen aan kanker als gevolg van blootstelling aan stoffen2.

  • * Stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor planten en dieren, bijvoorbeeld stoffen die in het milieu en in de voedselketen opbouwen (bio-accumuleren) en bijna niet afbreken (persistent). Daardoor blijven deze stoffen, die vaak ook nog giftig zijn, lang in het milieu (bijv. dioxine).

  • * Stoffen die op een andere manier zeer gevaarlijk zijn, zoals hormoonverstorende stoffen. Dergelijke stoffen worden er onder meer van verdacht een verminderde vruchtbaarheid te veroorzaken.

Het streven is om prioritaire stoffen uit de leefomgeving te weren of tenminste beneden een verwaarloosbaar risiconiveau te brengen (of te houden). Dit streven is al voor een beperkt aantal prioritaire stoffen in het verleden in gang gezet. In de begroting is met behulp van een tweetal indicatoren het succes van dit streven geïllustreerd aan de hand van prioritaire stoffen die tot nu toe zijn geïdentificeerd.

Met de komst van de Europese verordening REACH komt ook meer informatie over zogeheten zeer ernstige zorgstoffen beschikbaar. REACH bepaalt dat de producenten en importeurs verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van stoffen die zij op de markt brengen. Producenten en importeurs moeten «hun» stoffen registreren en ervoor zorgen dat door het leveren van voldoende informatie over de gevaren en risico’s van deze chemische stoffen ook anderen veilig met deze stoffen om kunnen gaan.

Op 1 december 2010 was de eerste registratie »deadline». Er zijn (gevaars)gegevens van circa 4300 stoffen geregistreerd, waaronder circa 400 zeer ernstige zorgstoffen. In 2013 en 2018 volgen twee andere registratiemomenten waarbij telkens informatie over duizenden andere stoffen wordt verwacht.

Prioritaire stoffen in Nederland

De nieuwe informatie uit REACH werkt door in het beleid ten aanzien van prioritaire stoffen. Nederland hanteert, ter bepaling van stoffen die voor de Nederlandse leefomgeving prioritair zijn vanwege de bescherming van mens en milieu, een systematiek die gebruik maakt van definities uit REACH (artikel 57) en andere EU-regelgeving (Verordening (EG) nr. 850/2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen ofwel de POP verordening en Kaderrichtlijn water;richtlijn 2000/60/EC). De systematiek is beschreven en uitgewerkt in het RIVM rapport (http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/601357004.pdf). Een korte samenvatting is weergegeven de bijlage bij deze brief.3

Hetbeleid ten aanzien van prioritaire stoffen maakt gebruik van bestaande regelgeving in Europa en in Nederland. Een deel van de prioritaire stoffen wordt de komende jaren Europees uitgefaseerd. Daarnaast zorgt EU-regelgeving ervoor dat vanaf 2015 prioritaire stoffen in principe niet meer toegelaten zijn als bestrijdingsmiddel in de EU. In Nederland wordt de uitstoot van prioritaire stoffen naar bodem, water en lucht of diffuse verontreinigingen geminimaliseerd via algemene regels (activiteitenbesluit) en milieuvergunningen. In de bijlage wordt een nadere toelichting op de maatregelen gegeven.

Bedrijven en decentrale overheden zullen emissiebeperkingen en vergunningen in lijn moeten brengen met het door EU-beleid aangepaste beleid ten aanzien van prioritaire stoffen. Om hen te ondersteunen in de uitvoering is het voornemen om, samen met hen, een circulaire prioritaire stoffenbeleid te ontwikkelen.

Doelstelling aanpak nieuwe prioritaire stoffen

Het beleid ten aanzien van de huidige prioritaire stoffen is de afgelopen jaren succesvol geweest. Nog niet alle prioritaire stoffen zijn zodanig beheerst dat de risico’s verwaarloosbaar zijn. Een voorbeeld hiervan is het verbod op PCB’s. Dankzij dit verbod is de concentratie PCB’s in paling vanaf 1977 in de Maas en in de Rijn langzaam aan het afnemen. Desondanks wordt zelfs nu nog de grenswaarde voor doxine-achtige PCB in paling overschreden4. Het beleid ten aanzien van de prioritaire stoffen is dus ook een kwestie van «lange adem».

Ook voor de nieuwe prioritaire stoffen die voortvloeien uit de EU verordening REACH geldt dat de gezondheid en het milieu gebaat zijn bij het, zo snel als mogelijk is, bereiken van een verwaarloosbaar risiconiveau voor elke stof. Uiteindelijk moet dat voor bijvoorbeeld kankerverwekkende stoffen leiden tot minder dan 30 kankergevallen per jaar veroorzaakt door chemische stoffen in het milieu.

Monitoring voortgang

Om de voortgang van het beleid ten aanzien van prioritaire stoffen te bewaken is in het verleden gebruik gemaakt van milieukwaliteitsindicatoren en milieudrukindicatoren. Met de komst van REACH zullen meer stoffen voldoen aan de criteria voor prioritaire chemische stof. Daarom moeten deze indicatoren worden geactualiseerd en worden ook nieuwe indicatoren ontwikkeld.

Hierbij zal ook de toegenomen kennis over stoffen worden meegenomen en het succes van uitfasering. De nieuwe indicatoren zijn in 2012 operationeel.

Naast het beleid ten aanzien van de prioritaire stoffen zal Nederland zich in EU-verband ook blijven inzetten voor de veiligheid van chemische stoffen, in het bijzonder op onderdelen waar REACH (nog) niet of niet voldoende in voorziet. Het gaat dan bijvoorbeeld om chemische stoffen die via milieublootstelling mogelijk bijdragen aan obesitas en/of het veroorzaken van allergieën of om mengseltoxiciteit, het verschijnsel dat verschillende chemische stoffen in het milieu een zelfde werking hebben of elkaar zelfs versterken.

Onderdeel van het beleid zal ook zijn het stimuleren van innovatie bij het bedrijfsleven om verdere substitutie van ongewenste (gevaarlijke) stoffen te bewerkstelligen.

Over de verdere invulling en voortgang van het beleid ten aanzien van de prioritaire stoffen wordt u later dit jaar geïnformeerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma


X Noot
1

Begroting 2010–2011 http://www.rijksbegroting.nl/2011/voorbereiding/begroting,kst148581_11.html

X Noot
2

Dit is alleen werkgerelateerde schatting (zie onderzoek in opdracht FNV 2010).

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
4

De Boer et al, Environmental Pollution 158 (2010) 1228–1236.

Naar boven