26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 242 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 21 juni 2010

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 28 mei 2010 inzake de kabinetsreactie op de moties over vervanging van de F-16 (Kamerstuk 26 488, nr. 240).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 18 juni 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Van Miltenburg

De griffier van de commissie,

De Lange

1

Heeft de woordvoerder van de Nederlandse ambassade in Washington in zijn commentaar (o.a. in Defence News van 21 mei jl.) op de drie, op 20 mei jl. in de Kamer aangenomen, moties inzake Vervanging F-16 (26 488, nr. 235, 236en237) gehandeld conform instructies en standpunten van de demissionaire regering? Zo neen, in welk opzicht niet?

Bent u vooraf gekend in de strekking van het commentaar op deze drie aangenomen moties van de Nederlandse militaire attaché in Washington o.a. in «Inside the Pentagon» van 3 juni jl.? Is de uitspraak van de Nederlandse militaire attaché in Washington, dat de F-35 (JSF) «the best plane for the best price» is, (opnieuw) het standpunt van deze demissionaire regering? In hoeverre distantieert de regering zich van dit commentaar en alle uitspraken van deze militaire attaché in «Inside the Pentagon» en eventuele andere media in de VS? Hoe zal het, mogelijk verkeerde, beeld, dat ontstaan is door het optreden van de ambassadewoordvoerder en de militaire attaché in de VS, worden gecorrigeerd?

Van een instructie is geen sprake geweest. Het commentaar in Defense News van 21 mei weerspiegelt de eerste reacties van mijzelf en de minister-president op het aannemen van de moties. De uitspraak in Inside the Pentagon van 3 juni, waarvan de geciteerde woorden in de vraag onderdeel zijn, is een – feitelijk juiste – verwijzing naar de uitkomsten van de beide kandidatenvergelijkingen. Hoe dan ook bevat de brief aan de Kamer van 28 mei de kabinetsreactie op de moties (Kamerstuk 26 488, nr. 240). In deze brief staat onder meer dat het kabinet met de Amerikaanse overheid de ontstane situatie zal inventariseren, mede in het licht van de contractuele afspraken. Amerikaanse overheidsfunctionarissen zijn hiervan op de hoogte gesteld.

2

Wanneer zal de regering de Kamer informeren over (alle consequenties van) de nieuwste berekening van het Pentagon, waaruit blijkt dat de kosten van het JSF-project opnieuw zijn gestegen, en wel met 54 miljard dollar, waarmee de overschrijding van de projectkosten ten opzichte van 2002 nu al op 65% is gekomen?

Op 1 juni jl. heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie het Congres gemeld dat het F-35 programma in overeenstemming met de Nunn-McCurdy-wet opnieuw is gecertificeerd. Ik zal de Kamer hierover binnenkort nader informeren. Naar verwachting zal Defensie binnenkort nadere financiële informatie over de F-35 ontvangen op grond waarvan de gevolgen voor het project Vervanging F-16 in kaart kunnen worden gebracht. Tijdens het algemeen overleg van 20 mei jl. heb ik gemeld dat de Kamer hierover deze zomer zal worden geïnformeerd.

3

Kunt u bevestigen dat uw brief inzake kabinetsreactie op moties vervanging F-16 van 28 mei jl. op essentiële onderdelen voor meerdere uitleg vatbaar is, en dat dit bij zo’n omvangrijk miljardenproject als dat van de JSF en de opvolging van de F-16, grote financiële risico’s voor de staat met zich meebrengt en derhalve onverantwoord is?

In de brief van 28 mei jl. heeft het kabinet bevestigd tot het moment van verdere besluitvorming geen nadere verplichtingen te zullen aangaan. De Kamer is op de hoogte van de aangegane verplichtingen. Grote financiële risico’s zijn in deze situatie niet aan de orde.

4

Kunt u bevestigen dat het besluit van de Kamer om onder de gewisselde randvoorwaarden in te stemmen met de voorwaardelijke investering in een eerste JSF-testtoestel voor de duur van één jaar (conform de motie Hamer c.s., 26 488, nr. 178) impliceert dat direct na afloop van dat eerste jaar een besluit genomen dient te worden over het wel of niet doorgaan met deze investering, c.q. «het inleveren van het bonnetje» van (maximaal) 20 miljoen euro? Kunt u bevestigen dat de toegezegde Side Letter bij het betreffende Memorandum of Understanding (MoU) daar ook geheel op gericht was?

Kunt u bevestigen dat de wens van sommigen om het besluit om verder te investeren in een eerste JSF-testtoestel nu uit te stellen strijdig is met de (rand)voorwaarden om die investering na een jaar te kunnen beëindigen met beperkte financiële gevolgen, zoals in het voorjaar van 2009 afgesproken tussen Kamer en regering?

Met de aanvaarding van de motie-Hamer c.s. (Kamerstuk 26 488, nr. 178) heeft de Kamer ingestemd met het aangaan van de verplichtingen voor het eerste testtoestel uit de LRIP-3 productieserie. Van een beperking van een jaar is in de motie geen sprake. Dit zou gelet op de bestelsystematiek voor het F-35 programma praktisch gezien ook niet uitvoerbaar zijn geweest. Zie voorts het antwoord op vraag 10.

De motie-Hamer en de side letter (bijlage bij Handelingen TK 2008–2009, aanhangsel 2746)dateren van de periode april-mei 2009. Destijds werd voorzien dat in het voorjaar van 2010 een besluit zou worden genomen over het tweede testtoestel. Deze verwachting berustte onder meer op de planning van de contracten voor de LRIP-4 productieserie waar dit toestel deel van uitmaakt.

In de side letter is vastgelegd dat het besluit over het tweede testtoestel wordt genomen op grond van drie criteria, waaronder de prijs. De prijs van het tweede testtoestel is nog niet bekend. De Kamer is dit voorjaar verschillende malen geïnformeerd over de vertraging in de LRIP-4 onderhandelingen. Deze vertraging heeft geen gevolgen voor de afspraak in de side letter tussen het ministerie van Defensie en de Amerikaanse overheid over het eerste testtoestel.

5

Realiseert de huidige demissionaire regering zich terdege dat de steun in de Kamer voor haar inzet in het JSF-project, zeker wat betreft het willen blijven participeren in de operationele testfase, na de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni jl. verder gedaald is tot onder de 60 zetels, c.q. 40%? Is zij bereid dit in haar contacten met alle partners in het JSF-project ook helder uit te dragen?

De politieke situatie in ons land komt uiteraard aan de orde in contacten met de partners.

6, 16 en 17

Wat bedoelt u met «het kabinet heeft nota genomen van deze uitspraak van de Kamer» in reactie op de aangenomen motie Peters (26 488, nr. 237)? Betekent dit dat u wel uitvoering wenst te geven aan deze motie?

Kunt u volledig onderbouwen dat u in reactie op de motie Peters c.s. (26 488, nr. 237) nog steeds meent te kunnen spreken over de JSF als «de beoogde kandidaat» voor de vervanging van de F-16, gelet op de volgende feiten:

  • a. dat tussen regering en Kamer is afgesproken dat een besluit over de opvolging van de F-16 niet eerder genomen zal worden dan in 2012 (conform motie Hamer c.s., 26 488, nr. 178);

  • b. er sinds de aanvaarding van de motie Hamer c.s. (26 488, nr. 178) zich tal van nieuwe, cruciale feiten hebben voorgedaan bij de ontwikkeling van de JSF, zoals extra vertragingen, kostenoverschrijdingen, onder parlementaire curatele plaatsing van het gehele project in de VS, aanzienlijke stijging in de te verwachten prijs en exploitatiekosten, negatieve bijstelling als het gaat over de te verwachten «prestaties» (draaglast, wendbaarheid, actieradius, mate van stealth, noodzaak van extra technische ondersteuning op de grond, geluidsproductie, etc.);

  • c. de basis onder de twee opgestelde kandidatenvergelijkingen voor de opvolging van de F-16 daarmee zeker wat betreft de JSF grotendeels is komen te vervallen, en de Kamer dat met deze motie Peters c.s. ook heeft bevestigd;

  • d. de gepresenteerde Verkenningen en het brede Heroverwegingsrapport «Internationale Veiligheid» zowel de nieuwe regering als de Kamer dwingen, mede onder druk van de noodzakelijke bezuinigingen de komende jaren, om eerst de ambities van de krijgsmacht en dus ook van de Luchtmacht te heroverwegen.

Wat bedoelt u in uw brief inzake kabinetsreactie op moties vervanging F-16 van 28 mei jl. met de zin: «Het kabinet heeft nota genomen van deze uitspraak van de Kamer, die overigens niet afdoet aan het gegeven dat ons land als level 2 partner betrokken is bij de ontwikkeling van de JSF en dat het toestel de beoogde kandidaat is om te zijner tijd de F-16 te vervangen.»? Bedoelt u met «nota nemen van» dat u de motie zult uitvoeren of naast u neer zult leggen? Waarom?

De motie-Peters c.s. (Kamerstuk 26 488, nr. 237) verzoekt het kabinet de beide kandidatenvergelijkingen niet langer te hanteren als basis bij de oordeelsvorming over de opvolging van de F-16. Dit kabinet zal echter geen onomkeerbare besluiten nemen over het project Vervanging F-16, dus van oordeelsvorming zal geen sprake zijn. De motie doet niet af aan het feit dat de JSF de beoogde opvolger van de F-16 is sinds het besluit uit 2002 om $ 800 miljoen te investeren in de deelneming aan de ontwikkelingsfase (SDD-fase) van de JSF. Om die redenen neemt het kabinet nota van de motie.

Verdere besluiten over het project Vervanging F-16 zijn aan het volgende kabinet. Dat kabinet zal ook bepalen in hoeverre de recente ontwikkelingen rondom de JSF, het eindrapport van de Projectgroep Verkenningen en de rapporten van de Brede Heroverwegingen daarbij een rol zullen spelen.

7 en 12

Waarom weigert u, nu de Kamer dit wenst, de deelname aan de testfase van de JSF stop te zetten met een verwijzing naar de demissionaire status van het Kabinet, terwijl er in 2006 wel vlak voor de verkiezingen werd besloten de Memorandum of Understanding – Production, Sustainment and Follow-On Development (MoU-PSFD) te tekenen? Is dit meten met twee maten? Zo nee, wat is het dan wel?

Is het waar dat u geen uitvoering wenst te geven aan de aangenomen motie Eijsink (26 488, nr. 236)?

De politieke situatie in het najaar van 2006, toen het in vraag 7 genoemde PSFD-MoU werd behandeld in de Kamer, verschilde met die van nu. Het minderheidskabinet Balkenende-III dat onder meer tot taak had verkiezingen uit te schrijven was niet demissionair. Op grond van zijn demissionaire status heeft het huidige kabinet niet de vrijheid bij de uitvoering van moties onomkeerbare besluiten te nemen die ingrijpende gevolgen hebben voor het beleid van het komende kabinet. Wel zal het kabinet, zoals is gesteld in zijn reactie van 28 mei jl., met de Amerikaanse overheid de ontstane situatie inventariseren.

8

Is het waar dat Defensie voor het eerste Low Rate Initial Production (LRIP) 3 testtoestel een aanschafcontract met nacalculatie heeft, wat betekent dat het, door de oud staatssecretaris (o.a. in november 2009) en de minister, genoemde bedrag van 99 miljoen euro geen vaste prijs is?

Onder meer in de jaarrapportage over 2008 van 27 maart 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 159) is de Kamer gemeld dat in het F-35 programma nog geen sprake is van contracten met een vaste prijs. Met de brief van 23 maart jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 222) is de Kamer geïnformeerd dat het Pentagon opdracht heeft gegeven bij de contracten voor de productie van toestellen en motoren zo spoedig mogelijk over te schakelen op contracten met vaste prijzen, waarbij betere resultaten worden beloond (fixed price incentive fee contracts). Of dit reeds voor de LRIP-4 productieserie werkelijkheid wordt, zal na afloop van de onderhandelingen tussen de Amerikaanse overheid en vliegtuigbouwer Lockheed Martin en motorenfabrikant Pratt & Whitney duidelijk worden. In de jaarrapportage over 2009 van 13 april jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 232) is uiteengezet wat de cost plus incentive fee-contractvorm voor de LRIP-3 productieserie inhoudt. Deze contractvorm houdt in dat gemaakte kosten worden vergoed, en dat de fee (opslag) hoger is naarmate de totale kosten lager zijn dan de geschatte kosten en omgekeerd. Dit is in het algemeen overleg van 20 mei jl. aan de orde geweest.

9

Is het bericht uit de VS van het Amerikaanse ministerie van Defensie dat het twee aanvullende contracten heeft getekend om tientallen miljoenen onverwachte extra kosten af te dekken voor de tweede en derde productieserie van de JSF (LRIP2 en LRIP3) waar? Wat zijn de gevolgen hiervan voor het eerste Nederlandse LRIP3 testtoestel?

De Amerikaanse overheid gebruikt de contracten voor productieseries als een juridische kapstok voor aanvullende overeenkomsten over onder meer productiefaciliteiten. Dit is niet van invloed op de kale stuksprijs van de toestellen voor partnerlanden. Dergelijke amendementen op het LRIP-3 contract hebben dan ook geen gevolgen voor de prijs van het eerste Nederlandse testtoestel.

10

Stijgen de kosten van het afbestellen van het eerste testtoestel, hoe langer we daarmee wachten? Zo ja, op welke manier bouwen die kosten zich op? Zo nee, zijn hiervoor door de VS garanties gegeven?

Nederland is de verplichtingen aangegaan voor het gehele eerste testtoestel. Betalingen op grond van die verplichtingen worden gedaan nadat rekeningen zijn ontvangen, in overeenstemming met de geldende procedures. Voor de uiteindelijke kosten van het afbestellen maakt dit geen verschil, want het totaal van de aangegane verplichtingen blijft immers gelijk. Nederland is met de Amerikaanse overheid in de side letter overeengekomen de voor beide partijen meest efficiënte oplossing te zoeken, mocht Nederland het eerste testtoestel afbestellen.

11 en 15

Stijgen de kosten om uit de testfase stappen, hoe langer we daarmee wachten? Zo ja, op welke manier bouwen die kosten zich op? Zo nee, zijn hiervoor door de VS garanties gegeven?

Gaat u, naar aanleiding van de motie Van Velzen c.s. (26 488, nr. 235), inderdaad per direct geen nieuwe verplichtingen meer aan voor indirecte investeringen ten behoeve van een eventuele aanschaf van de JSF?

De kosten om uit de testfase te stappen zouden stijgen als aanvullende verplichtingen zouden worden aangegaan. Ik heb de Kamer meermaals gemeld dat het demissionaire kabinet geen nieuwe verplichtingen zal aangaan. In de jaarrapportage over 2009 is de Kamer geïnformeerd over de schatting van de uitstapkosten.

13 en 14

Wat bedoelt u met de «ontstane situatie» die u met de Amerikaanse regering gaat inventariseren? Welke situatie is er ontstaan indien u geen uitvoering wenst te geven aan de aangenomen moties?

Wat wordt precies bedoeld met de zinsnede dat het kabinet na de aanvaarding van de motie Eijsink c.s. (26 488, nr. 236) «met de Amerikaanse overheid de ontstane situatie zal inventariseren»?

Met de vorig jaar vastgestelde Side Letter waren volgens de gemaakte afspraken met de Kamer alle contractuele consequenties van het eventueel niet langer investeren in een eerste JSF-testtoestel na een periode van één jaar toch al duidelijk vastgelegd?

Welke nieuwe knelpunten «in het licht van de contractuele afspraken» zijn dan überhaupt nog denkbaar?

Wilt u de Kamer helder en per ommegaande informeren over hoe en wanneer u de Amerikaanse overheid reeds geïnformeerd heeft of nog zal informeren over deze motie en alle consequenties daarvan?

Kan de Kamer er van uitgaan dat de in de Side Letter vastgelegde afspraken over het alsnog niet verder investeren in het eerste testtoestel na een periode van één jaar door de regering direct na de aanvaarding van deze motie geactiveerd zijn in de communicatie met de Amerikaanse autoriteiten?

De situatie die is ontstaan was niet voorzien. Hoewel in de side letter en het PSFD-MoU bepalingen zijn opgenomen over de mogelijkheid van afbestellen, ligt in Nederland en de Verenigde Staten geen kant-en-klaar plan gereed. Daarom zijn contacten over de ontstane situatie nodig.

In de kabinetsreactie van 28 mei jl. is gemeld dat de inventarisatie zal worden uitgevoerd in het licht van de contractuele afspraken. Dat betreft de afspraken in de side letter van 6 mei 2009, de afspraken in het MoU over de operationele testfase (IOT&E-MoU), en de afspraken in het PSFD-MoU. Er zal moeten worden bezien welke gevolgen het afbestellen van het testtoestel heeft voor deze afspraken. De side letter maakt geen deel uit van het LRIP-3 contract tussen de Amerikaanse overheid en Lockheed Martin (vliegtuigen) en Pratt & Whitney (motoren). Zoals u weet valt het eerste testtoestel voor Nederland onder dat contract, evenals toestellen voor de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Afbestelling van het eerste Nederlandse testtoestel uit de LRIP-3 productieserie heeft uiteraard wel gevolgen voor dat contract.

Amerikaanse overheidsfunctionarissen zijn op de hoogte gesteld van de aangenomen moties en de reactie daarop van het kabinet. In overeenstemming met de side letter wordt met de Amerikaanse overheid geïnventariseerd wat de meest efficiënte oplossing zou kunnen zijn. Mede gelet op de vereiste zorgvuldigheid zal het enige tijd duren voordat deze inventarisatie is voltooid. De door het kabinet beoogde inventarisatie zal een concreter beeld opleveren van de gevolgen, financieel maar ook anderszins, van een Nederlandse stap om uit de operationele testfase te treden en geen testtoestellen aan te schaffen. Zie ook de antwoorden op de vragen 10, 11 en 15.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Gent, W. van (GL), Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Ferrier, K.G. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Fng voorzitter, Dam, M.H.P. Van (PvdA), Schippers, E.I. (VVD), Irrgang, E. (SP), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), Broeke, J.H. Ten (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Vacature, (PVV), Vacature, (PVV), Vacature, (CDA), Vacature, (CDA), Vacature, (PvdA), Vacature, (D66), Vacature, (GL), Vacature, (VVD).

Plv. leden: Vacature, (GL), Wit, J.M.A.M. de (SP), Vacature, (SGP), Ormel, H.J. (CDA), Vacature, (PvdA), Beek, W.I.I. van (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Nicolaï, A (VVD), Roemer, E.G.M. (SP), Samsom, D.M. (PvdA), Wilders, G. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Ham, B. van der (D66), Teeven, F. (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Vacature, (PVV), Vacature, (PVV), Çörüz, C. (CDA), Uitslag, A.S. (CDA), Arib, K. (PvdA), Vacature, (D66), Vacature, (GL) en Blok, S.A. (VVD).

Naar boven