26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties

31 271 Beleidsdoorlichting Buitenlandse Zaken

Nr. 156 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 september 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 2 september 2016 over de Nederlandse inzet 71ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) (Kamerstuk 26 150, nr. 154), over de brief van 26 februari 2016 over het verslag van de herfstzitting van de 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN van 15 september tot eind december 2015) (Kamerstuk 26 150, nr. 148), over de brief van 18 maart 2016 over de kabinetsreactie op de IOB beleidsdoorlichting Vreedzame geschillenbeslechting en tegengaan van straffeloosheid (Kamerstuk 31 271, nr. 22) en over de brief van 24 juni 2016 over de definitieve versie van de beleidsdoorlichting «Vreedzame geschillenbeslechting en het tegengaan van straffeloosheid» van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) en de IOB-Nieuwsbrief over dit rapport (Kamerstuk 31 271, nr. 23).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 september 2016 aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 16 september 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van het kabinet met betrekking tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties 2016. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Hervormingen

De Minister schrijft dat Nederland binnen discussies pleit voor uitbreiding van zowel het aantal permanente als tijdelijke leden van de VN-Veiligheidsraad, maar dat deze tegelijkertijd niet te groot moet worden.

1. Kan de Minister dit concretiseren? Welke omvang staat het kabinet voor ogen? Hoeveel permanente en tijdelijke leden moeten erbij komen? Op welke wijze zet Nederland zich daar nu voor in en bestaat steun van andere landen voor de Nederlandse visie? Of beschouwt het kabinet dit als een thema om verder te concretiseren zodra Nederland de tijdelijke zetel in de VNVR bekleedt?

Reactie van het kabinet:

Het Koninkrijk is voorstander van grondige hervorming van de Veiligheidsraad. De samenstelling van de Veiligheidsraad weerspiegelt immers niet meer de realiteit van de 21ste eeuw. Hoewel er onder de 193 lidstaten van de VN brede overeenstemming is over de noodzaak van hervormingen, is er veel debat over welke stappen daadwerkelijk genomen moeten worden om de Veiligheidsraad representatiever en effectiever te maken.

Het Koninkrijk zet bij de onderhandelingen hierover in op een beperkte uitbreiding van het aantal zetels in de Veiligheidsraad naar de «low twenties», verdeeld over nieuwe permanente en tijdelijke zetels. Het Koninkrijk is tegen de uitbreiding van het vetorecht voor nieuwe permanente leden van Veiligheidsraad. Ook steunt het Koninkrijk het Frans-Mexicaanse initiatief dat de permanente leden vrijwillig afzien van het gebruik van het veto in geval van massale wreedheden.

De hervormingsdiscussie wordt in de eerste plaats in de Algemene Vergadering gevoerd. Mede in het licht van de trage vooruitgang van dat proces, zal het Koninkrijk tijdens het lidmaatschap van de Veiligheidsraad inzetten op verbetering van de werkmethoden van de Raad. Dat betekent bijvoorbeeld ook meer informele briefings, grotere transparantie, grotere betrokkenheid van troepenleverende landen en effectief gebruik van veldbezoeken van de Raad aan crisisgebieden.

Vredesopbouw, Pledging Conference Peacebuilding Fund

In de brief valt te lezen dat Nederland bij deze conferentie een bijdrage zal toezeggen van 10 miljoen euro voor de periode 2016–2018.

2. Kan de Minister inzichtelijk maken hoe die toezegging wordt gefinancierd?

Reactie van het kabinet:

De bijdrage zal worden gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds van het Ministerie. Dit fonds heeft als doel op snelle en flexibele wijze interventies te financieren op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling die bijdragen aan conflictpreventie, conflictbeheersing en post-conflictstabilisering. Het Fonds ondersteunt hiermee de geïntegreerde benadering van Nederland. Het bestaat uit zowel ODA- als non-ODA-middelen.

Seksueel misbruik door vredestroepen

Seksueel misbruik door vredestroepen binnen VN-missies is een ernstig probleem. Het heeft grote impact hebben op slachtoffers en is funest zijn voor de reputatie van vredestroepen en de VN in het algemeen. De leden van de VVD-fractie spreken zich sterk uit tegen deze afschuwelijke praktijken. In de brief schrijft de Minister over te nemen maatregelen.

3. Graag zouden de leden van de VVD-fractie ook informatie krijgen over wat nu al gebeurt tegen daders: zijn daders van recente meldingen opgespoord en vervolgd? Wat gebeurt binnen de VN nu al om te laten zien dat seksueel misbruik op geen enkele manier wordt getolereerd en keihard wordt bestraft? Wordt daar reeds transparant over gerapporteerd? Graag een toelichting.

Reactie van het kabinet:

De VN hanteert een zogeheten zero tolerance-beleid voor seksuele uitbuiting en misbruik (Sexual Eploitation and Abuse, SEA) door vredestroepen. In geval van dergelijke aantijgingen wordt onderzoek gedaan naar de vermeende daders. De namen van troepen- en politieleverende landen waar de daders vandaan komen worden openbaar gemaakt. De betreffende landen zijn zelf verantwoordelijk en belast met opsporing en vervolging. Indien een land daarin in gebreke blijft zal de VN dit zelf oppakken. Daartoe is er bij de VN een speciale eenheid opgericht die belast is met de bestrijding en aanpak van dergelijk misbruik. De VN monitort het verloop van het onderzoek en afwikkeling door de verantwoordelijke landen en rapporteert dit jaarlijks.

Naast de versteviging van communicatie-, transparantie- en aansprakelijkheidsmechanismen zijn er diverse andere maatregelen genomen. Zo is er inmiddels voor elk land dat deel gaat nemen aan een missie in de eigen taal een e-learning module over SEA beschikbaar en worden ook alle commandanten bewustgemaakt van de SEA-problematiek. Een nieuw datasysteem waar daders van SEA in worden geregistreerd, voorkomt dat deze in de toekomst nog worden ingezet in VN-missies. Ook zijn er maatregelen genomen om daders direct financieel aan te pakken en worden slachtoffers beter opgevangen en beschermd.

Partnerschappen, hulp & handel, belastingen

Het kabinet meldt dat het Koninkrijk de komende jaren de beschikbare fondsen voor het ondersteunen van overheden bij verbetering van belastingbeleid en belastinginning verdubbelt.

4. Kan de Minister ook hier inzichtelijk maken op welke wijze dit wordt gefinancierd? Kan de Minister bovendien garanderen dat deze fondsen niet ten goede komen aan corrupte regimes? Hoe worden landen gekozen die dergelijke steun krijgen en welke waarborgen worden ingebouwd om ervoor te zorgen dat dit geld daadwerkelijk ten goede komt van de bevolking in de betreffende landen?

Reactie van het kabinet:

Het doel van het verbeteren van het belastingbeleid en belastinginning in ontwikkelingslanden is om landen in staat te stellen meer eigen middelen te generen voor hun ontwikkelingsagenda en daarmee uiteindelijk ontwikkelingshulp overbodig te maken. Het programma wordt uit ODA-middelen gefinancierd. De middelen worden bilateraal en via multilaterale organisaties ingezet voor technische assistentie. De ondersteuning van ontwikkelingslanden is daarmee vrijwel altijd in natura (voornamelijk adviesmissies en training, zoals toegelicht in Kamerstukken 34 000 XVII nr. 4 van 19 juni 2014 en Kamerstuk 25 087, nr. 164 van 18 juni 2015). Landen die ondersteund worden zijn geselecteerd op hun bereidheid belastinghervormingen door te voeren, belastinginning te verbeteren en hun bereidheid de extra middelen mede in te zetten voor het bereiken van de Global Goals. Bij landen die bilateraal ondersteund worden gaat de voorkeur uit naar de vijftien OS-partnerlanden en ontwikkelingslanden waar Nederland een belastingverdrag mee heeft afgesloten of voornemens is dat te doen. De kwaliteit van het bestuur bij de belastingdienst en de bereidheid bij de overheid om corruptie aan te pakken zijn belangrijke voorwaarden voor ondersteuning.

VN-Mensenrechtenraad

Als lid van de VN-Mensenrechtenraad heeft Nederland diverse aanbevelingen gedaan aan landen die volgens het kabinet kritiek verdienen op hun implementatie van mensenrechtenconventies.

5. Op welke gronden bepaalt het kabinet op welke landen het zich richt wanneer aanbevelingen worden gedaan, bijvoorbeeld via de Universal Periodic Review? Richt Nederland zich in het bijzonder op een aantal onderwerpen, of is van een dergelijke «nichefocus» geen sprake?

Reactie van het kabinet:

Om politisering in de Mensenrechtenraad te voorkomen doet Nederland aan alle landen twee aanbevelingen. Deze aanbevelingen sluiten aan bij de mensenrechtenproblemen in het betreffende land en de beleidsprioriteiten in de beleidsbrief «Respect en Recht voor ieder mens.» (Kamerstuk 32 735, nr. 78)

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie danken het kabinet voor de toegezonden brief over de inzet van Nederland aangaande de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). Over een aantal onderwerpen hebben de genoemde leden vragen en opmerkingen richting het kabinet.

Allereerst gaan de leden van de PvdA-fractie graag kort in op de VN Veiligheidsraad en de zetel die Nederland zal bekleden in 2018. De leden van de PvdA-fractie verwelkomen het resultaat van de intensieve campagne die het kabinet heeft gevoerd. De genoemde leden hopen snel de prioriteiten van het kabinet ten aanzien van het lidmaatschap van de Veiligheidsraad te ontvangen en zouden graag hierover van gedachte wisselen met het kabinet.

De leden van de PvdA-fractie zijn tegelijkertijd al heel lang voorstander van hervorming van de Veiligheidsraad om te zorgen dat deze beter aansluit bij de verhoudingen van de 21ste eeuw. Eén gemeenschappelijke zetel voor de EU als geheel is daar een onderdeel van. Het blijft immers een vreemde gewaarwording dat EU-landen zoals Italië, Zweden en Nederland, die in EU-verband proberen om hun buitenlands beleid op elkaar af te stemmen, elkaar beconcurreren in de race om een zetel in de Veiligheidsraad.

De leden van de PvdA-fractie zien dat de Brexit op dit punt wellicht kansen biedt: het Verenigd Koninkrijk was altijd fervent tegenstander van het opgeven van haar individuele zetel ten gunste van een gemeenschappelijke EU-zetel. Een vertrek van de Britten uit de EU zou dat obstakel doen wegvallen en brengt hervorming wellicht een stukje dichterbij. De leden van de PvdA-fractie zien graag een reflectie van de Minister op bovenstaande.

6. Deelt het kabinet de mening van de leden van de PvdA-fractie dat het een goede zaak zou zijn om zo spoedig mogelijk na 2018 over te gaan tot een gemeenschappelijke EU-zetel? Wat voor varianten zijn wat het kabinet betreft denkbaar en haalbaar? Op welke manier gaat het kabinet zich voor hervorming van de VN Veiligheidsraad inzetten?

Reactie van het kabinet:

Het Koninkrijk houdt vast aan de wens om op termijn een EU-zetel te realiseren. Hiermee zorgen we dat de Veiligheidsraad niet te groot wordt en tegelijkertijd gemeenschappelijke belangen worden behartigd. De gevolgen van de Brexit op de haalbaarheid van de ambitie voor een EU-zetel zijn op dit moment nog niet in te schatten.

In de brief van het kabinet wordt gesproken over een intensieve samenwerking met Italië in 2017 en 2018. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd hoe de Minister dit voor zich ziet.

7. Hoe betrokken kan Nederland al in 2017 zijn? Zijn daar al afspraken over gemaakt met Italië?

Reactie van het kabinet:

Italië en het Koninkrijk zullen de samenwerking intensiveren in het kader van hun lidmaatschap van de Veiligheidsraad. Daarbij kan gedacht worden aan intensivering van de bilaterale consultaties, uitwisseling van informatie, inzet van beide postennetwerken, uitwisseling van diplomaten en het afleggen van op elkaar afgestemde verklaringen. Er zijn duidelijke gemeenschappelijke prioriteiten als conflictpreventie, vredeshandhaving, bescherming van de burgerbevolking en de rechtsstaat (Rule of Law).

De leden van de PvdA-fractie besteden graag ook aandacht aan de ontwikkelingen in Syrië. De leden zien dat de wapenstilstand, die recent werd overeengekomen na onderhandelingen tussen de VS en Rusland, kansen kan bieden om belegerde steden van bevoorrading te voorzien en wat lucht kan geven aan de miljoenen mensen die gebukt gaan onder de gevechten. Tegelijkertijd hebben de leden van de PvdA-fractie zorgen over het commitment van diverse strijdende partijen. Hierom benadrukken de leden van de PvdA-fractie het belang van een goede controle op naleving van het bestand door alle partijen.

8. Kan de Minister meer details geven over hoe daarop wordt toegezien? En wat gebeurt er indien een partij het bestand schendt? Is er voorzien in eventuele sancties?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet deelt de visie dat de afspraken tussen de VS en Rusland een belangrijke kans bieden. Tegelijkertijd is nog veel onduidelijk, waaronder de precieze modaliteiten voor monitoring van het staakt-het-vuren. Tot op heden vindt monitoring plaats door een Amerikaans-Russisch monitoringsmechanisme. Gerapporteerde schendingen worden besproken in de daartoe in het leven geroepen werkgroep van de International Syria Support Group (ISSG), waar Nederland zitting in heeft. Nederland heeft herhaaldelijk in de ISSG en andere fora het belang benadrukt van transparante monitoring.

Aangaande het rapport van de OPCW, waaruit bleek dat zowel regeringstroepen van President Assad als IS beschuldigd worden van het gebruik van chemische wapens, zijn de leden van de PvdA-fractie het zeer eens met de uitspraken van Minister Koenders dat dit niet onbestraft kan blijven. Het gebruik van deze wapens is uiteraard volstrekt onaanvaardbaar en een onafhankelijke conclusie in een VN-rapport hierover kan niet genegeerd worden. Syrië is sinds een aantal jaren volwaardig lid van de OPCW en dient wat de leden van de PvdA-fractie betreft dan ook zonder compromissen te worden gehouden aan de verplichtingen die daarmee gepaard gaan.

9. Graag horen de genoemde leden van de Minister hoe hij van plan is om dit tijdens de AVVN aan te kaarten. Verwacht hij dat er op dit punt actie tegemoet kan worden gezien van de leden van de Veiligheidsraad?

Reactie van het kabinet:

Het gebruik van chemische wapens door Syrië zal aan de orde gesteld worden in de verklaring van de EU in de Eerste Commissie van de AVVN. Daarbij zal ook gewezen worden op de verplichting van Syrië als partij bij het Verdrag Chemische Wapens openheid van zaken te geven en volledig mee te werken met de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW).

Vervolgactie naar aanleiding van het rapport van het OPCW-VN Joint Investigative Mechanism (JIM) zal vooral afhangen van onderhandelingen tussen de VS en Rusland. Ook verlenging van het mandaat van JIM is onderdeel van deze onderhandelingen. Een eerste (besloten) bespreking van het rapport in de Veiligheidsraad heeft niet tot overeenstemming geleid. Het kabinet blijft zich waar mogelijk, samen met onze partners, inzetten voor verlenging van het mandaat en een sterke veroordeling van het gebruik van chemische wapens. Zo heb ik onlangs bij mijn Britse ambtgenoot aangedrongen op maximale inspanning om een nieuwe Veiligheidsraadresolutie te bewerkstelligen. Overigens stelt Nederland het gebruik van chemische wapens door Syrië ook in andere relevante fora aan de orde, zoals de International Syria Support Group en de Uitvoerende Raad van OPCW.

Tenslotte was de inval van Turkije in Noord-Syrië wat de leden van de PvdA-fractie betreft een zeer zorgwekkende gebeurtenis. Het Turkse regime wekt de indruk dat zij het terugdringen van Koerdische strijdkrachten als haar ultieme prioriteit heeft gemaakt binnen de oorlog in Syrië.

10. Kan de Minister daarop reflecteren, alsmede op de positie van de VS in deze en het gevaar dat bijvoorbeeld IS kan profiteren van de strijd tussen de Turken en de Koerden in Noord-Syrië?

Reactie van het kabinet:

De Verenigde Staten en Turkije zijn essentiële partners in de strijd tegen ISIS. Turkije is de afgelopen maanden vaak opgeschrikt door ernstige terroristische aanslagen, zoals de zelfmoordaanslag in Gaziantep op 20 augustus jongstleden. De start van de Turkse militaire operatie in Noord-Syrië is een duidelijke reactie op deze aanslagen. Het kabinet heeft begrip voor de Turkse wens om de eigen grenzen en Turks grensgebied te beschermen. Ook de VS heeft Turkije opgeroepen de acties te beperken tot ISIS. Sinds de Turkse interventie is ISIS op bepaalde locaties in Noord-Syrië, waaronder Jarablous, teruggedrongen. Ook is ISIS uit het Turks-Syrisch grensgebied teruggeduwd. De aanwezigheid van veel verschillende gewapende groepen maakt de situatie op de grond echter complex. De operatie van Turkije moet niet tot verdere escalatie leiden. Het is daarom van groot belang dat Turkije deze militaire operatie in Noord-Syrië in nauwe afstemming met aanwezige partners op de grond uitvoert, om zo de gezamenlijke strijd tegen ISIS zo effectief mogelijk te houden. Bescherming van burgers staat voorop. De anti-ISIS coalitie is eensgezind in zijn acties tegen ISIS, een organisatie die wordt gezien als een terroristische dreiging voor alle leden van de coalitie.

Tenslotte gaan de leden van de PvdA-fractie graag in op de kwestie van nucleaire ontwapening. Waarschijnlijk zal tijdens de AVVN aandacht zijn voor het eindrapport van de zogenaamde Open Ended Working Group (OEWG) die in 2015 werd ingesteld om stappen te zetten op het gebied van nucleaire ontwapening. Het lid Servaes heeft namens de leden van de PvdA-fractie in een eerder debat een motie ingediend (Servaes c.s., Kamerstuk 34 419, nr.11) waarin het kabinet werd opgeroepen om «zich binnen de Open-Ended Working Group actief in te zetten voor doeltreffende maatregelen, waaronder de start van onderhandelingen over een internationaal verbod op nucleaire wapens, om te komen tot een kernwapenvrije wereld».

De leden van de PvdA-fractie hebben vernomen dat Nederland zich heeft onthouden van stemming over het eindrapport van de OEWG, welke werd aangenomen met 68 stemmen voor, 22 tegen en 13 onthoudingen.

11. Graag horen de leden van de PvdA-fractie van de Minister om welke specifieke redenen Nederland zich heeft onthouden van stemming en wat zijn algemene mening is over het eindrapport van de OEWG.

Reactie van het kabinet:

Nederland steunde eerdere versies van de tekst van het OEWG-rapport, en stond mede aan de wieg van een compromistekst die op de laatste dag van de OEWG werd besproken. Helaas resulteerden nadere besprekingen in nieuwe voorstellen die de tekst van paragraaf 67, waarin onder andere onderhandelingen over een kernwapenverbod in 2017 werden genoemd, zeer verslechterden. De uiteindelijke versie doet afbreuk aan jaren werk door via een verwijzing naar een ander deel van het rapport te stellen dat er geen overeenstemming is over het nut van maatregelen als het kernstopverdrag, splijtstofstopverdrag, resolutie 1540 (nucleaire veiligheid en non-proliferatie), de bilaterale verdragen tussen VS en RF en verschillende nuclear security-instrumenten. Dit ondermijnt zowel het gehele NPV-acquis als het Nederlands beleid van de afgelopen 25 jaar. Alle aanwezige NAVO-landen stemden tegen deze paragraaf. Vanwege deze paragraaf onthield Nederland zich van stemming op het gehele rapport. Daarnaast werden de discussies in de OEWG niet altijd accuraat weergegeven in het rapport.

Nederland heeft niet tegen het rapport gestemd omdat het ook vele goede maatregelen bevatte, waarvoor Nederland zich ook heeft ingezet, en de noodzaak om te komen tot verdere nucleaire ontwapening herbevestigde. Nederland bevond zich daarmee in een klein gezelschap van NAVO-landen en andere partners, waaronder Noorwegen; overige NAVO-lidstaten stemden tegen het rapport.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hechten veel waarde aan de constatering van de Ministers dat de VN de belangrijkste internationale organisatie is en blijft voor onder meer de internationale vrede en veiligheid. De VN is dé internationale organisatie, zo staat in de brief. Dat is van belang omdat dat niet altijd zo geweest is. Bijvoorbeeld in maart 2003, toen de VN opzij werd geschoven en de alles verwoestende oorlog tegen Irak begon, met steun van Nederland. Alhoewel men nooit precies weet wat er was gebeurd als de geschiedenis een andere wending zou hebben genomen, moeten nu toch vastgesteld worden dat de vrede en veiligheid in de wereld – denk aan de opkomst van Islamitische Staat – ernstig geleden heeft vanwege deze minachting van dé internationale organisatie.

12. Kan de Minister hierop reageren?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet heeft niets toe te voegen aan de regeringsreactie op het uitgebreide onderzoek van de Commissie Davids.

In de brief van de Ministers wordt onder andere ingegaan op het resultaat van de zogenaamde Open Ended Working Group. Deze werkgroep, die naar aanleiding van de vorige zitting van de AVVN werd opgericht, kreeg de opdracht om concrete en effectieve juridische maatregelen en normen op te stellen die nodig zijn voor algehele nucleaire ontwapening. Vorige maand kwam de werkgroep met een eindrapport waarover toen ook werd gestemd. Het verbaast de leden van de SP-fractie nogal dat Nederland tegen de paragraaf over het houden van onderhandelingen over een internationaal verbod op kernwapens in 2017 heeft gestemd. Dit in tegenstelling tot eerder in de Kamer aangenomen moties. Bijvoorbeeld de motie Servaes c.s. (Kamerstuk 34 419, nr. 11) waarin het kabinet letterlijk wordt verzocht om zich binnen de Open Ended Working Group actief in te zetten voor doeltreffende maatregelen om te komen tot een kernwapenvrije wereld, waaronder de start van onderhandelingen over een internationaal verbod op nucleaire wapens.

13. Kan de Minister hier tekst en uitleg geven? Waarom is deze motie niet uitgevoerd?

Reactie van het kabinet:

Nederland voert de motie Servaes c.s. uit. De motie (Kamerstuk 34 419 nr 11) verzoekt de regering om, zich binnen de Open-Ended Working Group on nuclear disarmament (OEWG) actief in te zetten voor doeltreffende maatregelen, waaronder de start van onderhandelingen over een internationaal verbod op nucleaire wapens, om te komen tot een kernwapenvrije wereld, en daarbij ook andere lidstaten van het NAVO-bondgenootschap te betrekken. Het kabinet heeft toegezegd deze motie uit te voeren in het kader van Artikel VI van het Nucleaire Non-Proliferatieverdrag (NPV). Dit is gebeurd via interventies, een presentatie, working papers en door het voeren van formeel en informeel overleg met zowel delegaties van partner- en andere landen als met verschillende NGOs en denktanks. Ook heeft Nederland zich ingezet voor de betrokkenheid van alle NAVO-lidstaten, dus ook de P3 (Frankrijk, VK, VS), bij de OEWG.

Tijdens de OEWG werkte Nederland nauw samen met Noorwegen voor een progressieve benadering binnen de groep van aanwezige NAVO-landen. In de slotsessie hebben Nederland en Noorwegen een gezamenlijke verklaring afgelegd waarin steun werd uitgesproken voor het doel van een kernwapenvrije wereld inclusief een alomvattend, afdwingbaar en verifieerbaar kernwapenverbod, gesteund door zowel kernwapenbezitters als niet-kernwapenstaten. Nederland heeft deze steun duidelijk en bij herhaling bevestigd in de OEWG. Nederland heeft concrete voorstellen gedaan betreffende mogelijke aanbevelingen door de OEWG om tot verdere effectieve en betekenisvolle stappen richting bovengenoemd doel te komen. Hieronder vallen onder meer een voorstel om te kijken naar een verbod op bepaalde soorten wapens en/of overbrengingsmiddelen, het verder beperken van de mogelijke inzet van nucleaire wapens door kernmachten, de mogelijke modaliteiten en timing van een alomvattend of partieel kernwapenverbod, alsook verder onderzoek naar en mogelijke codificatie van veiligheidsgaranties door kernwapenstaten.

Nederland heeft een grote bijdrage geleverd aan de discussie over de onderwerpen transparantie en verificatie. Nederland heeft tijdens de OEWG een presentatie over dit onderwerp gehouden, een vraag- en antwoordsessie geleid, en tijdens een interventie concrete voorstellen gedaan voor vooruitgang op dit gebied. Nederland heeft aandacht gevraagd voor educatie en kennisoverdracht in de context van nucleaire ontwapening en het verbeteren van internationale samenwerking op dit gebied.

Tot slot heeft Nederland zich in augustus in onderhandelingen met zowel NAVO-bondgenoten als andere landen hard gemaakt voor de totstandkoming van een eindrapport dat op consensus kon bogen. In dat rapport zouden ook verwijzingen naar een kernwapenverbod zijn opgenomen. Hoewel er mede dankzij Nederland een tekst kwam waarover consensus dichtbij was, bleek dat uiteindelijk een brug te ver.

14. Is de Minister bereid om deze miskleun recht te zetten en tijdens de 71e zitting van de AVVN alsnog steun uit te spreken voor onderhandelingen over een internationaal verbod op kernwapens in 2017?

Reactie van het kabinet:

Nederland zet zich tijdens de AVVN in voor diverse maatregelen op het gebied van (nucleaire) ontwapening. Daarnaast steunt Nederland het doel van een kernwapenvrije wereld inclusief een alomvattend, afdwingbaar en verifieerbaar kernwapenverbod, gesteund door zowel kernwapenbezitters als niet-kernwapenstaten, in de context van onze verplichtingen in Artikel VI van het NPV.

Onze inzet in de AVVN is er dan ook primair op gericht om omstandigheden te bevorderen waaronder deze doelstelling bereikt kan worden. Deze omstandigheden bestaan bijvoorbeeld uit het bereiken van verdere reducties in aantallen en soorten kernwapens, een verdere verkleining van de rol van kernwapens in militaire doctrines, het vergroten van transparantie en wederzijds vertrouwen tussen kernwapenstaten, het verminderen van internationale spanningen, en het zetten van stappen op weg naar een betrouwbaar verificatiemechanisme voor nucleaire ontwapening.

Of Nederland een oproep zal steunen om onderhandelingen over een dergelijk verdrag te starten, zal afhangen van verschillende factoren, waaronder het mandaat en timing van deze onderhandelingen. Het vraagstuk van een kernwapenverbod zijn in het debat over een nationaal verbod (d.d. 28 april jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 82, item 4) reeds uitgebreid aan bod gekomen. Het is nu echter nog te vroeg om vooruit te lopen op de precieze opstelling van Nederland tijdens mogelijke onderhandelingen over dit onderwerp.

Overigens zet Nederland zich ook in de NAVO, zoals tijdens de recente NAVO-top in Warschau op 8 en 9 juli jl., in voor nucleaire ontwapening. Het is dankzij Nederland dat de uitkomst van de Warschau-top verwijst naar het belang van het bereiken van een kernwapenvrije wereld conform artikel VI van het NPV. De komende maand zal binnen de NAVO de discussie worden gevoerd over de verwachte resolutie. Daarbij zal de aandacht nadrukkelijk uitgaan naar de vraag hoe deze voorstellen zich verhouden tot de bestaande NAVO-doctrine (zolang kernwapens bestaan, zal NAVO een nucleair bondgenootschap blijven).

De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over Jemen, waar een coalitie onder leiding van Saudi-Arabië alweer anderhalf jaar lang een militaire operatie uitvoert met desastreuze gevolgen. Inmiddels zijn er als gevolg van dit wapengekletter alweer 10.000 doden te betreuren – en in de praktijk naar alle waarschijnlijk nog veel meer. Het is schandalig dat ondanks ernstige oorlogsmisdaden Saudi-Arabië kan blijven rekenen op westerse steun, vooral uit de Verenigde Staten, maar ook uit EU-landen. Het westen lijkt Saudi-Arabië hier de hand boven het hoofd te houden. Het land kan doen wat het wil. De Jemenieten, die al voor de oorlog uitbrak straatarm waren, betalen de prijs.

15. Kan de Minister hier op ingaan? Waarom wordt Saudi-Arabië geen strobreed in de weg gelegd? Waarom wordt er geen zichtbare druk uitgeoefend? Hoeveel slachtoffers moeten er nog vallen voordat er actie wordt ondernomen?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet heeft van begin af aan gesteld dat alleen een inclusief politiek proces voor een duurzame oplossing van het conflict kan zorgen. Het kabinet heeft geen steun uitgesproken voor de interventie van de door Saoedi-Arabië geleide coalitie in Jemen, in tegenstelling tot andere westerse landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Bovendien is het kabinet zeer kritisch over tijdens het conflict begane schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht door alle partijen. Het kabinet zet zich in de Mensenrechtenraad in voor het bewerkstelligen van onafhankelijk onderzoek naar schendingen door alle partijen. Daarnaast kaart het kabinet de mensenrechtensituatie en de desastreuze gevolgen van het conflict voor de bevolking regelmatig aan in gesprekken met de betrokken partijen.

In het verleden heeft Nederland een poging ondernomen om te komen tot onafhankelijk onderzoek naar schendingen van het internationaal recht door alle partijen in het conflict. Dat initiatief werd door invloedrijke westerse landen om zeep geholpen.

16. Is de Minister bereid, zo vragen de leden van de SP-fractie, tijdens de AVVN opnieuw aandacht voor zo’n onderzoek te vragen? Zo nee, waarom niet?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet kaart de mensenrechtensituatie in Jemen wederom aan in de zitting van de Mensenrechtenraad die deze week is begonnen. Het kabinet verwijst voor wat betreft de inzet op een internationaal onderzoek voor Jemen in de Mensenrechtenraad naar de beantwoording van de vraag van de SP in het kader van het SO Gymnich (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1652, 5 september 2016).

17. Verder is er nog de inzet van clustermunitie in Jemen door Saudi-Arabië, waarmee grove oorlogsmisdaden worden begaan. Is de Minister bereid in AVVN-verband te pleiten voor een stevige veroordeling hiervan?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet is zeer tevreden met de uitkomst van de recente jaarlijkse bijeenkomst, onder Nederlands voorzitterschap, van verdragspartijen van het Clustermunitieverdrag: met consensus werd een politieke verklaring aangenomen waarin ieder gebruik van clustermunitie wordt veroordeeld, met speciale verwijzing naar Syrië en Jemen. Nederland zal tijdens de AVVN net als vorig jaar een leidende rol spelen bij het indienen van een resolutie over clustermunitie. Ook zal Nederland net als vorig jaar het gebruik van clustermunitie veroordelen en hierbij verwijzen naar de conflicten in Syrië en Jemen.

Tenslotte hebben de leden van de SP-fractie nog een paar korte vragen:

18. De Ministers pleiten voor hervorming van het hoogste orgaan van de VN; de Veiligheidsraad. Kan hier nader op ingegaan worden? Hoe kan de Veiligheidsraad meer een afspiegeling van de wereldbevolking worden en is er überhaupt enige bereidheid tot serieuze hervorming aanwezig bij de huidige vetolanden?

Reactie van het kabinet:

Het Koninkrijk is van mening dat de huidige samenstelling van de Veiligheidsraad niet meer de realiteit weerspiegelt van de 21ste eeuw. Hervorming is een noodzaak om te zorgen dat de legitimiteit van de VN en vooral de Veiligheidsraad behouden blijft. Dat lijken ook de permanente leden zich te beseffen, hoewel er verschil van mening bestaat over onder meer het aantal en de aard van nieuwe zetels.

19. Kan de Minister ook ingaan op de tegenvallende resultaten op het gebied van de rol van vrouwen bij het bevorderen van vrede en veiligheid? Hoe worden deze tegenvallende resultaten verklaard?

Reactie van het kabinet:

Hoewel de rol van vrouwen bij het bevorderen van vrede en veiligheid langzaam toeneemt, worden zij nog onvoldoende betrokken bij preventie van conflict, vredesonderhandelingen, vredesmissies en vredesopbouw. Hiervoor is politiek commitment nodig op het hoogste niveau van degenen die hierop invloed hebben: de betrokken regeringen, partijen in conflict, internationale organisaties (waar onder de VN-Veiligheidsraad) en maatschappelijke organisaties. Het schort vooral aan de uitvoering van toezeggingen die VN-lidstaten in verschillende resoluties hebben gedaan.

20. In de brief van de Ministers staat tenslotte dat Nederland blijft streven naar ratificatie van het Wapenhandelsverdrag door meer landen. Dat steunen de SP-leden natuurlijk van harte. Deelt de Minister de opvatting dat het Wapenhandelsverdrag van weinig waarde is als landen die het verdrag steunen, ook westerse landen, wapens blijven leveren aan landen als Saudi-Arabië en Egypte?

Reactie van het kabinet:

Het Wapenhandelsverdrag (ATT) is van grote waarde omdat het een norm stelt voor de internationale wapenhandel, waar zowel verdragspartijen als niet-verdragspartijen op kunnen worden aangesproken. Naar verwachting zal het aantal verdragspartijen verder toenemen. Hierdoor zal de norm van het ATT verder bestendigd worden en zal de druk op alle landen toenemen om zich hieraan te houden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de inzet van het Koninkrijk voor de 71e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

De VN zien zich voor grote uitdagingen geplaatst die internationaal handelen vereisen. Tegelijkertijd staat datzelfde VN-systeem onder druk door een nogal eens verdeelde VN-Veiligheidsraad. Hervormingen zijn noodzakelijk, de realiteit weerbarstig. Zoals Henry Cabot, van 1953–1960 de Amerikaanse vertegenwoordiger bij de VN, zei: «De Verenigde Naties zijn gemaakt om te zorgen dat we niet in de hel komen, niet om ons naar de hemel te brengen.»

Het CDA maakt zich zorgen over de afnemende invloed van het Westen en de toenemende invloed van niet-democratische landen binnen de VN. Daarmee komen ook mensenrechten, die vooral door het Westen worden uitgedragen maar universeel zijn, onder druk te staan.

21. Hoe beoordeelt het kabinet deze ontwikkeling?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet deelt deze zorgen. De universaliteit van mensenrechten staat onder druk: ze worden steeds vaker als een «westers» concept gezien. Inperking van vrijheden en een beroep op «traditionele waarden» worden in toenemende mate door autocratische regimes gebruikt om economische en veiligheidsbelangen te behartigen.

Deze ontwikkeling manifesteert zich ook in de VN-Mensenrechtenraad. Leden van deze raad moeten wat de leden van de CDA-fractie betreft hoge mensenrechtenrechtenstandaarden in acht nemen. De realiteit is echter dat landen als Saoedi-Arabië en Venezuela er lid van zijn, beide notoire mensenrechtenschenders.

22. Deelt het kabinet de opvatting van de leden van de CDA-fractie dat lidmaatschap van dergelijke landen de legitimiteit van de VN-Mensenrechtenraad ondermijnt?

Reactie van het kabinet:

Alle landen kunnen zich verkiesbaar stellen voor de Mensenrechtenraad. Dat is in 2005 een bewuste keuze geweest van de Algemene Vergadering van de VN bij de oprichting van de Mensenrechtenraad. Het gevolg daarvan is dat ook landen met een minder goed track record verkozen kunnen worden.

Voor Nederland is de reputatie van een land op het gebied van mensenrechten bepalend voor de keuze voor een kandidaat.

Van leden van de Mensenrechtenraad mag in ieder geval worden verwacht dat zij meewerken met de mechanismen die de Raad tot zijn beschikking heeft, zoals het verlenen van toegang van speciale rapporteurs. Nederland spreekt landen daar keer op keer op aan. De legitimiteit van de Raad wordt juist versterkt door de mogelijkheid om landen als Saoedi-Arabië en Venezuela te engageren en te wijzen op hun verantwoordelijkheden als lid.

Saoedi-Arabië maakt zich schuldig aan grove en systematische mensenrechtenschendingen, zowel in het buitenland als in eigen land, en gebruikte zijn positie in de VN-Mensenrechtenraad om berechting voor mogelijke oorlogsmisdaden te voorkomen. De leden van de CDA-fractie sluiten zich aan bij Amnesty International en Human Rights Watch die oproepen tot schorsing van dit land1 en roepen het kabinet op hetzelfde te doen.

Tijdens het huidige Saoedische lidmaatschap van de Raad is de repressie van alle vormen van kritiek onverminderd doorgegaan, onder meer door oneerlijke rechtszaken bij speciale anti-terreur rechtbanken en lange gevangenisstraffen voor vreedzame critici en mensenrechtenverdedigers. Meer dan 350 mensen zijn geëxecuteerd. In 2015 vonden de meeste gerapporteerde executies plaats sinds 1995.

23. Hoe beoordeelt het kabinet het feit dat Saudi-Arabië de VN onder heeft druk gezet om de militaire coalitie die het leidt in Jemen van een lijst af te halen met staten en gewapende groeperingen die kinderrechten schenden in gewapende conflicten? Klopt het dat Saoedi-Arabië dreigde om de VN te verlaten, zijn financiële steun voor humanitaire projecten in te trekken, en om bevriende staten hier ook toe aan te zetten?

Reactie van het kabinet:

De Secretaris-Generaal van de VN noemde het uitvoeren van onafhankelijk onderzoek een vanzelfsprekend en noodzakelijk onderdeel van het werk van de VN en noemde het onaanvaardbaar dat lidstaten hierop buitensporige politieke druk uitoefenen.

Het kabinet onderschrijft deze uitspraken van de Secretaris-Generaal en keurt elke politieke druk van landen om niet opgenomen te worden op de zwarte lijst af. Dit soort situaties ondermijnt de geloofwaardigheid van de Speciaal Vertegenwoordiger voor Children in Armed Conflict en de positie van de VN. Het kabinet benadrukt het belang van onafhankelijke informatievergaring en rapportage over schendingen begaan tegen kinderen in conflictsituaties. Het onafhankelijke mandaat van de Speciaal Vertegenwoordiger op basis waarvan het rapport wordt opgesteld is noodzakelijk om tot deze informatievergaring en rapportage te komen.

Nederland heeft zich in de Veiligheidsraad uitgesproken tegen het uitoefenen van politieke en financiële druk om van de lijst af te komen, en heeft het onafhankelijk mandaat van de Speciaal Vertegenwoordiger gesteund. Zie ook het antwoord op de Kamervragen van de leden Servaes en Van Laar (PvdA) over «het bericht dat de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (VN) is gechanteerd door Saudi-Arabië» (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3042).

24. Is het kabinet bereid alsnog te pleiten voor een onafhankelijk, onpartijdig en internationaal onderzoek naar de schendingen van het internationale oorlogsrecht in Jemen? En een oproep te doen aan Westerse bondgenoten om te stoppen met de omvangrijke wapenleveranties?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet kaart de mensenrechtensituatie in Jemen opnieuw aan in de zitting van de Mensenrechtenraad die deze week is begonnen. Het kabinet verwijst voor wat betreft de inzet op een internationaal onderzoek voor Jemen in de Mensenrechtenraad naar de beantwoording van de vraag van de SP in het kader van het SO Gymnich (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1652, 5 september 2016).

Het regime Maduro stort Venezuela in een diepe crisis en schendt op grote schaal de mensenrechten.

25. Hoe beoordeelt het kabinet de kritiek van 50 Venezolaanse NGO’s2 op VN-organisaties die onder druk van het regime Maduro een passieve houding aannemen en de catastrofe van gebrek aan voedsel en medicijnen zouden negeren?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet maakt zich grote zorgen over de humanitaire crisis en mensenrechtensituatie in Venezuela. Onze ambassade in Caracas spreekt hier regelmatig over met lokale NGO’s. Voordat humanitaire hulp geleverd kan worden door de internationale gemeenschap moet een land allereerst erkennen dat er sprake is van een humanitaire crisis. Daarna zal het een internationaal hulpverzoek moeten doen. Dat heeft Venezuela vooralsnog niet gedaan. Zonder een dergelijk verzoek kan de VN geen hulp bieden. De internationale gemeenschap zoekt voortdurend naar mogelijkheden om toelating van humanitaire hulp mogelijk te maken en roept de Venezolaanse autoriteiten op hieraan mee te werken. Ook Hoge Vertegenwoordiger Mogherini heeft in een gesprek met de Venezolaanse Minister Rodriguez de verwachtingen van de EU overgebracht met betrekking tot mensenrechten, dialoog en respect voor de Grondwet.

26. Hoe wil het kabinet zich binnen de VN inzetten om het stilzwijgen te doorbreken en Venezuela te schorsen als lid van de mensenrechtenraad? Zo nee, waarom niet?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet is er geen voorstander van om Venezuela te schorsen als lid van de Mensenrechtenraad. Het kabinet acht het belangrijk om in gesprek te blijven met de regering van Venezuela, ook in internationale fora.

In gesprekken die Nederland en de internationale gemeenschap voeren met Venezuela wordt steevast aandacht besteed aan de mensenrechtensituatie. Ook de VN Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten heeft zijn bezorgdheid over de situatie.

De leden van de CDA-fractie zijn teleurgesteld dat bij de inzet van het kabinet niets te lezen valt over godsdienstvrijheid.

27. Waarom niet, in een tijd dat het juist urgent is om dit te adresseren? In hoeverre is godsdienstvrijheid daadwerkelijk prioriteit in het mensenrechtenbeleid?

Reactie van het kabinet:

Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is één van de prioriteiten van het Nederlands mensenrechtenbeleid. Nederland blijft zich hiervoor actief inzetten. Dit wordt onder meer gedaan in het kader van de VN. Net als in voorgaande jaren zal Nederland tijdens de komende AVVN actief inzetten op een sterke tekst van de EU-resolutie over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de resolutie van de Organisation of Islamic Countries (OIC) over tegengaan van intolerantie, negatieve stereotypering, stigmatisering van, discriminatie en het aanzetten tot geweld tegen personen op grond van godsdienst of levensovertuiging. Doel is om beide resoluties (EU en OIC) wederom met consensus aangenomen te krijgen.

De leden van de CDA-fractie vragen in het bijzonder aandacht voor de opnieuw toegenomen christenvervolging.

28. Is het kabinet bereid te erkennen dat het christendom wereldwijd de meest vervolgde religie is? Als het Westen niet opkomt voor bedreigde en vervolgde christenen, wie dan wel?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet deelt de grote zorgen over de toegenomen vervolging van christenen. Wereldwijd zijn verschillende religieuze groepen slachtoffer van discriminatie en geweld, gepleegd door niet-statelijke actoren en staten. Volgens het rapport van Open Doors betreft dit vooral christenen. Het kabinet maakt zich zorgen om de situatie in door ISIS gecontroleerd gebied en elders. Naast christenen worden ook ongelovigen vanwege hun levensovertuiging beperkt in hun vrijheid. Nederland en andere EU- en westerse landen veroordelen regelmatig via publieke verklaringen, alsook «achter de schermen», de aanslagen op religieuze minderheden. Naar aanleiding van het amendement godsdienstvrijheid (amendement van het lid Voordewind, Kamerstuk 34 300 V, nr. 41) is met de Kamer afgesproken dat er in 2016 ten minste 1 miljoen euro van het Mensenrechtenfonds bestemd zal zijn voor projecten die zich richten op het bevorderen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. De projecten kunnen zowel via de Nederlandse ambassades als vanuit Den Haag worden geïdentificeerd en gefinancierd.

Een van de belangrijkste oorzaken van de steeds ernstiger christenvervolging is het toenemende islamitisch extremisme, zo stelt ook de organisatie Open Doors.

29. Is het kabinet bereid deze grondoorzaak te erkennen, te benoemen en te adresseren? Waarom onthoudt het kabinet zich van een oordeel over de salafistische ideologie? Deelt het kabinet de opvatting van de leden van de CDA-fractie dat de radicale islam een bedreiging is voor onder meer vrouwen, homoseksuelen, andersdenkenden- en gelovigen, de vrijheid van meningsuiting, kortom een bedreiging vormt voor universele mensenrechten? Is de AVVN niet juist een forum om dit te adresseren?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet heeft haar beleidsreactie op salafisme in Nederland uiteengezet in de Kamerbrief van 23 september 2015 (Kamerstuk 29 614, nr.38). Het kabinet erkent de zorgen uit de notitie over de ontwikkelingen en gedragingen binnen de salafistische bewegingen in Nederland. Het kabinet staat een aanpak voor ogen die gericht is tegen gedragingen die haaks staan op de democratische rechtsstaat of die de sociale stabiliteit onder druk zetten, ongeacht op basis van welke ideologie of leerstelling deze gedragingen gemotiveerd zijn. Dat vraagt om een alerte houding van zowel overheid als de islamitische gemeenschappen en de omringende samenleving en een genuanceerde aanpak waarbij we handelen op basis van kennis van zaken. De Nederlandse standpunten in deze worden internationaal actief uitgedragen in bilaterale dialogen met diverse westerse en niet-westerse partners en in verschillende multilaterale fora, waaronder de AVVN.

De radicaal-islamitische terreurorganisatie ISIS maakt zich schuldig aan genocide. De Raad van Europa, het Europees Parlement, het Britse Lagerhuis, het Amerikaanse Congres en regering hebben zich hierover duidelijk uitgesproken.

30. Waarom blijft de Nederlandse regering twijfelen, een slag om de arm houden? De leden van de CDA-fractie verwachten een helder antwoord op de nieuwe reeks schriftelijke vragen hierover van het lid Omtzigt en roepen het kabinet op de kwestie voor te leggen aan de AVVN. Is het kabinet bereid zich in te zetten voor een resolutie die uitspreekt dat ISIS genocide pleegt? Zo nee, waarom niet?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet heeft meerdere malen gesteld dat ISIS hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige misdrijven, zoals genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. De onafhankelijke VN-onderzoekscommissie heeft vastgesteld dat er sprake is van misdrijven tegen de menselijkheid. De vaststelling of er in juridische zin sprake is van genocide is echter voorbehouden aan de rechter. Dit is in lijn met de verplichting in het Genocideverdrag om genocide te bestraffen. Dit impliceert immers een strafrechtelijk proces waarin het uiteindelijke oordeel over de vraag of er genocide is gepleegd aan de rechter is. Om die reden zet Nederland zich niet in voor de voorgestelde AVVN-resolutie.

Het kabinet hecht er aan het belang van het voorkomen en bestraffen van ernstige internationale misdrijven te onderstrepen. De intensieve Nederlandse diplomatieke, militaire en humanitaire inzet in Irak en Syrië draagt daaraan bij. Nederland blijft zich bovendien onverkort inzetten voor de strijd tegen straffeloosheid, in het bijzonder voor doorverwijzing van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof. Een AVVN-resolutie die hiertoe oproept zou door Nederland gesteund worden.

31. Hoe beoordeelt het kabinet de uitspraak3 van de vermeende nieuwe leider van Boko Haram om elke kerk die zij kunnen bereiken op te blazen en christenen te vermoorden? Wat de leden van de CDA-fractie betreft is dit opnieuw bewijs van de genocide die Boko Haram pleegt op christenen. Is het kabinet bereid dit te erkennen? Zo nee, waarom niet?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet maakt zich grote zorgen over Boko Haram’s oproep tot geweld tegen christenen. Deze oproep is helaas niet nieuw; christenen zijn al lange tijd doelwit van Boko Haram’s geweldplegingen. Dit geldt evenzeer voor moslims die zich niet scharen achter de extreme ideologie van Boko Haram. De recente oproep tot geweld tegen christenen komt voort uit een machtsstrijd binnen de terreurgroep. Er heerst onenigheid over de strategie en doelwitten van de organisatie. Een groepering binnen Boko Haram, wier leider recentelijk het mandaat van ISIS heeft gekregen, zweert geweld tegen moslimburgers af en wil zich uitsluitend richten op militaire doelwitten en christenen. Het kabinet veroordeelt het geweld van Boko Haram ten zeerste. De vaststelling of er in juridische zin sprake is van genocide is echter voorbehouden aan de rechter. Dit is in lijn met de verplichting in het Genocideverdrag om genocide te bestraffen. Dit impliceert immers een strafrechtelijk proces waarin het uiteindelijke oordeel over de vraag of er genocide is gepleegd aan de rechter is.

Eritrea

Het kabinet verwijst terecht naar de VN-commissie die onderzoek gedaan heeft naar de mensenrechtensituatie in Eritrea en een zeer kritisch rapport schreef. Zij beveelt de VN-Veiligheidsraad niet voor niets aan de situatie door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof en bepleit sancties tegen het regime Afewerki. Het kabinet stelt dat het Koninkrijk erop zal aandringen – conform de motie Voortman (Kamerstuk 22 831, nr. 114) dat het onderzoeksrapport wordt voorgelegd aan de Veiligheidsraad.

32. De vraag is echter of het kabinet ook bereid is de pleidooien te steunen tot sancties tegen het regime en de doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof? Waarom geeft het kabinet dit bij Noord-Korea en Syrië wel expliciet aan dit te bepleiten maar wordt Eritrea niet genoemd? Blijft het kabinet inzetten op «engagement via een politieke dialoog» met Eritrea, dus vóór EU-steun aan Eritrea en tegen sancties?

Reactie van het kabinet:

Het rapport van de VN Commission of Inquiry on Human Rights in Eritrea (CoI) omvat verschillende conclusies en aanbevelingen voor de internationale gemeenschap. Ten eerste beveelt de onderzoekscommissie doelgerichte sancties aan tegen personen die verdacht worden van mensenrechtenschendingen, en doorverwijzing van de casus Eritrea naar het Internationaal Strafhof (ISH). Ten tweede beveelt de CoI de internationale gemeenschap aan om Eritrea te ondersteunen in het versterken van de rechtstaat en verbeteren van de mensenrechtensituatie via versterkt engagement.

Het kabinet onderschrijft deze aanbevelingen en steunt daarmee de inzet op een kritische dialoog met Eritrea in combinatie met EU-steun aan de mensenrechtenagenda via internationale organisaties. Een oproep aan de Veiligheidsraad voor een doorverwijzing van Eritrea aan het Strafhof is gezien het sterke anti-Strafhof sentiment in de Afrikaanse groep in de Mensenrechtenraad van juni jl. onhaalbaar gebleken. Toch blijft Nederland een rechtsgang steunen om de waarheid boven tafel te krijgen en vermeende daders te vervolgen conform de genoemde Motie Voortman (Kamerstuk 22 831, nr. 114). Hierbij zijn ook andere verantwoordingsmechanismen dan het ISH denkbaar, zoals via de Afrikaanse Unie.

In de Mensenrechtenraadresolutie over Eritrea is wel een oproep aan de AVVN opgenomen het onderzoeksrapport door te geleiden naar de Veiligheidsraad. Hiervoor is instemming van de AVVN nodig. Nederland zal sonderen bij de indieners van deze resolutie hoe nadere besluitvorming over die doorgeleiding wordt ingestoken en zal een besluit hiertoe ondersteunen. De Veiligheidsraad heeft overigens eerder een wapenembargo opgelegd aan Eritrea i.v.m. ondersteuning aan Al Shabaab (VNVRR-resoluties 751 en 1907).

Wat de EU-steun aan Eritrea betreft heeft de Minister voor BHOS in de informele Raad Buitenlandse Zaken over OS van 12 sept. jl uitvoering gegeven aan Kamermoties met Kamerstuk 22 831, nrs. 112 en 120 door te pleiten voor het inzetten van EU-geld voor Eritrese vluchtelingen in de regio in plaats van voor Eritrea zelf. EU-Commissaris voor internationale samenwerking en ontwikkeling Neven Mimica stelde echter dat dit binnen de kaders van EU-regelgeving niet mogelijk is. Het meerjarenprogramma voor Eritrea beoogt uitdrukkelijk de sociaaleconomische ontwikkeling van de bevolking te stimuleren en moet tegelijkertijd bijdragen aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in het land. Commissaris Mimica stelde dat de Commissie nog geen fondsen heeft gecommitteerd en enkel een programma zal voorstellen aan het EOF comité dat beide componenten bevat. Nederland zal kritisch toezien op deze toezegging van Commissaris Mimica.

Syrië – invasie Turkije

De oorlog in Syrië dreigt steeds verder te escaleren. Hopelijk houdt de wapenstilstand enigszins stand. Intussen is Turkije echter Syrië binnengevallen.

Voor zover deze inval bedoeld is ter zelfverdediging tegen ISIS, zou deze nog kunnen vallen onder het recht op zelfverdediging. Ware het niet dat er vele aanwijzingen zijn voor steun van Turkije aan ISIS. De leden van de CDA-fractie hebben het kabinet hier al jaren op bevraagd en nog nooit een duidelijk antwoord gekregen. De leden van de CDA-fractie herhalen het pleidooi voor een internationaal onafhankelijk onderzoek naar de steun van Turkije aan ISIS en andere jihadistische groeperingen. In dit licht is het opvallend dat er bij de invasie nauwelijks gevechten hebben plaatsgevonden tussen de Turkse strijdkrachten en ISIS. Zelfs in de stad Jarablus niet. Ook heeft ISIS kennelijk geen IED’s geplaatst. Nog nooit eerder heeft ISIS een stad zo gemakkelijk prijsgegeven. Het roept veel vragen op. De leden van de CDA-fractie zien het als een reëel risico dat de Turkse «bufferzone» als beschermparaplu dient voor ISIS. Waarbij de aanvoer van jihadisten, wapens en munitie vanuit Turkije gewoon doorgaat richting Syrië. Minstens zo verontrustend is het andere doel van de Turkse invasie: de bestrijding van de Syrisch-Koerdische YPG; een bondgenoot van het Westen in de strijd tegen ISIS. Expliciet heeft president Erdogan gesteld: «De strijd in Irak en Syrië voort zal duren totdat DAESH en de PYD zijn ontworteld»4. Dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

33. Wat vindt het kabinet van dit statement? Klopt het dat de Turkse strijdkrachten naast de YPG ook de Syrian Democratic Forces (SDF) aanvallen, een coalitie die deels uit Koerdische strijders bestaat, en hun bondgenoten? Wat vindt het kabinet hiervan? Turkije kan toch hier toch met geen mogelijkheid een beroep doen op het recht op zelfverdediging? De YPG en de SDF weigeren nu begrijpelijkerwijs op te trekken richting Raqqa. Een gedwongen terugtrekking ten oosten van de Eufraat betekent dat de YPG en de SDF ISIS niet meer kunnen bestrijden in dat gebied. Deelt het kabinet de opvatting dat de Turkse invasie van Syrië leidt tot verdere escalatie, de strijd tegen ISIS bemoeilijkt, illegaal is en ondubbelzinnig veroordeeld moet worden? De leden van de CDA-fractie dringen aan op een krachtige veroordeling van Turkije, ook in internationale fora zoals de VN, de EU en de NAVO. Is het kabinet bereid dat te bepleiten? Zo nee, waarom niet?

Reactie van het kabinet:

De Turkse operatie vond plaats op locaties in Noord-Syrië waar ook de Syrian Democratic Forces (SDF) aanwezig waren. De SDF bestaan volgens schattingen voor meer dan 80 procent uit YPG-strijders. Het kabinet is van mening dat er alles aan gedaan moet worden om verdere escalatie in Syrië te voorkomen en heeft in gesprekken met Turkije aangedrongen op strikte naleving van het internationaal recht. Tevens heeft Nederland opgeroepen om de acties te beperken tot het bestrijden van ISIS. Nederland heeft Turkije in NAVO-verband verzocht om een toelichting op de operatie in Syrië. De Turkse Chargé d’Affairs bij de NAVO heeft op 26 augustus j.l. een dergelijke toelichting gegeven aan de NAVO-bondgenoten.

Nederlandse deelname aan VN-vredesoperaties

Het kabinet somt de huidige bijdragen op van Nederland aan VN-vredesoperaties. Verder dan deze beschrijving komt het niet. Dat roept de vraag op wat de inzet van het kabinet is. De Minister van Buitenlandse Zaken deed nota bene in een toespraak voor de VN5 een oproep aan Westerse landen om vaker een bijdrage te leveren, omdat zij over de juiste middelen beschikken. Ze zouden nu «te weinig meedoen», aldus de Minister. De Minister van Defensie legde in een speech op een VN-conferentie6 veeleer de nadruk op het verbeteren van de effectiviteit.

34. Wat is nu het standpunt van het kabinet? Moeten Westerse landen inderdaad meer bijdragen? Is Nederland bereid zelf invulling te geven aan de oproep van de Minister van Buitenlandse Zaken?

Reactie van het kabinet:

Grotere deelname door Westerse landen aan VN-vredesmissies kan de effectiviteit van VN-missies verbeteren. Terwijl Westerse landen beschikken over meer hoogwaardige capaciteiten (helikopters, inlichtingen) en troepen (special forces, stafofficieren op het gebied van command & control), is hun aandeel in vredesmissies in verhouding met het aandeel van niet-Westerse landen de afgelopen decennia echter aanzienlijk gedaald. Nederland heeft het goede voorbeeld gegeven door begin 2014 een substantiele bijdrage te leveren aan de VN-missie in Mali. Onze bijdrage is gericht op een sterke inlichtingencapaciteit die de missie beter in staat stelt om het VN-mandaat effectief uit te voeren. De Nederlandse bijdrage aan MINUSMA heeft voor een deel de weg geëffend voor andere landen, zoals Zweden en Duitsland, om ook een aanzienlijke bijdrage aan deze missie te leveren.

Nederland speelt als co-host een actieve rol op internationale conferenties, zoals de UNPK Leaders Summit in september 2015 in New York en de UNPK Defensie Ministeriele Conferentie in Londen van 8 september jl., bij het aanmoedigen van landen om meer aan VN-missies deel te nemen en bij te dragen. We stellen dit punt ook vaak aan de orde in onze bilaterale internationale contacten. Nederland steunt de VN actief bij het verbeteren van force generation, onder meer ten aanzien van de ontwikkeling van een lange-termijnrotatieschema voor het leveren van helikopters.

Het kabinet maakt opnieuw een verdeelde indruk. Dat geldt in het bijzonder voor de MINUSMA missie in Mali. De Minister van Buitenlandse Zaken sprak in april dit jaar al openlijk uit voorstander te zijn van verlenging7. Er zou nog vóór het zomerreces een besluit over worden genomen. Het zomerreces is inmiddels voorbij en nog steeds is er geen besluit.

35. Kan het kabinet aangeven waarom niet? Is de coalitie verdeeld? In hoeverre bemoeilijkt de trage besluitvorming het planningsproces bij Defensie? Wanneer komt het moment dat een adequate voorbereiding van een eventuele verlenging in het gedrang komt? Welk signaal wil het kabinet afgeven op de AVVN?Is het kabinet het met de leden van de CDA-fractie eens dat zowel voor de VN als de Nederlandse krijgsmacht op zeer korte termijn duidelijkheid moet komen?

Reactie van het kabinet:

Zoals vrijdag 9 september jl. schriftelijk aan de Kamer is gemeld (Kamerstuk 29 521, nr. 324), is het kabinet van plan op korte termijn een besluit te nemen over de wijze waarop de Nederlandse deelname aan MINUSMA in 2017 wordt vormgegeven. Zodra het kabinet een besluit heeft genomen zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. De ministeriële week van de 71ste AVVN, volgende week in New York, biedt gelegenheid om te benadrukken dat Nederland groot belang hecht aan VN-vredesoperaties. De VN wordt echter pas geïnformeerd over de aard van de Nederlandse bijdrage nadat de Kamer hiervan op de hoogte is gebracht.

Kernwapens

De leden van de CDA-fractie hebben met verbazing kennis genomen van het stemgedrag van Nederland in de VN Open Ended Working Groep (OEWG) over nucleaire ontwapening. Tijdens de behandeling van het burgerinitiatief Teken tegen Kernwapens riep de Kamer in de motie Servaes c.s. (Kamerstuk 34 419, nr. 11) het kabinet op «om zich binnen de open-ended working group actief in te zetten voor doeltreffende maatregelen, waaronder de start van onderhandelingen over een internationaal verbod op nucleaire wapens».

36. Waarom heeft Nederland in de laatste bijeenkomst van de werkgroep op 19 augustus jl. tegen de paragraaf over het houden van onderhandelingen over een internationaal verbod op kernwapens in 2017 gestemd? En waarom heeft Nederland zich onthouden van stemming over het gehele rapport van de OEWG? Kan het kabinet dit toelichten? Waarom heeft het kabinet daarmee in strijd gehandeld met de motie Servaes c.s.? Waarom is de Kamer hierover niet geïnformeerd? Is het kabinet bereid per afzonderlijke brief uit te leggen waarom ze de motie Servaes op dit punt niet uitvoert?

Reactie van het kabinet:

De betreffende paragraaf deed afbreuk aan jaren werk, en ondermijnde zowel het NPV-acquis als het Nederlandse beleid van de afgelopen 25 jaar. Dit was de hoofdreden van Nederlandse stemonthouding voor het rapport als geheel. Alle NAVO-leden hebben tegen de paragraaf gestemd, en veel NAVO-leden hebben om die reden tegen het rapport als geheel gestemd. Zie voor uitgebreide toelichting de antwoorden op de vragen 11, 13 en 14. De Kamer is geïnformeerd over de tenuitvoerlegging van de motie Servaes c.s. in de OEWG in de Kamerbrief (Kamerstuk 34 419, nr 17).

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de noodzaak, het nut en de effectiviteit van de VN niet is aangetoond, en dat om die reden Nederland de VN zou moeten verlaten.

37. Tot het zo ver is willen de leden van de PVV-fractie graag opheldering van de Minister over de Jordaanse VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Zeid Ra’ad al-Hussein, die kritiek heeft geuit op het verkiezingsprogramma van de PVV. Tijdens een conferentie over veiligheid en justitie noemde hij Wilders een «politieke fantast» en trok een vergelijking met de tactiek die IS ook gebruikt. De PVV roept de Minister op tijdens de komende AVVN afstand te nemen van de uitspraken van deze VN-Commissaris en te pleiten voor zijn ontslag. Het is een schande dat deze VN-Commissaris voor de mensenrechten een democratisch gekozen partij in een democratisch land de maat neemt, en niet de islamitische dictaturen zoals Saoedi-Arabië waar op grote schaal mensenrechten worden geschonden.

Reactie van het kabinet:

De VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (Zeid) heeft zijn zorg uitgesproken over populistische politiek in westerse landen, waaronder Nederland. Volgens hem zijn bepaalde uitspraken niet in lijn met internationale afspraken en verdragen op het gebied van mensenrechten. De Hoge Commissaris heeft een onafhankelijke positie en het mandaat om ontwikkelingen te signaleren en hier publiek aandacht voor te vragen.

Verder willen de leden van de PVV-fractie graag opheldering van de Minister over de medewerker van het Ontwikkelingsprogramma van de VN die in Gaza geld doorgesluisd zou hebben naar terreurbeweging Hamas. In Israël wordt deze persoon al aangeklaagd.

38. De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister tijdens de 71e Vergadering zijn steun uit te spreken voor Israël en te pleiten voor het per direct stop zetten van geldstromen naar de Palestijnse gebieden.

Reactie van het kabinet:

In augustus maakte Israël bekend een medewerker van UNDP in Gaza ervan te verdenken Hamas gesteund te hebben door zeven vrachtwagens (op een totaal van 29.000) met puin van het conflict van 2014 gebruikt te hebben voor aanleg van infrastructuur voor Hamas. Nederland werkt samen met UNDP in Gaza, maar niet voor wat betreft het programma waarin de beschuldigde medewerker actief was. Het kabinet is van mening dat de rechtsgang zijn loop moet hebben en ziet geen reden het Nederlandse OS-programma aan Gaza en de Westelijke Jordaanoever te beëindigen of andere landen op te roepen hulp te stoppen. Het stopzetten van hulp aan Gaza zou ernstige gevolgen hebben voor de bevolking van Gaza, die al onder zeer moeilijke omstandigheden leeft. Dit zou ook niet in het belang van Israël zijn.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de uitgebreide brief van het kabinet over de 71ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in New York. Graag willen zij het kabinet bedanken voor deze uitgebreide informatievoorziening. Ondanks, of dankzij, deze uitgebreide informatievoorziening hebben de genoemde leden nog enkele vragen en opmerkingen. De genoemde leden maken ook graag nogmaals van de gelegenheid gebruik om het kabinet te feliciteren met het bemachtigen van een zetel in de Veiligheidsraad voor 2018. De leden kijken uit naar een ambitieuze agenda van het kabinet die invulling zal geven aan dit prestigieuze lidmaatschap.

1. De VN als dé internationale organisatie

Hervormingen: noodzakelijk maar weerbarstig

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voornemens van het kabinet om de VN te hervormen. De leden kunnen zich echter niet aan de indruk onttrekken dat het op ene herhaling van zetten lijkt. Vorig jaar stelden de leden van de D66-fractie al voor om de benoemingsprocedure van de secretaris-generaal veel transparanter te maken en er een echte verkiezing van te maken. Ook hadden de leden van de D66-fractie voorstellen over een parlementaire vertegenwoordiging bij de VN, het afschaffen van het vetorecht en een financiële verdeelsleutel voor noodhulp.

39. Kan het kabinet aangeven of op deze punten het afgelopen jaar vooruitgang is geboekt, en zo ja, welke. Zo niet, is het kabinet voornemens hier werk van te maken wanneer Nederland een zetel heeft in de Veiligheidsraad?

Reactie van het kabinet:

De hervorming van de VN kent een brede agenda. De revitalisering van de AVVN, de hervorming van het VN-ontwikkelingssysteem en de hervormingen van de Veiligheidsraad behoeven een grondige aanpak. Hoewel er op het vlak van de afschaffing van het vetorecht weinig vooruitgang is geboekt, is de ontwikkeling op andere hervormingsthema’s positiever.

Voor de benoemingsprocedure van de Secretaris-Generaal is een aantal bemoedigende stappen genomen de transparantie te vergroten. Informele vraag- en antwoordsessies met kandidaten in de Algemene Vergadering van de VN zijn daarvan een goed voorbeeld. Tegelijkertijd kan men nog niet spreken van een daadwerkelijke verkiezing, aangezien het VN-Handvest (artikel 97) bepaalt dat de AVVN de Secretaris-Generaal benoemt op aanbeveling van de Veiligheidsraad. Onderhandelingen over kandidaten vinden veelal in beslotenheid plaats. Het Koninkrijk blijft zich uitspreken voor een open, transparant en inclusief benoemingsproces.

De financiering van VN-instellingen die humanitaire hulp verstrekken is grotendeels op basis van vrijwillige bijdragen van lidstaten. Discussies binnen de VN over verplichte bijdragen aan noodhulp stuiten bij veel lidstaten nog op weerstand en hebben tot nog toe niet geleid tot wijzigingen in het systeem. Teneinde de effectiviteit van de VN op het gebied van noodhulp te versterken zet Nederland zich mede in het licht van de uitkomsten van de World Humanitarian Summit in voor onder andere grotere voorspelbaarheid van de financiering en toename van ongeoormerkte bijdragen en meerjarige financiering.

Voor de voorgenomen inzet op hervormingen tijdens het Nederlands VNVR-lidmaatschap verwijst het kabinet naar de beantwoording op vraag 1.

2. Vrede en veiligheid

De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat Nederland zich uitgebreid ingezet ter bevordering van de vrede en veiligheid en wereldwijd. Zo draagt Nederland bij aan diverse VN-vredesoperaties, is lid van de Peacebuilding Commission, en zet zich in voor de versterking van de positie van vrouwen in (post-)conflictsituaties. De genoemde leden hebben ook vernomen dat vanuit het kabinet nogal wat kritiek is op het functioneren van de VN. Zo heeft de Minister van Defensie onlangs gesteld dat de effectiviteit van VN-vredesmissies beter kan en moet.8

40. De genoemde leden ontvangen graag een nadere toelichting van het kabinet op dit punt. Welke concrete voorstellen heeft het kabinet op dit punt? Op welke wijze wil het kabinet dit in de praktijk brengen?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet streeft inderdaad naar een grotere effectiviteit van VN-missies. Gelet op de aanbevelingen uit de belangrijke evaluaties in 2015 van VN-vredesoperaties, VN-vredesopbouw en resolutie 1325 (Vrouwen, Vrede en Veiligheid) omvatten de prioriteiten voor Nederland:

  • beleidscoherentie en geïntegreerde benadering van conflicten;

  • bescherming van burgers;

  • focus op de implementatie van resolutie 1325;

  • betere capaciteiten, planning en logistieke ondersteuning van vredesmissies;

  • betere betrokkenheid van politie- en troepeneleverende landen; en

  • beter gebruik van inlichtingen.

Wat de capaciteitskwestie betreft zijn goed uitgeruste en goed getrainde blauwhelmen nodig. Daar schort het in veel VN-missies nog aan. Vandaar dat Nederland actief initiatieven ondersteunt die bijdragen aan het verbeteren van capaciteit. We doen dat via trainingsprogramma’s voor Afrikaanse landen die blauwhelmen aan missies leveren: via het ACOTA-programma en met specifieke trainingen op gebied van gender en binnenkort ook op gebied van bescherming van burgers. Een andere belangrijke manier om de effectiviteit van VN-missies te verbeteren is een grotere deelname door Westerse landen aan deze missies. Nederland speelt een actieve rol bij het aanmoedigen van landen om meer aan VN-missies deel te nemen en bij te dragen. Tot slot ondersteunt Nederland de VN bij het ontwikkelen van een eigen beveiligd communicatienetwerk en de ontwikkeling van een handboek voor inlichtingen in VN-missies.

Uitbanning van massavernietigings-, biologische en chemische wapens.

De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van de 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties dat Nederland actief zal meewerken aan de Open Ended Working Group, conform de motie Sjoerdsma (Kamerstuk 33 783, nr. 19). De genoemde leden ontvangen graag een wat nadere toelichting. Zij hebben namelijk begrepen dat tijdens de AVVN een voorstel zal worden gedaan om in 2017 een conferentie te houden waar zal worden onderhandeld over een juridisch bindend verbod op nucleaire wapens.

41. De genoemde leden willen graag van het kabinet weten of zij dit voorstel zullen steunen, en zo nee, waarom niet. Is het kabinet bereid om een resolutie die een dergelijke conferentie mogelijk maakt mede te ondertekenen? Zo nee, waarom niet?

Reactie van het kabinet:

Ja. Nederland heeft tijdens de OEWG duidelijk en bij herhaling steun uitgesproken voor het doel van een kernwapenvrije wereld inclusief een alomvattend, afdwingbaar en verifieerbaar kernwapenverbod, gesteund door zowel kernwapenbezitters als niet-kernwapenstaten. Nederland heeft concrete voorstellen gedaan betreffende mogelijke aanbevelingen door de OEWG om tot verdere effectieve en betekenisvolle stappen richting bovengenoemd doel te komen. Zie verder het antwoord op vraag nr. 11.

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van het feit dat in het verslag van de 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties wordt gemeld dat Nederland in 2016 voorzitter is van het clustermunitieverdrag. In die hoedanigheid wil het kabinet zich inzetten voor verdere universalisatie en implementatie van het verdrag.

42. De genoemde leden ontvangen graag een toelichting wat dit betekent. Welke doelen worden gesteld, zo vragen deze leden. Welke concrete stappen wil het kabinet zetten? De genoemde leden merken daarbij op dat clustermunitie ook wordt gebruikt in zowel de oorlog in Syrië als de oorlog in Jemen. Acht het kabinet het mogelijk dat er concrete resultaten worden bereikt in het terugdringen of zelfs uitbannen van de inzet van clustermunitie in deze conflicten?

Reactie van het kabinet:

Het Nederlandse voorzitterschap van het Clustermunitieverdrag (CCM) duurde van 1 januari 2016 tot en met de jaarlijkse Meeting of States Parties (MSP) van het verdrag, die van 5 tot 7 sept jl. in Genève plaatsvond.

Voor wat betreft universalisering heeft Nederland met succes gelobbyt voor bredere aansluiting bij het CCM. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap sloot de honderdste verdragspartij zich aan.

Voor wat betreft implementatie is tijdens de MSP met consensus een politieke verklaring aangenomen. Hierin is 2030 als «einddatum» voor de CCM geïntroduceerd, als jaar waarin de wereld vrij moet zijn van clustermunitie. Ook is de norm van niet-gebruik bevestigd: de verklaring veroordeelt ieder gebruik van clustermunitie door iedere actor, met speciale verwijzing naar de conflicten in Syrië en Jemen.

Het kabinet constateert dat er nog steeds clustermunitie gebruikt wordt in verschillende conflicten, maar ziet ook een groeiend stigma op het gebruik van deze wapens. Het feit dat het Amerikaanse bedrijf Textron ondanks aankondigde geen clustermunitie meer te zullen produceren, past in een bredere trend van uitfasering en stigmatisering van clustermunitie. Het kabinet zal zich actief blijven inzetten voor het geheel uitbannen van clustermunitie.

Syrië en belegeringen

De leden van de D66-fractie merken op dat er nog steeds veel plekken in Syrië zijn die worden belegerd en waar de bevolking dus wordt uitgehongerd. De genoemde leden zouden het zeer op prijs stellen wanneer het kabinet, eventueel in EU-verband, zich tijdens de AVVN wil inzetten voor het verlenen van humanitaire toegang tot deze belegerde gebieden.

43. De genoemde leden horen graag van het kabinet of zij hiertoe bereid is. Zo niet, dan ontvangen zij graag een toelichting op deze keuze van het kabinet.

Reactie van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft het belang van humanitaire toegang tot alle belegerde en moeilijk te bereiken gebieden. Nederland zet zich in vele internationale fora, waaronder de International Syria Support Group (ISSG), in om humanitaire toegang tot de mensen in Syrië te verkrijgen. Ook tijdens de AVVN zal het kabinet het belang van humanitaire toegang tot álle belegerde en moeilijk te bereiken gebieden bepleiten.

3. Mensenrechten en internationale rechtsorde

De leden van de D66-fractie constateren dat de afgelopen 24 jaar tijdens de AVVN telkens een resolutie is aangenomen over de mensenrechtensituatie in Myanmar. De genoemde leden hebben echter begrepen dat dit jaar de EU niet voornemens is om een dergelijke resolutie in te dienen. Het afgelopen jaar is er zeker vooruitgang geboekt in Myanmar. Desalniettemin betreuren de genoemde leden het dat er dit jaar geen resolutie lijkt te worden ingediend, te meer omdat de mensenrechtensituatie in Myanmar nog steeds substantieel moet worden verbeterd.

44. De genoemde leden vragen het kabinet daarom of zij bereid is het initiatief te nemen in EU-verband om wel te komen tot een resolutie over de mensenrechtensituatie in Myanmar.

Reactie van het kabinet:

Binnen de EU wordt gesproken over het wel of niet voortzetten van de AVVN-resolutie over de mensenrechtensituatie in Myanmar. In het licht van de positieve ontwikkelingen in Myanmar is er onder EU-lidstaten brede steun om dit jaar geen resolutie in te dienen. Dit betekent niet dat de mensenrechtensituatie in Myanmar van de VN-agenda is. De EU zal tijdens de mensenrechtenraad dit najaar wederom een resolutie indienen waarmee het mandaat van de Speciaal Rapporteur wordt vernieuwd en monitoring van de ontwikkelingen mogelijk blijft. Ook wordt Myanmar in deze resolutie opgeroepen tot instemmen met vestiging van een OHCHR-kantoor.

Ondanks de vooruitgang die is geboekt blijven er grote zorgen bestaan over de mensenrechtensituatie in Myanmar, in het bijzonder over de situatie van minderheden zoals de Rohingya. Het kabinet zal deze zorgen met de regering van Myanmar blijven bespreken en neemt in EU-verband het initiatief om aan te blijven dringen op verbetering van de mensenrechtensituatie in Myanmar.

Bevordering internationale rechtsorde

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de beleidsdoorlichting naar de Nederlandse inzet voor de internationale rechtsorde in de periode 2009–2014. De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) benoemt een aantal concrete resultaten in het onderzoek. De leden zijn verheugd te lezen dat dit Nederlands beleid concrete resultaten boekt. Tegelijkertijd is de IOB kritisch op het ontbreken van een overkoepelende Nederlandse visie op de vraag hoe vorm te geven aan de verdere ontwikkeling van de internationale rechtsorde. In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting wordt kort gerefereerd aan dit commentaar van de IOB, maar het ontbreekt aan een helder antwoord. Een aantal pijlers worden genoemd, maar een heldere visie met een blik naar de toekomst ontbreekt nog steeds.

45. De genoemde leden zijn daarom benieuwd of het kabinet inderdaad bereid is een dergelijke visie op te stellen en de Kamer daarover te informeren. Indien dit niet het geval is, ontvangen de leden graag een toelichting op deze keuze.

Reactie van het kabinet:

De bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde is leidraad voor het Nederlandse buitenlandbeleid, zoals verankerd in de Nederlandse Grondwet. De overkoepelende inzet voor deze grondwettelijke opdracht is uitgewerkt in de pijlers zoals geformuleerd in de kabinetsreactie op het IOB-rapport Het kabinet maakt waar mogelijk in relevante beleidsdocumenten de overkoepelende inzet op de bevordering van de internationale rechtsorde en de relatie met deze pijlers zichtbaarder.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie zijn positief over de inzet van het kabinet bij de overleggen over de hervormingen van de Verenigde Naties (VN) en de VN Veiligheidsraad (VNVR). Allereerst onderschrijven zij het belang van de VNVR als gezaghebbend orgaan betreffende besluiten over internationaal militair ingrijpen. Zij wijzen er echter op dat het vetorecht de VN-Veiligheidsraad historisch gezien vaak heeft lamgelegd, ook wanneer sprake was van grove schendingen van de geweldsverboden binnen het VN-Handvest. Om die reden bepleiten de leden van de SGP-fractie dat militair ingrijpen door een internationale «coalition of the willing» legitiem kan zijn in noodsituaties waarin sprake is van voldoende algemene veroordeling, en van voldoende zware schendingen van het internationale recht.

46. Wat is de visie van het kabinet hierop? Wat zijn de (internationaalrechtelijke) kaders, ook in het licht van de Responsibility to Protect? Overigens, hoe verhoudt het Nederlandse pleidooi binnen de Algemene Vergadering (AVVN) voor meer leden in de VNVR zich tot de wens de effectiviteit van dit orgaan te waarborgen, terwijl die effectiviteit nu al vaak ver te zoeken is?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet verwijst in dit verband naar de Kamerbrief over «alternatieve volkenrechtelijke mandaten» (Kamerstuk 32 623, nr. 110, 19 september 2013). Hierin is onder meer aangegeven dat voor geweldgebruik in het kader van Responsibility to Protect een mandaat van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is vereist. Ten aanzien van humanitaire interventie geldt dat het kabinet bereid is te overwegen of een bijdrage kan worden geleverd aan een internationale crisisbeheersingsoperatie in geval van een humanitaire noodsituatie. Een bijdrage aan een crisisbeheersingsoperatie kan vele vormen aannemen. Indien een verzoek om een bijdrage het gebruik van geweld omvat, zal de regering in ieder afzonderlijk geval een politieke beoordeling maken of het gebruik daarvan legitiem is op basis van een politieke of morele rechtvaardiging daarvoor, waarbij met de in bovengenoemde brief opgenomen aspecten nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden.

Het succes van elke hervorming van de Veiligheidsraad dient te worden afgemeten aan twee maatstaven: de representativiteit (weerspiegelt de Veiligheidsraad voldoende de economische, politieke en geografische balans in de wereld) en de effectiviteit (bereikt de Veiligheidsraad zijn doelen voldoende). Deze balans tussen representativiteit en effectiviteit kan volgens het Koninkrijk en vele andere landen enkel worden bereikt door een op termijn onvermijdelijke herziening van de samenstelling en vetorechten. Over de hervorming van de vetorechten circuleren verscheidene voorstellen met voor- en tegenstanders. Aangezien grondige hervorming op dit moment nog niet haalbaar is, steunt het Koninkrijk tussentijdse oplossingen zoals het eerder genoemde Frans-Mexicaanse initiatief dat permanente leden vrijwillig afzien van het gebruik van hun veto in geval van massale wreedheden.

Wat betreft de hervormingen van het VN-ontwikkelingssysteem beamen de leden van de SGP-fractie dat er nog veel winst valt te behalen door betere coördinatie en vereenvoudiging en gelijktrekken van procedures.

47. Hoe gaat het kabinet dit precies aanvliegen? En wat is, in het licht van de Werelddoelen, de concrete inzet van het kabinet om te komen tot een coherente en «organisatie-overstijgende» aanpak?

Reactie van het kabinet:

Met de Delivering as One-agenda van de Verenigde Naties zijn de afgelopen jaren stappen gezet om de samenwerking en coördinatie van de VN-ontwikkelingsorganisaties te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van de gezamenlijke VN-ontwikkelingsplannen per land, de toegenomen verantwoordelijkheden van de Resident Coordinator, het stroomlijnen van procedures en het samenvoegen van bedrijfsfuncties in VN-landenkantoren.

Het kabinet is van mening dat er nog meer stappen nodig zijn om de effectiviteit en de onderlinge samenwerking van VN-organisaties te verbeteren. Zo is het van belang dat VN-organisaties de afspraken uitvoeren die gemaakt zijn tijdens recente conferenties, zoals de conferentie over de Global Goals in 2015 en de World Humanitarian Summit in 2016. Dit najaar starten de vierjaarlijkse onderhandelingen over de richtlijnen voor de hervorming van het VN-ontwikkelingssysteem die de basis vormen voor de strategische plannen van VN-organisaties.

Nederland zet tijdens de onderhandelingen in op voortzetting van de uitvoering van de Delivering as One-agenda, betere afspraken over coördinatie, meer samenhang tussen ontwikkelings- en humanitaire activiteiten conform de afspraken gemaakt tijdens de World Humanitarian Summit en de VN-top over grootschalige vluchtelingen- en migratiestromen. Daarnaast zal Nederland pleiten voor meer partnerschappen van VN-organisaties met overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisatie en kennisinstellingen om gezamenlijk de Global Goals te behalen. Ook zal Nederland pleiten voor betere en transparante resultatenverantwoording door de VN op basis van de Global Goals.

Nederland zal ook pleiten voor voldoende aandacht voor inclusieve ontwikkeling, waaronder het bereiken van kwetsbare groepen en de allerarmsten, evenals het bevorderen van gendergelijkheid. Een voorbeeld van de samenwerking tussen VN-organisaties is de jaarlijkse, mondiale voortgangsrapportage over de Global Goals voor waar alle VN-organisaties aan bijdragen en die gepresenteerd wordt tijdens het jaarlijkse forum over de Global Goals, het High-Level Political Forum, in New York.

De leden van de SGP-fractie zijn blij met de pogingen van het kabinet om te streven naar duurzame vrede door inzet op een combinatie van veiligheid, vredeshandhaving, rule of law, wederopbouw en mogelijkheden om te voorzien in levensonderhoud.

48. Onduidelijk blijft echter wat het kabinet concreet bedoelt met het «zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van diplomatieke, civiele, militaire, en politionele inzet en ontwikkelingsinstrumenten.» Bovendien zijn de leden van de SGP-fractie benieuwd wat in contexten van vrede en stabiliteit wordt gedaan om wetshandhaving te waarborgen of te verbeteren teneinde uitbuiting, (moderne) slavernij, mensenhandel etc. tegen te gaan.

Reactie van het kabinet:

Nederland zet zich actief in voor meer internationale samenwerking bij het tegengaan van mensenhandel. Zo heeft Nederland, samen met Luxemburg, Malta en Slowakije, een project opgezet gericht op het stimuleren van de multidisciplinaire aanpak van arbeidsuitbuiting. Dit heeft geresulteerd in een handleiding («TeamWork! Strengthening multidisciplinary cooperation against trafficking in human beings for labour exploitation»). In het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap heeft ons land op 18 en 19 januari jl. een conferentie georganiseerd, waarbij bijna 200 deelnemers, afkomstig uit alle lidstaten en van twaalf soorten organisaties, twee dagen lang hebben gesproken over het belang van multidisciplinaire en grensoverschrijdende samenwerking bij de aanpak van mensenhandel met het oogmerk van arbeidsuitbuiting.

Bovendien zijn in EU-Raadsconclusies afspraken neergelegd om de aanpak van mensenhandel te versterken. In het kader van de EU-beleidscyclus voor de aanpak van de georganiseerde criminaliteit zijn ook projecten opgezet om mensenhandel tegen te gaan. Nederland werkt op dit moment nauw samen met andere lidstaten, in het kader van de EU EMPACT-projecten met betrekking tot mensenhandel (European Multidisciplinary Platform against Criminal Threats). Binnen deze projecten worden verschillende operationele acties door de lidstaten uitgevoerd om mensenhandel tegen te gaan.

Het kabinet geeft aan dat de bescherming van de burgerbevolking in gewapend conflicten prioriteit is in de meeste mandaten van VN-vredesmissies.

49. De leden van de SGP-fractie vragen zich echter af of de bescherming van minderheden ook prioriteit is binnen het brede humanitaire- en veiligheidsbeleid van de VN. Regelmatig klinken signalen dat, bijvoorbeeld, christelijke vluchtelingen verre van veilig zijn in vluchtelingenkampen van de VN die vaak door overwegend islamitische vluchtelingen bevolkt worden. Vluchten voor je leven en dan opnieuw je leven niet veilig zijn: een schrijnende en ontoelaatbare situatie. Biedt de VN gerichte bescherming aan zulke kwetsbare vluchtelingen, en in hoeverre neemt Nederland deze noodsignalen mee richting de AVVN?

Reactie van het kabinet:

Ja. De op de VN-migratietop op 19 september a.s. aan te nemen politieke verklaring besteedt aandacht aan zowel de eerbiediging van mensenrechten (waaronder de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging) als aan bescherming van kwetsbare groepen vluchtelingen. Dit onderschrijft het kabinet ten zeerste.

50. De leden van de SGP-fractie zijn blij met de bijzondere aandacht van het kabinet voor de landenresoluties over Iran, Noord-Korea en Syrië. Wat is binnen de VN de concrete inzet van het kabinet wat betreft de bijzonder nijpende mensenrechtensituatie in Noord-Korea?

Reactie van het kabinet:

De Nederlandse regering is zeer bezorgd over systematiek en ernst van de mensenrechtenschendingen van het Noord-Koreaanse regime, volgt de situatie nauwgezet en zal in relevante internationale fora, waaronder de VN-Mensenrechtenraad, aandacht voor mensenrechtenschendingen blijven vragen. Tijdens de 71ste AVVN zal Nederland met EU-partners wederom een resolutie indienen over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea. De regering zal zich daarbij onder meer inzetten voor het ter verantwoording roepen van mensenrechtenschenders en de aanpak van dwangarbeid. Nederland zal pleiten voor doorverwijzing door de VNVR van Noord-Korea naar het Internationaal Strafhof.

Wat betreft migranten en vluchtelingen onderschrijven de leden van de SGP-fractie het belang van gezamenlijke afspraken over betere internationale samenwerking. Inderdaad is expliciete aandacht noodzakelijk voor veiligheid, mensenrechten, opvang en integratie van vluchtelingen en migranten, maar ook voor de terugkeer van onrechtmatig verblijvende migranten, goede grensbewaking en grensbeheer.

51. Hoe ziet het kabinet de balans hiertussen op dit moment? Hoe wordt voorkomen dat meisjes en vrouwen in de menshandel en prostitutie terecht komen; in hoeverre is de huidige aanpak effectief?

Reactie van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft het belang van een balans tussen de verschillende aspecten gerelateerd aan migratie zoals de aanpak van grondoorzaken migratie, eerbiediging van mensenrechten, aandacht voor kwetsbare groepen, verbeterde opvang in de regio, terugkeer en grensbewaking. De politieke verklaring die wordt aangenomen tijdens de VN-migratietop en marge van de AVVN op 19 september a.s, bevat een evenwichtige tekst met aandacht voor al deze aspecten. Dat is ook het uitgangspunt voor de migratiepartnerschappen die de EU momenteel met derde landen uitwerkt, de zogenaamde global compacts. Deze compacts moeten de belangen van beide partijen dienen en zo bijdragen aan de aanpak van grondoorzaken van migratie, betere opvang in de regio, een effectieve samenwerking op terugkeer en de ontmanteling van het bedrijfsmodel van mensensmokkelaars.

Nederland vraagt in internationaal verband voortdurend aandacht voor het lot van vrouwen en meisjes, die op de vlucht risico lopen slachtoffer te worden van (seksueel) geweld. Ook zet Nederland zich op verschillende manieren in voor hun bescherming, bijvoorbeeld in de Hoorn van Afrika, waar Nederland namens de EU een regionaal opvang- en beschermingsprogramma voor vluchtelingen leidt. Daar worden bijvoorbeeld activiteiten gesteund voor de bescherming van vluchtelingenvrouwen en -meisjes en om hun zelfredzaamheid te vergroten. Daarnaast steunt het kabinet een programma van UN Women voor Syrische vluchtelingenvrouwen in Irak, Libanon en Jordanië en een projectinitiatief in Irak dat zich specifiek richt op de bescherming van vrouwen die slachtoffer zijn van (seksueel) geweld, In dit project wordt naast huisvesting, ook psychosociale hulp aangeboden. Asielzoekers zijn een kwetsbare doelgroep voor mensenhandelaren en verdienen daarom adequate bescherming. De politie en het Openbaar Ministerie zijn daarom extra alert op signalen van misstanden in Nederland zelf, zoals mensenhandel rond asielzoekerscentra. De medewerkers van het COA, IND, Nidos en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) zijn getraind om signalen van mensenhandel te herkennen.

Ten slotte benadrukken de leden van de SGP-fractie dat ook binnen het internationale vluchtelingen- en migratiebeleid expliciet oog moet zijn voor de bijzonder kwetsbare positie van christenen en andere (religieuze) minderheden.

Naar boven