25 087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid

Nr. 205 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 april 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 19 oktober 2017 over de reactie op verzoek commissie over de brief van Universiteit Maastricht n.a.v. het besluit over vermijding van dubbele belasting door toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten (2017D29448).

De vragen en opmerkingen zijn op 30 november 2017 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 20 april 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De griffier van de commissie, Weeber

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie op het verzoek over de brief van Universiteit Maastricht naar aanleiding van. het besluit over vermijding van dubbele belasting door toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten. Zij hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie delen de mening dat het onwenselijk is wanneer inkomensbestanddelen dubbel onbelast blijven, al begrijpen zij de overwegingen van het kabinet.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het komt dat, zoals gesteld in het besluit toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten, «de vrijstellingsmethode eerder niet ten volle tot uitdrukking is gekomen in de desbetreffende verdragen»? Ook vragen zij waarom er is besloten dit besluit met terugwerkende kracht in te laten treden. Kan aangegeven worden bij welke verdragen of in welke gevallen de verrekeningsmethode thans nog gebruikt wordt ter berekening van de belasting voor inkomsten uit dienstbetrekking? Zijn er meer situaties waarbij Nederlanders eveneens geconfronteerd worden met een situatie die in strijd is het principe van kapitaalimportneutraliteit voor actieve inkomsten? De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet voornemens is ook deze gevallen aan te passen?

De belastingverdragen met de Golfstaten zijn relatief nieuw (respectievelijk tussen 2001 en 2010). Was het in deze tijd gebruikelijker de verrekeningsmethode te gebruiken in verdragen, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Waarom is daar vanaf gestapt?

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel mensen geraakt zullen worden door dit besluit. Voorts vragen de voorgenoemde leden of het kabinet kan bevestigen dat de situatie gemonitord zal worden zodat het besluit geen voorportaal zal worden voor belastingconstructies?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de voormalige Staatssecretaris d.d. 13 oktober 2017, getiteld «Reactie op verzoek commissie over de brief van Universiteit Maastricht n.a.v. het besluit over vermijding van dubbele belasting door toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten».

Naar aanleiding van bovenstaande stellen deze leden enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie willen antwoord op de vraag hoeveel Nederlanders het hier betreft. Kunt u een specificatie geven per land waarin deze Nederlanders werkzaam zijn (vanaf 1 januari 2015)? Zijn de bruto jaarinkomens van deze Nederlandse staatsburgers bekend en zo ja, hoeveel bedragen deze jaarinkomens (vanaf 1 januari 2012)?

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie of deze Nederlanders, enige verklaringen hebben moeten ondertekenen dat zij geen bepaalde religieuze beweging aanhangen (zoals bijvoorbeeld door het ondertekenen van een niet-Joodverklaring) dan wel bepaalde Westerse normen en waarden hanteren. Worden deze Nederlanders op enige wijze belemmerd gebruik te maken van de rechten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, zoals bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting? Mogen deze Nederlandse staatsburgers in de Golfstaten hun seksuele voorkeur vrijuit belijden, ook als dit homo- of biseksualiteit betreft?

De leden van de PVV-fractie vragen bovendien of deze Nederlanders, wanneer zij terugkeren naar Nederland, aanspraak kunnen maken op enige sociale zekerheid zonder dat zij daarvoor hebben betaald gedurende de jaren dat zij in de Golfstaten verbleven. Zo ja, acht het kabinet dit wenselijk?

Graag vernemen de leden van de PVV-fractie hoeveel van deze groep Nederlanders niet-belastingplichtig in Nederland zijn omdat zij zijn uitgeschreven. Hoeveel Nederlanders hebben Nederland als woon- en verblijfplaats maar werken op afstand in de Golfstaten?

De leden van de PVV-fractie vragen voorts hoe andere Westerse landen omgaan met de kwestie dat de Golfstaten inkomsten uit dienstenbetrekking niet belasten. Wordt in België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten inkomstenbelasting geheven over de inkomsten uit arbeid die hun staatsburgers genereren in de Golfstaten? Zo ja, hoeveel euro’s, ponden en dollars betreft het?

In het vierde onderdeel van de publicatie van «Internationaal Belastingrecht. Vermijding van dubbele belasting. Toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten» in de Staatscourant d.d. 7 september 2017 (nr. IZV 2017-0000015971) wordt het volgende vermeld: «Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.»

De leden van de PVV-fractie willen graag weten hoeveel belastingeuro’s de Nederlandse Staat misloopt met deze terugwerking tot en met 1 januari 2015. Hoeveel premie-inkomsten voor de volksverzekeringen loopt de Nederlandse collectieve sector hierdoor jaarlijks mis?

De leden van de PVV-fractie vragen of voorkomen kan worden dat de niet-belastingplichtigen na vijf jaar te hebben gewoond en gewerkt in de Golfstaten terugkeren met gebruikmaking van de expat-regeling.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 13 oktober jl. over de vrijstellingsmethode onder belastingverdragen met Golfstaten. Deze leden hebben nog enkele vragen hierover. Kan het kabinet toelichten waarom het niet ongewenst is dat over de beschreven inkomsten sprake is van dubbele niet-belasting? Kan worden aangegeven welke Golfstaten geen belasting heffen over inkomsten uit dienstbetrekking? Wat wordt bedoeld met de zinsnede dat «het hier een beperkt aantal gevallen betreft»? Is dat het aantal Nederlandse werknemers in de Golfstaten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het besluit van het kabinet waarin doelbewust wordt gekozen voor, geheel tegen de trend in, dubbele niet-heffing op bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking. De leden van de SP-fractie wijzen erop dat in internationaal verband velerlei maatregelen zijn of worden genomen die tot doel hebben dubbele niet-heffing te voorkomen. Deze leden vragen of dit een nieuwe stap in de belastingoorlog met andere landen is? Voorts hebben zij een aantal vragen over het beleidsbesluit.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom dit besluit niet is voorgelegd aan de Tweede Kamer, wetende dat dubbele niet-heffing een politiek belangrijk onderwerp is en dat dubbele niet-heffing internationaal wordt aangepakt. Is het kabinet bereid in het vervolg fiscale beleidsbesluiten die raken aan (internationale) regelgeving om tax planning te bestrijden, voor te leggen aan de Tweede Kamer?

Tevens willen de leden van de SP-fractie graag weten welke andere besluiten in het verleden zijn genomen die resulteren in dubbele niet-heffing. Zijn er nog meer vrijstellingen in belastingverdragen die leiden tot dubbele niet-heffing? Is het kabinet bereid een overzicht te verstrekken van alle besluiten die resulteren in dubbele niet-heffing en die momenteel nog geldig zijn?

De voorgenoemde leden merken op dat, was dit besluit niet genomen, de belastingplichtigen belasting in Nederland hadden moeten betalen over de betreffende inkomsten. Kan worden aangegeven welke belasting(en) zij hadden moeten betalen, als dit besluit niet zou zijn genomen? Wat is het budgettaire beslag van het besluit? Voorts willen zij weten hoeveel mensen of organisaties profiteren van de dubbele niet-heffing.

Erkent het kabinet dat het BEPS-project (base erosion and profit shifting) van de OESO, alsmede de EU-richtlijnen die hieruit voortvloeien, als belangrijkste of tenminste als één van de belangrijkste doelen heeft, dubbele niet-heffing te bestrijden? Hoe beoordeelt het kabinet het besluit in het licht hiervan? Denkt het kabinet dat het genomen besluit op goedkeuring kan rekenen in OESO- dan wel in EU-verband? Zo ja, waarom?

Meer in algemene zin vragen de leden van de SP-fractie aan het kabinet aan te geven waarom zowel een vrijstellingsmethode als een verrekeningsmethode dient te bestaan. Kan dit worden toegelicht? Welke meerwaarde heeft het bestaan van twee regimes naast elkaar?

De leden van de SP-fractie hebben er begrip voor dat Nederland tracht te bewerkstelligen dat Nederlandse werknemers in het buitenland dezelfde concurrentiepositie hebben als lokale werknemers, zoals ook staat beschreven in de notitie fiscaal verdragsbeleid. Deze leden zijn echter van mening dat het principe dat dubbele niet-belasting moet worden bestreden zwaarder weegt. Zij vinden dat Nederland op geen enkele manier moet meewerken aan dubbele niet-heffing en vragen of het kabinet die opvatting deelt.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom ervoor is gekozen de concurrentiepositie van Nederlandse werknemers die in Nederland belastingplichtig zijn te verslechteren ten opzichte van degenen die hun werkzaamheden in de Golfstaten verrichten. Klopt het, dat hetzelfde werk tegen hetzelfde loon door het genomen besluit leidt tot een lagere belastingdruk voor Nederlanders die in de Golfstaten werken dan voor Nederlanders die in Nederland werken? Zo ja, acht het kabinet dit onderscheid gewenst?

Kan het kabinet aangeven waarom het besluit terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2015, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wat is hier de reden voor? Zijn op grond van dit besluit belastingteruggaven gerealiseerd aan belastingplichtigen? Zo ja, in hoeveel gevallen? Om welk totaalbedrag gaat het?

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet te reageren op de stelling dat het onderhavige beleidsbesluit op gespannen voet staat met de onderworpenheidseis volgens het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Kan het kabinet de genoemde onderworpenheidseis toelichten? Kan zij ook aangeven of het besluit de vrijstellingsmethode toe te passen voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten hiermee op gespannen voet staat?

Hoe reageert het kabinet op de stelling dat het besluit niet in overeenstemming is met BEPS-actiepunt 6 op grond waarvan de titel en preambule van belastingverdragen wordt opgenomen dat het voorkomen van dubbele niet-heffing een van de doelen van een belastingverdrag is, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De voorgenoemde leden vragen het kabinet welke verdragen Nederland met de betreffende Golfstaten heeft, wanneer deze door het Nederlandse Parlement zijn goedgekeurd en in welke verdragen expliciet is gekozen voor de verrekeningsmethode. Kan het kabinet aangeven of zij het wenselijk acht dat, wanneer het Parlement instemt met een verdrag waarin de verrekeningsmethode is opgenomen, dit eenzijdig door een beleidsbesluit teniet wordt gedaan? Was het in dat licht niet zuiver geweest het besluit aan het Parlement voor te leggen, zo vragen deze leden.

Klopt het, dat de meeste landen dubbele belasting voorkomen door de verrekeningsmethode toe te passen, en niet de vrijstellingsmethode, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zo ja, is er dan wel sprake van een verslechterde concurrentiepositie wanneer ook in Nederland de verrekeningsmethode zou worden toegepast?

II Reactie van de Staatssecretaris

1. Algemene opmerking over de achtergrond van het beleidsbesluit

Voor het Nederlandse bedrijfsleven bieden de verdragen belangrijke zekerheid met betrekking tot hun investeringen in de Golfstaten. Een bijzondere omstandigheid is dat de Golfstaten maar zeer beperkt (of in het geheel geen) belasting heffen over lokaal behaalde ondernemingswinsten of verdiend arbeidsinkomen. Dit betekent dat Nederlandse bedrijven en hun Nederlandse werknemers die op deze lokale markten actief zijn (bij voorbeeld in de bouw- of baggersector), een concurrentienadeel kunnen ondervinden als zij níet op basis van deze lage lokale belastingdruk kunnen opereren. Vanwege deze omstandigheid is het een hoeksteen van het Nederlandse fiscale verdragbeleid om Nederlandse bedrijven en werknemers een vrijstelling van Nederlandse belasting te verlenen voor in het buitenland behaalde winst en verdiend arbeidsinkomen. Dit beleid is ook als uitgangspunt genomen bij het sluiten van de belastingverdragen met de Golfstaten. Gebleken is inmiddels dat in sommige gevallen de redactie van het verdrag onbedoeld niet geheel daarmee in lijn is. Het beleidsbesluit strekt ertoe dit recht te zetten. Dit besluit ziet uitsluitend op inkomsten uit arbeid verricht in de Golfstaten door inwoners van Nederland. Dit betreft bijvoorbeeld werknemers die tijdelijk bij een bagger- of bouwproject in één van de Golfstaten werken en met hun gezin in Nederland blijven wonen.

2. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie op het verzoek over de brief van Universiteit Maastricht naar aanleiding van het besluit over vermijding van dubbele belasting door toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten. Zij hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie delen de mening dat het onwenselijk is wanneer inkomensbestanddelen dubbel onbelast blijven, al begrijpen zij de overwegingen van het kabinet. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het komt dat, zoals gesteld in het besluit toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten, «de vrijstellingsmethode eerder niet ten volle tot uitdrukking is gekomen in de desbetreffende verdragen»?

Uitgangspunt van het Nederlandse verdragsbeleid is dat dubbele belasting over inkomsten uit een in het buitenland uitgeoefende dienstbetrekking wordt voorkomen door toepassing van de vrijstellingsmethode (met progressievoorbehoud), ongeacht de mate van belastingheffing in het «werkland». Er is niet gebleken van een bewuste keuze om bij de totstandkoming van de verdragen met Bahrein en Oman van dit beleid af te wijken, door voor deze inkomsten in plaats van de vrijstellingsmethode de verrekeningsmethode voor te schrijven. Daarom is, in lijn met de vergelijkbare verdragen met de andere Golfsstaten (Saoedi-Arabië, Koeweit, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten), goedgekeurd ook onder de verdragen met Bahrein en Oman voor deze inkomsten een vermindering ter vermijding van dubbele belasting te verlenen volgens de vrijstellingsmethode. Overigens zou in de meeste situaties ook zonder verdrag, op grond van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, in samenhang met artikel 38, tweede lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), bij inkomsten uit dienstbetrekking de vrijstellingsmethode worden toegepast.

Ook vragen zij waarom er is besloten dit besluit met terugwerkende kracht in te laten treden.

Met de in het beleidsbesluit van 7 september 2017, Stcrt. 2017, nr. 52188, opgenomen terugwerkende kracht tot 1 januari 2015, wordt aangesloten bij het vanaf die datum gevoerde goedkeurend beleid. Met het gepubliceerde beleidsbesluit wordt beoogd dit uitvoeringsbeleid breed kenbaar te doen zijn.

Kan aangegeven worden bij welke verdragen of in welke gevallen de verrekeningsmethode thans nog gebruikt wordt ter berekening van de belasting voor inkomsten uit dienstbetrekking? Zijn er meer situaties waarbij Nederlanders eveneens geconfronteerd worden met een situatie die in strijd is het principe van kapitaalimportneutraliteit voor actieve inkomsten? De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet voornemens is ook deze gevallen aan te passen?

Zoals hiervoor is opgemerkt, is het uitgangspunt van het Nederlandse verdragsbeleid om voor inkomsten uit een in het buitenland uitgeoefende dienstbetrekking een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen volgens de vrijstellingsmethode. In enkele gevallen wordt van dat beleid afgeweken. Primair is dat het geval bij bestuurders- en commissarisbeloningen, zoals ook is toegelicht in de brief van 15 april 1998 (Kamerstuk 25 087, nr. 4), over de notitie Internationaal fiscaal (verdrags)beleid uit 1996 (Kamerstuk 25 087, nr. 1). Voor de goede orde zij daarbij wel opgemerkt dat bij besluit van (laatstelijk) 18 juli 2008 (nr. CPP2007/664M, BNB 2008/261) is goedgekeurd dat voor deze inkomsten op verzoek de vrijstellingsmethode kan worden toegepast voor zover wordt aangetoond dat de directeuren- en commissarissenbeloningen in de andere verdragsluitende staat in een belastingheffing zijn betrokken die niet in begunstigende zin afwijkt van de belastingheffing van arbeidsinkomsten van buitenlandse werknemers die in die staat werkzaamheden verrichten.

De belastingverdragen met de Golfstaten zijn relatief nieuw (respectievelijk tussen 2001 en 2010). Was het in deze tijd gebruikelijker de verrekeningsmethode te gebruiken in verdragen, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Waarom is daar vanaf gestapt?

Zoals hiervoor is opgemerkt, was het ook in die jaren – en is het nog steeds – Nederlandse verdragsbeleid om in belastingverdragen voor actieve inkomsten de vrijstellingsmethode te gebruiken voor het verlenen van vermindering ter vermijding van dubbele belasting.

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel mensen geraakt zullen worden door dit besluit.

Hoeveel inwoners van Nederland in de afgelopen jaren werkzaam waren of momenteel werkzaam zijn in de betrokken Golfstaten en door het besluit worden geraakt is niet exact te bepalen. Op basis van de beschikbare gegevens, onder meer over het aantal werkzame personen in de andere Golfstaten, is de schatting dat het in de jaren 2015 tot en met 2017 maximaal om enkele honderden werknemers gaat (waarbij het aantal per periode kan fluctueren).

Voorts vragen de voorgenoemde leden of het kabinet kan bevestigen dat de situatie gemonitord zal worden zodat het besluit geen voorportaal zal worden voor belastingconstructies?

Ik voorzie op dit punt geen constructies, er moet immers sprake zijn van reële dienstbetrekkingen, maar de Belastingdienst is uiteraard alert op signalen van mogelijk misbruik.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de voormalige Staatssecretaris d.d. 13 oktober 2017, getiteld «Reactie op verzoek commissie over de brief van Universiteit Maastricht n.a.v. het besluit over vermijding van dubbele belasting door toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten». Naar aanleiding van bovenstaande stellen deze leden enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie willen antwoord op de vraag hoeveel Nederlanders het hier betreft. Kunt u een specificatie geven per land waarin deze Nederlanders werkzaam zijn (vanaf 1 januari 2015)? Zijn de bruto jaarinkomens van deze Nederlandse staatsburgers bekend en zo ja, hoeveel bedragen deze jaarinkomens (vanaf 1 januari 2012)?

Zoals hiervoor opgemerkt, is het bij de Belastingdienst niet exact bekend hoeveel inwoners van Nederland werkzaam zijn in de Golfstaten en die door het besluit worden geraakt. Op basis van de beschikbare gegevens is de schatting dat het over de jaren 2015 tot en met 2017 maximaal om enkele honderden werknemers gaat (waarbij het aantal per periode kan fluctueren). De bruto jaarinkomens van deze inwoners van Nederland zijn niet bekend. Bij de ramingen is uitgegaan van een vrij te stellen inkomen dat vergelijkbaar is met het inkomen uit de andere Golfstaten, door aan te nemen dat deze vrijgestelde inkomens in verhouding zijn met de export naar de betreffende landen.

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie of deze Nederlanders, enige verklaringen hebben moeten ondertekenen dat zij geen bepaalde religieuze beweging aanhangen (zoals bijvoorbeeld door het ondertekenen van een niet-Joodverklaring) dan wel bepaalde Westerse normen en waarden hanteren. Worden deze Nederlanders op enige wijze belemmerd gebruik te maken van de rechten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, zoals bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting? Mogen deze Nederlandse staatsburgers in de Golfstaten hun seksuele voorkeur vrijuit belijden, ook als dit homo- of biseksualiteit betreft?

Nederlanders die zich (tijdelijk) in de Golfstaten willen vestigen of bewegen, zijn niet verplicht een verklaring te ondertekenen over hun religieuze achtergrond of normen- en waardensysteem. Wel worden expats, waaronder Nederlanders, in een aantal landen (Saoedi-Arabië, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten) gevraagd op hun visumaanvraag aan te geven welke religie zij aanhangen.

Nederlanders dienen zich, net zoals burgers van andere landen, te houden aan de wet- en regelgeving van het land waarin zij verblijven. Dit betekent dat Nederlanders in het buitenland vaak niet in vergelijkbare mate de rechten hebben die wij in Nederland gewend zijn en nastreven op het gebied van vrijheid van meningsuiting, religie of seksuele voorkeur.

De leden van de PVV-fractie vragen bovendien of deze Nederlanders, wanneer zij terugkeren naar Nederland, aanspraak kunnen maken op enige sociale zekerheid zonder dat zij daarvoor hebben betaald gedurende de jaren dat zij in de Golfstaten verbleven. Zo ja, acht het kabinet dit wenselijk?

Met betrekking tot deze vraag van de leden van de PVV-fractie kan het volgende worden opgemerkt. Voor de volksverzekeringen (AKW, WKB, Anw, AOW, Wlz) en de Zorgverzekeringswet geldt dat alleen aanspraak kan ontstaan als men verzekerd is. Men is verzekerd in geval van rechtmatig ingezetenschap van Nederland. Voor de werknemersverzekeringen (WW, WIA, ZW) is de hoofdregel dat het hebben van een (privaatrechtelijke of publiekrechtelijke) dienstbetrekking in Nederland meebrengt dat men verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen en de bijhorende premieplicht en aanspraken heeft. Werknemers die terugkeren nadat zij gedurende een periode geen ingezetene van Nederland zijn geweest en die in die periode geen dienstbetrekking hebben gehad bij een werkgever in Nederland, hebben geen premie betaald en geen aanspraak op sociale zekerheid gehad.

Werknemers die ingezetene zijn gebleven van Nederland behouden tijdens hun werkzaamheden buiten Nederland hun premieplicht en de bijbehorende aanspraak indien zij in dienst zijn van een Nederlandse werkgever. De uit het vorenstaande blijkende verhouding tussen premieplicht en aanspraken doet recht aan de voor het kabinet wenselijke situatie.

Graag vernemen de leden van de PVV-fractie hoeveel van deze groep Nederlanders niet-belastingplichtig in Nederland zijn omdat zij zijn uitgeschreven. Hoeveel Nederlanders hebben Nederland als woon- en verblijfplaats maar werken op afstand in de Golfstaten?

Het aan de orde zijnde besluit is alleen van belang voor inwoners van Nederland die hun werkzaamheden in de betrokken Golfstaten verrichten. Inwoners van Nederland worden voor hun wereldinkomen belast. Daarbij wordt in voorkomende gevallen op basis van een belastingverdrag of het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 een vrijstelling voor buitenlandse arbeidsinkomsten verleend. Dit geldt op basis van het besluit dus ook voor werkzaamheden in de betrokken Golfstaten. Een persoon die geen fiscaal inwoner van Nederland (meer) is, wordt in de regel al op die grond voor de in een ander land verrichte werkzaamheden niet in Nederland in de heffing betrokken. Het besluit speelt hierbij geen rol. Het enkele feit dat een persoon in een andere staat werkzaamheden gaat verrichten en aldaar voor die werkzaamheden verblijft, hoeft nog niet te betekenen dat die persoon (fiscaal) inwoner wordt van die staat. Of een persoon (fiscaal) inwoner is van Nederland – of van een andere staat – wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Als een belastingplichtige zich uitschrijft in Nederland kan de Belastingdienst via een zogenoemd woonplaatsonderzoek bezien of betrokkene daadwerkelijk geen inwoner meer is van Nederland. Wat betreft de vraag hoeveel personen die inwoner zijn van Nederland in de Golfstaten werken, merk ik op dat, zoals hiervoor ook is aangegeven, dit aantal wordt geschat op enkele honderden personen voor Bahrein en Oman.

De leden van de PVV-fractie vragen voorts hoe andere Westerse landen omgaan met de kwestie dat de Golfstaten inkomsten uit dienstenbetrekking niet belasten. Wordt in België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten inkomstenbelasting geheven over de inkomsten uit arbeid die hun staatsburgers genereren in de Golfstaten? Zo ja, hoeveel euro’s, ponden en dollars betreft het?

Het is niet bekend hoeveel inkomstenbelasting andere Westerse landen ontvangen over de inkomsten uit arbeid die hun inwoners verdienen in de Golfstaten. Wat betreft de door andere Westerse landen gekozen methodes voor het verlenen van vermindering ter vermijding van dubbele belasting voor inkomsten uit dienstbetrekking in hun belastingverdragen met de Golfstaten is onderstaand een overzicht opgenomen. Niet bekend is of deze landen eenzijdig een vrijstelling geven als er geen verdrag is gesloten.

Landen

Bahrein

Koeweit

Oman

Qatar

Saoedie-Arabie

VAE

België

vrijstelling

vrijstelling

geen verdrag

geen verdrag

geen verdrag

vrijstelling

Duitsland

geen verdrag

vrijstelling

geen verdrag

geen verdrag

geen verdrag

verrekening

Verenigd Koninkrijk

verrekening

verrekening

verrekening

verrekening

verrekening

verrekening

Verenigde Staten

geen verdrag

geen verdrag

geen verdrag

geen verdrag

geen verdrag

geen verdrag

In het vierde onderdeel van de publicatie van «Internationaal Belastingrecht. Vermijding van dubbele belasting. Toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten» in de Staatscourant d.d. 7 september 2017 (nr. IZV 2017–0000015971) wordt het volgende vermeld: «Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.»

De leden van de PVV-fractie willen graag weten hoeveel belastingeuro’s de Nederlandse Staat misloopt met deze terugwerking tot en met 1 januari 2015.

Het besluit is in werking getreden met ingang van 13 september 2017 en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015. Het budgettaire beslag van het besluit wordt geraamd op € 2 miljoen per jaar aan inkomstenbelasting. Dit komt neer op € 6 miljoen euro voor de jaren 2015, 2016 en 2017.

Hoeveel premie-inkomsten voor de volksverzekeringen loopt de Nederlandse collectieve sector hierdoor jaarlijks mis?

De manier waarop Nederland een vermindering verleent ter vermijding van dubbele belasting heeft enkel betrekking op de belastingheffing en niet op de premieheffing. Er is dus geen sprake van verlies van premie-inkomsten voor de volksverzekeringen voor de Nederlandse collectieve sector door het verdrag. Volledigheidshalve teken ik hierbij aan dat werknemers die ingezetenen zijn gebleven van Nederland tijdens hun werkzaamheden buiten Nederland hun premieplicht en de bijbehorende aanspraak behouden indien hun arbeid uitsluitend wordt verricht uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland wonende of gevestigde werkgever.

De leden van de PVV-fractie vragen of voorkomen kan worden dat de niet-belastingplichtigen na vijf jaar te hebben gewoond en gewerkt in de Golfstaten terugkeren met gebruikmaking van de expat-regeling.

Ter vermijding van misverstanden merk ik op dat het onderhavige beleidsbesluit betrekking heeft op personen die weliswaar werkzaam zijn in de Golfstaten maar die inwoner van Nederland zijn (gebleven). Op hen is de 30%-regeling niet van toepassing.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 13 oktober jl. over de vrijstellingsmethode onder belastingverdragen met Golfstaten. Deze leden hebben nog enkele vragen hierover.

Kan het kabinet toelichten waarom het niet ongewenst is dat over de beschreven inkomsten sprake is van dubbele niet-belasting?

Zoals hiervoor op een vraag van de leden van de VVD-fractie is geantwoord, is het een uitgangspunt van het Nederlandse verdragsbeleid dubbele belastingheffing over inkomsten uit een in het buitenland uitgeoefende dienstbetrekking te voorkomen door toepassing van de vrijstellingsmethode (met progressievoorbehoud), ongeacht de mate van belastingheffing in het «werkland». Hierdoor wordt de belastingdruk op dit inkomen bepaald op basis van de lokale maatstaven. Nederlandse werknemers en ondernemingen hebben daardoor op de buitenlandse markt een gelijk speelveld ten opzichte van lokale werknemers en ondernemingen.

Kan worden aangegeven welke Golfstaten geen belasting heffen over inkomsten uit dienstbetrekking?

Geen van de Golfstaten (Oman, Bahrein, Koeweit, Qatar, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten) heft een belasting over inkomsten uit dienstbetrekking.

Wat wordt bedoeld met de zinsnede dat «het hier een beperkt aantal gevallen betreft»? Is dat het aantal Nederlandse werknemers in de Golfstaten?

Ja, die zinsnede betreft het aantal inwoners van Nederland die in dienstbetrekking werkzaam zijn in de Golfstaten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het besluit van het kabinet waarin doelbewust wordt gekozen voor, geheel tegen de trend in, dubbele niet-heffing op bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking. De leden van de SP-fractie wijzen erop dat in internationaal verband velerlei maatregelen zijn of worden genomen die tot doel hebben dubbele niet-heffing te voorkomen.

Deze leden vragen of dit een nieuwe stap in de belastingoorlog met andere landen is?

De in het besluit vervatte toepassing van de vrijstellingsmethode voor inkomsten uit dienstbetrekking is in lijn met het Nederlandse verdragsbeleid, zoals ook beschreven in paragraaf 1.3.2. van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2011 (Kamerstuk 25 087, nr. 7, bijlage), dat er op is gericht om zoveel mogelijk te waarborgen dat Nederlandse werknemers en ondernemers zich in het buitenland in eenzelfde concurrentiepositie bevinden als lokale werknemers en ondernemers aldaar. Er is met andere woorden geen sprake van nieuw beleid maar van een bestendiging daarvan.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom dit besluit niet is voorgelegd aan de Tweede Kamer, wetende dat dubbele niet-heffing een politiek belangrijk onderwerp is en dat dubbele niet-heffing internationaal wordt aangepakt. Is het kabinet bereid in het vervolg fiscale beleidsbesluiten die raken aan (internationale) regelgeving om tax planning te bestrijden, voor te leggen aan de Tweede Kamer?

Fiscale beleidsbesluiten worden in het algemeen niet voorafgaand voorgelegd aan de Tweede Kamer. Aangezien, zoals hiervoor is opgemerkt, het besluit past in het bestaande beleid, is hiervoor geen uitzondering gemaakt. Het kabinet is uiteraard steeds bereid om het Nederlandse fiscale verdragsbeleid met de Tweede Kamer te bespreken. In mijn brief van 23 februari 2018 (Kamerstuk 25 087, nr. 188), waarin ik de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking uiteenzet, heb ik aangegeven om in een in de tweede helft van 2018 te sturen brief aan uw Kamer in te zullen gaan op de veranderingen in het fiscaal verdragsbeleid sinds het publiceren van de Notitie fiscaal verdragsbeleid 2011.

Tevens willen de leden van de SP-fractie graag weten welke andere besluiten in het verleden zijn genomen die resulteren in dubbele niet-heffing. Zijn er nog meer vrijstellingen in belastingverdragen die leiden tot dubbele niet-heffing? Is het kabinet bereid een overzicht te verstrekken van alle besluiten die resulteren in dubbele niet-heffing en die momenteel nog geldig zijn?

Deze vraag is in zijn algemeenheid niet te beantwoorden. Beleidsbesluiten gaan namelijk specifiek over de belastingheffing in Nederland en over de Nederlandse verdragstoepassing. Beleidsbesluiten op internationaal terrein hebben dus niet tot doel om dubbele niet heffing te creëren, maar een dergelijke dubbele niet-heffing kan hiervan onder specifieke omstandigheden wel het gevolg zijn doordat het andere land niet heft over bepaalde inkomsten die ter heffing aan een ander land zijn toegewezen. Voorts zien beleidsbesluiten niet op de belastingwetgeving van het andere land. Of er sprake zal zijn van dubbele niet-heffing zal mede afhangen van de wijze hoe het andere land fiscaal omgaat met de betrokken inkomsten; dit kan en zal per land verschillen.

De voorgenoemde leden merken op dat, was dit besluit niet genomen, de belastingplichtigen belasting in Nederland hadden moeten betalen over de betreffende inkomsten. Kan worden aangegeven welke belasting(en) zij hadden moeten betalen, als dit besluit niet zou zijn genomen?

Het toepassen van de vrijstellingsmethode heeft tot gevolg dat er minder inkomstenbelasting betaald hoeft te worden dan bij toepassing van de verrekeningsmethode het geval is. Voor de volledigheid merk ik daarover op dat, zoals hiervoor ook is aangegeven, in de meeste situaties ook zonder verdrag, op grond van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, in samenhang met artikel 38, tweede lid, AWR, bij inkomsten uit dienstbetrekking de vrijstellingsmethode wordt toegepast.

Wat is het budgettaire beslag van het besluit? Voorts willen zij weten hoeveel mensen of organisaties profiteren van de dubbele niet-heffing.

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar de beantwoording van de overeenkomstige vraag van de leden van de PVV-fractie.

Erkent het kabinet dat het BEPS-project (base erosion and profit shifting) van de OESO, alsmede de EU-richtlijnen die hieruit voortvloeien, als belangrijkste of tenminste als één van de belangrijkste doelen heeft, dubbele niet-heffing te bestrijden? Hoe beoordeelt het kabinet het besluit in het licht hiervan? Denkt het kabinet dat het genomen besluit op goedkeuring kan rekenen in OESO- dan wel in EU-verband? Zo ja, waarom?

Het BEPS-project (Base Erosion and Profit Shifting Action Plan) van de OESO ziet op kunstmatige verschuiving en grondslaguitholling met als voornaamste doel belasting te ontgaan of te ontwijken. Daarvan is in de door het besluit bestreken gevallen geen sprake. Het besluit ziet op inkomsten voor reële activiteiten die Nederlandse werknemers verrichten in de genoemde landen voor aldaar actieve bedrijven. Het besluit doet ook niet af aan de (mogelijke) heffingsrechten van de landen waarin die activiteiten worden verricht. Met het besluit wordt wel bereikt dat de belastingheffing over die activiteiten plaatsvindt naar de lokale maatstaven, ook als sprake is van geen of zeer lage belastingheffing.

Meer in algemene zin vragen de leden van de SP-fractie aan het kabinet aan te geven waarom zowel een vrijstellingsmethode als een verrekeningsmethode dient te bestaan. Kan dit worden toegelicht? Welke meerwaarde heeft het bestaan van twee regimes naast elkaar?

Het Nederlandse verdragsbeleid hanteert voor actieve inkomsten (zoals inkomsten uit dienstbetrekking en winst uit onderneming) het principe van kapitaalimportneutraliteit. Daartoe wordt de vrijstellingsmethode gebruikt. Bij toepassing van de vrijstellingsmethode is het niveau van de belastingheffing in het andere land (bronland) over de in dat land verworven actieve inkomsten leidend, en daardoor bevinden Nederlandse werknemers en ondernemers die in een ander land actief zijn, zich in dezelfde concurrentiepositie als lokale werknemers en ondernemers. Voor zogenoemde passieve inkomsten (zoals portfoliodividenden, interest en royalty’s) hanteert het Nederlandse verdragsbeleid het principe van kapitaalexportneutraliteit. Daartoe wordt de verrekeningsmethode toegepast. Als een inwoner van Nederland passieve inkomsten uit een ander land verkrijgt, wordt daarover dus steeds belasting geheven op het niveau van de Nederlandse inkomsten- of vennootschapsbelasting en wordt er verrekening verleend van de belasting die het andere land volgens het verdrag mag heffen. Omdat in een belastingverdrag een verdeling van heffingsrechten wordt overeengekomen zowel voor actieve als voor passieve inkomsten worden ook beide methoden ter vermijding van dubbele belasting in de verdragen opgenomen.

De leden van de SP-fractie hebben er begrip voor dat Nederland tracht te bewerkstelligen dat Nederlandse werknemers in het buitenland dezelfde concurrentiepositie hebben als lokale werknemers, zoals ook staat beschreven in de notitie fiscaal verdragsbeleid. Deze leden zijn echter van mening dat het principe dat dubbele niet-belasting moet worden bestreden zwaarder weegt. Zij vinden dat Nederland op geen enkele manier moet meewerken aan dubbele niet-heffing en vragen of het kabinet die opvatting deelt.

Het toepassen van de vrijstellingsmethode voor in het buitenland verdiend arbeidsinkomen, betekent dat wordt uitgegaan van het heffingsrecht van dat buitenland en van de lokaal geldende fiscale regelgeving. Ook als de lokale belastingheffing heel laag is of zelfs ontbreekt. Hiermee wordt aangesloten bij de fiscale autonomie van dat buitenland en wordt bereikt dat inwoners van Nederland die op buitenlandse markten actief zijn, zich zoveel mogelijk in een vergelijkbare concurrentiepositie bevinden als werknemers en ondernemers op de lokale markt.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarom ervoor is gekozen de concurrentiepositie van Nederlandse werknemers die in Nederland belastingplichtig zijn te verslechteren ten opzichte van degenen die hun werkzaamheden in de Golfstaten verrichten. Klopt het, dat hetzelfde werk tegen hetzelfde loon door het genomen besluit leidt tot een lagere belastingdruk voor Nederlanders die in de Golfstaten werken dan voor Nederlanders die in Nederland werken? Zo ja, acht het kabinet dit onderscheid gewenst?

Naar mijn mening is er niet zo zeer sprake van concurrentie tussen Nederlandse werknemers die op de Nederlandse markt actief zijn en Nederlandse medewerkers die op de lokale markten van de Golfstaten opereren. Het beleidsbesluit ziet op de concurrentiepositie van die laatste groep in vergelijking met andere medewerkers die op die lokale markten actief zijn. Het besluit beoogt een gelijk speelveld te creëren voor de Nederlandse werknemers op die lokale markten.

Zijn op grond van dit besluit belastingteruggaven gerealiseerd aan belastingplichtigen? Zo ja, in hoeveel gevallen? Om welk totaalbedrag gaat het?

Het budgettaire beslag van het besluit wordt geraamd op € 2 miljoen per jaar aan inkomstenbelasting. Dit bedrag is berekend door te kijken naar de vrijstelling die reeds gegeven wordt aan vier landen in dezelfde regio met een vergelijkbaar verdrag: Koeweit, Qatar, Saoedi-Arabië en VAE. Bij de Belastingdienst is niet op geaggregeerd niveau bekend hoeveel belastingteruggaven zijn gerealiseerd op grond van dit besluit. Het vrij te stellen inkomen is als gevolg van het besluit geschat op basis van een macro-herleiding uit het vrij te stellen inkomen richting andere Golfstaten.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet te reageren op de stelling dat het onderhavige beleidsbesluit op gespannen voet staat met de onderworpenheidseis volgens het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001. Kan het kabinet de genoemde onderworpenheidseis toelichten? Kan zij ook aangeven of het besluit de vrijstellingsmethode toe te passen voor bepaalde inkomsten uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten hiermee op gespannen voet staat?

Volgens het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt, onder voorwaarden, vrijstelling van Nederlandse belasting verleend ter voorkoming van dubbele belasting voor loon dat betrekking heeft op arbeid die is verricht in een land waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft gesloten. Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 is gebaseerd op artikel 38, AWR waarin is bepaald dat regels kunnen worden gesteld om buiten de toepassing van belastingverdragen een gehele of gedeeltelijke vrijstelling of vermindering van Nederlandse belasting te verlenen teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen. Daaraan is de voorwaarde verbonden dat de desbetreffende inkomsten zijn onderworpen aan belastingheffing die, kort gezegd, door een ander land wordt geheven. Voor het verlenen van een belastingvrijstelling volgens (artikel 9 van) het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 geldt dan ook een zogenoemde «onderworpenheidseis».

In artikel 38, tweede lid, AWR, is geregeld dat in bepaalde gevallen deze onderworpenheid wordt aangenomen: de zogenoemde onderworpenheidsfictie. Kort gezegd, wordt voor belastbaar loon uit tegenwoordige dienstbetrekking de onderworpenheid aan belastingheffing aangenomen als het loon wordt genoten uit privaatrechtelijke dienstbetrekking tot een werkgever die is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of in IJsland, Noorwegen of Liechtenstein (staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), voor het verrichten van arbeid gedurende een periode van ten minste drie aaneengesloten maanden in een niet-verdragsland.

De in artikel 38, tweede lid, AWR, opgenomen onderworpenheidsfictie had als achtergrond de wens de internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven (in de bouw- en baggersector), met name in het Midden-Oosten, te versterken. In de memorie van toelichting bij het voorstel van wet «Verruiming van de mogelijkheid vrijstelling van belasting te verlenen voor buiten het Rijk verkregen inkomen» waarbij dit tweede lid aan artikel 38 AWR werd toegevoegd (Kamerstuk 18 371, nr. 3, p. 4.) wordt hierover opgemerkt:

«Een aantal landen, met name in het Midden-Oosten, waar veel Nederlandse bedrijven werken uitvoeren, kent, althans voor buitenlandse werknemers, geen inkomstenbelasting. (...) Het gevolg hiervan is dat de in het Besluit voorziene aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geen toepassing vindt, zodat de in die landen door Nederlandse werknemers verworven arbeidsinkomsten in volle omvang onderworpen zijn aan Nederlandse belastingheffing. Aangezien de Nederlandse ondernemingen, zoals gebruikelijk in deze branche, hun werknemers op netto-loonbasis contracteren, betekent het onderworpen zijn aan de Nederlandse belastingheffing een veel hogere brutoloonlast. Dit leidt tot verzwakking van hun concurrentiepositie, te meer doordat ons omringende landen, waar concurrerende ondernemingen zijn gevestigd, in dit opzicht vaak veel gunstiger regelingen hebben.»

Zónder de aanwezigheid van een belastingverdrag met Bahrein of Oman zou dus het ontbreken van een onderworpenheid aan belastingheffing aldaar voor loon dat betrekking heeft op in die landen verrichte arbeid geen beletsel zijn voor het verlenen van een vrijstelling van Nederlandse belastingheffing over dat loon. De in het onderhavige besluit opgenomen goedkeuring over de toepassing van de vrijstellingsmethode is hiermee dan ook in lijn en het voorkomt een – onbedoelde – verslechtering wat betreft de voorkoming van dubbele belasting ten opzichte van de verdragsloze situatie.

Hoe reageert het kabinet op de stelling dat het besluit niet in overeenstemming is met BEPS-actiepunt 6 op grond waarvan de titel en preambule van belastingverdragen wordt opgenomen dat het voorkomen van dubbele niet-heffing een van de doelen van een belastingverdrag is, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de vraag over het BEPS-project van de leden van de SP-fractie.

De voorgenoemde leden vragen het kabinet welke verdragen Nederland met de betreffende Golfstaten heeft, wanneer deze door het Nederlandse Parlement zijn goedgekeurd en in welke verdragen expliciet is gekozen voor de verrekeningsmethode.

Hieronder treft u een overzicht van belastingverdragen die Nederland met de Golfstaten heeft gesloten:

Belastingverdrag Bahrein

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Koninkrijk Bahrein tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Het verdrag is in Nederland goedgekeurd bij de wet van 26 november 2009 (Stb. 2009, nr. 498; Trb. 2010, nr. 12).

Belastingverdrag met Koeweit

Verdrag tussen de het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Koeweit tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol. Het verdrag is in Nederland stilzwijgend goedgekeurd op 7 oktober 2001 (Trb. 2002, nr. 80).

Belastingverdrag met Oman

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen(met Protocol). Het verdrag is in Nederland goedgekeurd bij de wet van 26 november 2011 (Trb. 2011, nr. 265).

Belastingverdrag met Qatar

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Staat Qatar tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Het verdrag is in Nederland goedgekeurd bij de wet van 26 november 2009 (Stb. 2009, 497; Trb. 2010, nr. 11).

Belastingverdrag met Saoedi-Arabië

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Het verdrag is in Nederland stilzwijgend goedgekeurd op 17 oktober 2010 (Trb. 2010, nr. 239).

Belastingverdrag met Verenigde Arabische Emiraten

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Het verdrag is in Nederland stilzwijgend goedgekeurd op 22 april 2010 (Trb. 2010, nr. 178).

Onderstaand is een overzicht opgenomen van de wijze waarop in deze verdragen door Nederland een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend voor inkomsten uit dienstbetrekking.

 

Niet zelfstandige arbeid

Niet zelfstandige arbeid offshore

Overheidsfunctie

Bahrein

verrekening

Vrijstelling onder bewijsplicht subject to tax

Vrijstelling

Oman

verrekening

Geen aparte bepaling, dus onder algemeen: verrekening

Vrijstelling

Qatar

vrijstelling

Vrijstelling onder bewijsplicht subject to tax

Vrijstelling

Saoedi-Arabië

vrijstelling

Protocol ad artikel 5, bij offshore direct v.i., belast volgens artikel niet-zelfstandige arbeid: vrijstelling

Vrijstelling

VAE

vrijstelling

Geen aparte bepaling: dus belast volgens artikel niet-zelfstandige arbeid: vrijstelling

Vrijstelling

Koeweit

vrijstelling

Vrijstelling onder bewijsplicht subject to tax

Vrijstelling

Kan het kabinet aangeven of zij het wenselijk acht dat, wanneer het Parlement instemt met een verdrag waarin de verrekeningsmethode is opgenomen, dit eenzijdig door een beleidsbesluit teniet wordt gedaan? Was het in dat licht niet zuiver geweest het besluit aan het Parlement voor te leggen, zo vragen deze leden.

Voor inkomsten uit dienstbetrekking is het in zijn algemeenheid Nederlands verdragsbeleid om dubbele belasting te vermijden door middel van de vrijstellingsmethode. In de belastingverdragen met Koeweit, Qatar, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten is conform het verdragsbeleid de vrijstellingsmethode gehanteerd. Met het oogmerk om de verschillen in de methoden van vermijding van dubbele belasting voor inkomsten uit dienstbetrekking in de verdragen met deze Golfstaten op te heffen is door middel van het onderhavige beleidsbesluit goedgekeurd om de voorkomingsmethodiek die in het Nederlandse verdragsbeleid is geformuleerd ook toe te passen onder de belastingverdragen met Bahrein en Oman. Aangezien het beleidsbesluit in lijn is met het Nederlandse verdragsbeleid is het niet nodig geacht om dit beleidsbesluit voor te leggen aan het Parlement.

Klopt het, dat de meeste landen dubbele belasting voorkomen door de verrekeningsmethode toe te passen, en niet de vrijstellingsmethode, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van de overeenkomstige vraag van de leden van de VVD-fractie.

Zo ja, is er dan wel sprake van een verslechterde concurrentiepositie wanneer ook in Nederland de verrekeningsmethode zou worden toegepast?

Het toepassen van de verrekeningsmethode zou een verslechtering betekenen ten opzichte van werknemers uit landen die de vrijstellingsmethode toepassen (bij voorbeeld België) en ten opzichte van lokale werknemers.

Naar boven