Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2017
In uw brief van 3 oktober jl. verzoekt u een reactie op de brief van Universiteit
Maastricht (UM) – Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FdR) n.a.v. het besluit over vermijding
van dubbele belasting door toepassing van de vrijstellingsmethode voor bepaalde inkomsten
uit dienstbetrekking onder belastingverdragen met Golfstaten (nr. IZV 2017–0000015971).
Universiteit Maastricht (UM) – Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FIR) vraagt waarom
is besloten de vrijstellingsmethode goed te keuren terwijl de meeste Golfstaten zelf
geen belasting heffen over inkomsten uit dienstbetrekking.
Hiervoor is gekozen om een gelijk speelveld te creëren voor Nederlandse inwoners die
aldaar werkzaam zijn ten opzichte van lokale werknemers. Bij toepassing van de verrekeningsmethode
wordt namelijk bij geheven tot aan de belasting die verschuldigd zou zijn bij een
dienstbetrekking in Nederland. Het gevolg is dan dat inwoners van Nederland die in
de Golfstaten werkzaam zijn over hun inkomsten uit dienstbetrekking een hogere belastingdruk
ervaren dan lokale werknemers. Bij toepassing van de vrijstellingsmethode is de belastingdruk
op de inkomsten uit dienstbetrekking niet afhankelijk van de woonplaats van de werknemer.
Ik begrijp dat het feit dat een aantal Golfstaten geen belasting heft over dergelijke
inkomsten vragen oproept omdat dan over deze inkomsten sprake is van dubbele niet
belasting. Dat is naar mijn mening niet ongewenst. Het betreft hier (een beperkt aantal)
gevallen waarbij duidelijk activiteiten in deze Golfstaten plaatsvinden en ik heb
geen indicaties dat hier sprake is van kunstmatige constructies (in de situatie van
op afstand werken vanuit Nederland behoudt Nederland voor dat deel overigens het heffingsrecht).
Het al dan niet belasten van de inkomsten uit dienstbetrekking is aan de werkstaat.
Verder was het gewenst de verschillen tussen de verdragen In de regio op dit punt
op te heffen. In sommige verdragen is ten aanzien van inkomsten uit dienstbetrekking
conform het Nederlandse verdragsbeleid in een vrijstellingsmethode voorzien en in
andere niet. Deze verschillen waren niet beoogd. Bovendien wordt in de meeste situaties
zonder verdrag, middels het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, bij inkomsten
uit dienstbetrekking ook de vrijstellingsmethode toegepast.
Tegen deze achtergrond heb ik het wenselijk geacht goed te keuren dat voor de bepaalde
inkomsten uit dienstbetrekking waarvoor onder de verdragen het heffingsrecht aan een
Golfstaat is toegewezen een vermindering ter vermijding van dubbele belasting wordt
verleend volgens de vrijstellingsmethode.
Ik vertrouw erop u met voorgaande voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes