24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 572 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2014

Hierbij ontvangt u mijn gebundelde beleidsreactie bij de inspectierapporten van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) die in de periode januari 2013 tot en met november 2013 zijn gepubliceerd. Het betreft de volgende rapporten:

  • Doorlichting PI Lelystad (zie bijlage bij Kamerstuk 24 587, nr. 486)

  • Themaonderzoek «Slechts op bezoek» (zie bijlage bij Kamerstuk 24 587, nr. 491)

  • Doorlichting PI Utrecht, locatie Nieuwersluis (zie bijlage bij Kamerstuk 24 587, nr. 566)

  • Vervolgonderzoek PI Amsterdam, locatie Over-Amstel (zie bijlage bij Kamerstuk 24 587, nr. 566)

  • Vervolgonderzoek «De uitvoering van de isd-maatregel» (zie bijlage bij Kamerstuk 31 110, nr. 14)

  • Doorlichting SVG Reclassering Limburg (zie bijlage bij Kamerstuk 29 270, nr. 87)

  • Doorlichting Leger des Heils Reclassering Maastricht (bijgevoegd bij deze gebundelde beleidsreactie)1

  • Vervolgonderzoek FPC Veldzicht (bijgevoegd bij deze gebundelde beleidsreactie)2

  • Doorlichting Stichting Exodus Den Bosch (zie bijlage bij Kamerstuk 24 587, nr. 502)

Uw Kamer heeft reeds een beleidsreactie ontvangen op Inspectierapporten over:

  • de Justitiële Jeugdinrichtingen Amsterbaken en Den Hey-Acker (Kamerstuk 24 587, nr. 558 en nr. 569);

  • de inspectieberichten over het vervolgonderzoek PI Amsterdam, locatie Havenstraat en het vervolgonderzoek PI Middelburg, locatie Torentijd (Kamerstuk 24 587, nr. 488)

  • het incidentenonderzoek in de PI Vught (Kamerstuk 24 587, nr. 562)

  • het onderzoeksrapport van de vier samenwerkende rijksinspecties over de (brand)veiligheid bij particuliere justitiële inrichtingen, zijnde zowel forensisch psychiatrische centra als justitiële jeugdinrichtingen (Kamerstuk 24 587, nr. 481 3).

Inspectierapporten over het Gevangeniswezen

Themaonderzoeken

Inspectieonderzoek de uitvoering van de ISD-maatregel

In het najaar van 2012 heeft de Inspectie Veiligheid en Justitie (verder: de Inspectie) een onderzoek uitgevoerd naar de uitvoering van de maatregel «plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders» (ISD-maatregel) voor veelplegers. Het betreft een vervolgonderzoek op het themaonderzoek «Inrichtingen voor Stelselmatige Daders» uit 2007. Voor het onderzoek zijn alle negen ISD-locaties en twee penitentiaire psychiatrische centra bezocht.

De Inspectie geeft aan dat sinds het themaonderzoek uit 2007 forse verbeteringen zijn gerealiseerd. Er hebben zich in de tijd tussen het oorspronkelijke themaonderzoek en dit vervolgonderzoek een aantal majeure veranderingen voorgedaan. Zo is het aantal ISD-locaties teruggebracht van elf naar negen, zijn vijf penitentiair psychiatrische centra opgericht en is de inkoop van forensische zorg tot ontwikkeling gekomen, waardoor onder meer ambulante zorg kan worden geboden in detentie.

De Inspectie is opnieuw onder de indruk geraakt van de inzet van enthousiaste en betrokken medewerkers voor een doelgroep voor wie zonder de ISD-maatregel een uiterst sombere prognose geldt, zowel als het gaat om het herhaaldelijk plegen van strafbare feiten, als het onopgelost blijven van psychische en verslavingsproblemen, aldus de Inspectie.

Het beleidskader voor de ISD gaat uit van een persoonsgerichte aanpak en onderstreept het belang van samenwerking tussen alle betrokken partijen. Het belang van samenwerking en een multidisciplinaire aanpak is ook een rode draad in het rapport van de Inspectie. De Inspectie constateert dat sprake is van flinke verbeteringen, maar signaleert tevens dat hier nog winst te behalen is. Een van de aanbevelingen is om in de aanloop naar de rechtszitting een multidisciplinaire aanpak te organiseren bij de advisering over oplegging van de ISD-maatregel. Een andere aanbeveling is om de reclassering te betrekken bij de voorbereiding op de extramurale fase, waarbij de toezichthouder reeds voor aanvang van de extramurale fase contact legt met de ISD’er.

Ik onderschrijf de aanbevelingen die de Inspectie op dit punt doet. Over het belang van een goede ketensamenwerking bestaat geen twijfel. Zeker bij ISD’ers is het creëren van continuïteit van begeleiding immers van groot belang. Een goede afstemming tussen onder andere DJI, de reclassering, het NIFP, gemeenten en zorginstellingen leidt niet alleen in de voorfase van de ISD tot een meer gedragen en onderbouwd advies aan de rechterlijke macht, maar stimuleert ook de ketenverantwoordelijkheid tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel en in de fase daarna. De wijze waarop partijen de multidisciplinaire aanpak organiseren kan per regio verschillen. Vaak ligt voor potentiële ISD’ers het overleg in het Veiligheidshuis ten grondslag aan het advies van de reclassering. De door de Inspectie geconstateerde best practices op dit gebied in Amsterdam en Utrecht worden nu door DJI beschreven en zullen aan de overige ISD-locaties worden aangereikt, zodat zij hiervan gebruik kunnen maken.

Een andere aanbeveling van de Inspectie is te onderzoeken hoe het aanbod van erkende gedragsinterventies zo kan worden verbreed dat dit beter aansluit op de doelgroep ISD’ers. Het is juist dat ook ISD’ers in principe in aanmerking kunnen komen voor deelname aan een gedragsinterventie. Dat gebeurt ook. Bij de ISD gaat het echter om een complexe doelgroep met een psychiatrische of psychische aandoening, verslavingsproblematiek, een verstandelijke beperking of een combinatie hiervan. Gegeven de problematiek komen ISD-cliënten vaak in aanmerking voor een zorgaanbod in plaats van een gedragstraining. Over dit aanbod oordeelt de Inspectie in grote lijnen positief. Ik zie in het onderzoek van de Inspectie dan ook geen aanleiding om het aanbod van gedragsinterventies te verbreden.

De Inspectie beveelt ten slotte een zekere mate van concentratie van de ISD-capaciteit aan, bij voorkeur op locaties die verschillende typen afdelingen kunnen inrichten, zodat de ISD'ers steeds op de voor hen goed toegesneden afdelingen geplaatst kunnen worden, en waar wordt samengewerkt met één van de penitentiaire psychiatrische centra (PPC). Zij vraagt in het bijzonder aandacht voor de gevolgen van het Masterplan DJI voor de te sluiten ISD locaties.

Ten tijde van het inspectieonderzoek was nog sprake van meer sluitingen dan nu in het herziene Masterplan, dat is goedgekeurd door uw Kamer, het geval is. Daar waar ISD-locaties wel worden gesloten zet ik mij in om de intramurale ISD-capaciteit zoveel als mogelijk in dezelfde regio te realiseren om de bestaande en vaak succesvolle regionale ketensamenwerking te kunnen handhaven. Een voorbeeld hiervan is de PI Hoogeveen. Na de sluiting van deze PI is de PI Veenhuizen een ISD-locatie geworden. Ik hecht bij de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel aan de regionale ketensamenwerking. De betrokkenheid van gemeenten en zorginstellingen is van essentieel belang, zowel voor de informatieoverdracht als voor de beschikbaarheid van voorzieningen tijdens de extramurale fase en de nazorg na beëindiging van de maatregel. Gelet op de complexiteit van de doelgroep acht ik samenwerking met de PPC’s van groot belang. Deze samenwerking zal ik dan ook blijven stimuleren.

Themaonderzoek «Slechts op bezoek»

De Inspectie heeft voor het themaonderzoek bezoek aan gedetineerden tien huizen van bewaring en gevangenissen bezocht en is tot een gematigd positief oordeel gekomen over de wijze waarop relatiebezoek en ambtelijk bezoek (bijvoorbeeld van advocaten en reclasseringsmedewerkers) is georganiseerd. De gedetineerden kunnen het bezoek in voldoende mate ontvangen en de bezoekruimtes voldoen in het algemeen.

De Inspectie doet een aantal aanbevelingen waarvan de belangrijkste zich toespitsen op het criterium «controle en toezicht». De Inspectie geeft aan dat de inrichtingen de invoer van contrabande tijdens bezoek zo veel mogelijk voorkomen met de huidige maatregelen, maar dat het volledig voorkomen van invoer niet mogelijk is. Slechts door bezoek af te schaffen of alleen bezoek achter glas toe te staan zou dit gerealiseerd kunnen worden, maar dat zou op gespannen voet staan met de wettelijke voorschriften op dit punt, aldus de Inspectie.

Met het oog op het weren van contrabande is het van groot belang dat de huidige maatregelen consequent worden toegepast. In het kader hiervan doet de Inspectie een aanbeveling over het gebruik van bagagedoorlichtingsapparatuur. Ook binnen DJI was al uit een audit naar voren gekomen dat het gebruik in de praktijk minder is dan voorgenomen. DJI pakt deze aanbeveling voortvarend op met de ontwikkeling van een nieuwe online training die is gebaseerd op een training van de Douane. Ook het gebruik van de apparatuur voor biometrie was onderwerp van een aanbeveling. Daarom heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) het project Performance Basisvoorziening Biometrie opgestart met als doel de performance en de beschikbaarheid te herstellen en tevens verbeteringen in het beheerproces door te voeren. Kerngebruikers zijn opnieuw opgeleid en binnen het gevangeniswezen zijn per 2014 verantwoordingsindicatoren over biometrie ingebed in de planning- en control cyclus tussen de inrichtingen en het hoofdkantoor.

De inzet van drugshonden wordt door de Inspectie in dit rapport aangemerkt als een effectief middel in het tegengaan van de invoer van contrabande. De inzet van drugshonden vormt het sluitstuk van het palet aan maatregelen (waaronder toegangsbeleid, urinecontroles, visitatie en spitacties) binnen het drugsontmoedigingsbeleid van DJI.

De Inspectie doet verder de aanbeveling om gedetineerden niet standaard te visiteren na bezoek, maar alleen bij verdenking en steekproefsgewijs met behulp van een zogenaamde randomizer. De bevoegdheid van de directeur van de PI om te visiteren is in overeenstemming met het ingrijpende karakter hiervan expliciet geregeld in de Penitentiaire beginselenwet. Sommige inrichtingen visiteren altijd, terwijl andere inrichtingen alleen op indicatie visiteren of steekproefsgewijs. Hoewel de Inspectie aangeeft dat standaard visiteren onredelijk en onbillijk is, wil ik inrichtingen niet opleggen alleen nog steekproefsgewijs te visiteren na bezoek. Bij het tegengaan van de invoer van contrabande dient de directeur mijns inziens te blijven beschikken over de mogelijkheid standaard te visiteren na bezoek en hierover zelf een afgewogen besluit te kunnen nemen, uiteraard met inachtneming van het ingrijpende karakter hiervan.

Inspectierapporten doorlichting penitentiaire inrichtingen

Doorlichting PI Lelystad

De Inspectie is positief over de wijze waarop de penitentiaire inrichting (PI) in Lelystad inhoud geeft aan detentie. De inrichting legt veel accent op de ontwikkeling van re-integratieactiviteiten en is daarmee een voorbeeld voor andere inrichtingen. Het «in house» opleidingsaanbod heeft zelfs een ster van de Inspectie toebedeeld gekregen.

Over de unit C3 van de inrichting was de Inspectie echter minder positief. Gedetineerden in deze unit, het voormalige Detentie Concept Lelystad 4, krijgen volgens de Inspectie een te beperkt activiteiten- en zorgprogramma aangeboden. De belangrijkste aanbevelingen op de aspecten «rechtspositie gedetineerden» en «omgang met gedetineerden» hebben dan ook betrekking op deze unit C3. De directie van de PI Lelystad heeft naar aanleiding van de door de Inspectie gesignaleerde problematiek aanpassingen aangebracht in het activiteiten- en zorgprogramma. Zo is er onder andere een dagelijkse inloopmogelijkheid van 2 uur gerealiseerd bij de medewerker maatschappelijke dienstverlening in het kader van nazorg. Daarnaast kunnen, als er voldoende personeel aanwezig is extra sportactiviteiten plaatsvinden in het weekend en is er de mogelijkheid van wekelijks 2 uur training door de medische verpleegkundige over gezondheid en hygiëne. Met ingang 1 januari 2014 wordt de unit C3 ingezet voor arrestanten, waarvoor een landelijk vastgesteld basisregime zonder arbeid geldt, conform het Masterplan DJI 2013–20185.

Een andere aanbeveling heeft betrekking op de actualiteit en beschikbaarheid van de huisregels. Deze zijn inmiddels geactualiseerd en op alle negen afdelingen beschikbaar. Voor vragen over de huisregels kan de gedetineerde terecht bij zijn of haar mentor. De huisregels worden beheerd door de medewerker kwaliteit en tweemaandelijks besproken in het afdelingshoofdenoverleg.

Voorts bevat het rapport de aanbeveling aan de DJI zorg te dragen voor efficiënte werkprocedures en systeemondersteuning van de werkprocessen op het gebied van nazorg. Ik kan uw Kamer hierover melden dat DJI in 2013 een aantal verbeteringen heeft doorgevoerd in de applicatie DPAN (Digitaal Platform Aansluiting Nazorg). Dit is het landelijke digitale instrument om de nazorg aan ex-gedetineerden goed te organiseren en te communiceren met de gemeenten. Deze verbeteringen richtten zich onder andere op gebruikersgemak, de correcte wijze van aanmaak, sluiting en heractivatie van dossiers en het proces van schorsingen.

Doorlichting PI Utrecht, locatie Nieuwersluis

De Inspectie is positief over het functioneren van deze inrichting. Zij heeft tot mijn genoegen een organisatie aangetroffen waarin het personeel met een grote mate van openheid, saamhorigheid en tevredenheid met elkaar – en met de gedetineerden – samenwerkt.

Over het re-integratiecentrum, waar de gedetineerden zelf praktische zaken voor na hun detentie kunnen regelen, is de Inspectie zelfs zeer positief. Het re-integratiecentrum bestaat uit een aparte ruimte met een aantal pc’s en een telefoonruimte. Hier kunnen gedetineerden onder begeleiding – vaak zijn dat vrijwilligers – zaken regelen die van belang zijn in het kader van hun re-integratie. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het regelen van huisvesting, het zoeken naar werk, het aanvragen van een uitkering en het aanvragen van een zorgverzekering voor de periode na detentie. De pc’s die hiervoor beschikbaar zijn werken met een white-list van goedgekeurde websites. Er is alleen toegang tot deze websites.

De gedetineerde is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor zijn re-integratie. Een re-integratiecentrum waar gedetineerden terecht kunnen om hun terugkeer naar de maatschappij zelf in handen te nemen, vind ik dan ook een zeer positieve ontwikkeling. In steeds meer locaties van DJI is een re-integratiecentrum ingericht of in voorbereiding. Het re-integratiecentrum maakt deel uit van de vernieuwingen die zijn doorgevoerd in het kader van het Programma Modernisering Gevangeniswezen. Met gepaste trots kan ik uw Kamer melden dat aan het gevangeniswezen voor dit programma de Mr. Gonsalves nationale innovatieprijs voor rechtshandhaving is toegekend.

De Inspectie is ook zeer positief over de mogelijkheden die de inrichting creëert voor het onderhouden van contact tussen moeder en kind, bijvoorbeeld door het leggen van Skype contact.

Op enkele onderwerpen ziet de Inspectie ruimte voor verbetering, zoals op het gebied van de ventilatie en toegang tot de medische zorg. Wat betreft de kwaliteit van de ventilatie kan ik uw Kamer melden dat naar aanleiding van de aanbeveling van de Inspectie contact is opgenomen met de Rijksgebouwendienst. Afgesproken is dat de ventilatiesystemen van de cellen van de PI Nieuwersluis opnieuw worden ingeregeld waardoor de afzuigcapaciteit begin 2014 aan de eisen zal voldoen.

De aanbeveling van de Inspectie om de toegankelijkheid van de huisarts te vergroten wordt overgenomen en uitgewerkt in overleg met de afdeling gezondheidszorg van DJI. Deze verbetering zal uiterlijk 1 maart 2014 gerealiseerd zijn.

Vervolgonderzoek PI Amsterdam, locatie Over-Amstel

De locatie Over-Amstel is door de jaren heen vaak bezocht door de Inspectie en de hieruit voortvloeiende rapporten zijn veelvuldig besproken met uw Kamer. Met regelmaat is uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen, laatstelijk per brief in september 2012 6 over een nieuwsbrief van de ABVAKABO.

De doorlichting van 2005 door de toenmalige Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) en het vervolgonderzoek van 2009 waren kritisch. Naar aanleiding hiervan heeft de inrichting een plan van aanpak opgesteld. In 2010 is de locatie Over-Amstel opnieuw doorgelicht. De eindconclusie van de ISt was dat de inrichting op de goede weg was, maar dat er onverminderde inspanningen nodig waren om de inrichting op een stabiel goed functionerend niveau te brengen7. Bij het tussentijds toezicht dat in februari 2012 werd uitgevoerd, heeft de Inspectie geconstateerd dat de helft van de aanbevelingen uit het rapport van 2010 volledig was gerealiseerd8. De Inspectie besloot daarop om binnen een jaar een vervolgonderzoek in te stellen. Reden hiervoor was het aanhoudend hoge personeelsverzuim en de onzekerheid over het op korte termijn realiseren van belangrijke nog openstaande aanbevelingen. Op dit laatste vervolgonderzoek ga ik hieronder nader in.

Het vervolgonderzoek was gericht op de belangrijkste aanbevelingen uit 2012 en heeft betrekking op de drie torens van het huis van bewaring. De Inspectie concludeert op basis van dit vervolgonderzoek dat thans aan de naar haar oordeel meest fundamentele randvoorwaarden voor verbetering binnen het huis van bewaring is voldaan. Zo is de managementstructuur eind 2012 gewijzigd waardoor de torens nu centraal worden aangestuurd. Dit heeft volgens de Inspectie voor een merkbare omslag gezorgd. Daarnaast zijn medio 2013 alle penitentiaire inrichtingswerkers en afdelingshoofden binnen het huis van bewaring gerouleerd met een nieuwe impuls en nieuw perspectief als resultaat. Het personeelsverzuim is inmiddels aanzienlijk afgenomen naar een percentage onder het gemiddelde binnen het gevangeniswezen.

De inrichting heeft volgens de Inspectie belangrijke stappen gezet die het vertrouwen rechtvaardigen dat ook de nog resterende aanbevelingen goed worden aangepakt. Het betreft aanbevelingen over de beperkte tijd voor multidisciplinair overleg, de begin- en eindtijden van het dagprogramma en de ruimte daarbinnen voor arbeid, recreatie en avondeten. Overkoepelende voorwaarde om deze aanbevelingen op te kunnen pakken was de invoering van een nieuw dagprogramma. Per 1 oktober 2013 is dit nieuwe dagprogramma, met instemming van de medezeggenschap, ingevoerd en hiermee zijn de bovengenoemde aanbevelingen opgevolgd.

Daarnaast doet de Inspectie een tweetal aanbevelingen over de deelname van het personeel aan de personeelssport en het werkoverleg. De directie van het huis van bewaring heeft hierop maatregelen genomen om de sturing hierop te verbeteren.

Met het verschijnen van het rapport van de Inspectie over dit vervolgonderzoek en de voortvarende aanpak van de resterende aanbevelingen door de directie en medewerkers van het huis van bewaring, is naar mijn mening de inrichting in een rustiger vaarwater gekomen. Ik heb er vertrouwen in dat hiermee de inrichting goed is toegerust om de aanstaande invoering van het basis- en plusprogramma in goede banen te kunnen leiden. Tevens kan de inrichting zich nu goed gaan voorbereiden op de nieuwbouw in Zaanstad.

Inspectierapporten doorlichting reclasseringsorganisaties

De Inspectie heeft de afgelopen periode twee doorlichtingen uitgevoerd bij reclasseringsinstellingen: in april 2013 bij Stichting Verslavingsreclassering (SVG) Reclassering Limburg en in juli 2013 bij Leger des Heils (LDH) reclassering Maastricht. Ook zijn van beide organisaties de ketenpartners bevraagd over de kwaliteit en de uitvoering van de betreffende reclasseringsactiviteiten. Het taakspecialisme werkstraf is buiten het onderzoek gehouden, omdat Reclassering Nederland per 1 januari 2014 alle werkstraffen zal gaan uitvoeren.

Het algemene beeld van zowel de SVG Reclassering Limburg als LdH Reclassering Maastricht is positief, aldus de Inspectie. De instellingen voldoen overwegend tot volledig aan de normen en verwachtingen. Er blijven wel enkele aandachtspunten. Deze hebben voor een deel een lokaal karakter en voor een ander deel betreft het zaken die al eerder en op landelijk niveau zijn geconstateerd. Bij beide reclasseringsorganisaties benoemt de Inspectie in meer of mindere mate punten ten aanzien van de rechtspositie en organisatieaspecten waarvoor meer aandacht wenselijk of nodig is. Ik zal de reclasseringsorganisaties vragen deze aandachtspunten binnen de organisatie goed te borgen. Hieronder wordt nader ingegaan op de bevindingen van de Inspectie op het gebied van advies, toezicht en ketensamenwerking.

Advies

Binnen het taakspecialisme advies voldoen beide organisaties op de meeste aspecten overwegend of volledig aan de normen en de verwachtingen van de Inspectie. De Inspectie constateert op dit taakgebied slechts enkele aandachtspunten. Eén van deze aandachtspunten is dat de mogelijkheid van elektronische controle onder medewerkers van de reclassering onvoldoende bekend is. Op landelijk niveau is eind oktober het loket elektronische controle gelanceerd, waardoor de dienstverlening aan de verschillende organisaties voor een aanvraag van een advies met elektronisch toezicht wordt verbeterd. Het gemak van het loket elektronische controle moet er tevens toe leiden dat elektronische controle vaker wordt benut. Een ander aandachtspunt is het op tijd en conform de afspraken leveren van het advies aan DJI en het Openbaar Ministerie (OM). Zowel op landelijk als op lokaal niveau zijn verbeterafspraken gemaakt die zich richten op de tijdige en eenduidige levering van reclasseringsadviezen.

Toezicht

De bijdrage van het toezicht aan de maatschappelijke re-integratie voldoet bij de doorgelichte reclasseringsinstellingen volledig aan de normen en verwachtingen van de Inspectie. Toch richten de meeste aandachtspunten zich op het taakspecialisme toezicht. De Inspectie is met name kritisch over de uitvoering van het toezicht met betrekking tot maatschappijbeveiliging. Op dit punt voldoet de uitvoering van de doorgelichte reclasseringsinstellingen voor het merendeel beperkt aan de normen en verwachtingen van de Inspectie. Volgens de Inspectie dient er onder meer extra aandacht te zijn voor de tijdige start van het toezicht, het reageren op overtredingen en het beter registreren van de toezichten. In eerdere doorlichtingen heeft de Inspectie eveneens gewezen op het belang van een tijdige start van het toezicht, het halen van de contactfrequentie, juiste en volledige registratie in de toezichtmodule en het beter formuleren en gebruiken van toezichtovereenkomsten en ik hecht hier ook veel waarde aan. Daarom is een landelijk verbeterplan opgesteld, dat zich richt op volledige implementatie en borging van het toezicht. De verwachting is dat de resultaten hierdoor de komende jaren zullen verbeteren en mijn Ministerie zal dit zorgvuldig monitoren. Indien nodig zullen aanvullende maatregelen worden genomen. Het geconstateerde verschil in de handelingsvrijheid die toezichthouders nemen, bijvoorbeeld bij het al dan niet uitvoeren van de herdiagnostiek en in de frequentie en wijze van het evalueren van toezicht, kan leiden tot een zekere ongelijkheid binnen het toezicht. Naar aanleiding van de doorlichting wordt hierin door de werkbegeleiding extra op gestuurd en wordt dit eens per kwartaal geëvalueerd.

Ketensamenwerking

De Inspectie concludeert dat meerdere processen die van belang zijn voor de ketensamenwerking tussen reclassering en OM niet op orde zijn. Op regionaal niveau werken het OM en de reclasseringsorganisaties Limburg aan verbetering, waarbij deze processen onderwerp van gesprek zijn. Dit leidt tot voorzichtige verbeteringen in de ketensamenwerking.

Inspectierapporten over Forensische Zorg

Vervolgonderzoek FPC Veldzicht

De Inspectie heeft in 2012 een vervolgonderzoek uitgevoerd bij Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht, waarmee is nagegaan in hoeverre de kliniek uitvoering geeft aan eerdere aanbevelingen naar aanleiding van een doorlichting uit 2008. Dit vervolgonderzoek volgde op een tussentijds toezicht van de Inspectie in juli 2011.

De aanbevelingen die de toenmalige ISt in 2008 deed in een rapport over de repatriëring van een tbs-gestelde met de status van ongewenst vreemdeling zijn eveneens in het onderzoek betrokken. Andere aspecten van het functioneren van de kliniek zijn buiten beschouwing gebleven. Het rapport doe ik u hierbij toekomen.

Uit het vervolgonderzoek blijkt dat de in gang gezette verbeteringen bij FPC Veldzicht nu hun vruchten afwerpen. De algemene conclusie is dat FPC Veldzicht de aanbevelingen van de Inspectie nagenoeg volledig heeft opgevolgd. Ten tijde van het inspectiebezoek kenmerkte het klimaat in de inrichting zich door rust en stabiliteit, aldus de Inspectie, ondanks diverse ontwikkelingen die op dat moment nog niet waren afgerond.

FPC Veldzicht heeft op alle door de Inspectie gesignaleerde punten verbeteringen bereikt, bijvoorbeeld op het terrein van de (brand)veiligheid in de kliniek en op het terrein van disciplinaire straffen en maatregelen, waar is geïnvesteerd in inrichtingsbreed sanctiebeleid en de bewaking van de uitvoering daarvan. De Inspectie is ook tevreden over de uitvoering van het drugsbeleid. FPC Veldzicht slaagde er medio 2012 in slagvaardiger dan voorheen drugsgebruik vast te stellen en tegen te gaan. De aanpak van agressiebestrijding en de evaluatie daarvan zijn goed op orde. Het personeel is voldoende geschoold om agressie van tbs-gestelden adequaat aan te pakken. Ook het oefenplan ter bestrijding van calamiteiten is op orde en wordt uitgevoerd.

De Inspectie constateerde eind 2012 dat sommige doorgevoerde veranderingen nog niet helemaal waren afgerond. Zo waren niet alle hoofdbehandelaren aan een vaste afdeling gekoppeld en kon de samenwerking tussen teammanagers, hoofdbehandelaren en coördinerend sociotherapeuten op bepaalde afdelingen meer vorm krijgen. Ook de doorontwikkeling van de forensische scherpte, een werkwijze die is gericht op het signaleren van mogelijke risico’s in het bijzonder gerelateerd aan verlof, was voor de Inspectie nog een punt van aandacht.

Sinds 2012 heeft de kliniek gewerkt aan verdere verbeteringen. De afdelingen zijn geclusterd, waarna aan ieder cluster een vaste hoofdbehandelaar is gekoppeld. Ook wordt ieder cluster tegenwoordig aangestuurd door een driehoek bestaande uit een clustermanager, een hoofdbehandelaar en een coördinerend sociotherapeut. Standaard vindt nu per cluster tweewekelijks een bespreking plaats, waar de voortgang van iedere patiënt wordt besproken.

Een werkgroep is ingesteld die de coördinatie binnen de kliniek op het gebied van forensische scherpte aanpakt, met als doel de samenhang in bestaande activiteiten meer te focussen op de juiste werkwijze en deze te vertalen naar de werkvloer. Als zich incidenten voordoen worden die altijd geëvalueerd met het oog op forensische scherpte. De coördinerend sociotherapeut monitort eventuele verbeterpunten die uit evaluaties voortkomen. Verder hebben alle medewerkers nascholing gehad specifiek gericht op vroegsignalering van risico’s rondom verlofsituaties.

Naar aanleiding van het vervolgonderzoek is de Inspectie tevreden met de wijze waarop FPC Veldzicht de aanbevelingen uit 2010 over terugkeer van vreemdelingen heeft opgevolgd. Om zorgvuldigheid in het repatriëringproces te bewaken en de expertise te borgen, heeft FPC Veldzicht een procesbeschrijving opgesteld waarin alle te doorlopen stappen worden beschreven, inclusief de follow up en evaluatie achteraf. Voorafgaand aan de repatriëring wordt individueel vastgesteld wat de minimum kwaliteitseisen zijn voor de zorg in het land van herkomst, inclusief de eisen aan het risicomanagement. Daarnaast heeft FPC Veldzicht deelgenomen aan een landelijke werkgroep die dit jaar een beleidskader heeft opgeleverd, met daarin alle mogelijkheden voor repatriëring en de juridische aspecten daaromtrent.

Het feit dat FPC Veldzicht op alle eerdere aanbevelingen van de Inspectie, inclusief de aanbevelingen over de terugkeer van vreemdelingen, goede resultaten laat zien, is zeker in het licht van de recente ontwikkelingen positief. Het begrotingsakkoord 2014 bepaalt dat FPC Veldzicht, ondanks een eerder aangekondigde sluiting, open blijft. Over de uitwerking hiervan heb ik uw Kamer per brief van 5 november 20139 geïnformeerd. In de kern bestaan de afspraken met het forensisch veld erin dat Veldzicht behouden blijft als FPC met 54 bedden. Met de resterende middelen uit het akkoord worden 80 tot 100 plaatsen gerealiseerd voor vreemdelingen met een ernstige stoornis. De gunstige resultaten die FPC Veldzicht heeft laten zien, tonen mij dat een goede toekomstige bestemming is gevonden voor zowel de kliniek als voor de extra middelen uit het begrotingsakkoord.

Doorlichting Stichting Exodus Den Bosch

De Inspectie waardeert de Exodus-locatie Den Bosch over het algemeen positief. Exodus Den Bosch bereidt haar bewoners gedegen voor op hun terugkeer in de samenleving. Om dit te kunnen uitvoeren werkt zij goed samen met lokale instellingen als de reclassering, werkgevers en waar nodig de gemeente. Over de inspanningen die Exodus Den Bosch levert ten aanzien van de maatschappijbeveiliging oordeelt de Inspectie positief. De Inspectie stelt voorts vast dat Exodus Den Bosch voldoet aan de gestelde eisen wat betreft de rechtspositie van bewoners. Exodus Den Bosch heeft daarnaast veel aandacht voor de veiligheid van medewerkers en bewoners, en voldoet voor wat betreft de onderzochte organisatieaspecten aan de ter zake gestelde eisen.

Wel constateert de Inspectie dat bewoners, die op grond van een justitiële titel bij Exodus Den Bosch verblijven, op diverse momenten buiten beeld (dreigen te) raken. Zo blijkt de reclassering, die toezicht op de bewoner dient te houden, niet altijd tijdig op de hoogte te zijn van een voorgenomen plaatsing, terwijl het beleidskader 24-uurs nazorg voorschrijft dat aan alle plaatsingen na 1 januari 2012 een advies van de reclassering of een indicatiesteller ten grondslag dient te liggen. Voorts is er volgens de Inspectie onvoldoende zicht op de verblijfplaats van de bewoner tijdens de weekendverloven.

De Inspectie doet een aantal aanbevelingen. Voor een deel van deze aanbevelingen geldt dat deze reeds zijn ondervangen door de overgang per 1 januari 2014 van de 24-uurs nazorginstellingen (waaronder Exodus) naar een systeem van inkoop. Dat geldt bijvoorbeeld voor de aanbeveling in het rapport dat kandidaat bewoners uitsluitend worden geplaatst indien aan deze plaatsing een advies van de reclassering of een indicatiesteller (Psycho Medisch Overleg of het NIFP) ten grondslag ligt. DJI vergoedt alleen plaatsingen wanneer er daadwerkelijk sprake is van een plaatsingsbesluit, waaraan een indicatiestelling ten grondslag ligt.

Daarnaast is er een aanbeveling, gericht aan zowel de reclassering als Exodus Den Bosch, over beschikbaarheid van een actuele inschatting van het recidiverisico. Het belang van een actuele risico-inschatting wordt door beide partijen onderschreven. Exodus Den Bosch geeft aan de gehele delict geschiedenis en de laatste risicoanalyse van de reclassering op te vragen. De reclassering geeft aan dat de reclasseringswerker kennis neemt van eerdere diagnoses en deze zo nodig actualiseert.

De Inspectie doet ook aanbevelingen aan Exodus over het dragen van een alarmmelder en het schriftelijk vastleggen van afspraken met werkgevers en andere instanties. Exodus heeft aan deze aanbevelingen reeds te hebben geïmplementeerd.

Ten slotte beveelt de Inspectie de reclasseringsorganisaties aan te bewaken dat bewoners die met weekendverlof zijn daadwerkelijk op het aangegeven verlofadres verblijven.

Ik wijs erop dat een cliënt niet verplicht is om voortdurend op het weekendverlofadres aanwezig te zijn. Indien Elektronische Controle (EC) wordt toegepast, wordt uiteraard wel standaard nagegaan of betrokkene volgens het afgesproken tijdschema aanwezig is op het afgesproken adres. Het weekendverlofadres wordt van tevoren door de reclassering getoetst. Verder wordt het verblijf op het weekendverlofadres besproken in het kader van de meldplicht en in het kader van de netwerkcontacten van de cliënt.

Tot slot

In deze brief heb ik u per rapport mijn reactie geschetst op de aanbevelingen van de Inspectie en de wijze waarop de inrichtingen van DJI en de reclasseringsorganisaties hiermee zijn omgegaan. Over het algemeen was de Inspectie positief over het functioneren van de onderzochte organisaties. Op onderdelen was de Inspectie zelfs zeer positief, zoals bij de inrichting van het re-integratiecentrum in de PI Utrecht, locatie Nieuwersluis.

Ik heb grote waardering voor de prestaties die door alle betrokkenen zijn geleverd. Temeer daar de betrokken organisaties de afgelopen jaren onder grote druk hebben gestaan als gevolg van de substantiële bezuinigingen die noodgedwongen moesten worden opgelegd, zowel bij DJI als de reclasseringsorganisaties.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Behandeld tijdens het Algemeen Overleg Gevangeniswezen van 14 maart 2013 (Kamerstuk 24 587, nr. 503)

X Noot
4

Kamerstuk 24 587, nr. 332

X Noot
5

Kamerstuk 24 587, nr. 535

X Noot
6

Kamerstuk 24 587, nr. 475

X Noot
7

Bijlage bij Kamerstuk 24 587, nr. 404

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstuk 24 587, nr. 462

X Noot
9

Kamerstuk 24 587 nr. 567.

Naar boven