24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 236 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 mei 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, over het Europees Minstbedeeldenprogramma (Kamerstuk 24 515, nr. 235)

De op 25 mei 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 29 mei 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie, Schüssel

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

2

     

II

Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

3

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting en hebben op onderdelen nog enkele opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie vinden dat voedselhulp aan minderbedeelden geen zaak is voor de Europese Unie, maar van de lidstaten. Voedselhulp heeft een sterk nationaal karakter en de inrichting van het sociale beleid is een nationale aangelegenheid. Grensoverschrijdende aspecten doen zich bijna niet voor. Lidstaten moeten zelf bepalen hoe in het levensonderhoud van de minstbedeelden zou moeten worden voorzien. Het feit dat het merendeel van het budget wordt besteed in landen zoals Frankrijk en Italië die zelf zorg zouden kunnen dragen voor voedselvoorzieningen aan minstbedeelden, ondersteunt het standpunt van de leden van de VVD-fractie. De leden van de VVD-fractie vinden het zeer betreurenswaardig dat de staatssecretaris niet meer heeft vastgehouden aan de oorspronkelijke lijn en alsnog heeft ingestemd met deze regeling. Kan de staatssecretaris een uitgebreide toelichting geven op zijn gewijzigde beleid?

De leden van de VVD-fractie sluiten zich aan bij het standpunt van het kabinet dat sociaal beleid niet uit het Europees landbouwbudget betaald moet worden. De leden van de VVD-fractie zien het verstrekken van voedselhulp niet als een doelstelling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Naar mening van de leden van de VVD-fractie gaat het hier meer om sociaal beleid dan om het GLB. Het programma past dan ook niet in het gemoderniseerde GLB. Sociaal beleid, en dus ook voedselvoorziening aan minstbedeelden, is een verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf. De leden van de VVD-fractie kunnen zich dan ook vinden in de opstelling van het kabinet om Nederland niet aan te melden voor de overgangsregeling in het jaar 2013. Bovendien was de deadline om aan te melden 1 februari 2012 en derhalve heeft 31 mei 2012 geen betekenis meer voor Nederland. Kan de staatsecretaris dit nogmaals bevestigen?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben enkele verduidelijkende vragen naar aanleiding van de brief. Deze gaat in op de uitvoering van de motie van het lid Van Hijum over de minstbedeelden (Kamerstuk 24 515, nr. 224) waarin werd verzocht om indien de Europese Commissie met een aangepast voorstel komt, in te spelen op deze overgangsregeling. De brief gaat daar niet op in. Op welke wijze heeft de regering op deze overgangsregeling ingespeeld?.

De leden CDA-fractie zijn ingenomen met de wijze waarop het kabinet omgegaan is met de uitwerking van de motie van de leden Grashoff en Koopmans (Kamerstuk 21 501-32, nr. 522), te weten instemmen met een overgangsregeling voor de jaren 2012 en 2013. Deze leden steunen ook met kracht de voorwaarde dat na 2013 geen sprake is van voortzetting van het minstbedeeldenregeling in zijn huidige vorm. De leden van de CDA-fractie vragen echter wel waarom Nederland als de grootste nettobetaler van de Europese Unie, niet deelneemt aan de overgangsregeling met betrekking tot het PEAD-programma. Immers wordt deze volledig betaald vanuit de algemene begroting ongeacht of een lidstaat er wel of niet aan meedoet. Ook vraagt de regeling geen co-financiering, deelname kost de lidstaten dus niets extra. Deelt de staatssecretaris de stelling van de leden van de CDA-fractie dat door het niet deelnemen Nederland geld in Brussel laat liggen? Zo nee, aan welke door de Europese Commissie gestelde criteria om aan de overgangsregeling deel te kunnen nemen voldoet Nederland niet?

De leden van de CDA-fractie merken met betrekking tot de termijnen op dat in het verleden al eerder lidstaten zijn geweest die hun plannen hebben ingediend na verstrijken van de eerste deadline van 1 februari, maar voor de tweede deadline van 31 mei wel een plan hebben ingediend. Deze zijn meegenomen in de verdeling van de beschikbare middelen. Is de staatssecretaris bereid om in overleg met betrokkenen alsnog de benodigde gegevens te verzamelen en aan te leveren aan de Europese Commissie?

II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

Met deze brief beantwoord ik, mede namens de Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de schriftelijke inbreng van de vaste commissie voor Economische Zaken, landbouw en Innovatie van 25 mei, naar aanleiding van mijn brief over het Europees minstbedeeldenprogramma (TK 24 515, nr. 235)

De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op het feit dat ik heb ingestemd met de door de Commissie voorgestelde minstbedeeldenregeling. Zoals ik in het verslag van de Landbouwraad van 22 december 2011 (TK 21 501-32, nr. 562) heb aangegeven, heb ik de moties Grashof Koopmans (TK 21 501-32, nr. 522) en Van Hijum (TK 24 515, nr. 224) uitgevoerd door in te stemmen met de regeling omdat het een overgangsregeling betreft. In dat verslag heb ik ook aangegeven dat het kabinet niet van plan was om gebruik te maken van de overgangsregeling. Hiermee houdt het kabinet vast aan de door uw Kamer schriftelijk met het Kabinet gedeelde lijn dat eventuele hulp aan minstbedeelden geen zaak voor de Europese Unie is, maar van individuele lidstaten. Het kabinet blijft bij het standpunt zoals verwoord in de brieven van onder andere 28 oktober, 9 en 22 december 2011 (TK 21 501-32, nrs. 528, 561 en 562).

De leden van de VVD-fractie concluderen terecht dat de termijn van 31 mei 2012 geen betekenis voor Nederland heeft. Omdat Nederland zich niet voor 1 februari 2012 voor deelname heeft gemeld, is deelname aan het minstbedeeldenprogramma in 2013 conform Uitvoeringsverordening 807/2010 (artikel 1, lid 1) uitgesloten. De lidstaten die zich wel voor 1 februari jl. hebben gemeld moeten voor 31 mei a.s. de uitgewerkte nationale invulling van het programma aan de Europese Commissie voorleggen.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering heeft ingespeeld op de overgangsregeling. In mijn verslag over de Landbouwraad van 22 december 2011 (TK 21 501-32, nr. 562) heb ik aangegeven hoe ik de motie van Van Hijum (TK 24 515, nr. 224) heb uitgevoerd. Ik heb aangegeven dat ik heb ingestemd met de door de Commissie voorgestelde overgangsregeling. In datzelfde verslag hebben de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik aangegeven dat Nederland geen gebruik zal maken van de overgangsregeling voor het jaar 2013. De reden hiervoor is dat, naast het consistente beleid dat Nederland uit overwegingen van subsidiariteit tegen een Europees Minstbedeeldenprogramma is en daarom niet deelneemt, deze overgangsregeling uiteraard bedoeld is voor de lidstaten die in het verleden al gebruik maakten van het minstbedeeldenprogramma. Nederland heeft de afgelopen 20 jaar geen gebruik gemaakt van de minstbedeeldenregeling en er kan redelijkerwijs dan ook geen sprake zijn van verwachtingen gebaseerd op het verleden.

De stelling van de leden van de CDA-fractie dat deelname aan het programma lidstaten niets extra kost onderschrijf ik niet, aangezien daarmee voorbij wordt gegaan aan de aanzienlijke uitvoeringskosten die deelname met zich meebrengt voor een lidstaat. Ik zie geen aanleiding om nu de termijn daarvoor is verstreken, alsnog een verzoek bij de Europese Commissie in te dienen. Zoals ik in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie reeds meldde, is deelname aan het minstbedeeldenprogramma in 2013 conform Uitvoeringsverordening 807/2010 (artikel 1, lid 1) voor Nederland uitgesloten.

Naar boven