22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1635 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij tien fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling groene infrastructuur

Fiche 2: Mededeling deelname van de EU aan de wereldtentoonstelling 2015 in Milaan (Kamerstuk 22 112, nr. 1636)

Fiche 3: Mededeling wetgevingspakket voor gezondere dieren en planten en een veiligere voedselketen (Kamerstuk 22 112, nr. 1637)

Fiche 4: Diergezondheidsverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 1638)

Fiche 5: Verordening teeltmateriaal (Kamerstuk 22 112, nr. 1639)

Fiche 6: Controleverordening levensmiddelen- en diervoeder, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen (Kamerstuk 22 112, nr. 1640)

Fiche 7: Verordening beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij Planten (Kamerstuk 22 112, nr. 1641)

Fiche 8: Richtlijn inzake toegankelijkheid van betaaldiensten (Kamerstuk 22 112, nr. 1642)

Fiche 9: Verslag EU-burgerschap 2013 en overzicht «vordering op weg naar een echt EU-burgerschap 2011–2013» (Kamerstuk 22 112, nr. 1643)

Fiche 10: Verordening markttoegang havendiensten en financiële transparantie van havens (Kamerstuk 22 112, nr. 1644)

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling Groene Infrastructuur

1. Algemene gegevens

Titel voorstel:

Mededeling «Groene Infrastructuur (GI)-Versterking van Europa’s natuurlijk kapitaal»

Datum ontvangst Commissiedocument

6 mei 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013) 249

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Milieuraad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken in nauwe samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Milieu

2. Essentie voorstel

De mededeling beschrijft het belang van groene, natuurlijke en seminatuurlijke gebieden en fysieke landschappelijke elementen voor een uiteenlopende reeks maatschappelijke belangen zoals: tegengaan effecten klimaatverandering, risicoreductie van rampen, kustverdediging en beheer van stroomgebieden, de bodemfunctie van landbouw, milieubeheer, de (cultuurhistorische)identiteit van landen en regio’s, leefbaarheid van landelijk- en stedelijk gebied en uiteraard bescherming en behoud van de biodiversiteit. De ecologische, economische en sociale voordelen en baten van groene infrastructuur voor de maatschappij worden doorgaans met het begrip «ecosysteemdiensten»» aangeduid. Groene infrastructuur is een beproefd instrument dat er ook toe bijdraagt dat met behulp van natuurlijke oplossingen geen beroep hoeft te worden gedaan op grijze infrastructuur die kostbaar is om aan te leggen, terwijl de natuur vaak goedkopere en duurzamere oplossingen kan bieden. Groene infrastructuur (GI) kan wezenlijk bijdragen aan de EU doelstelling van duurzame groei. De mededeling beschouwt ook blauwe (zoetwater en kustmariene) elementen onderdeel van de groene infrastructuur.

GI-projecten kunnen op lokaal, regionaal, landelijk en Europees niveau aan de orde zijn. Voorbeelden van groene infrastructuur in het stedelijk gebied zijn parken of groene daken. Een voorbeeld op Europees niveau wat ook Nederland betreft, is het stroomgebied van de Rijn. De Natura 2000-gebieden, die over de gehele EU zijn verspreid, worden gezien als de Europese ruggengraat van de groene infrastructuur.

De mededeling kondigt geen nieuwe regelgeving aan. Het bevat tevens geen pleidooi of onderbouwing van nieuwe benodigde financiële middelen. Wel zet de Commissie zich in voor de ontwikkeling van een strategie die een faciliterend kader kan bieden aan lidstaten om binnen bestaande wettelijke, beleids- en financiële instrumenten GI-projecten aan te moedigen en te stimuleren. De Commissie zal dat zelf doen binnen de kaders van bestaande Europese fondsen zoals het Cohesiefonds, het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds (EFRO), Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, LIFE en Horizon 2020. Meer concreet wil de Commissie voor de eerder genoemde maatschappelijke belangen technische richtsnoeren ontwikkelen over hoe GI kan worden ingezet en samen met de Europese Investeringsbank de mogelijkheid onderzoeken van een EU-financieringsfaciliteit ter ondersteuning van personen die GI-projecten willen ontwikkelen. De Commissie is voornemens in 2017 de voortgang te evalueren die met GI-projecten is geboekt.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheidsvaststelling

Het betreft een mededeling van de Commissie en heeft vooral betrekking op natuur als onderdeel van het milieubeleid. Daarbij is op basis van Artikel 192 VWEU sprake van gedeelde bevoegdheid. De mededeling gaat ook in op de bijdrage van Groene Infrastructuur op andere EU beleidsterreinen. In die gevallen zal moeten worden gekeken naar de specifieke rechtsgrondslag en bevoegdheden. De mededeling kondigt geen wijzigingen aan in de bevoegdheidsverdeling tussen EU en lidstaten.

Subsidiariteit

Nederland beoordeelt de subsidiariteit positief. De genoemde beleidsvelden voor het (separaat) integreren van groene infrastructuur in EU-beleid kunnen over het algemeen beoordeeld worden als EU-breed relevant. Dit onder meer om redenen van het grensoverschrijdend karakter en belang van behoud biodiversiteit en ecosysteemdiensten, hoewel veel maatschappelijke belangen die nut hebben van groene infrastructuur ook van nationaal/regionaal belang zijn. De aangekondigde voorstellen en hulpmiddelen kunnen lidstaten en sectoren gebruiken als handreiking. Hiermee worden de bevoegdheden van de lidstaten niet aangetast.

Proportionaliteit

Nederland heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit van het Commissievoorstel. Het betreft een mededeling. In dit stadium is geen wettelijke verankering aan de orde maar worden slechts handreikingen aangekondigd ter ondersteuning van lidstaten binnen bestaande beleidskaders. De mededeling staat daarmee in de juiste verhouding tot het beoogde doel.

Inschatting van de financiële gevolgen

Het stimuleren van GI-projecten dient plaats te vinden binnen bestaande wettelijke en financiële kaders en middelen. De middelen zullen in Europees verband moeten worden gevonden binnen het Cohesiefonds, het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds (EFRO), Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, LIFE en Horizon 2020. Nederland is van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020.

Meer concreet wil de Commissie samen met de Europese Investeringsbank de mogelijkheid onderzoeken van een EU-financieringsfaciliteit ter ondersteuning van personen die GI-projecten willen ontwikkelen. De mededeling is echter niet duidelijk over het type faciliteit. Alhoewel er voorbeelden zijn waarbij financiële instrumenten een goede aanvulling zijn op publieke middelen, kunnen er ook risico's zijn, zoals kans op marktverstoring, negatieve budgettaire gevolgen voor de EU-begroting en mogelijk risico’s ten aanzien van financieel beheer. Om die reden stelt Nederland stringente voorwaarden aan de inzet van EU-middelen voor innovatieve financiële instrumenten en zal met die insteek het onderzoek van de Commissie tegemoet zien.

Het is niet de verwachting dat deze mededeling leidt tot nationale financiële gevolgen. Mocht dit wel zo zijn dan dienen deze te worden ingepast op de begrotingen van de beleidsverantwoordelijke departementen.

Inschatting van de gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

Er is geen sprake van nieuwe wet- en regelgeving als direct gevolg van de mededeling.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Het kabinet oordeelt positief over de mededeling. Met de mededeling verschuift het perspectief van denken over natuur in bedreigingen naar denken in kansen. De mededeling past in het streven van het kabinet, verwoord in het Regeerakkoord, om te komen tot duurzame economie en groene groei en tot synergie van natuur en andere maatschappelijke belangen zoals waterveiligheid, gezondheid en recreatie. Het kabinet onderschrijft het belang van groene infrastructuur voor de genoemde maatschappelijke belangen. Dit stimuleert ondernemerschap en groene innovatie en past daarmee goed in de strategie, zoals uiteengezet in de brief van het kabinet van 28 maart 2013: «Groene Groei: voor een sterke, duurzame economie».

Het kabinet oordeelt dat de gekozen richting, via integratie in bestaande EU beleidsvelden en financieringsinstrumenten zoals GLB, cohesiebeleid, waterbeleid de juiste aanpak is. Ontwikkeling van richtsnoeren en hulpmiddelen, gebaseerd op «best practices» en informatie-uitwisseling, kan daarbij behulpzaam voor lidstaten.

Het kabinet herkent zich in de voorbeelden van GI-projecten die de mededeling noemt en is van mening dat Nederland al geruime tijd invulling geeft aan de oproep om GI-projecten te stimuleren en in ruimtelijke ordening mee te nemen. De robuuste EHS (inclusief verbindingszones), de Ruimte voor de Rivier en de groene werelderfgoederen zijn grootschalige nationale GI-projecten die ruimtelijk zijn vastgelegd. Provincies integreren natuur, landschap en wateropgaven in het kader van de Kaderrichtlijn Water in provinciale structuurvisies en in de uitvoering van het klimaatadaptatiebeleid (Convenant tussen rijk en provincies, waterschappen en gemeenten). De Nederlandse inzet voor de vergroening van het GLB zal bijdragen aan groene infrastructuur in het landelijk gebied. Verschillende gemeenten stimuleren via subsidieregelingen ontwikkelingen inzake groene daken, stadsboerderijen en meer groen/blauwe voorzieningen ten behoeve van wateropvang en klimaatadaptatie. Op kennisgebied heeft het Kabinet onderzoek geïnitieerd naar de kosten en baten van ecosysteemdiensten (onder meer 6 sectorgerichte TEEB studies) en werkt het momenteel aan een Digitale Atlas van het Natuurlijk Kapitaal (DANK). In de DANK wordt informatie over het functioneren van de ecosystemen en de diensten die zij ons (potentieel) leveren, bijeen gebracht.

De mededeling spreekt over de noodzaak van consistente en betrouwbare gegevens. Het kabinet onderschrijft deze noodzaak maar dit mag niet leiden tot extra administratieve lasten binnen de overheid. Het dient dan te gaan om het, indien nodig, consistent en betrouwbaarder maken van bestaande gegevens die al ten behoeve van Europese rapportages worden geproduceerd.

Met betrekking tot de mogelijkheid van een financiële faciliteit die de Commissie met de Europese Investeringsbank wil onderzoeken om GI-projecten te ondersteunen, kan Nederland bogen op reeds jarenlange ervaring met het Nationaal Groenfonds. Ook is Nederland actief betrokken bij de ontwikkeling van het zogenaamde «Green Development Initiative», een soort certificeringsinstrument dat beoogt alternatieve vormen van financiering van het behoud van het natuurlijk kapitaal mogelijk te maken. Deze ervaringen kan Nederland inbrengen bij de Europese Commissie.

Nederland is wel van mening dat de noodzaak voor creëren van een aparte faciliteit binnen de EIB kredietverlening telkens kritisch moet worden bekeken door de EIBbesluitvormingsorganen. Dit om onnodige fragmentatie, en daarmee verlaagde slagkracht van de totale kredietverlening te voorkomen.

Tenslotte wordt door de Commissie de behoefte geuit aan technische ondersteuning en voorbeelden. Nederland heeft ook op dit vlak ervaring opgebouwd, onder meer in verschillende pilots en voorbeeldgebieden met betrekking tot integrale landschapsontwikkeling en regionale financieringsinstrumenten. Nederland kan aanbieden deze ervaringen te delen om zo onze inzichten in Europees verband sterker te verankeren.

Naar boven