22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1639 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij tien fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling groene infrastructuur (Kamerstuk 22 112, nr. 1635)

Fiche 2: Mededeling deelname van de EU aan de wereldtentoonstelling 2015 in Milaan (Kamerstuk 22 112, nr. 1636)

Fiche 3: Mededeling wetgevingspakket voor gezondere dieren en planten en een veiligere voedselketen (Kamerstuk 22 112, nr. 1637)

Fiche 4: Diergezondheidsverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 1638)

Fiche 5: Verordening teeltmateriaal

Fiche 6: Controleverordening levensmiddelen- en diervoeder, dierenwelzijn, plantgezondheid, teeltmateriaal en gewasbeschermingsmiddelen. (Kamerstuk 22 112, nr. 1640)

Fiche 7: Verordening beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij Planten (Kamerstuk 22 112, nr. 1641)

Fiche 8: Richtlijn inzake toegankelijkheid van betaaldiensten (Kamerstuk 22 112, nr. 1642)

Fiche 9: Verslag EU-burgerschap 2013 en overzicht «vordering op weg naar een echt EU-burgerschap 2011–2013» (Kamerstuk 22 112, nr. 1643)

Fiche 10: Verordening markttoegang havendiensten en financiële transparantie van havens (Kamerstuk 22 112, nr. 1644)

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Verordening Teeltmateriaal

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving)

Datum ontvangst Commissiedocument

6 mei 2013

Nr. Commissiedocument

COM (2013) 262

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

SWD (2013) 169

Behandelingstraject Raad

Landbouw- en Visserijraad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Economische Zaken

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis

    De teeltmateriaalwetgeving is gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), artikel 43, tweede lid (uitvoering gemeenschappelijk landbouwbeleid).

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

    Gewone wetgevingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    Het voorstel stelt kaders betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal. Nadere uitwerking zal zowel in gedelegeerde als in uitvoeringshandelingen plaatsvinden, waartoe het voorstel enkele tientallen grondslagen bevat.

2. Samenvatting BNC-fiche

Het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende het op de markt aanbieden van teeltmateriaal vervangt de huidige twaalf richtlijnen met betrekking tot specifieke soorten teeltmateriaal (bijvoorbeeld landbouwgewassen, fruitgewassen, siergewassen, groenten en bosbouwkundig materiaal). Deze herziening is vooral ingegeven door het streven naar vereenvoudiging, modernisering, kostenverlaging, meer efficiëntie en flexibiliteit voor de exploitanten en coördinatie met andere beleidsdoelstellingen van de EU (vooral milieudoelstellingen). De regelgeving zal uitsluitend gelden voor «professionele exploitanten» (diegenen die beroepsmatig teeltmateriaal kweken en in de handel brengen).

De verordening is gebaseerd op artikel 43 VWEU (gemeenschappelijk landbouwbeleid), een terrein waar een gedeelde bevoegdheid is tussen de EU en de lidstaten.

De subsidiariteit en proportionaliteit van het voorstel worden positief beoordeeld.

Nederland is tegen de voorschriften om microbedrijven uit te zonderen van inspectiekosten en deze kosten uit de huidige krappe overheidsbudgetten te betalen. Nederland stemt niet in met dit onderdeel van het voorstel.

Het voorstel consolideert de bestaande richtlijnen. Deze worden wel gemoderniseerd (met oog op simplificatie en vermindering van lasten voor bedrijfsleven), maar in de kern niet radicaal veranderd. Wel worden er door de vorming van nieuwe categorieën teeltmateriaal (zoals heterogeen materiaal en nichemarkt materiaal) handvatten gecreëerd die de toelating en markttoegang van dit soort materiaal, vaak traditionele rassen die van groot belang zijn voor biodiversiteit en voor kleinschalige c.q. biologische landbouw, mogelijk maken. De bestaande richtlijnen bieden hier nauwelijks ruimte voor.

Omvorming van richtlijnen naar een verordening zorgt voor meer harmonisatie en duidelijker verantwoordelijkheden van competente autoriteiten in de lidstaten. Integratie van plantgezondheid en teeltmateriaalregelgeving heeft belangrijke voordelen in de uitvoering (zoals we deze al kennen in Nederland) die leiden tot hogere naleving en lagere lasten. De vorming van één officieel standaarddocument dat zowel kwaliteits- als plantgezondheidsinformatie zal bevatten en van één bedrijvenregister zorgt voor reductie van lasten en helpt de handhaving te verbeteren.

Verder is positief het in zowel teeltmateriaalregelgeving als plantgezondheidsregelgeving neergelegde principe dat bedrijven zelf er voor dienen te zorgen dat materiaal aan eisen voldoet, en dat, als bedrijven beschikken over een goede eigen aanpak op het gebied van kwaliteits- en plantgezondheidsbewaking, er minder toezicht/controle nodig is (certificatie onder toezicht).

De integratie met de gemoderniseerde controle-verordening geeft in belangrijke mate aanwijzingen over hoe officiële controles effectief en efficiënt kunnen/moeten worden uitgevoerd, wat daarbij de rol van private certificeringssystemen kan zijn en wat de rol van eigen kwaliteitssystemen van bedrijven kan zijn. Deze integratie biedt ook de mogelijkheid om internethandel te kunnen controleren. Ook komt er de verplichting aan het bedrijfsleven om in- en verkoop eenduidig vast te leggen, zodat de tracering wordt geborgd.

De vorming van nieuwe categorieën teeltmateriaal biedt nieuwe kansen aan kleinschalige plantenveredelaars en aan kleinschalige producenten waardoor de diversiteit in rassen zal kunnen toenemen.

De vrijstelling van kosten als gevolg van officiële controles voor «micro-bedrijven» (bedrijven met minder dan 10 fte en minder dan 2 miljoen euro omzet per jaar) levert financiële en systematische risico’s op. Voor de teeltmateriaalregelgeving is een eerste schatting dat dit voor de controlerende diensten (Nederlandse Algemene Keuringsdienst (NAK), Naktuinbouw, Bloembollenkeuringsdienst (BKD)) financieel een jaarlijks tekort van ca € 26 miljoen kan opleveren. Daarnaast zal het effect ook zijn dat de prikkel voor bedrijven en controle instellingen om efficiënt te werken wordt weggenomen. Verder leidt deze maatregel tot een verlies van eerlijke concurrentie binnen de branche en tot «berekenend gedrag» van bedrijven om via splitsing/oprichting van nieuwe BV’s onder de definitiegrens van microbedrijf te komen en zodoende controlekosten te vermijden.

De kans bestaat dat de nieuwe regelgeving gaat leiden tot (onbedoelde) lastenverzwaringen. Waar 12 richtlijnen specifiek waren toegesneden op een bepaalde deelsector, worden deze nu vervangen door 1 verordening, met veel algemener bepalingen. Het risico bestaat dat horizontale bepalingen uit de controle-verordening onvoldoende specifiek gemaakt kunnen worden voor de sector teeltmateriaal, waardoor bestaande logistieke processen ernstig gehinderd zullen worden. Bij de behandeling van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zal er sterk op gestuurd moeten worden om een toename van regeldruk tegen te gaan.

Nederland staat over het algemeen positief tegenover het voorstel. Vooral de consolidatie en de integratie met plantgezondheid en de controleverordening is een belangrijk stap voorwaarts die kansen biedt te komen tot effectieve en efficiënte borging van de kwaliteit van teeltmateriaal op de Europese markt.

Nederland vindt dat de nieuwe communautaire regelgeving ook waarborgen moet bieden om een duurzame landbouw te bevorderen, de lasten voor het bedrijfsleven (in het bijzonder midden- en kleinbedrijf) moet minimaliseren, monopolisering van de voedselvoorziening tegen te gaan en de (agro)biodiversiteit te bevorderen.

De verbeteringen op het gebied van biodiversiteit (landrassen, heterogeen materiaal, materiaal voor niche markten) worden daarom positief gewaardeerd. Nederland zal zich ervoor in het bijzonder inzetten dat het belang van traditionele rassen en de belangen van de biologische landbouw op een goede manier zullen worden geborgd in de communautaire regelgeving.

Nederland zal zich er ook voor inzetten, dat deze regelgeving alleen maar geldt voor professionele exploitanten en geen gevolgen zal hebben voor particulieren.

Nederland is tegen de voorschriften om microbedrijven uit te zonderen van inspectiekosten en deze kosten uit de huidige krappe overheidsbudgetten te betalen. Nederland stemt niet in met dit onderdeel van het voorstel.

Nederland zal kritisch zijn op de bevoegdheden die aan de Commissie worden gedelegeerd (delegated en implementing acts) en zal bij de behandeling van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen er sterk op sturen dat een toename van regeldruk voor het bedrijfsleven wordt tegengegaan.

3. Samenvatting voorstel

De huidige EU-wetgeving betreffende het op de markt aanbieden van teeltmateriaal berust op twee pijlers, namelijk de registratie van rassen en materiaal en de certificering van de afzonderlijke partijen teeltmateriaal van plantensoorten die in de richtlijnen worden genoemd («in een EU-lijst opgenomen soorten»).

Het ontwerpvoorstel voor een nieuwe verordening behelst een consolidering en actualisering van de wetgeving voor het op de markt aanbieden van teeltmateriaal. De huidige twaalf afzonderlijke richtlijnen worden ingetrokken en vervangen. De meeste van deze richtlijnen zijn voor het eerst vastgesteld tussen 1966 en 1971; sommige zijn van recenter datum. De oude richtlijnen hebben talrijke ingrijpende wijzigingen ondergaan. Het gevolg hiervan is een ongelijk speelveld voor professionele exploitanten op de interne markt. Er is behoefte aan meer duidelijkheid en transparantie. Hobbytuinders worden door de oude en nieuwe regels niet geraakt.

Doel is om de uitvoering van de wetgeving te harmoniseren, de kosten en administratieve lasten te beperken en de innovatie te ondersteunen. Ook zijn aanpassingen nodig aan de technische vooruitgang bij het kweken van planten en de snelle ontwikkeling van de Europese en mondiale markt voor teeltmateriaal. Dit alles vereist een actualisering en modernisering van het wettelijk kader.

Belangrijk is dat er samenhang en synergie is gezocht met de wetgeving inzake plantgezondheid wat betreft fytosanitaire controles, die deel uitmaken van de certificering van teeltmateriaal. Teeltmateriaal is een essentieel element voor de productiviteit, de diversiteit en de gezondheid en kwaliteit van de land- en tuinbouw, de voedsel- en diervoederproductie en ons milieu. In de afgelopen jaren is het inzicht gegroeid dat het landbouwbeleid van de EU van strategisch belang is voor de voedselzekerheid en -veiligheid, de voedingswaarde van levensmiddelen, het milieu, de biologische diversiteit en de klimaatverandering.

Impact assessment Commissie

Dit voorstel is onderdeel van een breder pakket op het gebied van dier- en plantgezondheid, teeltmateriaal en de vormgeving van officiële controles. De Europese Commissie beoogt met deze voorstellen met name een vereenvoudiging van de Europese regelgeving, een vermindering van de lastendruk, een meer risicogebaseerd beleid en meer transparantie en efficiëntere controle in de keten. Zowel het bedrijfsleven als de consument zullen volgens de Commissie profiteren van deze voorgestelde verbeteringen. Daarnaast benadrukt de Commissie het belang van dit pakket in relatie tot het paardenvleesschandaal: de Commissie stelt strengere regels voor aangaande sancties, controle en testen. De vier voorstellen moeten de huidige grofweg 70 richtlijnen en verordeningen op het gebied van dier- en plantgezondheid en teeltmateriaal gaan vervangen. Dit is een omvangrijke hervorming van de huidige regelgeving die de afgelopen jaren is voorbereid (voor diergezondheid is dit reeds in 2004 gestart). Nederland was tijdens deze voorfase actief betrokken. De voorstellen zijn kaderwetten, wat inhoudt dat de artikelen alleen de hoofdlijnen bevatten en vervolgens omschrijven op welke manier de details worden uitgewerkt (via gedelegeerde of uitvoeringshandelingen).

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid

    De verordening is gebaseerd op artikel 43 VWEU (gemeenschappelijk landbouwbeleid), een terrein waar sprake is van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten. Nederland acht dit de juiste rechtsgrondslag.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

    De subsidiariteit van het voorstel wordt positief beoordeeld. De teeltmateriaalwetgeving stelt Europese kaders vast en reguleert daarmee het op de markt brengen van teeltmateriaal en een vrij verkeer daarvan in Europa. Dit onderwerp is reeds geregeld op EU-niveau. Gelet op de behoefte aan geharmoniseerde regels en een level playing field ten behoeve van het vrij verkeer, is het behoud van regulering op EU-niveau op zijn plaats.

    De proportionaliteit wordt tevens positief beoordeeld met één kritische kanttekening. Over het algemeen gaat de verordening niet verder dan nodig is om de doelstellingen te bewerkstelligen. Tevens acht Nederland de verordening in dit geval het juiste instrument. Nederland heeft wel ernstige bedenkingen bij de voorschriften om micro-bedrijven verplicht uit te zonderen van controle-kosten en deze kosten uit de huidige krappe overheidsbudgetten te betalen. Het beschermen van micro-bedrijven kan ook worden gerealiseerd met minder vergaand ingrijpen, bijvoorbeeld door lidstaten de mogelijkheid te geven rekening te houden met micro-bedrijven.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    Het voorstel bevat tientallen grondslagen voor gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen. Gevolg hiervan is dat meer bevoegdheden aan de Commissie worden gedelegeerd. Ook leiden de grondslagen tot meer flexibiliteit: gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen kunnen sneller worden aangepast aan wetenschappelijke en andere nieuwe ontwikkelingen. Nederland beoordeelt dit positief. Tegelijkertijd zal Nederland er op toezien dat essentiële onderdelen en bepalingen met gevolgen voor uitvoering en handhaving niet worden opgenomen in gedelegeerde handelingen. Nederland wil namelijk ruimte houden in de uitvoering en handhaving van de verordening, zodat deze kan worden toegesneden op de specifieke Nederlandse situatie. Waar de Commissie eenvormige uitvoering beoogt, acht Nederland een uitvoeringshandeling wenselijk. Verder zal Nederland er op toezien dat de reikwijdte van de Teeltmateriaalverordening bij gedelegeerde handeling/uitvoeringshandeling niet kan worden gewijzigd.

    Ten aanzien van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de verordening geldt dat veel afhangt van de nu nog onbekende inhoud van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting

    De Europese Commissie geeft aan, dat het financieel kader zal worden opgenomen in een aparte verordening die aanvankelijk tegelijk met deze concept-verordening zou worden aangeboden. Voor teeltmateriaal zullen consequenties voor de EU-begroting naar verwachting beperkt blijven tot de instelling van één of meerdere Europese referentiecentra. Een dergelijk centrum zal gefinancierd worden vanuit Europees budget, zal als taken hebben het ontwikkelen en valideren van nieuwe onderzoeksmethoden en het opleiden en trainen van keurmeesters. Naar verwachting zal voor teeltmateriaal een dergelijk referentiecentrum jaarlijks een 3–4 miljoen euro op de begroting komen. Op dit moment echter is deze financiële verordening nog niet voorgesteld. De standpuntbepaling in dit fiche is onder voorbehoud van deze verordening over de financiële onderbouwing die later worden gepresenteerd.

    Nederland is van mening dat de middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden

    Als gevolg van het aan dit voorstel gerelateerde voorstel voor een Verordening voor officiële controles over retributies en de verplichting microbedrijven daarvan uit te sluiten, zijn de financiële gevolgen voor de overheid zeer groot. Hiervoor wordt naar het BNC fiche van de Verordening voor officiële controles verwezen. Budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

    De genoemde micro-bedrijven zullen -zoals het voorstel nu luidt- worden vrijgesteld van tarieven, hetgeen ze alleen al in Nederland een jaarlijks voordeel oplevert van (geschat) 26 miljoen euro. Nederland vindt dit echter onwenselijk gezien de eerder genoemde nadelen.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

    De regeldruk zal – na inregelen van het nieuwe stelsel- lager moeten komen te liggen. In het bijzonder de integratie van controles op het gebied van plantgezondheid en teeltmateriaal zal hier een bijdrage aan moeten leveren. Aangezien Nederland hier reeds ver mee gevorderd is, zal de afname van regeldruk voor bedrijven beperkt zijn.

    Voorts is de vraag is of de beoogde vereenvoudiging en vermindering van de regeldruk in de praktijk ook werkelijk betere, meer eenvoudige regelgeving en verlaging van lasten zal opleveren. Op bepaalde onderdelen zal dit zeker het geval zijn (stroomlijning van plantgezondheid en teeltmateriaal), maar andere aspecten, zoals de verplichting om in- en verkoopinformatie op te nemen zullen ook meer regeldruk opleveren. Daarnaast kan de vereenvoudiging op het niveau van de basiswetgeving weer teniet worden gedaan of zelfs worden verzwaard door een grote hoeveelheid secundaire regelgeving waarin weer veel details terugkomen. Waar 12 richtlijnen specifiek waren toegesneden op een bepaalde deelsector, worden deze nu vervangen door 1 verordening, met veel algemener bepalingen. Specifieke lastenverlichtingen die in de huidige richtlijnen een plaats hebben zijn in de basistekst geschrapt en deze zullen in de onderliggende regelgeving «gerepareerd» moeten worden.

    Verder is er zorg dat horizontale bepalingen uit de controle-verordening onvoldoende specifiek gemaakt kunnen worden voor de sector teeltmateriaal, waardoor bestaande logistieke processen ernstig gehinderd zullen worden. Bij de behandeling van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zal er sterk op gestuurd moeten worden om een toename van regeldruk tegen te gaan.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

    De huidige richtlijnen inzake teeltmateriaal zijn geïmplementeerd in de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 (Zpw) en de daarop gebaseerde regelgeving. De bepalingen inzake bloembollen zijn geïmplementeerd op basis van de Landbouwkwaliteitswet. Omdat van richtlijnen wordt overgaan op een verordening, worden veel nationale bepalingen vervangen door rechtstreeks werkende bepalingen uit de verordening. Daarnaast zullen bepalingen moeten worden aangepast aan de eisen van de verordening en ook om de verwijzingen naar de EU-regelgeving aan te passen. De Zaaizaad- en plantgoedwet, drie AMvB's en drie ministeriële regelingen zullen dus moeten worden aangepast.

    Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

    In het voorstel wordt een periode van 3 jaar gehanteerd tussen de inwerkingtreding en het van toepassing worden van de verordening. Deze termijn zal naar verwachting volstaan om partijen de kans te geven zich aan te passen. Aandachtspunt daarbij is dat ook de belangrijkste (onderliggende) Europese uitvoeringsregelgeving (gedelegeerde en uitvoeringshandelingen) tijdig klaar zal moeten zijn.

  • b) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

    In het voorstel is geen evaluatiebepaling opgenomen. Nederland acht dit wel wenselijk en zal daarom pleiten voor een bepaling waarin staat dat de Commissie 5 jaar nadat de verordening van toepassing is geworden een rapport zal presenteren aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van de verordening.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Omdat de kern van het voorstel meer een consolidatie en modernisering is dan een drastisch andere aanpak, is de verwachting dat een en ander goed uitvoerbaar zal zijn. De uitvoering van deze regelgeving is op dit moment belegd bij de zelfstandige bestuursorganen Nak, Naktuinbouw en Bloembollenkeuringsdienst.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

De wijziging van de Europese regelgeving voor het in Europa op de markt brengen van teeltmateriaal heeft geen impact op ontwikkelingslanden. De zaadregelgeving is niet zozeer bepalend voor de handel met ontwikkelingslanden (zowel import als export), maar veel meer de fytosanitaire regelgeving. Teeltmateriaal mag alleen uit derde landen worden ingevoerd als is vastgesteld dat het voldoet aan (met name fytosanitaire) voorschriften die in de Europese Unie gelden. Voor export uit de EU naar derde landen geldt dat dezelfde eisen worden gesteld als voor handel tussen lidstaten. Dit voorkomt dumping van afgekeurde zaden. Van het voorgaande kan worden afgeweken als de autoriteiten van het derde land dit expliciet hebben aangegeven. In beginsel gaat met zaad de EU-norm gelden voor export naar derde landen (waaronder ontwikkelingslanden), ter voorkoming van dumping. Het voorstel geeft daarnaast ruimte voor bilaterale afspraken met derde landen.

9. Nederlandse positie

Nederland is over het algemeen positief over het voorstel. Vooral de consolidatie en de integratie met plantgezondheid en de controleverordening is een belangrijk stap voorwaarts die kansen biedt te komen tot effectieve en efficiënte borging van de kwaliteit van teeltmateriaal op de Europese markt. Nederland vindt daarbij wel dat de nieuwe regelgeving waarborgen moet bieden om een duurzame landbouw te bevorderen, de lasten voor het bedrijfsleven (in het bijzonder midden- en kleinbedrijf) moet minimaliseren, monopolisering van de voedselvoorziening tegen te gaan en de (agro)biodiversiteit te bevorderen. Nederland zal zich ervoor in het bijzonder inzetten dat het belang van traditionele rassen en de belangen van de biologische landbouw op een goede manier zullen worden geborgd in het voorstel. Ook zal Nederland zich er voor inzetten, dat deze regelgeving alleen maar geldt voor professionele exploitanten en geen gevolgen zal hebben voor particulieren.

Nederland is tegen de voorschriften om microbedrijven uit te zonderen van inspectiekosten en deze kosten uit de huidige krappe overheidsbudgetten te betalen. Nederland stemt niet in met dit onderdeel van het voorstel. Naast de hoge extra lasten die dit met zich meebrengt voor de rijksoverheid, kan dit leiden tot veranderende concurrentieverhoudingen binnen de verschillende branches en het vermijden door bedrijven van controlekosten door via splitsing/oprichting van nieuwe BV’s controlekosten te vermijden. Bovendien worden hierdoor de positieve prikkels voor ondernemers die in het voorstel zitten (minder inspecties bij goede prestaties) voor een groot deel teniet gedaan. Opvallend is dat dit voorstel om microbedrijven verplicht vrij te stellen van het betalen van retributies niet strookt met de eigen bevindingen van de Commissie in de impact assessment.

De regelgeving zal uitsluitend gelden voor «professionele exploitanten» (diegenen die beroepsmatig teeltmateriaal kweken en in de handel brengen). Er komt dus geen regelgeving voor hobbyisten die onderling teeltmateriaal uitwisselen. Dat betekent dat ruilbeurzen/liefhebberscollecties etc. die niet bedrijfsmatig van opzet zijn gewoon door kunnen, zonder dat daar allerlei registratie- en inspectieverplichtingen voor gaan gelden. Het gebruik van zaaigoed in privétuinen is ook niet opgenomen in de EU-wetgeving. Bovendien kan een particulier met andere niet-professionele tuinders zaad uitwisselen zonder onder de regels van de verordening te vallen.

Er komt meer ruimte dan onder het huidig kader voor teeltmateriaal dat niet aan de «klassieke» eisen voldoet. Dit biedt ruimte op het gebied van traditionele rassen en biodiversiteit. De Europese Commissie en de lidstaten hebben al langer oog voor oude oorspronkelijke rassen, maar de bestaande regelgeving voor het op de markt brengen van deze producten is te restrictief. Het nieuwe ontwerp brengt hier verbeteringen op aan; de regels voor het in de handel brengen van zaden en ander plantaardig teeltmateriaal worden eenvoudiger en flexibeler. Doel is om zo de productiviteit, flexibiliteit en diversiteit van de productie te verzekeren en de handel te vergemakkelijken. De gebruiker heeft straks de keuze tussen nieuwe en geteste rassen, heterogeen materiaal (dat niet voldoet aan een rasdefinitie), traditionele rassen en materiaal bestemd voor nichemarkten. Deze brede keuze van materialen draagt bij aan de bescherming van de biodiversiteit en een veredeling die gericht is op duurzame landbouw. Nederland is positief over deze voornemens.

Nederland zal zich ervoor inzetten dat het belang van traditionele rassen en de belangen van de biologische landbouw op een goede manier zullen worden geborgd in het voorstel.

Al sinds het ontstaan van deze sector is sprake van concentratie in de veredelingssector. De afgelopen decennia heeft deze concentratie zich als gevolg van globalisering versterkt voortgezet. Dit zou maatschappelijke gevolgen kunnen hebben voor de positie van boer en tuinder, voor het tempo van innovatie, voor de voedselkwaliteit en voor de voedselzekerheid. Omdat het kabinet veel belang hecht aan een divers bedrijfsleven wat voldoende ruimte biedt aan zowel grote als kleine ondernemers, aan biologische landbouw en telers van traditionele rassen, steunt Nederland dit voorstel. Het biedt waarborgen voor kleinere producenten en gebruikers van zaden doordat:

  • 1. de niet-professionele gebruikers van zaden zijn vrijgesteld van de regelgeving;

  • 2. het toelatingsregime voor traditionele rassen en voor heterogene rassen zal worden versoepeld ten opzichte van de huidige situatie en de kosten voor toelating zullen zo laag mogelijk zijn.

Het voorstel bevat daarmee voldoende waarborgen dat kleinere bedrijven (zowel producenten als gebruikers van zaad) voldoende positie hebben zodat monopolievorming niet in de hand wordt gewerkt. Dit is voor Nederland een belangrijk punt.

Overigens is ten aanzien van het BNC-fiche over het Nagoya Protocol, dat eveneens van belang is voor het behoud van diversiteit van genetisch materiaal, door het kabinet een voorbehoud gemaakt vanwege de onduidelijkheid over de financiële consequenties voor het bedrijfsleven.

Naar boven