22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1355 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 8 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Herziening richtlijn erkenning beroepskwalificaties (Kamerstuk 22 112, nr. 1348)

Fiche 2: Mededeling visie voor passagiersrechten (Kamerstuk 22 112, nr. 1349)

Fiche 3: Verordeningen Pericles 2020 programma (Kamerstuk 22 112, nr. 1350)

Fiche 4: Verordening voortzetting Hercules-programma (Kamerstuk 22 112, nr. 1351)

Fiche 5: Mededeling SESAR (technologische pijler van het gemeenschappelijk Europees luchtruim) (Kamerstuk 22 112, nr. 1352)

Fiche 6: Verordening Europees statistisch programma 2013–2017 (Kamerstuk 22 112, nr. 1353)

Fiche 7: Besluit ITER programma 2014–2018 (Kamerstuk 22 112, nr. 1354)

Fiche 8: Mededeling «kansen voor jongeren»- initiatief

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche 8: Mededeling «Kansen voor jongeren» initiatief

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch and Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over het «Kansen voor jongeren» initiatief.

Datum Commissiedocument: 20 december 2011

Nr. Commissiedocument: COM (2011) 933

Prelex:

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=201256

Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken, Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2. Essentie voorstel

Met op de achtergrond de hoge jeugdwerkloosheid (20% in de EU) als gevolg van de financiële crisis, stelt de Commissie met deze mededeling een «Kansen voor Jongeren»- initiatief voor. Hiermee geeft de Commissie een inhoudelijk kader voor het tegengaan van jeugdwerkloosheid. Daarnaast bevat de mededeling een aantal voorstellen om met bestaande EU instrumenten om verdere invulling te geven aan dit kader. De mededeling benoemt vier gebieden waarin maatregelen genomen zouden moeten worden:

  • 1. Voorkomen van voortijdig schoolverlaten

  • 2. Ontwikkelen van vaardigheden die relevant zijn voor de arbeidsmarkt

  • 3. Ondersteunen van het opdoen van eerste werkervaring en training op het werk

  • 4. Toegang tot de arbeidsmarkt verbeteren

Het primaat voor maatregelen op deze gebieden ligt bij de lidstaten. De Commissie beoogt met de mededeling ondersteuning te bieden. De mededeling verdeelt deze ondersteuning onder in drie thema’s.

1. (Beter) gebruik maken van beschikbare middelen uit het Europees Sociaal Fonds (ESF)

Alle lidstaten hebben voor de periode 2007–2013 in hun nationale programma’s ESF middelen belegd voor onderwijs en werkgelegenheidsmaatregelen (€ 79 mld voor EU als geheel). Een deel hiervan komt ten goede aan jongeren. Er is echter nog € 30 mld voor de EU als geheel dat nog niet is besteed. De Commissie wil lidstaten stimuleren het beschikbare ESF budget aan te wenden – ook voor jongeren. Binnen het ESF is budget beschikbaar voor de Commissie om lidstaten technische ondersteuning te bieden bij de uitvoering van het ESF. Hiervan wil de Commissie € 1.3 mln gebruiken om deelname aan stages te bevorderen en € 3 mln om lidstaten te ondersteunen bij het ontwikkelen van programma’s ter bevordering van ondernemerschap. Daarnaast wil de Commissie lidstaten ondersteunen bij het bepalen van maatregelen gericht op jongeren in voorbereiding op de volgende periode van het ESF (2014–2020).

2. Ondersteunen van de overgang van onderwijs naar werk

De Commissie wil binnen Erasmus, Leonardo Da Vinci (programma’s om leermobiliteit te stimuleren) beschikbare middelen meer inzetten om stageplaatsen in het bedrijfsleven te stimuleren (target van 130 000 studenten in 2012). «Erasmus voor ondernemers» zou in 2012 voor 600 uitwisselingen moeten zorgen. Ook wil de Commissie € 1,5 mln besteden aan een bewustwordingscampagne voor bedrijven om Europese stagairs aan te nemen. Een nog te presenteren kwaliteitskader voor stages moet dit ondersteunen. Verder vindt de Commissie dat lidstaten de «Youth Guarantee» zouden moeten implementeren. Dit houdt in dat jongeren binnen vier maanden een werk of onderwijsaanbod moeten krijgen. De Commissie stelt in 2012 € 4 mln beschikbaar om lidstaten hierin te ondersteunen. Daarnaast wil de Commissie het onder Progress beschikbare budget voor sociale innovatie meer op jongeren richten. Dit geldt ook voor het budget voor de Europese Vrijwilligersdienst (target van 10 000 vrijwilligersplaatsen in 2012) om zo bij te dragen aan het verkrijgen van vaardigheden door jongeren.

3. Ondersteunen van arbeidsmobiliteit

In 2011 heeft de Commissie het «My first EURES job» initiatief gestart om de EURES meer te richten op jeugd. EURES is een samenwerkingsverband tussen nationale publieke arbeidsbemiddelingdiensten. De website van EURES bevat momenteel ruim 1.2 mln vacatures en 700 000 CVs. De Commissie vindt dat lidstaten specifieke EURES bemiddeling diensten moeten inrichten om 100 000 van deze vacatures te laten vervullen door jongeren. Daarbij wil de Commissie de pilot «My first EURES job» financieel ondersteunen om in 2012 5000 jongeren aan een baan te helpen.

Tot slot is jeugdwerkloosheid een belangrijk thema in het Europees Semester in het kader van de Europa 2020 strategie. Jeugdwerkloosheid komt zodoende aan bod tijdens de Informele Raad van Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in april 2012. De Commissie hoopt daarnaast dat lidstaten het onderwerp adresseren in het Strategische Kader van Europese Samenwerking in Onderwijs en Training (ET2020). Tot slot zal de Commissie het thema jeugdwerkloosheid adresseren tijdens bilaterale ontmoetingen over de landenspecifieke aanbevelingen in mei 2012.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Bevoegdheid: De Europese Unie is bevoegd om het beleid van de lidstaten ondersteunen of aan te vullen op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en jongeren (artikelen 6, 165 en 166 VWEU) en werkgelegenheid (artikel 153 VWEU).

Subsidiariteit: Positief. De Commissie wil het EU brede probleem van een hoge jeugdwerkloosheid adresseren. Met de aangekondigde maatregelen gebruikt de Commissie de mogelijkheden die bestaande Europese instrumenten bieden. Wel plaatst het kabinet kanttekeningen bij de «Youth Guarantee» en uitbreiding van EURES. Het kabinet is tegen een Europees gedefinieerde «Youth Guarantee» en het geven van arbeidsbemiddelende taken aan EURES en zal verdere ontwikkelingen kritisch blijven volgen.

Proportionaliteit: Positief. Met de mededeling kondigt de Commissie aan om bestaande instrumenten (nog) meer te richten op jongeren. De Commissie is bescheiden in haar opzet en legt slechts accenten binnen het bestaande instrumentarium. Het kabinet maakt hierbij dezelfde kanttekeningen als bij het subsidiariteitsoordeel voor wat betreft een «Youth guarantee» en de EURES.

Financiële consequenties: De kosten van de nieuw aangekondigde maatregelen zoals ondersteuning van de «Youth guarantee» en de technische assistentie uit het ESF zullen € 9.7 miljoen bedragen in 2012. Dit bedrag wordt gevonden binnen de begroting voor dit jaar en levert zodoende geen additionele consequenties op voor de begroting. Het meer gebruik maken van ESF-middelen dan begroot is, kan wel druk zetten op de EU-jaarbegroting van 2012. Verder is onduidelijk is hoe groot de financiële bijdrage voor de bemiddeling van 5 000 jongeren naar een baan in het buitenland (met het «my first EURES job») is en waarvoor deze precies voor zou dienen.

De aangekondigde maatregelen worden uitgevoerd door de Commissie zelf en hebben geen directe financiële consequenties of gevolgen voor de regeldruk of administratieve lasten voor de rijksoverheid en/of decentrale overheden, bedrijfsleven en burger.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De stijgende jeugdwerkloosheid als gevolg van de financiële crisis is in een toenemend aantal lidstaten een groot probleem. Hoewel het percentage van de jeugdwerkloosheid in Nederland (10,1% in december 2011) een stuk lager ligt dan in de andere EU lidstaten, is ook hier het percentage jeugdwerkloosheid hoger dan het totaal (5,8% in december 2011).

Oplossingen gericht op de arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen liggen – zoals de mededeling benoemt – voornamelijk op nationaal niveau. Een flexibele arbeidsmarkt kan bijdragen aan een meer gelijke verdeling van de risico’s van de crisis tussen verschillende leeftijdsgroepen. Dit geldt in het bijzonder voor lidstaten met een hoge jeugdwerkloosheid. Daarnaast is het van belang voor de arbeidsmarkt om iedereen die aan de zijlijn staat te stimuleren weer zoveel mogelijk aan het werk te gaan. De eigen verantwoordelijkheid is hierbij een voorwaarde.

Het kabinet onderschrijft de analyse van de Commissie dat onderwijs en training van groot belang zijn voor de positie van jongeren op de arbeidsmarkt. Internationale mobiliteit in de vorm van stages of uitwisselingen is daarbij een nuttig instrument. Het kabinet wil voorts wijzen op het belang van het tegengaan van het hoge aantal gereglementeerde beroepen in de Unie (zoals onderdeel van het voorstel voor de herziening van de richtlijn erkenning beroepskwalificaties» (COM(2011) 883). Reglementering betreft het eisen van specifieke kwalificaties waarmee toegang verkregen wordt tot het beroep. Een al te brede toepassing van reglementering beperkt de toegang tot en mobiliteit op de arbeidsmarkt.

Het kabinet steunt de inzet van de Commissie om binnen de bestaande mogelijkheden en competenties een bijdrage te leveren aan het tegengaan van jeugdwerkloosheid. Wel zet het kabinet twee kanttekeningen.

Het kabinet is tegen een Europees gedefinieerde «Youth Guarantee» (binnen vier maanden onderwijs of werk) die voor alle lidstaten zou moeten gelden. De inrichting van het werkgelegenheidsbeleid is vanwege variërende omstandigheden, primair een taak van nationale overheden. Met dit voorstel legt de Commissie nog geen definitie op aan lidstaten maar biedt het ondersteuning aan lidstaten die dit concept willen implementeren. Hiermee begeeft de Commissie zich echter op het grensgebied van ondersteuning en beleid maken. Het kabinet zal verdere ontwikkelingen daarom kritisch blijven volgen.

Een tweede kanttekening betreft de aanbeveling om EURES bemiddelingsdiensten in te richten en de bijbehorende de financiële ondersteuning van de Commissie aan het «Your first EURES job» initiatief om in 2012 5000 jongeren te bemiddelen naar een internationale baan. Uit het voorstel wordt niet duidelijk wat de Commissie precies wil financieren, waarmee en hoeveel. Wat Nederland betreft is EURES een samenwerkingsverband tussen nationale arbeidsbemiddelingdiensten en geen arbeidsbemiddeling an sich. EURES zou niet zelf moeten bemiddelen, dit zou door de deelnemende publieke arbeidsbemiddelingen zelf moeten gebeuren.

Tot slot een opmerking over het stimuleren van een geïntensiveerde inzet van ESF middelen aan jeugd. Als de voor 2007–2013 gereserveerde middelen in 2012 geïntensiveerd worden uitgegeven, kan dit leiden tot overschrijding van de jaarbegroting. Het kabinet acht het van belang dat de daarvoor op te nemen middelen binnen de begroting 2012 blijven.

Naar boven