21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 852 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 april 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 9 februari 2021 over strategische afhankelijkheden in het energie-domein (Kamerstuk 21 501-33, nr. 845).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 februari 2021 aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 2 april 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders

De griffier van de commissie, Van Toor

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de ministers

  • I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

  • II Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

  • III Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

  • IV Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over strategische afhankelijkheden in het energie-domein. Zij hebben een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat er actief wordt ingezet op de diversificatie van leveranciers, energiedragers en aanvoerroutes. De genoemde leden hechten grote waarde aan de strategische onafhankelijkheid van Nederland, ook op het gebied van energie. Voor de toevoer van energie mogen Nederland en Europa niet volledig afhankelijk zijn van één ander machtsblok.

Investeren in doordachte duurzaamheid is nodig voor strategische onafhankelijkheid. De leden van de VVD-fractie zijn daarbij van mening dat kernenergie hierin een onmisbaar element is. Deze leden vragen zich af of het kabinet deze analyse deelt en zo ja, welke stappen gezet kunnen worden. Hoe wordt hier binnen de Europese Unie over gedacht? De genoemde leden zouden ook graag zien dat kernenergie een Europese classificatie als duurzame energiebron krijgt. Deelt het kabinet deze opvatting en zo ja, welke stappen kunnen hiertoe gezet worden?

1. Antwoord van het kabinet:

Omdat uranium op veel plaatsen wordt gedolven, kan kernenergie bijdragen aan meer diversificatie in de aanvoer van grondstoffen voor elektriciteitsopwekking (en dus aan grotere strategische autonomie met behoud van een open economie). Over kernenergie wordt binnen de EU zeer verschillend gedacht. Een aantal landen (Oostenrijk, Duitsland, Luxemburg) is tegen het gebruik van kernenergie. Andere landen laten kernenergie wel deel uitmaken van hun energiemix. De Europese Commissie heeft het Joint Research Center (JRC) gevraagd om een wetenschappelijk oordeel te vellen over het al of niet als duurzame energiebron classificeren van kernenergie (de zogenaamde taxonomie), dat vervolgens aan twee groepen experts zal worden voorgelegd voor een reactie. Nederland heeft altijd gepleit voor een technologie-neutrale taxonomie, waarin economische activiteiten aan de hand van wetenschappelijke criteria worden beoordeeld. Een eventuele andere koers is aan een volgend kabinet.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het feit dat het kabinet ook oog heeft voor de afhankelijkheid in de aanvoer van uranium. Verwacht het kabinet dat ook in de toekomst het aanbod van uranium voldoende divers zal blijven om strategische onafhankelijkheid te garanderen, ook als de (benodigde) import van uranium in ons land en in Europa groter wordt?

2. Antwoord van het kabinet:

Uranium is beschikbaar uit een groot aantal verschillende landen en gebieden. Uraniumerts wordt gevonden in bijvoorbeeld Namibië, Australië, Niger, Canada, Turkije, Rusland, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Kazachstan. Het aanbod van en de vraag naar uranium wordt onder meer gevolgd door de Europese Commissie en het Nuclear Energy Agency ( OECD NEA)1 . Een aantal uraniummijnen in Niger, Namibië en Canada is of wordt gesloten, omdat de wereldmarktprijs voor uranium de laatste jaren te laag is voor een rendabele exploitatie (zie jaarrapport Euratom Supply Agency2). Als de uraniumprijs stijgt, dan kan de exploitatie weer rendabel worden. De uraniumvoorraad is omvangrijk. Ook zeewater bevat uranium, maar winning daarvan is pas rendabel bij een hogere prijs.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat de productie van hernieuwbare energie in de komende jaren toe zal nemen. Deze leden hechten belang aan het nakomen van de klimaatafspraken uit het Verdrag van Parijs. De leden lezen dat er vanaf 2025 meer import van elektriciteit kan plaatsvinden. Is daarbij sprake van hetzelfde of een ander aandeel «groene» energie?

3. Antwoord van het kabinet:

In de hele EU wordt het opgesteld vermogen voor de productie van elektriciteit uit wind en zon aanzienlijk vergroot om de klimaatdoelstellingen te halen en omdat deze vormen van hernieuwbare energie in toenemende mate kostenefficiënt zijn. Elektriciteitsproductie op basis van fossiele energiedragers zal afnemen. Hiermee wordt de elektriciteitsproductie in de EU, en ook in Nederland, duurzamer en tegelijkertijd meer afhankelijk van het weer. Dit zal resulteren in meer grensoverschrijdende uitwisseling van elektriciteit. Vanaf 2025 zal Nederland volgens het rapport «Monitor Leveringszekerheid 2020» van TenneT3 voor de leveringszekerheid van elektriciteit afhankelijker worden van importen. Het aandeel groene stroom in de importen is op voorhand niet bekend, want dat zal afhangen van de ontwikkeling van de productiecapaciteit in de verschillende landen.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de bredere discussie over strategische autonomie in een geopolitieke context. Deze leden erkennen de belangrijke rol van de Europese Unie en de interne markt hierin. Zij vragen welke onderscheidenlijke rol het kabinet hierin ziet voor Nederland en de Europese Unie, en of in dit kader ook wordt samengewerkt met gelijkgezinde landen elders in de wereld.

4. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet open strategische autonomie als middel om de EU in staat te stellen haar eigen publieke belangen te borgen en economisch concurrerend te blijven, nu en in de toekomst. Nederland heeft in deze discussie een onderscheidende rol door te bewerkstelligen dat onder meer economische openheid en multilaterale samenwerking belangrijke uitgangspunten blijven van het EU-beleid. Daarbij wordt binnen de EU nauw opgetrokken met gelijkgezinde landen. Ook hecht het kabinet aan het belang van goede samenwerking, zeker waar dit het internationale veiligheidsbeleid betreft, met partners als de Verenigde Staten, Canada en het Verenigd Koninkrijk.

II Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de brief over de strategische afhankelijkheden in het energie-domein. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.

Inleiding

De leden van de D66-fractie staan positief tegenover het diversificatiebeleid. Op wat voor energiebronnen, naast zon, wind en biomassa wordt verder geïnvesteerd? Is er binnen de Green Deal ook budget voor gezamenlijk Europese innovatieprojecten?

5. Antwoord van het kabinet:

De omschakeling naar hernieuwbare energiebronnen draagt bij aan een meer divers energiesysteem in Nederland. Verschillende beleidsinstrumenten, zoals de SDE++, worden ingezet om dit te stimuleren. Daarbij wordt in de eerste plaats ingezet op de technologieën die het meest kosteneffectief zijn. Hierdoor zijn bijvoorbeeld zonne- en windenergie tot op heden veel gestimuleerd. Er is echter ook ruimte voor andere energiebronnen, zoals waterkracht, groen gas, waterstof, aardwarmte en thermische energie uit water.

Ook voor het energie-innovatiebeleid geldt dat er ruimte is voor andere energiebronnen, maar de nadruk ligt op zonne- en windenergie. We kiezen voor focus op de technologieën, die de meeste potentie hebben om de benodigde energie op te wekken en de doelstellingen voor 2030 en 2050 te halen. In thematische calls van Horizon Europe , waarmee de Europese Commissie invulling geeft aan de Green Deal , gaat ook de meeste aandacht uit naar zonne- en windenergie. Echter is ook hierin ruimte voor innovatie bij andere energiebronnen zoals waterkracht, groen gas en geothermie.

De leden van de D66-fractie constateren dat Nederland nog een lange weg te gaan heeft en alles behalve voorop loopt als het gaat om hernieuwbare energie. Het is goed nieuws dat onze energiebehoefte langzaam aan het afnemen is, geldt dit voor de hele Europese Unie? Of stijgt het energieverbruik van de Europese Unie nog steeds?

6. Antwoord van het kabinet:

De energieconsumptie van de EU27 als geheel neemt ook af. Tussen 2010 en 2019 daalde het finale energiegebruik in de EU27 volgens Eurostat namelijk met 4%. Het primaire energieverbruik daalde met 7%. De daling in Nederland was met respectievelijk 10% en 12% dus relatief groot in vergelijking met de EU27 als geheel en in vergelijking met afzonderlijke andere EU-lidstaten.

Energie-afhankelijkheden

Importafhankelijkheid gas

De leden van de D66-fractie vinden de ontkoppeling tussen het politieke beleid van de EU met Rusland en het economische beleid niet meer van deze tijd. Kan het kabinet uiteenzetten hoe het zijn steun aan Nord Stream 2 verantwoordt in het licht van de recente acties rondom arrestatie van Alexei Navalny en het onbehoorlijk behandelen van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie Josep Borrell? Is het kabinet het met deze leden eens dat het onwenselijk is dat Nord Stream 2 druk legt op de geopolitieke verhoudingen binnen de Europese Unie, het continent meer afhankelijk maakt van Russisch gas? Hoe wordt energie-onafhankelijkheid gewaarborgd in de Europese Unie en op welke manier zet het kabinet zich hier voor in?

7. Antwoord van het kabinet:

De EU voert een geïntegreerd Rusland-beleid. Zo zijn ook economische EU-sancties ingesteld naar aanleiding van de illegale annexatie van de Krim en de destabilisatie van Oost-Oekraïne door Rusland.

Zoals bekend heeft de EU de veroordeling van de Russische oppositieleider Alexei Navalny en het politiegeweld tegen demonstranten scherp veroordeeld. Na politiek akkoord van de Raad Buitenlandse Zaken op 22 februari jl. zijn vervolgens sancties ingesteld onder het EU-mensenrechtensanctieregime tegen een aantal Russische officials van wie bekend is dat zij betrokken zijn geweest bij de arbitraire vervolging en veroordeling van Navalny en bij repressie van protesten4.

Het kabinet beschouwt Nord Stream 2 als een commercieel project, waarbij het zich rekenschap heeft van de geopolitieke aspecten. Het kabinet blijft zich in EU-verband hardmaken voor de transit van Russisch gas door Oekraïne, ook na 2024 wanneer de huidige transit-overeenkomst afloopt. Of Russisch gas via het Oekraïense pijpleidingnetwerk of een andere route naar de EU komt, maakt voor de afhankelijkheid van Russisch gas in de EU geen groot verschil, maar wel voor Oekraïense inkomsten uit de gastransit.

Wat betreft de vraag hoe energie-onafhankelijkheid wordt gewaarborgd in de EU, dient te worden genoemd dat de inzet, zowel in EU-verband als nationaal, eerst en vooral gericht is op diversificatie. Diversificatie is hier de beste aanpak, omdat volledige zelfvoorzienendheid niet het doel, noch realistisch is door de grote importafhankelijkheid van fossiele energiedragers in de EU. De strategie van diversificatie wordt bovendien versterkt met goede nationale en regionale noodplannen om extreme klappen op te kunnen vangen. Deze aanpak past bij de visie van een strategische autonomie met behoud van een open economie. Dankzij de energietransitie zullen de afhankelijkheden in het energiedomein geleidelijk veranderen. Dit biedt goede kansen om met de juiste beleidsinzet te komen tot een situatie, waarin afhankelijkheden kleiner zijn dan de huidige afhankelijkheid van fossiele energiedragers.

Wat zijn de ambities van het kabinet om in Europees verband toe te werken naar een gezamenlijk systeem van waterstofproductie en distributie, waar de energy valley in Groningen nu een begin mee maakt?

8. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft de doelen uit de Europese waterstof-strategie van afgelopen zomer en voorziet een belangrijke rol voor Nederland in de productie en distributie van klimaatneutrale waterstof. Daartoe verkent het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat op dit moment verschillende financieringsmogelijkheden voor elektrolyseprojecten en de productie van blauwe waterstof, en onderzoekt het ministerie in het HyWay -traject de mogelijkheden om het aardgasnet geschikt te maken voor distributie van waterstof.

Importafhankelijkheid olie

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederlandse havens vaak worden gebruikt om grote hoeveelheden olie door te voeren. Deze leden vragen in hoeverre dit milieuschade of milieurisico’s met zich meebrengt? En als dit het geval is, gaat hierbij ook het Europese principe van de vervuiler betaalt op? Betekent de grote diversificatie aan olieleveranciers ook dat Nederland in zijn oliebeleid met verbeterde milieueisen of eisen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) zou kunnen gaan werken?

9. Antwoord van het kabinet:

Risico’s op door olieschepen/tankers veroorzaakte milieuschade worden door (inter)nationale regelgeving beperkt. Het gaat hierbij onder meer om het internationale verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL), dat ook specifieke voorschriften bevat ter voorkoming van olieverontreiniging. Tevens is er het internationale bunkers-verdrag, dat de wettelijke aansprakelijkheid regelt van reders in het geval van schade door verontreiniging met bunkerolie. Daarnaast is er nationale milieuregelgeving, zoals het zeerecht op grond van de Omgevingswet en ook de Scheepvaartverkeerswet. Bij milieuschade geldt in algemene zin inderdaad het principe dat de vervuiler betaalt.

Het kabinet verwacht op dit moment van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren, waaronder ook Nederlandse bedrijven in de olie- en gassector, dat zij gepaste zorgvuldigheid (due diligence) toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights . Dit houdt in dat zij (potentiële) risico’s voor mens en milieu in kaart brengen, voorkomen en aanpakken en hierover transparant zijn. Zoals staat in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor IMVO», die uw Kamer op 16 oktober jl. is toegegaan 5 , streeft het kabinet naar een aangescherpt IMVO-beleid in de vorm van een brede, gepaste zorgvuldigheidsverplichting, bij voorkeur op Europees niveau, om de naleving van de OESO-richtlijnen verder te bevorderen.

Importafhankelijkheid steenkool

De leden van de D66-fractie zijn content met de «wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie». Pleit het kabinet bij zijn Europese collega’s ook voor het sluiten van kolencentrales in de rest van de Europese Unie? Naast het goede voorbeeld geven dient er op dit gebied bij de overige lidstaten ook klimaatactie en klimaatwetgeving te komen.

10. Antwoord van het kabinet:

Binnen de EU is er in sommige andere lidstaten al een beweging ingezet ten behoeve van verminderd kolenverbruik. De EU moedigt internationaal landen ook aan om dit te doen. Afzonderlijke lidstaten maken hun eigen afwegingen over hun energiemix, met inbegrip van de inzet van kolencentrales en de gevolgen voor leveringszekerheid bij veranderingen in de energiemix.

Het kabinet is bereid om de ervaringen in Nederland met vermindering van het kolengebruik te delen met andere EU-lidstaten. Nederland is ook actief lid van de Powering Past Coal Alliance, waartoe steeds meer EU-lidstaten toetreden en die beoogt om de internationale uitfasering van kolen te versnellen. Op EU-niveau wordt de uitstoot van elektriciteitsproductie, waaronder die van kolencentrales, beperkt door het Emissions Trading System (EU ETS). Dit systeem borgt dat de CO2-reductiedoelstellingen voor ETS-sectoren op EU-niveau worden behaald door middel van een afnemend aantal beschikbare emissierechten. Nederland pleit voor het aanscherpen van het ETS-beleid in het kader van het fit-for-55% wetgevingspakket, dat de Europese Commissie deze zomer zal publiceren om de emissiereductiedoelstelling voor 2030 van 55% (t.o.v. 1990) te realiseren.

Geopolitieke context

Energierelatie met Rusland

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre er gesproken kan worden van «functionele samenwerking» met Rusland als Rusland bij alle politieke thema’s weigert mee te werken? Ziet het kabinet Nord Stream 2 niet als een noodzakelijk kwaad?

11. Antwoord van het kabinet:

Er zijn op verschillende gebieden grote en fundamentele meningsverschillen met Rusland. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat functionele samenwerking met Rusland op verschillende gebieden in ons belang is, inclusief op het energiedossier, zoals toegelicht in de Ruslandbrief 6. Voor een uitgebreidere appreciatie van Nord Stream 2 wordt verwezen naar het antwoord op vraag 7.

In hoeverre is Nederland actief bezig de import van vloeibaar gas vanuit uit te breiden om de afhankelijkheid van pijplijn-gas te verminderen? Wat is het kostenverschil tussen pijplijn-gas en vloeibaar gas? Werkt het kabinet scenario’s uit waarbij Nord Stream 1, Nord Stream 2, of Russische gasleveringen in z’n geheel stil vallen? Wordt er tegelijkertijd gewerkt met Rusland om het aanzienlijke verlies van gas in hun gas-infrastructuur te verminderen?

12. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in de brief aan uw Kamer van 20 mei 2019 over de voorwaardenscheppende rol van de Nederlandse overheid bij de diversificatie van de import van gas7 , is het goed om te benadrukken dat de overheid zelf geen gas importeert. Dit is aan marktpartijen. De overheid geeft importerende bedrijven ook geen aanwijzing waar zij hun gas vandaan moeten halen en de Nederlandse markt staat open voor eenieder die hier gas wil verkopen. Dit is geheel in lijn met de regels van de EU interne markt. De liberalisering van de EU interne gasmarkt zorgt ervoor dat vraag en aanbod bij elkaar komen en prijsvorming via de markt plaatsvindt. De overheid heeft daarbij een normerende, regulerende en stimulerende rol, zodat de markt zijn werk kan doen, marktpartijen vertrouwen hebben in het functioneren van die markt en er uiteindelijk voldoende gas beschikbaar is om tegen concurrerende prijzen te voorzien in de vraag.

Wat betreft het kostenverschil tussen pijpleidinggas en vloeibaar gas geldt dat dat moeilijk is aan te geven, omdat dit afhangt van de lokale omstandigheden in het land waar het gas wordt gewonnen, zoals loonkosten en bereikbaarheid van de winningslocatie. In algemene termen kan echter wel worden gesteld dat de kosten van vloeibaar gas iets hoger zullen liggen, omdat er een extra productiestap noodzakelijk is (het op zeer lage temperatuur brengen van het gas voor het vervoer per tanker). De prijs wordt uiteindelijk echter bepaald op basis van vraag en aanbod en daarbij concurreren, zeker in Noordwest-Europa, pijpleidinggas en vloeibaar gas met elkaar.

In het kader van EU-verordening 2017/1938 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid8, worden door ENTSOG, de EU-organisatie van transmissiesysteembeheerders voor gas, periodiek scenario’s doorgerekend van verstoringen in de aanvoer van gas. Voorbeelden van zulke scenario’s zijn het (gedeeltelijk) wegvallen van Algerijnse of Russische gasleveringen9. Deze scenario’s worden vervolgens gebruikt bij het opstellen van de preventieve actieplannen en noodplannen die EU-lidstaten op grond van voornoemde verordening periodiek moeten indienen bij de Europese Commissie10. Er wordt door de Nederlandse overheid momenteel niet gewerkt met Rusland om hun verlies aan gas in hun gasinfrastructuur te verminderen.

De energietransitie

De leden van de D66-fractie lezen dat er Europese ambities zijn om de elektriciteitsnetwerken beter aan elkaar verbinden en daarbij ook de gezamenlijke capaciteit voor energieopslag te vergroten. Kan het kabinet ingaan op de concrete projecten die hier voor zijn gepland of reeds zijn gestart?

13. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht belang aan de continuering van het programma op het gebied van trans-Europese energienetwerken (TEN-E). In het kader van dit programma worden grensoverschrijdende projectcorridors «van gemeenschappelijk Europees belang» voorgesteld op het gebied van elektrificatie, opschaling van hernieuwbare elektriciteit, integratie van energiesystemen en een grotere toepassing van innovatieve oplossingen zoals energieopslag. Het BNC-fiche ter beoordeling van de herziene TEN-E verordening is uw Kamer recent toegekomen 11 . Onder de vorige TEN-E verordening werden bijvoorbeeld de North Sea Wind Power Hub (wind op zee), de Brits-Nederlandse Windconnector en Porthos (CCS) geïdentificeerd als concrete «projecten van gemeenschappelijk belang».

De leden van de D66-fractie lezen dat de energietransitie geopolitieke verschuivingen teweeg zal brengen. Op wat voor geopolitieke verschuivingen doelt het kabinet hier?

14. Antwoord van het kabinet:

Landen die afhankelijk zijn van fossiele energie-exporten zullen, zonder tijdige mitigerende maatregelen, aan invloed inboeten en te maken kunnen krijgen met stabiliteitsrisico’s door teruglopende overheidsinkomsten, wat ook weer kan leiden tot spanningen tussen landen door veranderende relaties.

De (tijdelijk) teruggelopen vraag naar fossiele brandstoffen als gevolg van reisbeperkingen vanwege COVID-19 biedt een voortuitblik op de gevolgen die de mondiale energietransitie, en daaraan gerelateerde geleidelijke daling van de vraag naar fossiele energiedragers, kan gaan hebben op economieën van landen die afhankelijk zijn van fossiele energie-exporten. Zo is bijvoorbeeld Irak voor 85% van zijn staatsinkomsten afhankelijk van olie en nam als gevolg van de daling van de olieprijs het afgelopen jaar het deel van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft toe van 20% naar 32%12.

Verder worden de energierelaties met buurlanden belangrijker door de verdere integratie van elektriciteits- en groene gasnetwerken, evenals de handelsrelaties met de landen die beschikken over voor de energietransitie kritieke grondstoffen of een comparatief voordeel hebben bij het genereren van hernieuwbare energie, en zo makkelijk duurzame waterstof kunnen produceren en deels exporteren. Afhankelijkheden in het energie-domein blijven bestaan, hoewel die als gevolg van de energietransitie wel geleidelijk veranderen. Dit biedt kansen aan onder meer Nederland om met de juiste beleidsinzet te komen tot een situatie, waarin afhankelijkheden kleiner zijn dan de huidige afhankelijkheid van fossiele energiedragers.

Het International Renewable Energy Agency (IRENA) heeft een overzicht opgesteld van de geopolitieke verschuivingen die de energietransitie teweeg kan brengen13.

Beleid inzake voorzieningszekerheid en de energietransitie

Europees perspectief

De leden van de D66-fractie lezen dat de Trans-Adriatische pijpleiding in gebruik is genomen. Wat is de verwachte afname van Azerbeidzjaans gas voor het gehele Europese energieverbruik? Hoe groot is het percentage aan gas dat Nederland hiervan afneemt? Voor hoeveel jaren kan de EU gebruik maken van Azerbeidzjaans gas?

15. Antwoord van het kabinet:

Via de Trans-Adriatische pijpleiding (TAP) kan op jaarbasis 10 miljard m3 gas aan Europa worden geleverd. Deze capaciteit kan op korte termijn worden verdubbeld indien daar behoefte aan bestaat. Het gas dat via de Trans-Adriatische pijpleiding wordt aangevoerd, zal worden gebruikt in Zuidoost-Europa en Italië. Nederland neemt dan ook geen gas via deze pijpleiding af. Het is de verwachting dat de EU de komende decennia gebruik kan maken van Azerbeidzjaans gas.

Rol van de NAVO

De leden van de D66-fractie vinden het goed om te lezen dat de NAVO betrokken wordt bij de bescherming van de kritieke (energie)infrastructuur. Op welke manier doet de NAVO dit? Wordt hierbij ook het Europees Defensie Agentschap (EDA) betrokken?

16. Antwoord van het kabinet:

Bescherming van kritieke infrastructuur maakt onderdeel uit van de zeven baseline requirements (het civiele weerbaarheidsinstrument van de NAVO), die in 2016 door de NAVO op politiek niveau zijn afgesproken en sindsdien zijn uitgewerkt tot niet-bindende richtlijnen. Deze richtlijnen bieden een kader om de nationale weerbaarheid van bondgenoten en daarmee het bondgenootschap te versterken tegen dreigingen en ernstige crises. Ook het EDA draagt indirect bij aan het verhogen van de beschermingsgraad van de kritieke energie infrastructuur van de EU-lidstaten, bijvoorbeeld via programma’s in het cyberdomein en via het consultatie-forum voor duurzame energie in de veiligheids- en defensiesector (Consultation Forum for Sustainable Energy in the Defence and Security Sector oftewel CF SEDSS). Er is in dat kader ook contact met de NAVO.

Nationaal perspectief

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland extreme aanbodverstoringen op de gasmarkt voor een langere periode goed kan opvangen. Hoe lang kan Nederland zo’n aanbodverstoring dan opvangen?

17. Antwoord van het kabinet:

Zoals in de voorliggende Kamerbrief staat aangegeven, beschikt Nederland over een goede uitgangspositie om extreme aanbodverstoringen voor een langere periode goed op te kunnen vangen. Dit is vooral te danken aan de Nederlandse gasmarkt, die de best functionerende en meest liquide gasmarkt van de EU is, alsmede aan de aanwezige infrastructuur, inclusief de LNG-terminal in Rotterdam en diverse gasopslagen. Wat ook bijdraagt aan de gasleveringszekerheid is de aardgaswinning uit kleine velden in de Noordzee. Hoe lang Nederland een aanbodverstoring kan op vangen is echter niet aan te geven. Dit is onder meer afhankelijk van de omvang van de verstoring, de vulgraad van de gasopslagen en van de (blijvende) beschikbaarheid van alternatieve aanvoerbronnen en -routes.

De LNG-terminal in Rotterdam is begrensd. Wordt er gekeken of andere havens zoals Amsterdam of Delfzijl niet ook een LNG-terminal moeten aanleggen, dan wel de huidige infrastructuur verbeteren?

18. Antwoord van het kabinet:

De doorvoercapaciteit van de LNG-terminal in Rotterdam (Gate) bedraagt momenteel 12 miljard m3 per jaar en is uit te breiden tot 16 miljard m3 per jaar, indien marktpartijen daar behoefte aan hebben. Er zijn geen plannen voor een nieuwe LNG-terminal in Nederland.

III Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief Strategische afhankelijkheden in het energie-domein. Zij waarderen de uitgebreide uiteenzetting van de visie van het kabinet hierop, maar hebben er wel de volgende vragen en opmerkingen over.

Energie-afhankelijkheden

Importafhankelijkheid gas

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat mede gezien de afname van gaswinning uit het Groningenveld onze afhankelijkheid van buitenlandse bronnen stijgt. Tegelijkertijd constateert het kabinet ook dat vanaf 2030 het importvolume voor gas voor de EU zal dalen, mede als gevolg van de energietransitie. Deze leden vragen in dat licht wat naar de mening van het kabinet de toegevoegde waarde is van de Nord Stream 2 pijpleiding, die nu al niet nodig is, maar zeker na 2030 niet nodig lijkt te zijn voor Europese gasimport?

19. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet Nord Stream 2 als een commercieel project, waarbij het zich rekenschap geeft van de geopolitieke aspecten. Het is dan ook aan de marktpartijen die bij dit project betrokken zijn om een inschatting te maken van de toegevoegde waarde van Nord Stream 2. Het kabinet heeft daar geen oordeel over.

Deze leden zijn van mening dat gezien de grotere gasafhankelijkheid van Rusland in ieder geval het komende decennium, het van uiterst belang is zwaarder in te zetten op diversificatie van gasbronnen. Deze leden vragen het kabinet in welke mate er perspectief bestaat om méér gas te halen uit landen als Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada? Is het kabinet bereid zich in te zetten voor concrete doelstellingen aan deze gasdiversificatie? Zo nee, waarom niet?

20. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 12, importeert de overheid zelf geen gas. Marktpartijen bepalen waar, bij wie en onder welke voorwaarden zij gas inkopen. In algemene zin kan wel worden gesteld dat meer gasimport uit Noorwegen en/of het Verenigd Koninkrijk niet te verwachten is. De Noorse productie zal niet meer stijgen en de Britse productie vertoont een dalende tendens, waardoor Nederland geen extra gastoevoer uit deze beide landen kan verwachten. Import van meer gas uit de Verenigde Staten en/of Canada is afhankelijk van ontwikkelingen op de wereldwijde gasmarkt. De LNG-import is inmiddels toegenomen (voor een overzicht wordt verwezen naar het antwoord op vraag 35).

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het voornemen meer in te zetten op duurzame waterstof als gedeeltelijke vervanger van aardgas. Deze leden vragen hoe het kabinet zich precies in gaat zetten voor de ontwikkelingen rond de opkomende wereldhandel voor duurzame waterstof?

21. Antwoord van het kabinet:

De ontwikkeling van een internationale markt voor duurzame waterstof is een belangrijke voorwaarde voor een substantiële bijdrage van waterstof als energiedrager aan de energietransitie. Dit is één van de pijlers van de internationale strategie van het kabinet. Daarom richt het kabinet zich op het creëren van een markt in (Noordwest) Europa, waardoor we in Europees verband de wereldhandel kunnen aanjagen, ook als toekomstige bestemming voor import en als exporteur van kennis en technologie. Dit doet het kabinet door afspraken te maken met de buurlanden (bilateraal, pentalateraal) en door zich in te zetten voor een ambitieuze EU-strategie. Ook zijn er tal van bilaterale activiteiten met landen die ook investeren in waterstof, zoals Japan, China, Zuid-Korea en de Verenigde Staten. Daarnaast staat het analyseren en stimuleren van mondiale waterstofontwikkelingen op de agenda van multilaterale organisaties, met actieve deelname van Nederland, zoals het International Energy Agency (IEA), International Renewable Energy Agency (IRENA) en International Partnership for Hydrogen and Fuel Cells in the Economy (IPHE).

Net zo belangrijk is het verkennen welke importketens er wereldwijd worden ontwikkeld, mede gericht op het positioneren van Nederland als toekomstige waterstof-hub. Hiertoe is met name het Havenbedrijf Rotterdam actief, door het in kaart brengen van het potentiële aanbod van duurzame waterstof in overzeese landen en het initiëren van samenwerkingsovereenkomsten. Het kabinet onderzoekt nu, mede in kader van de motie van het lid Sienot c.s. over de ontwikkeling van groene waterstof ten bate van schone energieopwekking 14, wat verder nodig is om de importketens op gang te brengen. Uw Kamer zal daarover voor de zomer worden geïnformeerd.

Geopolitieke context

De leden van de GroenLinks-fractie zijn het met het kabinet eens dat het nastreven van volledige autonomie op energiebied onrealistisch en niet nastrevenswaardig is. Toch missen zij een voldragen geopolitieke analyse van energiebeleid zoals deze is geschetst in deze kabinetsbrief. Zij vragen allereerst naar de geopolitieke aspecten van energiepolitiek in relatie tot landen in het Oostelijk Partnerschap als Oekraïne, maar ook Polen en de Baltische Staten, die met de inwerkingtreding van Nord Stream 2 eenvoudig kunnen worden omzeild met de gastransit en gastoevoer vanuit Rusland naar de EU. Welke huidige en toekomstige politieke en veiligheidsrisico’s moeten naar de mening van het kabinet worden geadresseerd in de landen zelf en door de EU?

22. Antwoord van het kabinet:

In de EU-strategieën die ten grondslag liggen aan het Europese energiebeleid (de EU-strategie voor Energiezekerheid 15 , de Energie Unie 16 en de Green Deal ) wordt ingegaan op de energierelaties met de buurlanden van de EU, inclusief de landen van het Oostelijk Partnerschap en de Westelijke Balkan. De implementatie van deze strategieën draagt bij aan zowel de steeds verdere integratie van de energiemarkten van landen met de interne markt van de EU (via bijvoorbeeld nieuwe infrastructurele verbindingen en overname van het EU-acquis op energiegebied), alsook hun transitiepaden naar koolstofarme economieën. Wat betreft het Oostelijk Partnerschap is deze inzet (opnieuw) bekrachtigd in de conclusies die de Raad Buitenlandse Zaken op 11 mei jl. heeft aangenomen 17.

Wat betreft de mogelijke gevolgen van de inwerkingtreding van Nord Stream 2 voor de transit van Russisch gas door Oekraïne, geldt dat het kabinet zich in EU-verband zal blijven hardmaken voor deze gastransit, ook na 2024 wanneer de huidige overeenkomst afloopt. In dit verband dient te worden benadrukt dat de gasleveringszekerheid het afgelopen decennium is toegenomen in de Oost-Europese EU-lidstaten en Oekraïne dankzij een beter functionerende interne Europese gasmarkt, inclusief meer mogelijkheden om via reverse flows gas binnen de EU van west naar oost te transporteren en tevens de aanleg van nieuwe LNG-terminals. Inmiddels kunnen de LNG-terminals in de EU gezamenlijk voorzien in ruim 40% van de Europese gasimportbehoefte.

Europees en nationaal energiebeleid zijn complementair en gericht op zowel energievoorzieningszekerheid als een ordelijke transitie naar een hernieuwbare en betaalbare energievoorziening. Vanwege het bestaan van een -goed functionerende- interne energiemarkt, waarbij de buurlanden van de EU ook zo nauw mogelijk worden betrokken, worden (verreweg) de meeste afspraken in relatie tot energievoorzieningszekerheid nu in EU-verband gemaakt. Hieruit volgt dat eventuele politieke en veiligheidsrisico’s ter zake ook zoveel mogelijk in EU-verband moeten worden aangepakt.

Wat betreft beleid voor de energietransitie is het beeld gemengder en is er een omvangrijke nationale beleidsinzet naast de Europese Green Deal . Wat betreft toegang tot de voor de energietransitie benodigde kritieke grondstoffen, die zich nog grotendeels buiten de EU bevinden, ligt de focus op een gezamenlijke Europese aanpak in het kader van het «Actieplan voor Kritieke Grondstoffen», dat vorig jaar door de Europese Commissie is gelanceerd 18 . Ook hierin worden Europese buurlanden betrokken. Zo is er recent een strategisch partnerschap aangekondigd tussen de EU en Oekraïne op gebied van kritieke grondstoffen en batterijen, en is Oekraïne toegetreden tot de European Raw Materials Alliance (ERMA).

Energierelatie met Rusland

Kan het kabinet schetsen welke concrete risico’s het ziet bij een te grote afhankelijkheid van energieleveranties uit Rusland, zoals het zelf erkent?19

23. Antwoord van het kabinet:

Rusland is een belangrijke energieleverancier aan de EU, en dat blijft voorlopig zo. In de voorliggende kamerbrief heeft het kabinet genoemd dat het zich terdege bewust is van de risico’s die hieraan verbonden zijn, vooral aan pijpleidinggas. Maar dit wil niet zeggen dat deze afhankelijkheid op dit moment te groot is. Het blijft zaak om goed oog te houden voor het wederzijdse aspect van de energiehandel; waar Nederland vooral let op aanbodzekerheid, volgen de leveranciers de ontwikkelingen op de interne markt vanuit het oogpunt van vraagzekerheid.

Verder geldt dat Nederland beschikt over een goede uitgangspositie om onverhoopte extreme aanbodverstoringen van fossiele energiedragers voor een langere periode goed op te kunnen vangen. Dit is ook het geval bij gas, waarbij sprake is van voldoende diversificatie van leveranciers en aanvoerroutes. Dit is te danken aan de Nederlandse gasmarkt, die de best functionerende en meest liquide gasmarkt van de EU is, en aan de aanwezige gas-infrastructuur, inclusief ook de LNG-terminal in Rotterdam en diverse gasopslagen.

De leden van de GroenLinks-fractie erkennen dat er sinds de leveringsstop van gas in 2006 en 2009 stappen zijn gezet om de gevolgen van gasdisrupties binnen de EU te verbeteren, onder andere met reverse flows tussen oost en west en optimalisering van LNG-terminals. Kan het kabinet uiteenzetten in welke mate Oost-Europese lidstaten nu beschermd zijn tegen mogelijke gasdisrupties vanuit Russische zijde? Zijn deze risico’s naar de mening van het kabinet voldoende afgedekt of moeten hier nog extra mitigerende maatregelen voor genomen en zo ja welke?

24. Antwoord van het kabinet:

Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 12, worden door ENTSOG, de EU-organisatie van transmissiesysteembeheerders voor gas, periodiek scenario’s doorgerekend van verstoringen in de aanvoer van gas. Voor het scenario waarin een interruptie plaatsvindt in de levering van Russisch gas laten recente doorrekeningen zien dat, als gevolg van onder meer reverse flows en uitbreiding van het aantal LNG-terminals, Oost-Europese lidstaten beter beschermd zijn dan voorheen. Dit neemt echter niet weg dat zich nog wel knelpunten kunnen voordoen als een dergelijke interruptie langer aanhoudt en samenvalt met een periode van hoge vraag. De inzet op verdere diversificatie is dan ook van belang en in dat licht is het bijvoorbeeld positief dat, mede met EU-steun, de LNG-terminal in het Poolse Świnoujście wordt uitgebreid. Voor diversificatie heeft de energietransitie, die zal zorgen voor aanzienlijk meer diversiteit in de energiemix, prioriteit, naast energie-efficiëntie maatregelen.

Wat is de visie van het kabinet op de gezamenlijke brief van Polen en Oekraïne, waarin zij oproepen te stoppen met het Nords Stream 2 project?20 In welke mate heeft het kabinet contact met Polen en Oekraïne om de terechte zorgen omtrent Nord Stream 2 te adresseren en te bespreken? Kan het kabinet uitleggen welke boodschap het overbrengt aan deze landen en hoe deze dialoog eruit ziet?

25. Antwoord van het kabinet:

In bilaterale besprekingen met Oekraïne en Polen is Nord Stream 2 aan de orde gekomen. Hierbij heeft het kabinet zijn, zoals bekend neutrale, positie ten opzichte van Nord Stream 2 toegelicht en ook andermaal het belang uitgesproken van de continuering van de transit van Russisch gas door Oekraïne.

Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie wat in de ogen van het kabinet de gevolgen zijn van de sterk uiteenlopende standpunten binnen de EU over dit gasproject, voor zowel de energieveiligheid van de EU als de gevolgen voor het EU-handelen op buitenlandse politiek? Erkent het kabinet de schade voor het handelingsperspectief voor de buitenlandpolitiek, met name richting Rusland maar ook de Verenigde Staten, van de EU als hier geen eensgezind en duidelijk standpunt over is?

26. Antwoord van het kabinet:

Idealiter was er inderdaad sprake geweest van een EU-breed gedeeld standpunt over Nord Stream 2. Tegelijk vormt deze vaststelling voor het kabinet geen reden om zijn (neutrale) positie op Nord Stream 2 te veranderen. Het is hierbij goed te noemen dat over verreweg de meeste punten van het Europese energiebeleid wel overeenstemming bestaat tussen de EU-lidstaten.

Kan het kabinet tot slot aangeven hoe de toetsing van de Gasrichtlijn bij Nord Stream 2 precies vormgegeven gaat worden en in welke mate Nord Stream 2 nu voldoet aan de eisen van de nieuwe Gasrichtlijn met betrekking tot tarifering, ontvlechting van eigendom en toegang van derden?

27. Antwoord van het kabinet:

Zoals genoemd in de brief die 6 november jl. aan uw Kamer is gestuurd21 in reactie op de motie van het lid Van den Nieuwenhuijzen c.s.22 en ook in antwoord op eerdere Kamervragen23, wordt de EU-Gasrichtlijn vooralsnog strikt toegepast op Nord Stream 2. Het kabinet ziet op het moment geen reden om te verwachten dat hier verandering in komt. Aan het regionale Gerechtshof in Düsseldorf ligt in beroep de vraag voor of Nord Stream 2 AG (de eigenaar van Nord Stream 2) in aanmerking komt voor een «afwijking» van bepalingen van de EU- Gasrichtlijn en aan het Europese Hof van Justitie ligt de vraag voor of de wijziging van de gasrichtlijn nietig zou moeten worden verklaard, zoals verzocht door Nord Stream 2 AG. Het past het kabinet niet om te reageren op zaken die onder de rechter zijn.

Indien Nord Stream 2 AG niet in aanmerking komt voor een uitzonderingsgrond, moet de gaspijpleiding voldoen aan alle eisen die de EU-Gasrichtlijn oplegt, inclusief met betrekking tot tariefbepalingen, eigendomsontvlechting en derdentoegang. De vraag hoe Nord Stream 2 hieraan wil voldoen speelt tegen de tijd dat de gaspijplijn zal zijn voltooid en een verzoek tot ingebruikname (certificering van de transmissiesysteembeheerder) wordt ingediend bij de bevoegde autoriteiten.

De leden van de GroenLinks-fractie blijven het afkeuren dat het kabinet een neutrale positie ambieert op de geopolitieke kwestie Nord Stream 2, waarbij het primair als commercieel project wordt beschouwd. Deze leden zijn net als het kabinet tevreden dat er een contract voor de gastransit tussen Rusland en Oekraïne is afgesloten tot 2024, maar zij vragen wel een appreciatie over een lange termijnoplossing, zeker gezien het contract al over drie jaar afloopt. Kan het kabinet uiteenzetten wat dan de strategie zal zijn om Oekraïne en andere landen van het Oostelijk Partnerschap zoveel mogelijk te beschermen tegen mogelijke stop in gasleveranties of gastransit van Russische zijde? Deelt het kabinet in ieder geval de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat er een mechanisme moet worden ontwikkeld zodat, indien Rusland na 2024 gebruik maakt van Nord Stream 2 om een land als Oekraïne te straffen, de gastoevoer door Nord Stream 2 wordt stilgelegd zodat Rusland adequaat wordt gesanctioneerd?24 Is het kabinet bereid een dergelijk voorstel te agenderen in relevante EU-gremia, zodat er ook een oplossing kan komen voor het diplomatieke conflict met de Verenigde Staten inzake deze kwestie? Heeft het kabinet enige aanwijzing dat de Verenigde Staten akkoord zou kunnen gaan met een dergelijk mechanisme, of ambiëren de Verenigde Staten nog steeds een volledige stop van de Nord Stream 2 gaspijpleiding?

28. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal zich in EU-verband blijven hardmaken voor de transit van Russisch gas door Oekraïne, ook na 2024 wanneer de huidige transit-overeenkomst voor gasleveranties via Oekraïne afloopt. Het is positief dat er, dankzij de bemiddeling van de Europese Commissie en Duitsland, op 30 december 2019 een nieuw akkoord kon worden bereikt tot en met 2024 met daarin ook de optie voor verlenging van de afspraken met nog eens 10 jaar. Het kabinet onderschrijft het belang om tijdig duidelijkheid te verkrijgen over verlenging en daarom houdt dit punt de aandacht. Tegelijk ziet het kabinet net als in 2019 voor zichzelf geen leidende rol bij deze besprekingen. De visie van de Verenigde Staten op genoemd mogelijk mechanisme is niet bekend bij het kabinet.

Wat is tot slot de visie van het kabinet op de gaspijpleiding Turkish Stream, die de geostrategische mogelijkheden voor energiepolitiek van Rusland nog verder verstevigt en naar mening van de leden van de fractie van GroenLinks nadelig is voor de energieveiligheid van de EU en de Balkan?25

29. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft een neutrale visie op TurkStream, maar is zich bewust van de risico’s die kleven aan (gas-)importafhankelijkheid van een beperkt aantal landen. Het kabinet blijft zich in EU-verband dan ook inzetten voor een sterke interne Europese energiemarkt en de verdere diversificatie van energiebronnen, leveranciers en aanvoerroutes. Dit diversificatiebeleid, dat wordt geaccelereerd door de energietransitie, draagt bij aan het (goede) functioneren van de Europese energiemarkt. Een goed voorbeeld van een door de EU gesteund project, dat de diversificatie van (gas-)leveranciers bevordert, is de Trans-Adriatische Pijpleiding die begin dit jaar in gebruik is genomen en Azerbeidzjaans gas naar de Westelijke Balkan en de EU brengt (zie het antwoord op vraag 15). Zie voor de energierelaties met de landen op de Westelijke Balkan tevens de antwoorden op vraag 22 en vraag 30.

Beleid inzake voorzieningszekerheid en de energietransitie

Europees perspectief

De leden van de GroenLinks-fractie zijn wel zeer blij met het voornemen van de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie eind dit jaar te komen met een nieuwe strategie voor de energiesamenwerking met de landen buiten de EU26, waar de leden van de GroenLinks-fractie al eerder om hebben gevraagd. Zij vragen het kabinet naar de mogelijkheid van Nederland om input te geven bij de vormgeving van deze nieuwe strategie, en of het kabinet daartoe bereid is? Zo ja, is het kabinet bereid om in deze strategie met de hoogst mogelijke ambitie in te zetten op vergroening en diversificatie voor met name landen van het Oostelijk Partnerschap, om ter bevordering van hun strategische autonomie hun gas- en olieafhankelijkheid van Rusland te verminderen, en daar eventueel harde doelstellingen met financiële prikkels aan te verbinden?

Deelt het kabinet de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat de Raad Buitenlandse Zaken voortvarend betrokken moet blijven bij dit onderwerp, gezien de (buitenland)politieke implicaties ervan? Kan het kabinet tevens uiteenzetten met hoeveel financiële middelen steun wordt geboden aan infrastructuurprojecten die bijvoorbeeld de verbindingen met de EU en het aandeel hernieuwbare energie in de energiemix ten goede komen?

30. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het, net als de fractie van GroenLinks, zinvol om in de nieuwe strategie voor de energiesamenwerking met de landen buiten de EU, in te zetten op vergroening en diversificatie, in het bijzonder ook voor de landen van het Oostelijk Partnerschap. Dit is ook goed in lijn met de door de Raad Buitenlandse Zaken op 25 januari jl. aangenomen conclusies over klimaat- en energiediplomatie27, die het politieke kader vormen voor deze nog op te stellen strategie door de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie. Nederland zal ervoor pleiten dat de Raad Buitenlandse Zaken nauw betrokken blijft bij implementatie van de strategie. Het is aan de landen zelf om de precieze doelstellingen van hun energiebeleid te behalen; de EU-inzet dient vooral om verdere ondersteuning te bieden.

De Europese Commissie steunt, in samenwerking met onder meer de European Investment Bank (EIB) en de European Bank for Regional Development (EBRD), een groot aantal energieprojecten in de landen van het Oostelijk Partnerschap. De EU-steun komt vooral ten goede aan projecten op het gebied van energie-efficiëntie en ook aan infrastructuur die de verbindingen met de EU verbetert en aan de ontwikkeling van (regelgeving voor) hernieuwbare energie. Deze steun loopt vooral via de volgende programma’s:

  • Het Neighbourhood Investment Platform (NIP)28, waarmee sinds 2008 in de landen van het Oostelijk Partnerschap onder meer 32 energieprojecten zijn gefinancierd (de EU-bijdrage was EUR 290 miljoen). Overigens is het projectdeel dat wordt gesubsidieerd door de EU bij het NIP slechts een tiende van het kapitaal dat wordt aangetrokken voor de projecten29. Dit doordat de subsidies het risico voor andere partijen verkleinen.

  • Het Eastern Europe Energy Efficiency and Environment Partnership (E5P)30, een multi-donor programma, waarmee sinds 2009 in totaal voor EUR 741 miljoen aan projecten is gefinancierd in de landen van het Oostelijk Partnerschap (de EU-bijdrage was EUR 90 miljoen).

  • Het EU4Energy programme 31 gericht op ondersteuning bij ontwikkeling van effectievere regelgeving om bijvoorbeeld hernieuwbare energieprojecten beter te faciliteren (de EU-bijdrage was EUR 20 miljoen in de afgelopen 5 jaar).

  • Het Covenant of Mayors (CoM) East 32, een samenwerking gericht op steden in de landen van het Oostelijke Partnerschap, die ernaar streven om hun CO2-emissies in 2030 minimaal met 30% te verlagen (de EU-bijdrage was sinds 2014 circa 30 EUR miljoen).

Voor energiesamenwerking van de EU met Oekraïne is in 2016 een 10-jarig Memorandum of Understanding afgesloten inzake een Strategisch Energie Partnerschap 33.

Deze leden vragen tot slot om een overzicht van de gasdiversificatie van EU-lidstaten, en of er progressie wordt geboekt bij de gasdiversificatie van landen die nu slechts afhankelijk zijn van één of twee verschillende landen voor de gasimport?

31. Antwoord van het kabinet:

Het Europese Agency for the Cooperation of Energy Regulators (ACER) geeft in haar meest recente rapport over het functioneren van de groothandelsmarkt voor gas een overzicht van het aantal leveranciers van gas waar een land in 2019 toegang toe had 34:

Uit dit overzicht blijkt dat Finland als enige EU-lidstaat in 2019 nog afhankelijk was van één leverancier (Rusland). Met de ingebruikname van de Baltische interconnector in 2020 tussen Estland en Finland is aan dit isolement een einde gekomen. Vergeleken met vijf jaar geleden is het aantal EU-lidstaten dat afhankelijk is van één leverancier afgenomen van vier tot nul. Het aantal lidstaten dat afhankelijk is van twee leveranciers is afgenomen van zes tot vier. Deze situatie is anders voor de contractpartijen van de Energie Gemeenschap. Een aantal van deze landen, onder meer Moldavië, Noord-Macedonië en Bosnië en Herzegovina, is afhankelijk van één leverancier, te weten Rusland.

Rol van de NAVO

De leden van de GroenLinks-fractie onderstrepen de rol die de NAVO heeft bij het bevorderen van energieveiligheid. Zij vragen wel waarom er geen concreet handelingsperspectief voor de NAVO op het gebied van energieveiligheid is? Zij wijzen op eerdere antwoorden op Kamervragen van de leden Van Ojik en Van der Lee (beiden GroenLinks) waarin wordt vermeld dat aanbevelingen over het vergroten van strategisch bewustzijn, beschermen van de kritieke energie-infrastructuur en vergroten van de energie-efficiëntie van de strijdkrachten zijn goedgekeurd maar nog nader worden uitgewerkt. Wat is de stand van zaken bij dit proces en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?35

32. Antwoord van het kabinet:

Over het vergroten van de energie-efficiëntie van de strijdkrachten wordt op dit moment in het bredere kader van klimaatverandering gesproken. Voorstellen daarover zijn bekrachtigd door de NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken tijdens hun bijeenkomst op 23 en 24 maart 2021. De bekrachtiging van de (nadere uitwerking van de) overige maatregelen waaraan de GroenLinks-fractie refereert is nog niet concreet geagendeerd.

Nationaal perspectief

De leden van de GroenLinks-fractie onderstrepen dat energie-efficiëntie maatregelen kunnen bijdragen aan het vergroten van de autonomie. De Nederlandse beschikbaarheid van CO2-vrij regelbaar vermogen is essentieel voor het borgen van de energie-autonomie van Nederland in periodes waar de zon niet schijnt en de wind niet waait en voor verduurzaming van sectoren waarvoor elektrificatie op korte termijn geen optie is. Deze leden vragen of de gemaakte analyse van energie-afhankelijkheden aanleiding geeft om aanvullende maatregelen te nemen om groene waterstof en andere vormen van CO2 vrij regelbaar vermogen (zoals demand side response, opslag) te stimuleren? Is het kabinet van plan aanvullend te investeren in energie-infrastructuur, zoals in de waterstofbackbone en interconnectie, in het kader van autonomie of om aanvullende maatregelen te nemen die tijdige aanleg van energie-infrastructuur die nodig is voor verduurzaming te bespoedigen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

33. Antwoord van het kabinet:

In de hele EU wordt het opgesteld vermogen voor de productie van elektriciteit uit wind en zon vergroot. Hierdoor wordt de elektriciteitsproductie in Europa de komende jaren meer afhankelijk van het weer. Voor behoud van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid wordt grensoverschrijdend transport van elektriciteit belangrijker, zodat landen tijdelijke productietekorten en overschotten met elkaar kunnen uitwisselen. Daarbij is het ook zaak om het elektriciteitssysteem flexibeler te maken. Ik (Minister van Economische Zaken en Klimaat) laat de ontwikkeling van CO2-vrije flexibiliteit onderzoeken, zoals opslag, vraagrespons en CO2-vrij regelbaar vermogen. Onderzocht zal worden hoe de vormen van CO2-vrije flexibiliteit zich ontwikkelen en op welke termijn en in hoeverre belemmeringen bestaan.

In de «Monitor Leveringszekerheid» van TenneT staat de ontwikkeling van interconnectie- capaciteit voor elektriciteit opgenomen. Het nominale vermogen aan interconnectie stijgt de komende jaren van 7,4 GW in 2019 naar 13,8 GW in 203536. Momenteel onderzoek ik (Minister van Economische Zaken en Klimaat) met mijn collega Minister van Financiën samen met o.a. Gasunie en Tennet de haalbaarheid van de ontwikkeling van een transportnet voor waterstof op basis van het bestaande gasnet.

Tot slot vragen deze leden naar aanleiding van de inzet van het kabinet op (no-regret) isolatiemaatregelen en hybride oplossingen voor wijken die nog niet aan de beurt zijn in de wijkgerichte aanpak voor het aardgasvrij maken van woningen, of de analyse van de energie-afhankelijkheden aanleiding vormt om extra maatregelen te nemen om energie-efficiëntie in de gebouwde omgeving te vergroten via zowel de wijkgerichte als individuele aanpak? Zo ja, welke zijn deze? Zo nee, waarom niet?

34. Antwoord van het kabinet:

Recent heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer geïnformeerd over de toekomstvaste Standaard voor woningisolatie37. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan een nieuwe maatregel, die is afgesproken in het Klimaatakkoord. Met deze Standaard wordt ingezet op energiebesparing met als uitgangspunt dat woningen in Nederland in de toekomst efficiënt kunnen worden verwarmd. Daarnaast zijn veel andere maatregelen genomen om het isoleren van woningen overal in Nederland te ondersteunen (ook voor woningen die nog niet aan de beurt zijn in het kader van de wijkgerichte aanpak), zoals het Nationaal Warmtefonds en ook tal van gerichte subsidies. Kortom: energiebesparing heeft en houdt de volle aandacht van het kabinet.

IV Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief «Strategische afhankelijkheden in het energie-domein». Zij hebben daarover enkele vragen.

Kan het kabinet aangeven of het aandeel van LNG in de gasimport groeiend is, en wat het aandeel van Amerikaans gas hierin is? Is dit aandeel groeiend?

35. Antwoord van het kabinet:

Tussen 2011 (opstart van de LNG-terminal in Rotterdam) en 2018 lag het niveau van de LNG send-out naar het Gasunie Transport Services (GTS) netwerk vanuit deze terminal typisch onder de 1 miljard m3 per jaar. Dat veranderde in de tweede helft van 2018 en in 2018 is er circa 2,5 miljard m3 gas het GTS-netwerk ingezonden. De cijfers voor 2019 en 2020 zijn respectievelijk 7,3 en 6,7 miljard m3 per jaar. Het aandeel van LNG in de gasimport is daarmee in de afgelopen jaren gestegen van minder dan 5% tot zo’n 15%. Het gaat daarbij om hoogcalorisch gas.

Het aantal schepen dat vanuit de Verenigde Staten LNG naar de Gate-terminal aanvoert is gegroeid van 5 in 2018 naar 26 in 2020 op een totaal aantal schepen van 85 in 2018 en 102 in 2020. In 2020 kwam circa 30% van het bij de Gate-terminal aangevoerde LNG uit de Verenigde Staten.

Bij dit alles dient het volgende te worden opgemerkt:

  • Ook LNG dat wordt aangevoerd naar de Britse en Belgische LNG-terminals kan zijn weg vinden naar Nederland, en dat geldt dus ook voor LNG dat vanuit de Verenigde Staten naar die terminals wordt aangevoerd.

  • LNG is een wereldmarkt en de klanten van LNG-terminals bepalen waar zij hun LNG inkopen (typisch waar het op dat moment het goedkoopst is) en op welke markt zij het verkopen (typisch degene die op dat moment het meest opbrengt). Oorsprong en bestemming van LNG kunnen in principe van de ene op de andere dag wijzigen. De bestemming kan ook meerdere malen wijzigen zelfs als het LNG-schip onderweg is.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de bewindspersonen schrijven dat de Nord Stream 2-gaspijpleiding geen verschil betekent voor de Europese energieafhankelijkheid, maar wel voor de Oekraïense inkomsten uit de gastransit. Is het kabinet het echter eens met deze leden dat deze pijpleiding Ruslands geopolitieke invloed over de Oekraïne wel vergroot en daarmee de kans verder verkleint dat Rusland zich aan de afspraken gaat houden ten aanzien van het conflict in Oost-Oekraïne? En dat de pijpleiding daarmee ook van invloed is op de mogelijkheden voor de Europese Unie om deze situatie in de gewenste richting te beïnvloeden? Indien het kabinet het hier niet mee eens zijn, zouden deze leden dit graag uitgebreid toegelicht krijgen.

36. Antwoord van het kabinet:

De onderhandelingspositie van Oekraïne bij toekomstige gastransit-onderhandelingen met Rusland wordt zwakker, indien er met Nord Stream 2 nieuwe mogelijkheden voor Rusland zijn om gas naar de EU te transporteren. Dat is des te meer reden voor het kabinet om zich in EU-verband hard te blijven maken voor de transit van Russisch gas door Oekraïne, ook na 2024 wanneer de huidige gastransit-overeenkomst afloopt (zie ook de antwoorden op de vragen 7, 25 en 28). Het economische belang van de inkomsten uit gastransit voor Oekraïne is evident.

Het is niet eenduidig vast te stellen of de Oekraïense onderhandelingspositie in veiligheidspolitieke kwesties met Rusland, zoals het conflict in Oost-Oekraïne, na voltooiing van Nord Stream 2 zal verslechteren. In de afgelopen jaren is weinig gebleken van een direct verband tussen beiden; ondanks de gastransit vindt al jarenlang Russisch destabiliserend optreden plaats in het oosten van Oekraïne. Het kabinet benadrukt dat het de territoriale integriteit en soevereiniteit van Oekraïne volledig steunt en zich samen met internationale partners blijft inzetten voor het vinden van een oplossing voor het conflict in Oost-Oekraïne.

Kan het kabinet tot slot de veiligheidsimplicaties van energie-afhankelijkheid verder toelichten en aangeven wat hieraan volgens het kabinet te doen is?

37. Antwoord van het kabinet:

Zoals blijkt uit het door de NCTV opgestelde overzicht van vitale processen in Nederland, zijn veel van deze processen verbonden aan de energievoorziening en kunnen de financiële en maatschappelijke gevolgen van verstoring zeer groot zijn 38 . Het is daarom zaak om zorg te dragen voor zodanige marktcondities dat er te allen tijde voldoende betaalbare energiedragers zijn in Nederland (het beleid hiervoor vormt de kern van het energiebeleid en de voorliggende Kamerbrief), en daarnaast om samen met relevante partijen de continuïteit te waarborgen van de energievoorzieningszekerheid vanuit een nationaal veiligheidsperspectief.


X Noot
5

Bijlage bij Kamerstukken 26 485 en 35 495, nr. 337

X Noot
6

Kamerstuk 35 373, nr. 1

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-33, nr. 762

X Noot
10

Zie Kamerstuk 29 023, nrs. 252 en 253 (Bescherm- en Herstelplan Gas en het Preventieve Actieplan Gas)

X Noot
11

Kamerstuk 22 112, nr. 3051

X Noot
14

Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 39

X Noot
19

«Het kabinet is zich terdege bewust van de risico’s die verbonden zijn aan te grote afhankelijkheid van energieleveranties uit Rusland, vooral aan (pijpleiding)gas.»

X Noot
21

Kamerstuk 35 373, nr. 25

X Noot
22

Kamerstuk 35 373, nr. 4

X Noot
23

Kamerstukken 21 501-33, nr. 837 en Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1609

X Noot
24

Zie ook dit artikel: https://on.ft.com/3qrXkwd

X Noot
35

Beantwoording vragen over een mogelijke uitzondering voor Nord Stream 2 op de Gasrichtlijn, 2 juni 2020.

X Noot
37

Kamerstukken 30 196 en 32 813, nr. 749

Naar boven