Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 21501-33 nr. 413 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 21501-33 nr. 413 |
Vastgesteld 2 april 2013
De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 13 februari 2013 overleg gevoerd met minister Kamp van Economische Zaken over:
– de brief van minister Kamp van Economische Zaken d.d. 12 december 2012 met het verslag van de Energieraad van 3 december 2012 (21 501-33, nr. 398);
– de brief van minister Timmermans van Buitenlandse Zaken d.d. 21 december 2012 over het fiche Mededeling interne energiemarkt (22 112, nr. 1530);
– de brief van minister Kamp van Economische Zaken d.d. 4 februari 2013 met de geannoteerde agenda van de Energieraad van 22 februari 2013 (21 501-33, nr. 406).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie van Economische Zaken, Franke
Voorzitter: Hamer
Griffier: Franke
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Hamer, Leegte, Mulder, Van Veldhoven en Jan Vos,
en minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 16.02 uur
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over de Energieraad. We hebben tot 17.30 uur de tijd, maar gezien het aantal woordvoerders hebben we misschien niet zo veel tijd nodig.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Bijna alle landen in de Europese Unie proberen in allerijl los van elkaar individuele antwoorden te vinden op de doelstelling van hernieuwbare energie. Helaas sluiten de strategieën in Europa niet goed op elkaar aan. Wie van een afstand naar Europa kijkt, snapt er niks van. Het ene land geeft miljarden euro's uit om kerncentrales af te breken, terwijl het andere miljarden euro's uitgeeft om kerncentrales te bouwen. Dat zijn twee keer miljarden die wij nergens anders aan kunnen uitgeven: niet aan innovatie, niet aan economische groei en niet aan een echte energietransitie. Bovendien hebben Nederland en andere buurlanden van Duitsland met regelmaat te maken met een overschot aan Duitse stroom. Zodra er een flinke wind waait, heeft Duitsland te veel stroom. Deze kan niet worden opgeslagen en moet ergens naartoe. De gesubsidieerde Duitse windstroom vloeit dus rijkelijk de Nederlandse markt op. Op andere dagen is het windstil en dan importeert Duitsland stroom afkomstig van Nederlandse gascentrales. Maar omdat ieder land zijn eigen doelstelling heeft, bouwt ieder land een dubbele capaciteit aan opgesteld vermogen voor elektriciteit op. En weer worden miljarden uitgegeven aan dubbel werk, geld dat niet kan worden gebruikt voor innovatie, onderwijs, schuldenafbouw of het vinden van echte alternatieven voor fossiele energie.
Als wij kijken naar de elektriciteitsprijs op de APX-markt, dan zien wij dat de stroomprijzen in Europa uit elkaar lopen sinds het laatste kwartaal van vorig jaar en dat Nederland weer duur aan het worden is wat de kale kWh-prijs betreft. Natuurlijk is het beeld van de elektriciteitsprijs deels vertekend, want het gaat om prijzen exclusief de nationale subsidies. Als wij kijken naar de maatschappelijke kosten in de verschillende landen, dan zien wij dat er erg veel geld verdwijnt. Europa is druk bezig de infrastructuur onderling te verbinden. Dat is noodzakelijk, maar onvoldoende. Uiteindelijk ligt de winst in het grensoverschrijdend invullen van de Europese ambitie, dus samenwerken. Ik hoor graag van de minister welke belemmeringen hij ziet in het gemeenschappelijk invullen van de Europese ambitie, zoals het optellen van Duitse windmolens bij de Nederlandse doelstelling. Wat is zijn inzet om deze belemmeringen tijdens de Raad weg te nemen?
Wij erkennen met de minister het belang van regulering en mededingingsregels die ervoor zorgen dat zowel aan de aanbod- als aan de vraagzijde van de energiemarkt efficiënte prikkels ontstaan. Ik wil de minister vragen om aandacht te geven aan de link met de nationale doelstellingen. De verstoring op de markt die voortkomt uit verschillende doelstellingen, is zo groot dat er steeds meer regels en steeds meer uitzonderingen komen.
Ik heb nog een aantal vragen. Hoe voorkomt de minister een toename van administratieve lasten als gevolg van de richtlijn energie-efficiency? Nederland is tegen een Europese verplichting voor specifiek energiearmoedebeleid. Dat is een typisch voorbeeld van het stapelen van regel op regel, op een verkeerde basis. Het beste beleid is immers het stoppen met het hanteren van een aparte doelstelling voor hernieuwbare energie na 2020 en in plaats daarvan het zo snel mogelijk gemeenschappelijk invullen van de doelstellingen. Wel wil ik inzicht hebben in de vraag hoeveel geld Nederlandse huishoudens kwijt zijn aan de energietransitie zoals deze nu is vormgegeven. Naast SDE-plus gaat het om kosten voor infrastructuur, een back-upsysteem, een kolentaks, et cetera. Gaat de minister aandringen op meer samenwerking en op het gemeenschappelijk invullen van de Europese doelstellingen?
De hoogte van de CO2-prijs is niets meer dan een mening. Een prijs komt tot stand in het objectieve speelveld van vraag en aanbod. Het ETS doet exact waarvoor het bedacht is, namelijk een vermindering van de CO2-uitstoot met 20%. Dat doel halen wij, full stop. Het kaal verhogen van de CO2-prijs is dan ook niks meer dan extra kosten voor de samenleving, kennelijk omdat de andere doelstellingen aan het ETS gekoppeld worden. Ik krijg graag de bevestiging dat de minister op het Nederlandse standpunt blijft staan dat het niet zozeer gaat om de CO2-prijs maar dat er eventueel een discussie moet plaatsvinden over de onderliggende structuur: hoe verbeteren wij het hele systeem van de energietransitie?
De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Ik wil allereerst aandacht vragen voor het ETS-systeem. Dat functioneerde al niet zo goed, zoals wij allemaal weten. Aangezien wij indertijd te veel rechten hebben uitgegeven en de Nederlandse en de andere Europese economieën minder snel gegroeid zijn dan verwacht, is er een overschot ontstaan aan ETS-rechten. Nu is het eigenlijk nog veel ernstiger geworden. Er was een kleine opgaande trend in de prijs van de rechten toen de Europese Commissie bekend maakte backloadingvoorstellen te willen steunen. Sinds de Industriecommissie van het Europees Parlement haar standpunt heeft ingenomen, is de prijs echter nog verder gedaald. Het systeem ligt behoorlijk op zijn gat, en dat is heel zorgelijk. Laatst heeft onze commissie hierover gesproken met Commissaris Hedegaard, die nog steeds vol inzet op het repareren van het ETS-syteem. Zij vertelde dat in veel landen in de wereld, waaronder China, op dit moment volop geëxperimenteerd wordt met een dergelijk systeem. Dat geldt ook voor Australië en zelfs in de Verenigde Staten heeft Obama een toespeling gemaakt dat hij een dergelijk systeem wil opzetten. Dan is het des te zorgelijker dat het in Europa niet goed werkt. Ik wil hiervoor veel aandacht vragen. Kan de minister bekijken of hij een manier kan vinden om een en ander weer een beetje recht te trekken?
In het bijzonder wil ik aandacht vragen voor de positie van Polen. Dat land ligt erg dwars. Ik heb dat zelf kunnen meemaken in Doha. De Polen nemen een bijzondere positie in en dwarsbomen het ETS-systeem. Ze willen schaliegas gaan winnen. Kan de minister bekijken of hij de Polen op een handige manier kan pacificeren, zodat wij wat meer slagen kunnen maken met het ETS? Wat is zijn inzet in dezen?
Ik denk aan onze eigen industrie. Vandaag werd bekend dat Nuon veel last heeft van het feit dat de ETS-prijzen zo laag zijn. Ook andere bedrijven die juist inzetten op een minder CO2-uitstotende methode van energieproductie, hebben last van het feit dat de prijzen zo laag zijn. Ze hebben geanticipeerd op een goed werkend systeem, maar zijn er nu de dupe van dat de politiek het niet goed werkend kan krijgen. Ook de wkk-centrales klagen daarover. Wkk is een belangrijk onderdeel van onze energievoorziening, ook in de transitie naar een duurzamer systeem. Op windstille en zonarme dagen kunnen de wkk-centrales goed bijspringen. Straks hebben wij die centrales niet meer doordat ze nu allemaal afgeschakeld worden. Dat baart mij zorgen. Wat is de visie van de minister? Wil hij dit agenderen?
Ten aanzien van de biobrandstoffen heeft mijn fractie een harde grens gesteld bij 5%. Op dit moment hebben wij in Nederland zo'n 3,2% biobrandstoffen. Het gaat ons met name om de eerste generatie. Daaraan zitten dusdanige nadelen, zo is inmiddels duidelijk geworden, dat wij er niet verder mee willen. Hildegaard heeft ons tijdens het overleg verteld dat zij het wil afgrendelen op 5%. Er zijn echter landen, zoals Frankrijk, die al op 5,7% zitten. Landen als Nederland zitten daar nog onder. Als wij allemaal doorgroeien terwijl de besluitvorming nog op zich laat wachten, dan is die grens van 5% al gepasseerd voordat wij goed en wel afspraken hebben gemaakt. Is die 5% een Europees gemiddelde en kunnen landen onderling uitruilen? Dan zou Frankrijk bijvoorbeeld een percentage van 5,7 kunnen hanteren en Nederland 4,2. Of is die grens van 5% absoluut en mag Nederland nog doorgroeien tot 5% en kan Frankrijk terug van 5,7% naar 5%? Wat is de inzet van de minister in dezen? Ik wil vragen om de biobrandstofindustrie een helder signaal te geven dat Nederland kan doorgroeien – wat ons betreft tot die 5% – maar dat wij overgaan op een tweede generatie. Bedrijven die al investeren in tweede generatie biobrandstoffen, bijvoorbeeld in Groningen met een project van 300 miljoen, steunen wij natuurlijk van harte. Wij hopen dat deze steun in de toekomst zal blijven bestaan.
Tot slot vraag ik kort aandacht voor hernieuwbare energie. Ik heb een conceptrapport van ECN onder ogen gekregen. Daaruit blijkt dat de minister nog heel veel slagen moet maken. Hoe zit het in internationaal verband: hoe gaat het in de andere landen? Wij hebben in Nederland een mooi systeem, maar ik heb geen zicht op de manier waarop het in andere landen werkt. Kan de minister hierover eens van gedachten wisselen met zijn collega's en vervolgens de Kamer informeren? Denk aan de mix van wind en zon, de inzet, de hoeveelheid geld die geïnvesteerd wordt en het bijbehorende tijdpad. Ik vraag dit mede in het licht van het punt dat de heer Leegte maakte.
De heer Leegte (VVD): Dat moet een heel goed punt zijn geweest. Ik heb een vraag over die 5%. Volgens mij moet Nederland in 2020 10% bijmengen en gaan wij dat al in 2017 halen, dankzij de motie-Leegte c.s. (32 813, nr. 4). Wat bedoelt u precies met 5%? Mag dat het maximale aandeel zijn in het volume van de eerste generatie, dus de helft eerste generatie en de rest verbeterde brandstoffen?
De heer Jan Vos (PvdA): Maximaal 5% voor de eerste generatie en voor de rest tweede generatie. Dan gaat het met name om de criteria die daaraan gesteld worden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. We hebben met staatssecretaris Mansveld uitgebreid van gedachten gewisseld over biobrandstoffen. Ik neem aan dat de minister hetgeen daarbij besproken is meeneemt naar Brussel en dat wij de discussie niet over hoeven doen.
Tijdens de behandeling van de begroting van EZ heeft het CDA aangegeven dat het wil bouwen aan een duurzame samenleving en een economie waarin inwoners van onderop kunnen bijdragen aan de transitie die nodig is op het gebied van energie. In onze visie moet worden ingezet op lokale initiatieven en op Europees duurzaam energiebeleid. Ik herkende de woorden van de heer Leegte uit het begrotingsdebat. Ik heb ook maar iets herhaald, want er is een duidelijke lijn om zaken Europees aan te pakken. Als de minister dan toch naar de Raad gaat, is dat een mooi moment om daar aandacht aan te besteden. Wij moeten niet alleen nationaal bezig zijn met duurzame energie- en CO2-reductiedoelstellingen. Het lijkt ons niet goed om deze doelstellingen volgens eigen routes te halen. Dat is met het oog op een gezamenlijke energie- en grondstoffenmarkt immers niet doelmatig. Duitse energie uit zon en wind komt inderdaad onze kant op en zo moeten wij meer zaken gaan afstemmen.
Tijdens de begrotingsbehandeling hebben wij gewezen op het wenkende perspectief van een groene koploperscoalitie in Europa op het gebied van hernieuwbare energie en grondstoffen. Gelukkig gaf de minister aan dat hij dat wenkende perspectief ook zag, weliswaar niet in een aparte club maar binnen de bestaande instellingen. Neemt de minister die boodschap ook mee naar deze Raad? Of zegt hij: wij komen apart bijeen met de collega's uit Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België? Wij willen dat er serieus werk wordt gemaakt van die toezegging. Wij hopen dat de minister hierover iets meer kan zeggen.
Tot slot nog iets over het ETS. Ik ben het volledig eens met mijn collega van de PvdA. Commissaris Hedegaard was tijdens het bezoek erg duidelijk. Als wij het systeem nog willen laten werken, moeten wij nu actie ondernemen. Wij zouden graag horen dat de minister daar vaart achter zet.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. In het debat over het biobrandstoffenvoorstel hebben wij al aandacht gevraagd voor twee blinde vlekken. Zonder regels over de inzet van biomassa krijg je het risico van een waterbedeffect. Ik heb een motie ingediend om ervoor te zorgen dat de regering hiermee rekening houdt bij de uitwerking van eventuele mogelijkheden voor biomassabijstook in het kader van SDE-plus. Deze motie is aangenomen. Wanneer kunnen wij de uitwerking van de motie tegemoet zien? Hoe vordert de discussie in EU-verband over duurzaamheidsnormen voor vaste biomassa? Kunnen wij onder het Ierse voorzitterschap nog een voorstel verwachten, zoals wel gesuggereerd werd?
Een andere blinde vlek is die andere 90% van de brandstoffen die ook met betere biobrandstoffenregels nog buiten schot blijft. Kan de minister aangeven welke ruimte er in Europees verband bestaat om hierin voortgang te boeken? Er zijn al enige tijd discussies gaande over het sterker koppelen van belastingtarieven voor alle brandstoffen aan CO2-inhoud. Laatst hadden wij een interessante discussie met een aantal buitenlandse gasten over het feit dat teerzandolie wel een bepaalde norm krijgt maar dat er nog geen norm is voor alle andere fossiele brandstoffen, terwijl het logisch zou zijn om voor al die brandstoffen een dergelijke norm te hanteren. Dan krijg je nooit een discussie over de vraag of je onterecht een bepaalde brandstof benadeelt. Wat ons betreft komt er transparantie over al die brandstoffen.
Mijn volgende punt betreft de inzet van rode diesel. Nederland heeft nationaal al bepaalde stappen genomen om het gebruik van rode diesel af te bouwen. De inzet van rode diesel in bijvoorbeeld de scheepvaart is gebonden aan internationale afspraken. Wij beseffen dat wij dit niet unilateraal kunnen afschaffen. Ik wil de minister wel vragen of hij hierover internationaal het gesprek aangaat.
De mededeling over de interne energiemarkt ligt er al sinds begin november. Lopen de onderhandelingen nu zo stroef? Kan de minister ons wat beter informeren over de stand van zaken met betrekking tot de discussie hierover? Wij zagen geen concept-Raadsconclusies of ideeën over de stand van zaken van de discussie in de Raad.
Ten aanzien van het informeren van de Kamer over de voortgang van de discussies in Brussel vindt mijn fractie de consultaties en de Nederlandse inbreng daarbij een belangrijk aandachtspunt. Kunnen wij met de minister afspreken dat de Kamer de Nederlandse inbreng in consultaties toegezonden krijgt? Dan kunnen wij daarover vervolgens spreken. Nederland neemt bij consultatie immers op een bepaalde manier toch al stelling.
De minister schrijft in zijn brief dat nader onderzoek naar de werking van de CO2-markt in de Raadsconclusies moet. Ik ontvang hierop graag een toelichting. Wij hebben immers al de motie-Van Veldhoven/Vos (21 501-08, nr. 438) waarin steun wordt uitgesproken voor het backloadingvoorstel. Staatssecretaris Mansveld heeft de Kamer al geschreven dat zij een voorkeur heeft voor een hogere jaarlijkse CO2-reductiefactor, als structurele versterkingsstap. Ik neem aan dat het kabinet met één mond spreekt, maar ik krijg graag een bevestiging dat de minister dit onderschrijft en dat hij de urgentie van versterking van het ETS – dit wordt breed in de Kamer gedragen – ook steunt.
Ik heb nog een paar laatste opmerkingen over capaciteitsmechanismen. In principe zou je ervan uitgaan dat capaciteit haar prijs krijgt in de markt: de laatste kilowatturen die wij met elkaar afnemen, krijgen gewoon de hoogste prijs en daarvan kunnen wij een deel van de capaciteit betalen. Maar als er toch een capaciteitsmechanisme moet komen, dan moet dat in ieder gebeuren op minimaal het niveau van de regionale elektriciteitsmarkt.
Tot slot: wanneer komt er een actualisatie van de nationale actieplannen hernieuwbare energie?
Minister Kamp: Voorzitter. Dank voor de inbreng van de woordvoerders. De heer Leegte gaf aan wat de ontwikkelingen zijn op de Europese energiemarkt, in het bijzonder wat betreft de duurzame energie. Hij gaf ook te kennen wat zijn appreciatie daarvan is. De heer Leegte sprak over het onwenselijk zijn van een apart Europees energiearmoedebeleid. Ik ben dat geheel met hem eens. Ik denk dat dit heel onverstandig zou zijn. Je moet niet kijken of je arm bent omdat je te veel geleend hebt, je al lang van een uitkering afhankelijk bent, je hoge ziektekosten in je gezin hebt of omdat je hoge energiekosten hebt. Dat heeft totaal geen zin. Ik denk dat ieder land zelf armoedebeleid moet voeren en dat dit beleid breed moet zijn. In apart energiearmoedebeleid zie ik dus niets.
De heer Leegte gaf opnieuw aan dat het van belang is om ten aanzien van de energiezaken in Europa, zeker duurzame energiezaken, samenwerking te regelen. De bestaande capaciteitsvraagstukken moet je niet per land beantwoorden maar gezamenlijk. Als Nederland nu al 20% meer capaciteit heeft om elektriciteit te produceren, terwijl er nog het nodige in aanbouw is, moet er niet ook nog eens apart in Duitsland capaciteit gerealiseerd worden. Onze capaciteit kan daar immers naartoe gaan. De heer Leegte heeft ervoor gepleit – hij heeft dit al vaker gedaan – om te bekijken of de doelstellingen die de landen in Europa hebben, niet beter Europees of regionaal ingevuld kunnen worden. Ik denk dat wij wat samenwerking betreft inderdaad de kant op moeten die de heer Leegte heeft geschetst. De heer Leegte weet ook dat ik mijn best doe om dat voor elkaar te krijgen. Ik ben het gesprek aangegaan met mijn beide Duitse collega's die zich hiermee bezighouden om te bezien of wij op het gebied van subsidiesystemen en capaciteitsplanning wellicht samen kunnen optrekken en of wij kunnen samenwerken wat betreft verbeteringen in Europees verband. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat er heel goede mogelijkheden zijn om samen op te trekken. Wij hebben daarover ook afspraken gemaakt. Dan doen wij niet bilateraal, maar zo veel mogelijk in Europees kader. Europa heeft zelf op het vlak van energie het hele grondgebied verdeeld in regio's. Wij maken deel uit van de Noordwest-Europese regio. Wij gaan proberen met de landen in deze regio – overigens hoort ook Frankrijk bij dit energieverband – samen op te trekken en afspraken te maken. Je zou als volgt kunnen redeneren. De wind waait het hardst in Ierland. Daar zou je dan de windenergie vandaan kunnen laten komen. In het noorden van Europa, het Scandinavische gebied, kun je het gemakkelijkst waterkrachtenergie benutten. In het zuiden van Europa kun je het beste zonne-energie gebruiken. Er is veel voor te zeggen om de mogelijkheden die de geografische omstandigheden in Europa bieden, optimaal te benutten en een en ander onderling te verrekenen. Zo ver zijn wij nog niet. Er zijn nu andere afspraken gemaakt. Er is afgesproken dat landen een en ander in gang zetten. Die afspraak moeten wij ook nakomen. De richtlijnen hebben wij in wetgeving en vervolgens weer in het regeerakkoord vertaald. Wat mij betreft gaan wij dat allemaal uitvoeren, maar gelijktijdig moeten wij bekijken wat wij redelijkerwijs op termijn in Europees verband kunnen veranderen en hoe wij hierin samen kunnen optrekken; welk verhaal kan hieraan ten grondslag liggen? Als hierover afspraken gemaakt kunnen worden – naar mijn overtuiging zijn deze een goede aanvulling op de afspraken die er nu al zijn, Europees en nationaal – dan zal ik de argumenten hiervoor met de Kamer wisselen om te bezien of wij hierover intern afspraken kunnen maken die dan weer in Europees verband ingebracht kunnen worden. Mijn lijn is dus: samenwerken, niet bilateraal maar in Europees verband, eventueel in het verband van de Noordwest-Europese regio, ons houden aan de gemaakte afspraken en ondertussen bekijken wat wij in Europees verband kunnen verbeteren en of wij onze nationale afspraken en doelstellingen hierdoor moeten aanpassen, zeker op termijn.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Welk tijdpad hanteert de minister hierbij? Wanneer wil hij wat bereiken? Neem wind op land. 2013 wordt hiervoor het jaar van de waarheid. Immers, de procedures zijn zo omvangrijk, dat wil je dat nog realiseren in 2020, dan moet je in 2014 de boel op de rit hebben. Dat geldt ook voor een aantal andere zaken. Stel dat de minister samen met Denemarken en andere landen windparken op de Noordzee wil realiseren, dan is het wel relevant dat nog dit jaar...
De voorzitter: Volgens mij is de vraag helder.
Minister Kamp: Volgens mij speelt het allemaal op de wat langere termijn. Als ik zie hoe de omstandigheden per land verschillen en welke overwegingen ten grondslag liggen aan de standpunten in andere landen die niet zo gemakkelijk door ons te beïnvloeden zijn, dan denk ik dat dit een langeretermijnbeleid is. Op korte en middellange termijn moeten wij ons in ieder geval houden aan de afspraken die wij in Europees verband hebben gemaakt. Daar zijn normen voor, in het bijzonder duurzame energie voor 2020. Daar moeten wij ons aan houden. Daarover hebben wij ook in het regeerakkoord afspraken gemaakt. Daarnaast kunnen wij voor de wat langere termijn bekijken of verbeteringen mogelijk zijn. Die zullen moeten worden ingevuld door nog meer Europees samen te werken en nog meer de geografische mogelijkheden van Europa te benutten. Maar ik kan niet zeggen dat het binnen een jaar of twee jaar gebeurt. Ik denk dat wij moeten aankoersen op de lijn die wij uitgezet hebben. Het andere moet nog maar blijken te lukken. Als het lukt, wat ik hoop en waarvoor ik mij ga inzetten, dan zal het op de wat langere termijn zijn.
Een van de onderdelen van het Europees beleid is het streven naar beperking van de CO2-uitstoot en daartoe het ETS, het Europese CO2-handelsysteem, gebruiken. Dat functioneert inderdaad niet goed op dit moment. Als het goed zou functioneren, zou het een stimulans zijn om minder CO2 uit te stoten. Dat zou heel goed zijn. Het zou ook een situatie creëren waarin het verschil in kostprijs tussen fossiele brandstoffen en duurzame energie kleiner zou worden. Er is dus veel voor te zeggen om het ETS wel goed te laten functioneren. De Kamer weet dat de eerste verantwoordelijkheid voor CO2-uitstoot en het ETS bij mijn collega van I en M ligt, staatssecretaris Mansveld. Hierover zijn gedachtewisselingen geweest met de Kamer en het heeft weinig zin dat ik die nog eens probeer over te doen. Wat gewisseld is, is namens de regering ingebracht. Op de vraag hoe het ETS beter moet gaan functioneren, hebben wij nog geen antwoord. Er wordt ook heel verschillend over gedacht. Dat bleek mij al tijdens mijn bezoek aan Duitsland. De verschillen op dit punt tussen Nederland en Duitsland zijn groot en naar ik gehoord heb van de Europese Commissarissen die zich hiermee bezighouden, geldt dit eigenlijk voor heel Europa. Het is dus niet zo gemakkelijk, vandaar dat de Europese Commissie begonnen is met een consultatie. Wij zullen onze inbreng leveren. Ik ben hierover ook in gesprek met staatssecretaris Mansveld. Er is niets op tegen om deze inbreng aan de Kamer te doen toekomen, zeg ik in antwoord op de vraag van mevrouw Van Veldhoven.
Ik ben er op zichzelf terughoudender mee dan mevrouw Van Veldhoven, want als bewindspersonen alles naar de Kamer moeten sturen, dan heeft dat vervelende effecten. De Kamer ziet ten eerste door de bomen het bos niet meer en ten tweede wordt de Kamer daarmee eigenlijk uitgenodigd om op de stoel van de bewindspersonen te gaan zitten. Wij moeten als bewindspersonen echter onze eigen verantwoordelijkheid dragen en informatie geordend en gedoseerd naar de Kamer sturen. Ik ben er dus niet voor om alles wat er maar is, iedere ambtelijke inbreng en ieder rapport meteen naar de Kamer te sturen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Laat helder zijn dat ik helemaal niet van de minister verwacht dat hij alles waarover hij beschikt, naar de Kamer stuurt. Het is logisch dat er verschil zit tussen onze rollen, maar ik denk wel dat we moeten kijken hoe we zo transparant mogelijk kunnen werken en wat de juiste balans is.
In de brief van de minister over de CO2-markt staat dat er nader onderzoek naar de werking van de CO2-markt in de Raadsconclusies opgenomen moet worden. Daarover sprak ik mijn verbazing uit, omdat staatssecretaris Mansveld al haar voorkeur heeft uitgesproken voor een hogere jaarlijkse CO2-reductiefactor. Het zou wel eens geïnterpreteerd kunnen worden als twee verschillende signalen, omdat Nederland aan de ene kant al een bepaalde route lijkt te kiezen en aan de andere kant zegt dat alles nog maar eens goed moet worden bestudeerd. Dat was de reden waarom ik erop wees dat het primair staatssecretaris Mansveld aangaat en dat ik ervan uitga dat de minister niet beoogt om van haar lijn af te wijken.
Minister Kamp: Dat heb ik bevestigd, maar dat laat onverlet dat Europa er nog niet uit is en dat wij niet alle antwoorden klaar hebben liggen. Het ETS is een heel lastig onderwerp, want met backloading kun je echt twee heel verschillende verhalen houden, verhalen die allebei overtuigend zijn. We zullen gezamenlijk op zoek moeten gaan naar oplossingen. Als hierover overlegd moeten worden, dan doen staatssecretaris Mansveld en ik dat uiteraard. Wij komen namelijk gezamenlijk met een Nederlands standpunt. En dat standpunt willen wij in Europa ter discussie stellen. We willen echter ook zeker naar anderen luisteren, want alleen dan mag je verwachten dat er naar jou wordt geluisterd. Het doel is dat het gaat werken en zeker niet om de CO2-prijs op te jagen. Uiteindelijk is het immers de bedoeling dat een goed werkend ETS bijdraagt aan een snelle transitie naar duurzame energie en vermindering van de CO2-uitstoot.
De heer Leegte (VVD): Ik heb nog gevraagd hoe de minister denkt te voorkomen dat de administratieve lasten die verbonden zijn aan de efficiencyrichtlijn, uit de hand lopen.
Minister Kamp: Voorzitter, daar kom ik in tweede termijn op terug.
De heer Vos sprak over biobrandstoffen, het ECN-rapport en de tegenwerking van Polen bij het emission trade system. Als een land dwarsligt, kunnen we dat natuurlijk niet even bij een Europese raad een-op-een corrigeren. Polen haalt op dit moment een grote ontwikkelingsachterstand in. Er gaat verder veel Europees geld naar Polen, een land dat probeert te profiteren van de lage prijs van kolen. De industrie van dit land profiteert daarvan en daarom neemt men blijkbaar op de koop toe dat men hiermee het milieu belast. Verder beziet Polen of schaliegas een oplossing zou kunnen zijn. Polen bevindt zich in een bepaalde fase van zijn ontwikkeling en het is gewoon niet mogelijk om als andere EU-lidstaat dit land de wet voor te schrijven.
Wat we wel kunnen doen, is de Europese afspraken en regels consequent op alle landen en dus ook op Polen toepassen. Polen kunnen we dus wel degelijk op die afspraken aanspreken. Ik denk al met al dat er alle aanleiding is om bij het emission trade system kritisch naar elkaar te kijken. Als er verbeteringen wenselijk zijn, zullen we moeten proberen om die in Europees verband te realiseren.
In Europees verband is een grens van 5% afgesproken voor de eerste generatie biobrandstoffen, ook wel de conventionele biobrandstoffen genaamd. Er zijn goede redenen om daaraan een grens te stellen, aangezien de effecten van dit soort biobrandstoffen ter discussie staat. Het lijkt tot gevolg te hebben dat er in bepaalde delen van de wereld bossen worden gekapt om de productie van die biobrandstoffen mogelijk te maken, met als kwalijke consequentie dat er veel minder CO2 uit de lucht wordt gehaald. De planten die in de plaats komen van die gekapte bomen, halen minder CO2 uit de lucht en dat betekent dat je per saldo schade toebrengt aan het wereldmilieu. En dat is natuurlijk niet de bedoeling. Vandaar ook dat een correctie gewenst is.
Hier staat tegenover dat bedrijven in deze techniek hebben geïnvesteerd. Die bedrijven moeten er natuurlijk op kunnen vertrouwen dat zij in de gelegenheid worden gesteld om hun investeringen terug te verdienen, zeker als de overheid hen een bepaalde kant heeft opgeduwd. Daar komt bij dat wij graag de stap willen zetten naar tweede generatie biobrandstoffen, in onze woorden: geavanceerde biobrandstoffen. Deze biobrandstoffen worden nu uit afgewerkt frituurvet gemaakt en later wellicht uit algen. Als je die overgang voor elkaar wilt krijgen, heb je vaak de organisaties nodig die kortgeleden in die conventionele biobrandstoffen hebben geïnvesteerd. Je moet met andere woorden wel zorgen voor een werkbare situatie voor die bedrijven.
Nederland wil de 5%-norm niet overschrijden. Op dit moment hebben wij in Nederland 3% conventioneel waarvan 1,5% geavanceerd moet zijn. In totaal mengen wij dus 4,5% bij. Het doel is te komen tot 10% bijmenging, de Europese norm. Wij leggen die norm zo uit dat je maximaal 5% conventioneel mag bijmengen en de rest geavanceerd. Hoe meer geavanceerd, hoe beter het natuurlijk is! Je moet tegelijkertijd voorzichtig omgaan met de conventionele biobrandstoffen en dat doen wij door die te begrenzen op 5% en de overige 5% in te vullen met geavanceerde biobrandstoffen.
Misschien moeten we over het ECN-rapport ook na de vergadering nog even met elkaar spreken. Het is namelijk mijn informatie dat dit rapport nog niet gereed is. Zodra ik het rapport heb ontvangen, zal ik het bekijken en als het voldoet aan de toets die mevrouw Van Veldhoven zojuist verwoordde, zal ik het met een appreciatie van mijn kant naar de Kamer sturen. We kunnen er dan op een andere gelegenheid met elkaar over in gesprek gaan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Goed om te horen dat de minister niet alleen de indirect land use change, maar ook carbon debt meeneemt in zijn beoordeling van biobrandstoffen. Om maar eens een paar goede Nederlandse woorden te gebruiken!
De minister zegt natuurlijk terecht dat de overheid een betrouwbare partner moet zijn voor de ondernemers die al hebben geïnvesteerd in conventionele biobrandstoffen. Ik denk echter dat de minister tegelijkertijd wel het signaal moet afgeven dat de tijd voor investeringen in eerste generatie biobrandstoffen voorbij is, zelfs als dat voor die eerste 5% nog mogelijk zou zijn. De tweede generatie heeft immers de toekomst.
Minister Kamp: Ik zie de logica van wat mevrouw Van Veldhoven zegt. Ik hoop dat zij mij de ruimte geeft om eerst te bezien hoe het in de praktijk uitwerkt. Ik zie de wenselijkheid van wat mevrouw Van Veldhoven zegt en ik zal het dan ook op die manier benaderen. Als het anders uitpakt dan mevrouw Van Veldhoven veronderstelt, zal ik de Kamer dat laten weten.
Mevrouw Mulder wees er terecht op dat de CO2-reductie en biobrandstoffen op de eerste plaats onder I en M vallen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt inderdaad bij mijn collega, maar ik deel die verantwoordelijkheid graag als mijn ministerie bij bepaalde onderdelen betrokken is.
Ik heb in een eerder overleg gesproken over de groene koplopers. Uit wat ik zojuist tegen de heer Leegte zei, zal mevrouw Mulder opgemaakt hebben dat ik van mening ben dat we het in het verband van Noordwest-Europa zullen moeten doen. Daar liggen hiervoor goede mogelijkheden, want de omstandigheden in deze landen zijn vergelijkbaar met die in Nederland. Ik probeer hiermee een begin te maken door het met Duitsland eens te worden. Dat is overigens nog niet zo makkelijk, want Duitsland verkeert in een wel heel bijzondere situatie. Zo heeft dit land op enorm grote schaal zonnecellen en windenergie gesubsidieerd. Daardoor wordt er op allerlei plekken in dit land zonne-energie geproduceerd. Inmiddels leveren honderdduizenden mensen elektriciteit terug wanneer de zon schijnt. Het is zelfs zo dat er in sommige weken in mei meer wind- en zonne-energie wordt opgewekt dan het totale verbruik van Duitsland. Men zou dan dus alle centrales stil kunnen leggen en nog steeds elektriciteit kunnen exporteren naar Polen, Tsjechië en Nederland.
In Duitsland verkeert de ontwikkeling van duurzame energie dus in een ongekende stroomversnelling. Dat is echter wel het gevolg van zeer hoge subsidies. Het terugdraaien van die subsidiëring is problematisch, want deze subsidies zijn vaak toegezegd voor een periode van twintig jaar. De mensen die zo’n toezegging hebben gekregen, willen natuurlijk dat die wordt nagekomen. Tegelijkertijd zien de buren van die mensen wat je op deze manier kunt verdienen en die willen dat dan natuurlijk zelf ook wel. Ik kan mevrouw Mulder zeggen dat het voor haar christendemocratische collega's nog niet zo makkelijk is om hiervoor een oplossing te bedenken.
Duitsland heeft zijn ervaringen met duurzame energie en wij de onze. We kunnen dan ook veel van elkaar leren. Ik ben daarom heel blij dat mijn Duitse collega's daartoe bereid waren en dat wij inmiddels goed samenwerken.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg op welke manier ik de motie van haar hand uitwerk. Ik heb een hele stapel moties van mevrouw Van Veldhoven op mijn nachtkastje liggen en ik durf daarom niet uit mijn hoofd te zeggen wat wij met deze motie gaan doen. Ik zal de Kamer daarover later informeren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Wanneer?
Minister Kamp: Dat moet heel snel kunnen. Er komt op korte termijn echt informatie naar de Kamer over de vraag hoe wij deze motie denken uit te gaan voeren.
Mevrouw Mulder wil niet alleen normen voor vloeibare biomassa, maar ook voor vaste biomassa. Ik ben het met haar eens dat die er moeten komen. Die criteria zijn er nog niet en ik zou graag zien dat dit in Europees verband wordt geregeld om te voorkomen dat het leidt tot een concurrentienadeel voor Nederlandse producenten en Nederlandse bedrijven. Ik ben dan ook blij dat de Europese Commissie heeft aangekondigd met een voorstel te komen. Dat voorstel zullen we positief benaderen.
Ik heb al iets gezegd over de interne energiemarkt. Het is een goede zaak dat er een consultatieronde loopt voor de capaciteitsbeheersing. Capaciteitsbeheersing is ingewikkeld, maar er is wel heel veel winst mee te bereiken in Europees verband. Nederland doet dan ook mee aan de consultatie. Ik zal bezien of het nuttig is om de Nederlandse inbreng in die consultatie met de Kamer te delen, voor zover die al niet met de Kamer is gedeeld.
Mevrouw de voorzitter, ik neem aan dat ik hiermee de vragen naar behoren heb beantwoord.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. De vraag die de minister liet liggen, betrof de aandacht voor de nationale doelstellingen en dan met name de energie-efficiencydoelstelling van de Europese Unie. Ik ben bezorgd dat dit zal leiden tot hoge administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Hoe denkt de minister dat te voorkomen?
De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. Ik begrijp de gescheiden verantwoordelijkheden bij ETS, maar de Industriecommissie heeft zich hierover nadrukkelijk uitgelaten. Ik vraag de minister om dat standpunt ook in de Energieraad helder naar voren te brengen. Er worden onderscheiden belangen afgewogen en Commissaris Oettinger heeft een ander belang dan Commissaris Hedegaard, laat staan dan de andere leden van de Europese Commissie. Vandaar dat ik dit punt met enige nadruk naar voren bracht.
Ik begrijp dat de minister Polen niet kan pacificeren en zeker niet alleen, ook al heb ik de minister hoog zitten. Ik attendeer de minister om dit probleem, omdat ik graag zou zien dat hij op de Raad het belang van de Nederlandse gasindustrie naar voren brengt. Misschien kunnen we op die manier iets betekenen voor de Polen en kunnen de Polen in ruil daarvoor zich iets minder assertief opstellen wanneer ze hun belangen bij kolen verdedigen. Dit is overigens een nog helemaal niet zo'n gek idee van de permanente vertegenwoordiging in Brussel.
Ik ben het volledig eens met het standpunt van de minister over biobrandstoffen. Ik hoop wel dat de minister de industrie en zijn collega's een helder signaal zal geven, opdat iedereen begrijpt wat er gaat gebeuren. Investeringsbeslissingen nemen bedrijven immers ook op grond van de verwachtingen die zij over de politiek koesteren. Ik heb in mijn optredens naar buiten duidelijk gemaakt dat bij de conventionele biobrandstoffen nog bijna een verdubbeling van het percentage mogelijk is, namelijk van 3,2% naar 5%. Dat is genoeg om de gedane investeringen terug te verdienen. Ik heb daarbij echter ook heel duidelijk aangegeven dat nieuwe investeringen in de eerste generatie een heel slecht idee is en dat men zal moeten inzetten op de tweede generatie. Het lijkt mij goed dat dit ook op Europees niveau wordt uitgestraald.
Het betrof inderdaad een conceptrapport van de ECN. Ik hoop niet dat ik ongeschreven mores heb overtreden door dit rapport te noemen. Dat rapport maakt echter wel duidelijk, zoals mijn collega van het CDA ook opmerkte, dat we ons nog buitengewoon veel inspanningen moeten getroosten om onze doelstellingen te halen. En daarop richtte mijn vraag zich, want ik wil graag weten of het andere landen ook zo veel moeite kost en op welke wijze deze landen hun doelen proberen te halen. We praten altijd over Duitsland en daardoor raakt de rest van de Europese wereld soms te veel buiten beeld.
De heer Anne Mulder (VVD): Voorzitter. In aansluiting op wat de heer Vos zegt, herinner ik er toch maar aan dat ik bij de begrotingsbehandeling heb gevraagd of we niet meer van elkaar zouden kunnen leren en sneller gezamenlijke stappen zouden kunnen zetten. Natuurlijk hebben we allemaal onze eigen doelstellingen, maar het was wel de bedoeling van mijn pleidooi dat we nog voor 2020 met elkaar in gesprek zouden gaan.
De minister vindt de groene koploperscoalitie een goed idee, maar dan wel vanaf 2020. Daar had ik dus echt een ander beeld bij! Misschien kan de minister er daarom nog een keer op ingaan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording. Ik hoor graag iets meer van de minister over de planning van de discussie in Brussel over de criteria voor vaste biomassa. De minister zegt te willen wachten op het voorstel van de Europese Commissie. Het was echter de verwachting dat het Ierse voorzitterschap hier al mee zou komen. Ik hoor daarom graag of de planning inmiddels geactualiseerd is en wanneer de discussie precies van start gaat.
Ik heb in eerste termijn een opmerking gemaakt over de CO2-kwalificatie onder de fuel quality directive. In verband met teerzand wordt daarover uitgebreid gesproken, maar teerzand is natuurlijk maar een fractie van alle fossiele brandstoffen die wereldwijd worden gebruikt. Nederland is een belangrijk raffinageland en ik denk dat het daarom goed zou zijn dat het duidelijk is wat de CO2-inhoud van de verschillende soorten fossiele brandstof is.
De actualisaties van de nationale actieplannen voor hernieuwbare energie en energie-efficiency zijn ingediend. In de tussentijd is er veel gebeurd en ik ben dan ook benieuwd wanneer wij met de minister kunnen spreken over die geactualiseerde actieplannen.
Minister Kamp: Voorzitter. Er is inmiddels een Europese richtlijn voor energie-efficiency en die moeten wij omzetten in nationaal beleid en nationale wetgeving. Dat houdt in dat wij 1,5% energiebesparing per jaar moeten realiseren. Dat brengt inderdaad heel veel met zich mee en de heer Leegte vraagt of dat niet leidt tot heel veel nieuwe administratieve lasten. Dat is een begrijpelijke vraag, want we streven inderdaad naar vermindering van de regeldruk. Wat hij zegt, is waar, maar zo gaat het nu eenmaal voortdurend. We willen immers voortdurend nieuwe doelen bereiken. En hoe dan we dat? De ene keer doen wij dat door afspraken op vrijwillige basis te maken en de andere keer via regels. Als we kiezen voor nieuwe regels, betekent dat inderdaad extra regeldruk. Dat roept spanning op, want de volgende vergadering zeggen we tegen elkaar dat we de regeldruk met 2,5 miljard moeten verminderen. Die spanning hoort echt bij ons werk.
De heer Leegte vraagt of ik mij bewust ben van dit effect en of ik bereid ben, te proberen de regeldruk als gevolg van de energie-efficiencyrichtlijn zo veel mogelijk te beperken. Ik zie dat als een uitdaging en ik zal dat zeker doen wanneer ik de Europese richtlijn met die 1,5% reductie per jaar probeer te realiseren.
Het lijkt mij niet verstandig om volgende week nieuwe accenten en ideeën te lanceren voor het ETS. De staatssecretaris van I en M zal de Nederlandse lijn uitdragen en ik zal mij daarbij in mijn inbreng uiteraard aansluiten. Wat ons eigen standpunt betreft zijn er nog een aantal dingen die nader uitgesproken en onderbouwd moeten worden. Het is echt work in progress, zowel in Europees als in Nederlands verband. Ik zal hierover in overleg treden met mijn collega van I en M om onze inbrengen bij deze Energieraad af te stemmen. Ik probeer mij niet op deze manier aan de discussie te onttrekken, maar ik probeerrecht te doen aan het feit dat de primaire verantwoordelijkheid hiervoor bij het ministerie van I en M ligt. Verder wil ik ervoor zorgen dat wij openstaan voor de inbreng van anderen, want dat is de beste manier om te komen tot gezamenlijke oplossingen.
De heer Vos begon opnieuw over Polen. Naar aanleiding van zijn suggesties zal ik bezien wat er nog meer mogelijk is. Regelmatig ben ik in de gelegenheid om met mijn Poolse collega over dit soort zaken te spreken. Eerder heeft hij aangegeven waarop hij het accent zou willen leggen. In de loop van het voorjaar zal ik zeker een gesprek hebben met mijn Poolse collega, bijvoorbeeld tijdens de informele raad in Dublin, en bij dat gesprek zal ik de punten van de heer Vos betrekken.
Terecht merkt de heer Vos op dat wij zowel op Europees als op nationaal niveau duidelijk moeten aangeven wat we nu eigenlijk verlangen van bedrijven die investeren in biobrandstof. Aangezien hij dit zegt, is hij blijkbaar van mening dat die duidelijkheid nog niet optimaal is. Ik zal er dan ook voor moeten zorgen dat die duidelijkheid er alsnog komt. Met deze investeringen is veel geld gemoeid, want we vragen heel veel van hen. Als we willen dat die investeringen tot iets leiden, hebben die bedrijven inderdaad zekerheid nodig. Als die duidelijkheid er niet is, zien ze immers gewoon af van verdere investeringen. Ik begrijp het punt van de heer Vos heel goed en ik zal daarom bezien of wij eventuele onduidelijkheid weg kunnen nemen en of wij onze communicatie moeten verbeteren.
Wat zijn de doelstellingen van de andere landen en hoever zijn zij daarmee? De heer Vos weet ook dat de doelstellingen van de Europese landen voor duurzame energie sterk uiteenlopen. Zo hanteert Zweden een doelstelling van 50%. Dit land zit echter al op 49% en voor Zweden is het dan ook geen enkel probleem om zijn doelstelling te halen. De doelstelling van Nederland is echter 14%, terwijl wij op nu op 4,5% zitten. Wij zitten dus nog heel ver af van ons doel. De heer Vos zou graag het totaalplaatje te zien krijgen. Ik zal proberen om die gegevens te verzamelen en zo mogelijk met de Kamer te delen.
Mevrouw Mulder sprak over de groene koplopers. Ik betwijfel of zij en ik daar wel anders over denken. We hebben de richtlijn waarin 14% in 2020 staat, geïmplementeerd in een wet. Die 14% moeten we dan ook niet meer ter discussie willen stellen. We moeten het gewoon uitvoeren. Dat geldt ook voor het regeerakkoord. Een en ander laat echter onverlet dat het onhandig is om mogelijkheden die zich in Europees verband voordoen, niet te benutten. Dat betekent dat wij de mogelijkheden voor samenwerking moeten verkennen om duidelijkheid te krijgen over de vraag waar wat het beste kan worden gedaan. Als we het in het verband van Noordwest-Europa doen, betekent dat: Duitsland wat meer hier, Nederland wat meer hier, Ierland wat minder daar en Frankrijk wat minder daar. Als we het daarover in Noordwest-Europa eens worden en we presenteren dat gezamenlijke plan aan Europa, is het heel goed mogelijk dat Europa besluit om eventuele nieuwe doelstellingen voor een wat langere periode niet per lidstaat, maar per regio vast te leggen. Ik kan zelfs niet uitsluiten dat er dan wordt besloten om een norm voor heel Europa in te stellen. Daarvoor moeten we nu het voorwerk gaan doen en ik doe dat heel graag in het verband van wat mevrouw Mulder groene koplopers noemt.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg naar het vervolg van de discussie over de vaste biomassa. Dat moet dit voorjaar gebeuren.
Vervolgens vroeg mevrouw Van Veldhoven naar de CO2-factoren voor alle fossiele brandstoffen. Dat is op dit moment ook in Europa in beeld. Men zoekt daar naar een gelegenheid om dit onderwerp te agenderen.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg naar de actualisatie van de nationale actieplannen. Die zullen eind dit jaar geactualiseerd worden.
Mevrouw de voorzitter, ik hoop dat ik in tweede termijn volledig ben geweest. Ik bedank u en de woordvoerders voor dit overleg.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De Commissie probeert het te agenderen, maar kan de minister mij bevestigen dat hij de Commissie steunt bij haar pogingen om te agenderen dat er een CO2-factor komt voor alle fossiele brandstoffen?
Minister Kamp: ja. Ik vind dat nuttig en ik ben bereid om dat te doen.
De voorzitter: Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit overleg. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:
– de minister zal, zodra hij het heeft ontvangen, het rapport van de ECN over hernieuwbare energie, inclusief een kabinetsreactie, aan de Kamer toesturen;
– de minister zal de Kamer op korte termijn informeren over de uitvoering van de motie van het lid Van Veldhoven;
– de minister zal de Kamer informeren hoever de EU-lidstaten zijn met de realisatie van hun aandeel in de hernieuwbare energie.
Heb ik het zo goed geformuleerd?
Minister Kamp: Voorzitter, ik heb nog wel een opmerking over de eerste toezegging. Ik ga het rapport van de ECN bekijken en bezien of dat rapport nuttig is voor de discussie. Ik doe dat indachtig de woorden van mevrouw Van Veldhoven dat je van geval tot geval moet bekijken of het nuttig is voor de discussie in de Kamer of dat je het beter in een breder verband aan de orde kunt stellen. Ik zal dus, zodra het rapport gereed is, bekijken of het nuttig is om het met een appreciatie naar de Kamer te sturen.
De voorzitter: Oké. Dan vatten we het zo samen.
Ik bedank de minister voor zijn beantwoording en mijn collega's voor hun inbreng.
Sluiting 16.55 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-33-413.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.