Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-33 nr. 378 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-33 nr. 378 |
Vastgesteld 14 juni 2012
Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ten behoeve van de Energieraad d.d. 15 juni 2012. De volledige agenda is opgenomen aan het eind van dit verslag.
De op 13 juni 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 14 juni 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Van der Ham
De griffier van de commissie, Franke
Inhoudsopgave
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
|
---|---|---|
Vragen van de leden van de VVD-fractie |
||
Vragen van de leden van de PvdA-fractie |
||
Vragen van de leden van de CDA-fractie |
||
Vragen van de leden van de SP-fractie |
||
Vragen van de leden van de D66-fractie |
||
II. |
Antwoord/Reactie van de minister |
|
III. |
Volledige agenda |
Vragen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Zij hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen bij de agenda. Deze leden willen de minister bedanken voor zijn inzet rond energie- efficiëntie. Dit is een waardeloze richtlijn in zijn oorspronkelijke vorm en een typisch voorbeeld waar Brussel zijn beperkingen zou moeten kennen. Wat betreft deze leden moeten lidstaten namelijk zelf kunnen bepalen hoe zij hun energiedoelstellingen behalen. Dat hoeft Europa niet te doen. Dankzij de motie van het lid Leegte c.s. (Kamerstuknummer 32 626, nr. 9) en de inzet van deze minister wordt het grootste leed voorkomen. Deze leden willen de minister vragen of hij kan zorgen dat er eerst een proefperiode komt waarin lidstaten kunnen laten zien dat zij zelf prima hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen, voordat Europa paternalistisch voorschrijft wat landen moeten doen.
Energie gaat over economie. Binnenkort zal de energierekening dominanter voor de economische ontwikkeling zijn dan de loonkosten. Onze huidige olie-economie zit aan de grenzen van het mogelijke. Niet omdat de olie binnenkort opraakt. Op kortere termijn is de hoeveelheid olie in de grond niet de «bottleneck». Waar het wel om gaat? Om tempo! Wat telt, is de vaart waarmee wij olie kunnen winnen. En die snelheid zit aan de grenzen van het mogelijke. Dus moeten we zoeken naar alternatieven en snel ook. Europa hoeft hiervoor slechts twee dingen te doen. Ten eerste te zorgen voor een goede energie-infrastructuur, de leden van de VVD-fractie steunen de minister in zijn standpunt.
Ten tweede, en belangrijker, is een stabiel investeringsklimaat. Ten aanzien van de Routekaart 2050 willen de leden van de VVD-fractie de minister oproepen uit te dragen dat de Europese discussie moet gaan over slechts één doelstelling. En die doelstelling is dat Europa alleen nog gaat sturen op CO2. We kunnen dan na 2020 ophouden met aparte doelstellingen voor hernieuwbare energie en energie-efficiency. De hernieuwbare energiedoelstelling kunnen we alleen halen met heel veel subsidie. Tegelijkertijd ondermijnt deze doelstelling de goede werking van het Emissions Trading System (ETS), waardoor er geen prijs voor CO2 tot stand komt en het ETS geen prikkel geeft tot innovatie.
Daarnaast zien de leden van de VVD-fractie in de geannoteerde agenda ruimte om een punt te maken van gas geven op de interne energiemarkt. In de Raadsconclusies over de Energie Routekaart 2050, die tijdens de Energieraad worden goedgekeurd, wordt het belang onderstreept van een goed werkende interne markt en tijdige implementatie van de interne markt richtlijnen. Dat is in feite de Raad die tegen de Raad zegt dat ze beter werk moeten verrichten. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij enkele vragen. Waar liggen deze problemen nu precies? Welke lidstaten liggen dwars? Hoe doet Nederland het? Is dit een typisch voorbeeld van «put your money where your mouth is»? Lezen we volgend jaar in nieuwe Raadsconclusies weer precies dezelfde aanbevelingen terug? Hoe wordt er nou doorgepakt om het doel van een geïntegreerde energiemarkt in 2014 te bereiken?
De urgentie volgt uit de grenzen van de olie-economie die de leden van de VVD-fractie zojuist noemde. We zien dit terug in de prijs van benzine aan de pomp die stijgt en vooral sterk schommelt. Eén oorzaken hiervan is de economische groei in de zogenaamde BRIC landen. Een andere is de financiële crisis. De financierbaarheid van overheidstekorten is van grote invloed op prijzen in grondstoffenmarkten. Als de markt staatsobligaties niet meer vertrouwt als veilige of rendabele bestemming, wordt een andere parkeerbestemming gezocht. Olie is een belangrijke vluchthaven. In reactie op de prijsstijging zetten overheden hun strategische oliereserves in om de prijs te dempen. Omdat het hele systeem van financierbaarheid, vraag en aanbod continu tegen de grenzen van het systeem aanzit, zijn grote schommelingen in de olieprijs het gevolg. Zelfs kleine aanbodverstoringen in de periferie van de olieproductie hebben groot effect op prijzen.
We kunnen kiezen om als een struisvogel te zeggen dat het allemaal meevalt en de prijsdaling van olie door de wegvallende vraag van Zuid-Europa te interpreteren als herstel van het systeem. Het is net zo waar als kortzichtig en strooit zand in de ogen.
De urgente uitdaging is om er voor te zorgen dat wij een onafhankelijke positie krijgen, waarin wij, als in een winkel, vrijelijk kunnen kiezen uit verschillende energiebronnen. En als wij alternatieven willen hebben, dan zullen we ze ook moeten ontwikkelen. Door te sturen op slechts één doelstelling, minder CO2, zal dit het meest effectief tot stand komen.
Vragen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken op de agenda van de Energieraad. De leden gaan graag op een aantal zaken wat dieper in.
Verduurzaming van de energieproductie en besparing van energie moeten voor wat de leden van de PvdA-fractie betreft de kern zijn van de agenda van de Energieraad. Het spijt deze leden dan ook dat de ambitie van de minister niet wat verder gaat dan het niveau dat we uit de stukken lezen. De leden van de PvdA-fractie hadden graag gezien dat de Deense ambities om energiebesparing verplicht te stellen waren gevolgd. Het compromis moet qua ambitieniveau niet naar beneden worden bijgesteld. Hoe kijkt de minister hier tegen aan? Deze leden lezen dat de minister in beginsel nog steeds afwijzend staat tegenover dit dossier. Is de minister het met deze leden eens dat met energiebesparing nog veel winst te behalen valt? Kan hij garanderen dat Nederland niet zal proberen om het ambitieniveau nog verder naar beneden te halen?
Voorts hebben de leden van de PvdA-fractie zorgen over de ETS sectoren. Het is zaak dat de economie niet geremd wordt, maar dat bedrijven toch gemotiveerd blijven om energie te besparen. Wat zijn de plannen van de minister om de energie-intensieve industrie te bewegen naar duurzamer energieverbruik te gaan? Te denken valt aan een koppeling van die industrie bij de aanleg van windmolenparken. Zou de minister bereid zijn dit in Nederlands en Europees verband te stimuleren en dit op de agenda van de volgende Energieraad te plaatsen? Deze leden overwegen een motie op dit punt.
In de guidelines vanuit Brussel inzake ETS-compensatie lezen de leden van de PvdA-fractie dat er toestemming wordt gegeven om een gedeelte van de kosten die de industrie moet maken te compenseren. De leden van de PvdA-fractie vinden het in de eerste plaats zaak dat de energie-intensieve sectoren gestimuleerd worden om hun energieverbruik terug te dringen. In enkele gevallen heeft efficiënter werken de grens van het haalbare bereikt. Zeker in sectoren waar elektrolyse onderdeel uitmaakt van het bedrijfsproces. Het is een natuurkundig gegeven dat daar nog weinig extra energiebesparing te halen valt. Is de informatie juist dat Duitsland deze bedrijven compenseert en dat de Europese regels dat toelaten? Is de minister bereid dit met zijn Duitse en Spaanse collega te bespreken? Het is immers zaak om binnen de EU tot een level playing field voor onze industrie te komen.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat er komende week op Europees niveau weer gesproken wordt over energiezaken. Een aantal zaken willen deze leden de minister graag meegeven. Als eerste vragen zij of er in Europa nog wel gekeken wordt naar decentrale opwekking als onderdeel van de energie-infrastructuur. Deze leden geloven hier echt in en willen dat er ook warme aandacht voor is in Europa. Is de minister bereid dit punt actief op de agenda in Europa te plaatsen?
Richtlijn energie-efficiëntie
Wat betreft de richtlijn energie-efficiëntie vindt sinds april een triloog plaats tussen de Raad, het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie (EC), waarbij de inzet van het Deense EU-voorzitterschap is om in juni een akkoord te bereiken. Allereerst zouden deze leden graag van de minister willen weten wat de laatste stand van zaken in deze triloog is. Is er nog nieuws? Deze leden zijn nog wel bezorgd ten aanzien van het level playing field. Voor landen die net beginnen is 1,5% gemakkelijk te halen; onze industrie, installaties en bouw zijn al behoorlijk energie-efficiënt. Voor andere landen zal dit niet het geval zijn, hier is 1,5% «een eitje» voor. Hoe wordt hier mee omgegaan? Deelt de minister de zorgen van de leden van de CDA-fractie op dit punt? Is hij bereid zich hiervoor actief in te zetten tijdens de Raad?
Ook complimenten van deze leden voor de minister en zijn recente optreden/oproep richting Duitsland om meer samen te werken op het gebied van energie door middel van een effectief energiebeleid. Landelijke subsidieregelingen die slecht op elkaar zijn afgestemd kunnen de werking van de energiemarkt verstoren. Hogere kosten voor de belastingbetaler zijn het gevolg. Heeft de minister in dit onderhoud ook gesproken over de vrijstelling van transporttarieven voor gebruikers, waar deze leden al eerder aandacht voor hebben gevraagd inzake Zalco? Kan de minister aangeven wat op dit punt de stand van zaken is en wat de Nederlandse inzet in Brussel op dit punt is? De leden van de CDA-fractie blijven van mening dat landen dit in het vervolg niet zomaar alleen kunnen beslissen. Is het mogelijk om, tot er permanente maatregelen zijn, een regeling in te stellen dat landen dergelijke acties eerst Europees dienen aan te kaarten?
Mededeling bio-economie
Met de mededeling inzake bio-economie wordt beoogd om innoverende duurzame Europese economie te stimuleren. Een actieplan voor de bio-economie is in de mededeling opgesteld. Investeringen in onderzoek, innovatie en vaardigheden voor de bio-economie worden door de leden van de CDA-fractie ondersteund. Kan de minister aangeven hoe deze mededeling zich verhoudt tot het Europese onderzoeks- en innovatiebeleid (Horizon2020)?
Deze leden zijn het helemaal eens met de minister dat naast investeringen in onderzoek en innovatie met betrekking tot de bio-economie ook gekeken moet worden naar de belemmerende effecten van regelgeving op de bio-economie. Deze leden ondersteunen deze visie maar willen graag van deze minister weten wat voor effecten dit zal hebben op de eigen industrie, het beleid inzake maatschappelijke verantwoord ondernemen (MVO) en onze internationale handelsrelaties?
Daarnaast willen en gaan we met elkaar, heel Europa, naar een duurzame energievoorziening. Het bijstoken van biomassa is voor veel Europese landen een belangrijk onderdeel in de huidige energiemix. Heldere criteria over wat nu echt duurzame biomassa is, is noodzakelijk om dit proces goed te begeleiden. De leden van de CDA-fractie hebben al eerder gepleit voor heldere Europese criteria en een voortvarende en snellere aanpak in Europa op dit punt. Kan de minister een laatste stand van zaken geven op dit punt? Komt het aan bod tijdens deze Energieraad?
Energie stappenplan/Routekaart
De leden van de CDA-fractie steunen de Nederlandse inzet voor een vernieuwde Europese beleidsmix voor klimaat en energie na 2020 waarbij vereenvoudiging, minder stapeling van doelen (kosteneffectiviteit) en het stimuleren van innovatie centraal staan. Eerst een goede evaluatie van verschillende doelen en subsidiesystemen alvorens nieuwe voorstellen kunnen worden gedaan. De CO2 reductiedoelstelling, met ETS als voornaamste instrument, is daarbij leidend. Met name dit laatste punt is voor de leden van de CDA-fractie cruciaal. Wat ook goed is, is dat de rol van gas expliciet is opgenomen. De realiteit is dat fossiele brandstoffen de komende jaren hard nodig zijn met het oog op de leveringszekerheid. Deze leden kiezen dan voor gas in plaats van kolen en olie; gas is beter voor het milieu en kan daarnaast op de lange termijn als het aandeel hernieuwbare energie toeneemt de noodzakelijke flexibiliteit bieden om fluctuaties in vraag en aanbod op te vangen. Nu we het toch over gas hebben; hoe verloopt de discussie in Europa met betrekking tot schaliegas? En wanneer mogen deze leden het rapport verwachten ten aanzien van de Nederlandse situatie?
Ook interessant is de opmerking dat Nederland heeft voorkomen dat er 30% duurzame energieverplichting geldt in 2030, omdat men technologieneutraal wil zijn en geen schijnzekerheid wil leveren. Een CO2 reductiedoelstelling is het enige. Kan de minister wat uitwijden op dit punt, waarom is hiervoor gekozen?
Naast deze flexibiliteit is investeringszekerheid voor de leden van de CDA-fractie van cruciaal belang op het gebied van energie. Ondernemers maar ook burgers verdienen duidelijkheid wanneer het gaat om de «de weg die de overheid wil bewandelen». Op deze manier komen investeringen ook daadwerkelijk van grond. De laatste jaren is het teveel van de hak op de tak geweest; van MEP naar SDE naar SDE+. Ook de Kamer heeft hier een cruciale rol in. Ziet de minister manieren om de investeringszekerheid ten aanzien van groene energie te verberen ten opzichte van de huidige situatie, die overigens al veel beter is dan voorheen?
Stresstests Europese kerncentrales
Ten aanzien van de stresstests op de Europese kernenergiecentrales vragen de leden van de CDA-fractie het volgende. Borssele was extreem veilig maar er waren enkele aanbevelingen ten aanzien van maatregelen die de veiligheid nog meer zouden kunnen borgen. De minister heeft uiteraard aangegeven deze maatregelen door te voeren. Deze leden vragen om welke maatregelen het exact gaat en wanneer deze zijn of worden aangepakt? Ten aanzien van Fukushima bereiken deze leden enkele verontrustende signalen. Met name rondom gebouw nummer vier schijnt de veiligheid voor mens, dier en milieu nog niet helemaal geborgd te zijn. Deze leden vragen de minister of hij hiervan op de hoogte is en of hij het wenselijk acht om hier in de Raad aandacht voor te vragen. Hoe verloopt het herstelproces en wat is de laatste stand van zaken?
Connecting Europe Facility – TEN-E
Met TEN-E wordt een nieuwe methode voorgesteld voor het identificeren van concrete energieprojecten van Europees belang binnen de Europese prioriteitsgebieden. Daarnaast worden voorstellen gedaan voor versnelde vergunningverleningtrajecten in de lidstaten en een verbeterd investeringsklimaat voor grensoverschrijdende energie-infrastructuur. Tot slot bevat TEN-E voorstellen om projecten in aanmerking te kunnen laten komen voor directe of indirecte financiële steun van de EU. De leden van de CDA-fractie staan positief ten opzichte van dit voorstel, maar zijn kritisch over de mogelijkheid die TEN-E biedt om projecten door de EU te laten financieren. Tot slot, welke lidstaten zijn voor een grotere rol voor lidstaten en welke zijn tegen? Hoe groot acht de minister de kans dat de Nederlandse inzet ten aanzien van een grotere rol voor de lidstaten wordt gehaald? Op het gebied van veiligheid zou volgens deze leden juist wel meer mogen worden overgeheveld naar Europa, bijvoorbeeld toezichtorganen etc. Hier kan een efficiencyslag worden behaald.
Vragen van de leden van de SP-fractie
Besluit en verordening energystar
De leden van de SP-fractie zouden graag een toelichting krijgen op de geprognosticeerde effecten van de nieuwe overeenkomst met de VS inzake Energy Star. Gesteld wordt dat afgelopen drie jaar het verbruik van verkochte kantoorapparatuur met 16% verminderd is. Wat is de doelstelling voor de komende drie jaar? Hoe heeft het energieverbruik van de totale voorraad kantoorapparatuur zich de afgelopen drie jaar ontwikkeld? Wat zou de extra reductie van het energieverbruik zijn als nog uitsluitend kantoorapparatuur met Energy Star label verkocht mag worden?
De leden van de SP-fractie zouden ook graag een toelichting krijgen op de discussie met de VS over intensivering van het toezicht op de naleving van de regeling. Is de conclusie gerechtvaardigd dat Europa qua handhavingsbeleid nog op een neonliberalere koers zit dan de VS? Kan het antwoord gemotiveerd worden? Hoe ziet het beoogde handhavingsbeleid er voor de komende verdragsperiode uit? Is de inzet van de Nederlandse regering om de controle op de uitvoering van de Energy Star regeling wel te verhogen naar een beschaafd niveau?
Tenslotte hebben de leden van de SP-fractie met vreugde kennisgenomen van de inzet van de regering op een versnelde implementatie van Ecodesign verordeningen, conform de motie van de leden Jansen en Van Veldhoven, maar zij zouden graag een update krijgen van de voortgang dan wel de al geboekte resultaten op dit dossier.
Mededeling bio-economie
De leden van de SP-fractie onderschrijven de wenselijkheid om in EU-verband in te zetten op een versterking van de samenhang tussen de lidstaten met betrekken tot onderzoek, producteisen, ondermee op het gebied van duurzaamheid. Wel vinden zij de uitwerking van de drie centrale onderwerpen in de mededeling behoorlijk vaag.
De leden van de SP-fractie zouden graag een toelichting krijgen op de uitspraak: «Nederland zal er binnen de EU voor pleiten dat de invoer van grondstoffen voor de bulkchemie en andere industrieën volledig geliberaliseerd wordt. Nederland wil hierbij streven naar grondstoffen die voldoen aan internationale eisen wat betreft duurzaamheid en andere niet-handels overwegingen.»
Deze passage getuigt naar de mening van de leden van de SP-fractie van een dubbele moraal: de ongebreidelde import van agro-grondstoffen uit ontwikkelingslanden is per definitie, al is het maar door tweede orde effecten, een aanslag op de lokale voedselvoorziening en de biodiversiteit. Daarnaast vormt de ongebreidelde import een belemmering voor de benutting van in Europa beschikbare reststromen, als de verwerking daarvan duurder is dan de import van agro-grondstoffen uit derde landen. Dat is economisch op de lange termijn schadelijk voor Europa zelf. Ten slotte zouden de leden van de SP-fractie graag een nadere duiding van het «streven» krijgen.
Vragen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de aankomende Energieraad. Deze leden menen dat nu het moment is om slagen te maken voor een duurzame, koolstofarme energievoorziening na 2020. Zij benutten daarom graag deze kans om met de minister van gedachten te wisselen over de inzet tijdens de Energieraad.
Energie-infrastructuur
De leden van D66-fractie kunnen de uitermate terughoudende opstelling en de zorgen van de minister voor wat betreft Europese financiering van energie-infrastructuur en daaruit volgende marktverstoring moeilijk plaatsen in de context van de stelselmatig terugkerende tekorten van de netbeheerder voor elektriciteit TenneT, die recent nog hebben geleid tot een significante kapitaal injectie. Deze leden vragen de minister of zijn zorgen over marktverstoring onderbouwd kunnen worden met concrete voorbeelden. Wat verstaat de minister precies onder «marktpartijen» op de markt voor energienetten, waar hoe dan ook sprake is van een sterke mate van regulering en veelal publiek eigendom? Rekent hij de Nederlandse en Duitse netbeheerders of het Russische Gazprom tot de marktpartijen wier activiteiten verstoord zouden worden door Europees gefinancierde netuitbreidingen?
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de stappen die de minister gezet heeft ten aanzien van nadere samenwerking op vlak van een energienet op de Noordzee. Deze leden vragen de minister of het mogelijk is om, vooruitkijkend naar de oplevering van de rapporten van de technische werkgroepen dit najaar, het initiatief te nemen om voor te stellen om een gezamenlijke conferentie te organiseren met de andere participerende landen over zowel deze rapporten als de samenhang met de verordening energie-infrastructuur en de rol die Europa kan spelen bij de verdere concretisering van de plannen? Deze leden vragen de minister of hij bereid is dit voorstel te bespreken met de andere betrokken landen tijdens de Energieraad en de andere relevante internationale overleggen?
Veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee
De leden van de D66-fractie lezen in de overwegingen van de minister met name overwegingen van juridische aard en subsidiariteit. Deze leden zijn van mening dat de keuze voor het relevante reguleringsinstrumentarium en het niveau waarop dit wordt ingezet primair moet volgen uit de weging van wat het beste is vanuit de doelstellingen, die gericht zijn op veiligheid. Deze leden vragen of er een nadere onderbouwing kan worden gegeven over hoe de genoemde instrumenten en de invulling van de bevoegdheden uitwerken voor wat betreft dit criterium.
Energie Routekaart 2050
De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het standpunt van de minister ten aanzien van de concept Raadsconclusies. Deze leden wijzen erop dat uit de analyses rondom de Routekaart koolstofarme economie blijkt dat een ambitieuzer pad voor wat betreft CO2 besparing tot 2020 nodig is om de CO2 prijs terug te brengen naar het eerder geanticipeerde niveau. Deze leden vragen de minister daarom om actief invulling te geven aan de moties waarin de Kamer gevraagd heeft om de verbetering van de werking van het ETS, bijvoorbeeld via een verhoging van de doelstelling in 2020 of een set aside van emissierechten. Is de minister bereid hiertoe te pleiten op de Energieraad? Deze leden vragen de minister of de voorwaardelijkheid die hij bepleit slecht uitwerkt voor de investeringszekerheid van bedrijven.
De leden van de D66 fractie steunen de lijn van de minister ten aanzien van het verlaten van een doelstelling voor duurzame energie na 2020 niet. Deze leden menen dat de beoogde inzet van de minister schadelijk is voor het investeringsklimaat en zij vragen de minister om nader te duiden hoe de verhoudingen in de onderhandelingen liggen ten aanzien van het voortzetten of schrappen van een aparte doelstelling voor duurzame energie. Kan hij in het verlengde hiervan ook reageren op de inzet van een coalitie van energiebedrijven waaronder (SSE, Eneco, DONG Energy, EWE, Acciona, Sorgenia, PPC, EDP Renewables and Stadtwerke München)?
De leden van de D66 fractie vragen de minister of hij kan toezeggen zich constructief op te stellen indien er zich een meerderheid aftekent voor een dubbele doelstelling na 2020. Tot slot vragen deze leden de minister, gelet op de recente brief aan de Kamer over de internationale aspecten van duurzame energie, of er ook in dit verband gesproken is over de mogelijkheid om voor wat betreft een duurzame energiedoelstelling na 2020 te kiezen voor een gedeelde doelstelling per regionale energiemarkt of zelfs een onverdeelde Europa brede doelstelling? Deze leden vragen de minister om, indien dat nog niet het geval is, deze mogelijkheid te benoemen als mogelijkheid en te vragen naar een vergelijking van de effecten van deze vormen van lidstaatoverstijgende doelen voor duurzame energie. Zij wijzen erop dat dit ook mogelijkheden biedt voor een navenante harmonisatie van de stimuleringsregimes voor hernieuwbare energie, zoals in Noord Europa al het geval is via de gezamenlijke verplichting van Noorwegen en Zweden.
Energie-efficiëntie
De leden van de D66-fractie vragen de minister naar de laatste stand van zaken in de triloog tussen Voorzitterschap, Raad en Parlement. Deze leden vragen de minister om zich constructief op te stellen indien er zich inderdaad een meerderheid aftekent voor Raadsconclusies aangaande mogelijke maatregelen voor energiebesparing, en daarbij politieke steun te verlenen. Zij vragen de minister om de onderbouwende analyse door ECN van de gevolgen van de voorliggende voorstellen naar de Kamer te sturen. Deze leden vragen de minister te bevestigen dat restwarmtebenutting zal worden erkend als energiebesparing voor wat betreft de Europese voorstellen.
De leden van de D66-fractie vragen de minister of, indien er inderdaad sprake is van politieke besluitvorming, met het oog op de besluitvorming door een volgend kabinet, opdracht te geven tot een analyse van de mogelijke beleidsopties om de nodige aanvullende energiebesparing te realiseren, zodat een volgend kabinet ook voortvarend de besluitvorming kan oppakken.
– Geannoteerde agenda Energieraad d.d. 15 juni 2012: Brief regering – minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen – 6 juni 2012
Kamerstuk 21 501-33-376
– Verslag informele Energieraad d.d. 19-20 april 2012 Brief regering – minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie M.J.M. Verhagen – 10 mei 2012
Kamerstuk 21 501-33-369
– Fiche: Besluit en Verordening Energy Star: etiketteringsprogramma voor Kantoorapparatuur : Brief regering – staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen 20 april 2012
Kamerstuk 22 112-1400
– Fiche: Richtlijn radioactieve stoffen in drinkwater : Brief regering – staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen – 27 april 2012
Kamerstuk 22 112-1411
– EU-voorstel: Mededeling strategie bio-economie in Europa COM(2012)60 EU-voorstel – Organisatie, Europese Commissie – 9 maart 2012
Zaak 2012Z04770
– Fiche: Mededeling bio-economie Brief regering – staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen – 23 maart 2012
Kamerstuk 22 112-1387
Vragen van de leden van de VVD-fractie
Energie-efficiëntie
De leden van de VVD-fractie stelden de vraag of ik kan zorgen dat er eerst een proefperiode komt waarin lidstaten kunnen laten zien dat zij zelf prima hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen, voordat Europa paternalistisch voorschrijft wat landen moeten doen.
In de onderhandelingen over het voorstel voor de richtlijn energie-efficiëntie heb ik mij, in lijn met mijn reactie op de motie Leegte (Kamerstuk 32 626, nr. 10) fors ingezet om de richtlijn aan te passen. Die inzet heeft ertoe geleid dat er nu een voorstel op tafel ligt dat naar mijn mening uitvoerbaar en realistisch is. De richtlijn voorziet niet in een proefperiode, maar kent een systeem van evaluatie. Voor een proefperiode is het verkrijgen van een meerderheid volstrekt onrealistisch. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen veel binnen gehaald, maar verdere stappen zijn niet mogelijk gebleken zonder ons materieel van de onderhandelingstafel te verwijderen en waardoor het eindresultaat voor Nederland slechter zou zijn uitgepakt.
Het voorliggende voorstel ligt in het verlengde van de energiedienstenrichtlijn (2006/32/ED) uit 2006 en beantwoordt aan de door de Europese Raad overeengekomen doelen van 20% CO2-reductie, 20% hernieuwbare energie en 20% energie-efficiëntie in 2020 voor de EU als geheel. In de energiedienstenrichtlijn was er relatief veel ruimte voor lidstaten om eigen beleid te voeren. Het voorliggende voorstel biedt die ruimte ook, omdat de lidstaten kunnen kiezen uit verschillende besparingsmaatregelen. Bovendien biedt het voorstel meer flexibiliteit aangezien lidstaten ervoor kunnen kiezen om de energie-efficiëntie verplichting voor eindgebruikers (1,5%) geleidelijk op te laten lopen van 1% naar 1,5%, het energieverbruik van ETS-bedrijven buiten beschouwing te laten en zogenaamde »early actions», WKK en restwarmte mee te laten tellen. Met deze opties mag de beleidsopgave met maximaal 25% verminderd worden.
Routekaart energie 2050
Ten tweede, en belangrijker, is een stabiel investeringsklimaat. Ten aanzien van de Routekaart 2050 riepen de leden van de VVD-fractie de minister op uit te dragen dat de Europese discussie moet gaan over slechts één doelstelling. En die doelstelling is dat Europa alleen nog gaat sturen op CO2. We kunnen dan na 2020 ophouden met aparte doelstellingen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. De hernieuwbare energiedoelstelling kunnen we alleen halen met heel veel subsidie. Tegelijkertijd ondermijnt deze doelstelling de goede werking van het Emissions Trading System (ETS), waardoor er geen prijs voor CO2 tot stand komt en het ETS geen prikkel geeft tot innovatie.
De urgente uitdaging is om er voor te zorgen dat wij een onafhankelijke positie krijgen, waarin wij, als in een winkel, vrijelijk kunnen kiezen uit verschillende energiebronnen. En als wij alternatieven willen hebben, dan zullen we ze ook moeten ontwikkelen. Door te sturen op slechts één doelstelling, minder CO2, zal dit het meest effectief tot stand komen.
Ik deel met deze leden het uitgangspunt dat de basis van het energie en klimaatbeleid de CO2 reductiedoelstelling is, met ETS als primair instrument. Een goed werkend ETS systeem moet zorgen voor voldoende prijsprikkels zodat marktpartijen kunnen investeren in koolstofarme technologieën. Daarbij is het aan de markt om te kiezen voor de goedkoopste technologie. Naast ETS is het natuurlijk belangrijk om innovaties te stimuleren om technologieën ook voor de langere termijn goedkoper te maken. Dat is de inzet bij de topsector energie. De inzet van dit kabinet is daarom een vernieuwde beleidsmix voor 2030 waarbij vereenvoudiging, minder stapeling van doelen en innovatie centraal staan. Een eventueel hernieuwbaar energiedoel moet deze uitgangspunten respecteren en complementair zijn aan het klimaatdoel. Ik ben verheugd dat de raadsconclusies de Nederlandse inzet in deze goed heeft verwoord.
Interne energiemarkt
De leden van de VVD vroegen naar de belemmeringen en ontwikkelingen met betrekking tot de interne markt, specifiek de implementatie van het derde pakket.
Op dit moment is de implementatie van het derde pakket in Europa in volle gang en zijn er reeds 15 lidstaten die het pakket volledig hebben geïmplementeerd. Uiteraard onderzoekt de Commissie nog of deze implementaties juist en compleet zijn. Nederland voldoet al op hoofdlijnen aan het derde energiepakket – zo heeft Nederland een onafhankelijke netbeheerder voor het landelijke gasnet en de hoogspanningslijnen, een onafhankelijke toezichthouder, en een goed beschermde consument – maar de implementatie van het derde pakket is nog niet afgerond. Ik hoop dan ook op een voorspoedige afronding van de behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van het derde pakket in de Eerste Kamer. Naast een geharmoniseerd regulerend kader voor de markt is het optimaal benutten van de bestaande infrastructuur en het versterken, slimmer maken en uitbreiden van de Europese energie infrastructuur belangrijk voor een sterke interne energie markt. In dit verband is het belangrijk dat met het derde pakket belangrijke stappen worden gezet om de grensoverschrijdende samenwerking tussen TSO’s, toezichthouders en lidstaten te bevorderen en er netwerkcodes worden opgesteld die het mogelijk moeten maken dat marktkoppeling binnen de gehele EU geharmoniseerd wordt ingevoerd. In Noordwest Europa en Scandinavië hebben we reeds marktkoppeling ingevoerd en dit moet ook in de rest van de EU het geval zijn voor 2015. Het infrastructuurpakket moet de voorwaarden scheppen om de infrastructuur verder te versterken. De Europese Commissie komt dit najaar met een review over de voortgang van de vervolmaking van de interne markt.
Vragen van de leden van de PvdA-fractie
Energie-efficiëntie
De leden van de PvdA-fractie gaven aan dat het compromis qua ambitieniveau niet naar beneden moet worden bijgesteld. Daarnaast vroegen zij om een garantie dat Nederland niet zal proberen om het ambitieniveau nog verder naar beneden te halen.
In lijn met de motie Leegte heb ik me ingezet om de richtlijn aan te passen. Het ambitieniveau van de richtlijn is teruggebracht naar 70% van het oorspronkelijke Commissievoorstel. Mede door de opstelling van het Europees Parlement verwacht ik echter niet dat het ambitieniveau verder naar beneden kan worden bijgesteld.
De leden van de PvdA-fractie stelden voorts de vraag of ik het met deze leden eens ben dat met energiebesparing nog veel winst te behalen valt.
Het kabinet ziet energie-efficiëntie als een belangrijk middel om de gemeenschappelijke Europese doelen voor CO2-reductie en duurzame energie in 2020 op een zo kosteneffectief mogelijke wijze te behalen. Dit is in het belang van burgers en bedrijven. Uiteindelijk betalen zij de rekening. Het kabinet voert ook gericht beleid om energie efficiëntie te bevorderen, bijvoorbeeld door het afsluiten van meerjarenafspraken met de industrie, het aanscherpen van de energieprestatiecoëfficiënt voor nieuwbouw, de energie-investeringsaftrek en door middel van het afsluiten van Green Deals met individuele bedrijven.
Duurzaam energiegebruik energie-intensieve industrie
De leden van de PvdA-fractie vroegen naar mijn plannen om de energie-intensieve industrie te bewegen naar een duurzamer energieverbruik toe te gaan. Daarbij noemden deze leden het voorbeeld van een koppeling van die industrie bij de aanleg van windmolenparken. Deze leden vroegen of ik bereid was dit in Nederlands en Europees verband te stimuleren en op de agenda van de volgende Energieraad te plaatsen.
Het ETS is in de Europese Unie het hoofdinstrument om de energie-intensieve industrie te bewegen tot verantwoord energieverbruik. Aanvullend hierop zijn meerjarenconvenanten gesloten, waarin de energie-intensieve industrie zich vastlegt om te investeren in energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar. Binnen de geliberaliseerde energiemarkt van de Europese Unie past het niet om vanuit de overheid een bepaalde energiebron, zoals wind op zee, verplichtend vast te leggen voor afnemers. Ik zal dit punt dan ook niet opbrengen in de Energieraad. Duurzame energie stimuleer ik aan de aanbodkant via de stimuleringsregeling duurzame energie. Via de beoogde opslag op de energierekening zullen bedrijven hier ook een bijdrage aan leveren.
ETS-compensatie
De leden van de PVDA vroegen of het juist is dat Duitsland energie intensieve bedrijven compenseert en dat de Europese regels dat toelaten? En of de minister bereid dit met zijn Duitse en Spaanse collega te bespreken omdat het immers zaak is om binnen de EU tot een level playing field voor de industrie te komen.
Op basis van de op 22 mei jl. door de Europese Commissie vastgestelde richtsnoeren betreffende staatsteunmaatregels in het kader van het ETS mogen landen onder strikte voorwaarden vanaf 2013 bepaalde bedrijven compenseren voor een elektriciteitsprijsstijging die het gevolg is van de CO2 prijs. De Duitse overheid heeft te kennen geven van deze compensatie mogelijkheid vanaf 2014 gebruikt te willen maken. De mate waarin is nog niet bekend. Indien die duidelijkheid er is zal ik daarover worden geïnformeerd. Tot nu toe hebben wij geen informatie dat de Spaanse overheid gebruik gaat maken van de compensatie regeling. Om het beslag op het overheidsbudget in Europa te beperken en een level playing field in Europa te handhaven heb ik in het kader van de consultatie over de richtsnoeren gepleit voor de introductie van een CO2 prijsdrempel van 15€. Slechts indien de CO2 prijs boven dat niveau zou komen zou dan gecompenseerd mogen worden. Tot mijn spijt heeft de Europese Commissie dit voorstel niet overgenomen. Wel heb ik de Commissie per brief om toelichting gevraagd over het gebruik van vrijstellingen en de effecten daarvan op de werking van de interne markt. De Commissie lijkt welwillend, maar een formeel antwoord heb ik nog niet gekregen. Duitsland is op de hoogte van onze brief aan de Commissie.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
Decentrale opwekking
Het CDA stelde de vraag of er in Europa nog wel gekeken wordt naar decentrale opwekking als onderdeel van de energie-infrastructuur. Is de minister bereid dit punt actief op de agenda in Europa te plaatsen?
Decentrale opwekking is al een belangrijk aandachtspunt in zowel het infrastructuurpakket als in de routekaart energie 2050. Het gaat hierbij om verschillende aspecten zoals de noodzaak van een versterkte transmissie infrastructuur om de binnen de EU grootschalig opgewekte duurzame energie efficiënt in te kunnen passen, de noodzaak van de ontwikkeling van slimme en flexibele netwerken die erop gericht zijn om de landelijke en regionale netwerken zo efficiënt mogelijk te benutten en een visie op hoe transmissie, distributie en opslag op elkaar inwerken nu decentrale opwek, slimme netten, nieuwe netwerkgebruikers en mogelijkheden voor vraagrespons toenemen. Dit onderwerp staat dus ook al actief op de agenda met de afronding van de routekaart energie 2050 en de onderhandelingen over het infrastructuurpakket.
Energie-efficiëntie
De leden van de CDA-fractie vroegen naar de laatste stand van zaken van de informele trilogen.
Woensdagochtend 13 juni heb ik nog contact gehad met de Deense minister van Klimaat en Energie om het Nederlandse standpunt duidelijk te maken. Voor zover mij bekend heeft het Deense voorzitterschap ook in de onderhandelingen met het Europese Parlement op woensdagavond 13 juni sterk rekening gehouden met mijn wensen, zoals weergegeven in de geannoteerde agenda van 6 juni jl. Er zijn geen wezenlijke wijzigingen aangebracht in de drie belangrijkste artikelen ten opzichte van de geannoteerde agenda. Dit zijn de renovatieverplichting voor overheidsgebouwen (3%), een energie-effientie verplichting voor eindgebruikers (1,5%) en een inspanningsverplichting bij investeringen in nieuwbouw en renovatie van elektriciteitscentrales en industriële installaties. Het ambitieniveau van de richtlijn is in de laatste fase constant gebleven en de mogelijkheid is blijven bestaan om de 1,5% energie-efficiëntie verplichting met 25% te reduceren. Indien dit bij het compromis dat aan de Energieraad van 15 juni voorligt nog steeds het geval is, zal ik tijdens de Energieraad van 15 juni namens Nederland politieke steun uitspreken voor de richtlijn omdat de richtlijn op een voor Nederland uitvoerbaar en realistisch niveau is gebracht.
De leden van de CDA-fractie stelden de vraag hoe wordt omgegaan met het level playing field in relatie tot dat het ene land de 1,5% energie-efficiëntie verplichting makkelijker zou kunnen halen dan het andere land en of ik de zorgen van deze leden op dit punt deel. Tevens vroegen deze leden of ik bereid ben mij hiervoor actief in te zetten tijdens de Raad.
Het meetellen van energie-efficiëntie die sinds 2008 is gerealiseerd, is één van de opties die lidstaten hebben om de energie-efficiëntie doelstelling van 1,5% te verwezenlijken. De richtlijn biedt hiermee de mogelijkheid rekening te houden met de inspanningen van lidstaten die reeds veel bereikt hebben ten aanzien van energie-efficiëntie. Daarnaast wil ik onderstrepen dat een EU-brede doelstelling voor energie-efficiëntie kansen biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat andere lidstaten veel te bieden heeft op het terrein van energiezuinige producten en technologieën. Dit wordt ook bevestigd in het Financieel Dagblad van 13 juni, waarin zowel MKB Nederland, EnergieNed als Uneto-VNI aangeven tevreden te zijn met de huidige versie van de richtlijn.
Vrijstelling transporttarieven gebruikers
De leden van de CDA-fractie vroegen of de minister met Duitsland heeft gesproken over de vrijstelling van transporttarieven voor gebruikers, waar deze leden al eerder aandacht voor hebben gevraagd inzake Zalco? Kan de minister aangeven wat op dit punt de stand van zaken is en wat de Nederlandse inzet in
Brussel op dit punt is? De leden van de CDA-fractie blijven van mening dat landen dit in het vervolg niet zomaar alleen kunnen beslissen. Is het mogelijk om, tot er permanente maatregelen zijn, een regeling in te stellen dat landen dergelijke acties eerst Europees dienen aan te kaarten?
Ik deel de mening van de leden van de CDA-fractie en heb de Commissie per brief om toelichting gevraagd over het gebruik van vrijstellingen en de effecten daarvan op de werking van de interne markt. De Commissie lijkt welwillend, maar een formeel antwoord heb ik nog niet gekregen. Duitsland is op de hoogte van onze brief aan de Commissie.
Bio-economie
De leden van de CDA-fractie vroegen of de minister kan aangeven hoe deze mededeling zich verhoudt tot het Europese onderzoeks- en innovatiebeleid (Horizon2020)? Wat het effect is van wegnemen belemmerende effecten op de eigen industrie, MVO en onze internationale handelsrelaties? Wat is de stand van zaken t.a.v. een voortvarende Europese aanpak van biomassa en komt het aan bod in de Energieraad?
Deze mededeling is consistent met de het Europese onderzoeks- en innovatiebeleid. Binnen de Horizon 2020 liggen verschillende relaties met de biobased economy te weten: «Food security, sustainable agriculture and the bio-economy», maar ook «climate action and resource efficiency including raw materials», Secure, clean and efficient energy» «Health, demographic changes and wellbeing», «Inclusive, innovative and secure societies», «Industrial Leadership and Competitive Frameworks».
Het programma betreffende het wegnemen van belemmerende effecten is recent van start gegaan. De door de leden van de CDA- fractie gevraagde effecten zijn momenteel nog niet in kaart gebracht.
Helaas is er in Europa enige vertraging opgetreden als het gaat om het voornemen van de Europese Commissie om begin 2012 te komen met voorstellen om ook indirecte landgebruikseffecten mee te nemen in de duurzaamheidsbeoordeling van biobrandstoffen. Ook voor de vaste biomassa zal de Europese Commissie met een voorstel komen. Ook hiervoor is echter vertraging opgelopen Dit onderwerp komt naar verwachting niet aan de orde tijdens de Energieraad.
Schaliegas
De leden van de CDA-fractie vroegen hoe discussie in Europa verloopt over schaliegas? En wanneer kunnen de leden het rapport verwachten over de Nederlandse situatie?
Het onderwerp schaliegas staat geagendeerd voor het overleg met uw Kamer op 19 juni. Wij zullen tijdens dat overleg ingaan op de situatie inzake schaliegas in Europa en de voortgang van het onderzoek in Nederland.
Routekaart energie 2050
Ook interessant is de opmerking dat Nederland heeft voorkomen dat er 30% duurzame energieverplichting geldt in 2030, omdat men technologieneutraal wil zijn en geen schijnzekerheid wil leveren. Een CO2 reductiedoelstelling is het enige. Kan de minister wat uitwijden op dit punt, waarom is hiervoor gekozen?
Een CO2 reductiedoelstelling met ETS daarbij als belangrijkste instrument is in mijn visie de hoeksteen van het energie- en klimaatbeleid. Een goed werkend ETS verschaft investeerders immers een stabiel investeringklimaat om investeringen te doen in verschillende vormen van CO2 arme technologieën, zoals hernieuwbare energie, energiebesparing en CCS. Het uitgangspunt is dat duurzame energie zo snel mogelijk concurrerend moet worden met fossiele energie. Duurzame energie moet een normaal onderdeel worden van de interne energiemarkt, waarbij onwenselijke subsidieconcurrentie moet worden aangepakt. Investeringsbeslissingen moeten niet genomen worden op basis van verschillen tussen subsidiesystemen en toegekende subsidies. Dat is duur en inefficiënt. In dit verband is Nederland voorstander van een effectief ETS. Met effectief bedoel ik dus een sterke prikkel om te investeren in hernieuwbaar en besparing. Dat moet de basis zijn. De discussie over de noodzaak en precieze vorm van eventuele overige beleidsmaatregelen en doelen moet bezien worden tegen deze achtergrond. In dit verband hecht ik eraan dat niet vooruit wordt gelopen op het noemen van een percentage hernieuwbare energie in 2030. Ten eerste is het onmogelijk om de toekomst te voorspellen en is technologische ontwikkeling altijd onzeker. Voorspellingen over het aandeel hernieuwbare energie in 2030 zijn daarmee een schijnzekerheid. Het is juist aan marktpartijen om een investeringsbeslissing te nemen in de meest efficiënte CO2 neutrale technologie. Marktpartijen bepalen daarmee uiteindelijk de meest efficiënte mix van CO2 neutrale technologieën.
Naast deze flexibiliteit is investeringszekerheid voor de leden van de CDA-fractie van cruciaal belang op het gebied van energie. Ondernemers maar ook burgers verdienen duidelijkheid wanneer het gaat om de «de weg die de overheid wil bewandelen». Op deze manier komen investeringen ook daadwerkelijk van grond. De laatste jaren is het teveel van de hak op de tak geweest; van MEP naar SDE naar SDE+. Ook de Kamer heeft hier een cruciale rol in. Ziet de minister manieren om de investeringszekerheid ten aanzien van groene energie te verberen ten opzichte van de huidige situatie, die overigens al veel beter is dan voorheen?
In zijn algemeenheid geldt dat een wijziging van een subsidiestelsel leidt tot een dip aan investeringen. Ondernemers zijn het meest gebaat bij een langjarig stabiel systeem met zo min mogelijk reguleringsonzekerheid.
De vele (tussentijdse) wijzigingen van de afgelopen jaren hebben vanzelfsprekend niet bijgedragen aan een stabiel investeringsklimaat.
Stress tests kerncentrales
De leden van de CDA-fractie vroegen welke maatregelen de kerncentrale Borssele naar aanleiding van de stresstets exact gaat nemen en wanneer deze zijn of worden uitgevoerd.
Met mijn brief van 10 mei 2012 , kenmerk TK, 2011–2012, nr. 25 422, nr. 92 heb ik u aangeboden het Nederlandse rapport ten behoeve van de buiten gewone vergadering van de IAEA om de geleerde en te leren lessen van het kernongeval in Fukushima te bespreken. Het rapport bevat een opsomming van de maatregelen die door de vergunninghouder van de kerncentrale Borssele zijn getroffen dan wel zijn voorgenomen. Kortheidshalve verwijs ik u naar dit rapport. Op dit moment wordt deze lijst door de vergunninghouder verder uitgewerkt zodat na de zomer concrete afspraken gemaakt kunnen worden over de uitvoering van de maatregelen die nog niet zijn genomen.
Ten aanzien van Fukushima vroegen de leden van de CDA fractie of ik op de hoogte ben van de situatie van reactor vier, of ik het wenselijk vind om daarvoor aandacht te vragen van de Raad en hoe het verloopt van het herstelproces is en wat is de laatste stand van zaken is.
Ik ben op de hoogte van de stand van zaken in de kerncentrale Fukushima Dai-Ichi. De situatie in Fukushima wordt door de Japanse autoriteiten en de internationale IAEA gevolgd. Ik acht het niet nodig om de Raad te vragen extra aandacht te vragen voor de situatie in reactor 4.
De toestand van gebouw 4 is in kaart gebracht door de Japanse overheid en er is in het bijzonder gekeken naar de toestand in het splijtstofopslagbassin. Het waterniveau van het splijtstofopslagbassin wordt op niveau gehouden. Er is geen instortingsgevaar, het gebouw staat nog recht en volgens een recente seismische evaluatie van de Japanse toezichthouder is het in staat een zware aardbeving te weerstaan. Er zijn verstevigingen aangebracht. Er wordt voorts een overkapping aangebracht met gefilterde ventilatie. Er worden voorbereidingen getroffen om de splijtstof te verwijderen.
Over het herstelproces kan ik het volgende melden. Om alle reactorgebouwen worden constructies aangebracht, die er voor moeten zorgen dat de gebouwen wind- en waterdicht zijn en die er voor moeten zorgen dat eventueel vrijkomende radioactieve stofdeeltjes niet naar buiten komen. Bij gebouw 1 is deze constructie reeds aangebracht, bij gebouw 4 wordt er nu aan gewerkt en de gebouwen 2 en 3 volgen later dit jaar.
Tepco (de inmiddels genationaliseerde exploitant van de kerncentrale) heeft kort na het ongeval een «roadmap» opgesteld voor het herstel van de situatie. De «roadmap» is gedeeld in drie fasen, en duurt in totaal 40 jaar; de werkzaamheden omvatten (onder meer) het afvoer van de splijtstof , het afbreken van de gebouwen en de sanering van de grond.
De eerste fase is de verwijdering van splijtstof uit de splijtstofopslagbassins. Dit zal circa 2 jaar duren.
Volgens een recent rapport van de WHO1 zijn de effectieve stralingsdoses in de omgeving van Fukushima beneden internationaal geaccepteerde limieten, behalve op twee locaties in de meest getroffen delen van Fukushima. Namie (10 kilometres vanaf Fukushima-Daiichi centrale) en Itate (40 kilometres) waren het meest getroffen; de ontvangen stralingsdoses zijn daar 10 to 50 millisieverts (mSv). Elders in de prefectuur is deze dosis 1 to 10 mSv, in naburige gebieden 0.1 to 10 mSv. De dosis is voornamelijk ontvangen door uitwendige blootstelling aan straling. 10 mSv komt ongeveer neer op de belasting door een CT scan.
Om verspreiding van radioactiviteit in zee te beperken worden delen van de zeebodem voor de kerncentrale afgedekt.
Visserijproducten zijn onderzocht op besmettingen, binnen eens straal van 20 km. De besmetting was beneden de in Japan geldende limieten.
Connecting Europe Facility
Met TEN-E wordt een nieuwe methode voorgesteld voor het identificeren van concrete energieprojecten van Europees belang binnen de Europese prioriteitsgebieden. Daarnaast worden voorstellen gedaan voor versnelde vergunningverleningtrajecten in de lidstaten en een verbeterd investeringsklimaat voor grensoverschrijdende energie-infrastructuur. Tot slot bevat TEN-E voorstellen om projecten in aanmerking te kunnen laten komen voor directe of indirecte financiële steun van de EU. De leden van de CDA-fractie staan positief ten opzichte van dit voorstel, maar zijn kritisch over de mogelijkheid die TEN-E biedt om projecten door de EU te laten financieren. Tot slot, welke lidstaten zijn voor een grotere rol voor lidstaten en welke zijn tegen? Hoe groot acht de minister de kans dat de Nederlandse inzet ten aanzien van een grotere rol voor de lidstaten wordt gehaald?
De onderhandelingen in de raad over het Infrastructuurpakket zijn in volle gang. Cyprus heeft zich als ambitie gesteld om de onderhandelingen over de verordening binnen haar termijn af te ronden.
In de onderhandelingen gaat veel aandacht uit naar de wijze waarop de lijst van gemeenschappelijke projecten wordt vastgesteld, de vormgeving van de vergunningverleningprocedure en het kostenallocatiemechanisme. Nederland pleit voor een meer beslissende rol van de lidstaten, zowel bij de vaststelling van de methodiek om projecten te beoordelen en tot een kostenallocatie tussen netwerkbeheerders te komen als bij de vaststelling van de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang. Er lijkt steun te zijn voor de Nederlandse positie, op het eerste punt van met name België, Frankrijk, Slovenië, Duitsland en Spanje, op het tweede punt van Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, België en Frankrijk. Er lijkt kortom steun te zijn voor de Nederlandse positie, maar het is te voorbarig om hierover een harde uitspraak te doen. Naarmate onderhandelingen vorderen zal hier meer duidelijkheid over ontstaan.
Vragen van de leden van de SP-fractie
Energy Star
De leden van de SP-fractie vroegen naar de prognoses van de nieuwe overeenkomst met de Verenigde Staten.
De Europese Unie streeft ernaar ook de komende periode de specificaties zodanig vast te stellen dat maximaal 25% van de producten op de markt hieraan voldoet. Formeel bestaat er nog geen werkplan, zolang de verlenging van de overeenkomst nog geen feit is. In de praktijk wordt er echter gewoon doorgewerkt aan het herzien van de specificaties (voor computers, monitoren, kopieermachines) en uitbreiding naar meer productgroepen (servers netwerkapparatuur UPS).
De leden van de SP-fractie vroegen daarnaast naar een mogelijke extra reductie van het energieverbruik als uitsluitend nog kantoorapparatuur met Energy Star Label verkocht mocht worden.
Wij verwachten dat een extra reductie van een dergelijke verplichting gering is. Centrale overheden zijn al verplicht om alleen Energy Star apparatuur aan te schaffen. Bovendien is gebleken dat een paar jaar na het van kracht worden van de specificaties de meeste apparatuur aan de eisen voldoet.
Vervolgens vroegen de leden van de SP-fractie naar de intensivering van het toezicht op de naleving van de naleving van Energy Star.
Binnen Europa is het zo geregeld dat fabrikanten die het label voeren dit aan de Commissie moeten melden. De Commissie houdt een register bij. Bij een klacht test de Commissie het betrokken apparaat en wanneer het apparaat niet voldoet, wordt aan de fabrikant te kennen gegeven dat het label niet gevoerd mag worden. Wanneer de fabrikant volhardt moet de betrokken lidstaat maatregelen nemen. Voor Nederland zal dat gebeuren door de Voedsel en Waren Autoriteit.
Tot slot vroegen de leden van de SP-fractie naar de stand van zaken van implementatie van Ecodesign
Op het gebied van Ecodesign wordt in lijn met de motie Jansen en Van Veldhoven voortvarend te werk gegaan. Recent zijn maatregelen aangenomen op het gebied van drogers en airconditioning. Later dit jaar worden maatregelen verwacht voor verwarmings- en warmwaterapparatuur, stofzuigers en netwerk stand-by. Voor 2013 staan Personal Computers, monitors en commerciële koeling en diepvries installaties en de herziening van de eisen voor televisies (inclusief die voor monitors) op de rol. Van de reeds bestaande maatregelen noem ik hier huishoudelijke verlichting, televisies, stand-by, kantoorverlichting, koelkasten en diepvriezers.
Bio-economie
De leden van de SP-fractie vroegen om een toelichting op: «Nederland zal er binnen de EU voor pleiten dat de invoer van grondstoffen voor de bulkchemie en andere industrien volledig geliberaliseerd wordt. Nederland wil hierbij streven naar grondstoffen die voldoen aan internationale eisen wat betreft duurzaamheid en andere niet-handels overwegingen.» Ten slotte vroeg de SP-fractie om een nadere duiding van het «streven».
Ik ben het eens met de SP-fractie dat het van groot belang is dat de in Europa beschikbare reststromen beter benut worden. Daarnaast is het nodig om in te zetten op optimale benutting van de biomassa zelf. Het cascademodel is hierbij het uitgangspunt. Tevens wordt ingezet op de stimulering van innovatie van gerichte veredeling, nieuwe teelten, duoteelten en microbiologie. In aanvulling hierop agendeert Nederland in Europees verband de stapsgewijze verhoging en verbreding van de duurzaamheidscriteria naar andere biomassa dan vloeibare biomassa voor energietoepassingen.
Als duiding van streven kan ik aangeven dat Nederland duurzaamheid ziet als een randvoorwaarde voor deze ontwikkeling, zie de kabinetsreactie op het SER-advies «Meer chemie tussen groen en groei» en advies commissie Duurzaamheidsvraagstukken «Duurzaamheid en Daadkracht»
Vragen van de leden van de D66-fractie
Energie-infrastructuur
D66 vraagt of de minister zijn zorgen over marktverstoring kan onderbouwen met concrete voorbeelden. Wat verstaat de minister precies onder «marktpartijen» op de markt voor energienetten, waar hoe dan ook sprake is van een sterke mate van regulering en veelal publiek eigendom? Rekent hij de Nederlandse en Duitse netbeheerders of het Russische Gazprom tot de marktpartijen wier activiteiten verstoord zouden worden door Europees gefinancierde netuitbreidingen?
Ik doel op alle Transmissie Systeem Operatoren (TSO’s) die binnen de EU actief zijn en hun aandeelhouders: soms de overheid, soms marktpartijen. Implementatie van het derde pakket binnen de EU draagt bij aan een goed investeringsklimaat voor Europese infrastructuur omdat het zorgt voor een steeds meer geharmoniseerd reguleringskader waarbinnen via reguliere marktinstrumenten projecten kunnen worden gefinancierd. Onafhankelijke toezichthouders stellen tarieven vast die efficiënt zijn en die TSO’s en hun aandeelhouders voldoende zekerheid bieden dat investeringen met een redelijk rendement kunnen worden terugverdiend. De recente kapitaalinjectie in TenneT met het oog op in Nederland noodzakelijke investeringen, kan ook in deze context worden gezien; deze kon worden gedaan omdat het reguleringskader in Nederland voldoende zekerheid biedt dat dit soort investeringen kunnen worden terugverdiend. De regering ziet een risico dat het direct inzetten van publieke EU-middelen voor specifieke projecten het (tot stand brengen van het) heldere reguleringskader verstoort en daarmee de – gereguleerde -markt. Het lokt mogelijk strategisch gedrag uit, bijvoorbeeld het onnodig versnellen of ongewenst vertragen van een infrastructuurproject om in aanmerking te komen voor het financiële instrument. De regering bepleit daarom de totstandkoming van het geharmoniseerde reguleringskader inclusief de ook door de Europese Commissie voorgestelde betere stroomlijning van vergunningsprocedures en verbeterde kostenallocatie van infrastructuur. Mocht er vervolgens toch nog een investeringstekort bestaan dat niet kan worden opgevangen door de (gereguleerde) marktpartijen en waarbij het nut en de noodzaak van de projecten wel aantoonbaar groot zijn, dan kan Nederland zich vinden in het beperkt direct inzetten van financiële publieke EU-middelen.
Enegienet op de Noordzee
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de stappen die de minister gezet heeft ten aanzien van nadere samenwerking op vlak van een energienet op de Noordzee. Deze leden vragen de minister of het mogelijk is om, vooruitkijkend naar de oplevering van de rapporten van de technische werkgroepen dit najaar, het initiatief te nemen om voor te stellen om een gezamenlijke conferentie te organiseren met de andere participerende landen over zowel deze rapporten als de samenhang met de verordening energie-infrastructuur en de rol die Europa kan spelen bij de verdere concretisering van de plannen? Deze leden vragen de minister of hij bereid is dit voorstel te bespreken met de andere betrokken landen tijdens de Energieraad en de andere relevante internationale overleggen?
Sinds 2010 werken tien landen samen aan een inventarisatie van mogelijkheden en uitdagingen van een geïntegreerd Europees net op de Noordzee (North Sea Offshore Grid Initiative). In het komende halfjaar zullen de verschillende werkgroepen, die voor de invoering van dit initiatief zijn ingesteld, hun activiteiten afronden. Bespreking van de eindrapportage met de betrokken landen en de Europese Commissie is voorzien en marge van de Energieraad in december van dit jaar.
Veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee
De leden van de D66-fractie lezen in de overwegingen van de minister met name overwegingen van juridische aard en subsidiariteit. Deze leden zijn van mening dat de keuze voor het relevante reguleringsinstrumentarium en het niveau waarop dit wordt ingezet primair moet volgen uit de weging van wat het beste is vanuit de doelstellingen, die gericht zijn op veiligheid. Deze leden vragen of er een nadere onderbouwing kan worden gegeven over hoe de genoemde instrumenten en de invulling van de bevoegdheden uitwerken voor wat betreft dit criterium.
De leden van de D66-fractie vroegen een nadere onderbouwing van de keus van het reguleringsinstrumentarium voor Europese regelgeving voor veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten vanuit het perspectief van veiligheid. Belangrijk voor de olie- en gasactiviteiten in de Nederlandse offshore is dat er inmiddels een lange traditie van veiligheid bestaat die aan hoge eisen voldoet. Voortzetting van de bestaande praktijk, zo nodig aangevuld met nieuwe inzichten, is daarom voor ons land het beste. Indien voor onze offshore een geheel nieuw systeem zou moeten worden ingevoerd ontstaat de kans op minder veilig werken, omdat enerzijds veel aandacht en tijd in een nieuw systeem moet worden gestoken die ten koste gaat van de directe aandacht voor veiligheid in de praktijk en omdat anderzijds een omschakeling gevraagd wordt van de mensen die met het nieuwe systeem moeten werken. Vanuit deze optiek geeft Europese regelgeving in de vorm van een richtlijn de beste waarborg, omdat bestaande praktijk beter kan worden ingepast. Tegenover het nationale belang staat dat een verordening in beginsel voor de hele EU tot eenzelfde aanpak zou moeten leiden en daarmee in de hele EU een hoge standaard voor veiligheid bereikt zou moeten worden. De ontwerp-verordening omvat echter minimumregels, die dus nationaal kunnen worden aangevuld, en overigens voor onderdelen ook nog nader zullen moeten worden ingevuld. Een volledig geharmoniseerde regelgeving voor de hele EU zal ook met een verordening dus niet worden bereikt.
Routekaart energie 2050
De leden van D66 vroegen de minister actief invulling te geven aan de motie waarin de Kamer gevraagd heeft om de verbetering van de werking van het ETS bijvoorbeeld via een verhoging van de doelstelling in 2020 of een set aside van emissierechten. De leden van D66 vroegen de minister of hij hiertoe wil pleiten op de Energieraad?
Het kabinet heeft conform de motie Van der Werf/Leegte gepleit voor een verkenning op Europees niveau van de optie om emissierechten opzij te zetten (set a side). Inmiddels heeft de Europese Commissie mede n.a.v. de lage CO2 prijs op de markt aangekondigd in juli meteen eerste rapportage over de werking van de koolstofmarkt te komen. Het kabinet wacht nu met een positieve instelling eerst de voorstellen van de Commissie t.a.v. van de verbetering van de werking van het ETS af.
De leden van de D66 fractie steunen de lijn van de minister ten aanzien van het verlaten van een doelstelling voor duurzame energie na 2020 niet. Deze leden menen dat de beoogde inzet van de minister schadelijk is voor het investeringsklimaat en zij vragen de minister om nader te duiden hoe de verhoudingen in de onderhandelingen liggen ten aanzien van het voortzetten of schrappen van een aparte doelstelling voor duurzame energie. Kan hij in het verlengde hiervan ook reageren op de inzet van een coalitie van energiebedrijven waaronder (SSE, Eneco, DONG Energy, EWE, Acciona, Sorgenia, PPC, EDP Renewables and Stadtwerke München)? De leden van de D66 fractie vragen de minister of hij kan toezeggen zich constructief op te stellen indien er zich een meerderheid aftekent voor een dubbele doelstelling na 2020.
De leden van de D66 fractie steunen het standpunt ten aanzien van de wenselijkheid van een hernieuwbare energiedoelstelling niet. De voorliggende concept raadsconclusies zijn op dit punt het onderhandelingsresultaat tussen alle lidstaten. De algemene consensus is dat een goede evaluatie van de 2020 beleidsmix – in het bijzonder naar de kosteneffectiviteit van meerdere doelen en verschillende subsidiesystemen – plaats moet vinden voordat de discussie over nieuwe energiedoelen wordt gevoerd. De basis is daarbij het stellen van een CO2 reductiedoelstelling in 2030 en zorgdragen voor een goed werkend ETS. Extra doelen zullen complementair moeten zijn aan het klimaatdoel. De Commissie heeft overigens tijdens de informele energieraad aangegeven deze aanpak te steunen. Vanzelfsprekend verschillen de lidstaten van mening over de verdere invulling van een eventueel 2030 pakket. In dit verband ben ik bekend met de coalitie van energiebedrijven, die pleiten voor een bindende hernieuwbare energiedoelstelling voor 2030. Ik deel met deze bedrijven dat snel duidelijkheid gewenst is over het energiebeleid na 2020. Daarom is het van belang dat de Commissie snel een grondige evaluatie doet naar de effectiviteit van de huidige beleidsmix voor 2020 zodat snel duidelijkheid kan worden geboden.
Tot slot vragen deze leden de minister, gelet op de recente brief aan de Kamer over de internationale aspecten van duurzame energie, of er ook in dit verband gesproken is over de mogelijkheid om voor wat betreft een duurzame energiedoelstelling na 2020 te kiezen voor een gedeelde doelstelling per regionale energiemarkt of zelfs een onverdeelde Europa brede doelstelling? Deze leden vragen de minister om, indien dat nog niet het geval is, deze mogelijkheid te benoemen als mogelijkheid en te vragen naar een vergelijking van de effecten van deze vormen van lidstaatoverstijgende doelen voor duurzame energie. Zij wijzen erop dat dit ook mogelijkheden biedt voor een navenante harmonisatie van de stimuleringsregimes voor hernieuwbare energie, zoals in Noord Europa al het geval is via de gezamenlijke verplichting van Noorwegen en Zweden.
Er is uitvoerig gesproken over de (on)wenselijkheid van verschillende subsidiesystemen. Dit leidt tot onwenselijke subsidieconcurrentie tussen lidstaten, waarbij investeringen niet genomen worden op basis van bedrijfseconomische uitgangspunten, maar op basis van de hoogte van de subsidie. We profiteren daarmee niet van de voordelen van de interne markt. Dat gaat ten koste van de belastingbetalers. De Commissie heeft in zijn mededeling hernieuwbare energie aangekondigd dat ongewenste concurrentie tussen subsidiesystemen de ontwikkeling van hernieuwbare energie belemmert. De Commissie is van plan om best practice guidelines op te stellen en ervaring uit te wisselen om de consistentie te bevorderen en fragmentatie in de interne markt tegen te gaan. Ik steun op dit punt de mededeling en zal dat ook uitdragen.
Energie-efficiëntie
De leden van de D66-fractie vroegen naar de laatste stand van zaken van de informele trilogen. Deze leden vroegen om een constructieve opstelling indien zich een meerderheid in de Raad aftekent. De leden vroegen om de analyse van ECN naar de Kamer te sturen.
Voor de stand van zaken van de informele triloog verwijs ik graag naar de reactie op de vragen van de leden van de CDA-fractie. Voorts vragen de leden van de D66-fractie om de onderbouwende analyse van ECN naar de Kamer te sturen.
ECN heeft ons gedurende de onderhandelingen bijgestaan met cijfermatige onderbouwingen. De indicatieve berekeningen van ECN hadden als doel om de consequenties van wijzigingen in de richtlijn voor Nederland in te kunnen schatten. De berekeningen zijn echter niet in de vorm van een rapportage beschikbaar.
Deze leden vroegen een bevestiging dat restwarmtebenutting wordt erkend als energiebesparing voor wat betreft de Europese voorstellen.
Ja, restwarmte telt mee als energiebesparing.
Tot slot vroegen de leden van de D66-fractie of ik opdracht kan geven voor een analyse van de mogelijke beleidsopties om de nodige aanvullende energiebesparing te realiseren, zodat een volgend kabinet ook voortvarend de besluitvorming kan oppakken.
ECN is al bezig om kosteneffectieve maatregelen voor energiebesparing in kaart te brengen.
Preliminary dose estimation from the nuclear accident after the 2011 Great East Japan Earthquake and Tsunami, WHO, 2012 (ISBN 9789241503662)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-33-378.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.