21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 936 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 juli 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 8 juli 2016 over de Landbouw- en Visserijraad van 18 juli 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 934).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 juli 2016 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 15 juli 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, De Vos

In deze brief beantwoord ik de vragen van de fracties van uw Kamer van 12 juli jl. over onderwerpen op de agenda van Landbouw- en Visserijraad van 18 juli 2016. De beantwoording van de overige gestelde vragen die niet gaan over de op de Raad geagendeerde onderwerpen ontvangt u op korte termijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vergroening en vereenvoudiging

Naar aanleiding van schriftelijke vragen van het lid Lodders (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 3047) heeft de Staatssecretaris zich in de media uitgelaten over dat hij zich ergert aan de EU-regel van de akkerranden. Akkerranden breder dan 20 meter komen niet in aanmerking voor subsidie voor ecologische aandachtsgebieden. In hetzelfde artikel geeft de Staatssecretaris aan dat hij deze regel zal uitvoeren. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris welke stappen hij gezet heeft om deze regel aan te passen. Indien hij dit niet gedaan heeft, waarom niet? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat het strikt toepassen van deze regel, zonder ook maar enig gevoel te hebben bij het werken in en met de natuur (het komt soms eenmaal beter uit om een extra gang met de zaaimachine te maken) het draagvlak voor deze regel ondermijnd? Zo nee waarom niet? Het probleem van de akkerrand lijkt met de vereenvoudigingsvoorstellen opgelost te worden. Is het waar dat deze pas volgend jaar ingaan? Gaat de Staatssecretaris zich inzetten om nog dit seizoen de vereenvoudiging in te zetten?

Ik heb begin 2015 de Europese Commissie voorgesteld ervoor te zorgen dat een akkerrand breder dan 20 meter in ieder geval voor 20 meter mee mag tellen als ecologisch aandachtsgebied (EA) en niet volledig wordt afgewezen. U bent daar per brief van 24 februari 2015 over geïnformeerd (Kamerstuk 28 625, nr. 221). Dit heb ik herhaald in mijn inbreng bij de consultatie over de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (Kamerstuk 28 625 en 32 201, nr. 234). Ik deel uw opvatting dat te complexe bepalingen, zoals deze eis over de breedte van akkerranden, niet goed zijn voor het draagvlak van de vergroening.

Met het vereenvoudigingsvoorstel dat de Europese Commissie in de komende Landbouwraad zal presenteren, wordt geregeld dat een akkerrand breder dan 20 meter voor 20 meter meetelt voor de vergroening. Deze vereenvoudiging gaat in per aanvraagjaar 2017. Ik heb de Europese Commissie verzocht dit onderdeel van de vereenvoudiging met terugwerkende kracht in te laten gaan met het aanvraagjaar 2016, maar vooralsnog heeft de Europese Commissie daar geen gehoor aan gegeven.

De lijst met vereenvoudigingsvoorstellen is zeer teleurstellend. Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens? Zo nee, waarom niet? De vergroeningsmaatregelen zijn vaak gedetailleerd met een bureaucratische inslag. Waarom heeft de Staatssecretaris hier niet een zwaarder punt van gemaakt? Is de Staatssecretaris zelf tevreden met het voorstel zoals het nu voorligt? Een aantal maatregelen ter vereenvoudiging zouden de boeren in Zuidoost-Nederland die getroffen zijn door wateroverlast en enorme hagelbuien uitkomst kunnen bieden zoals het schrappen van de uiterste inzaaidatum van vanggewassen. Welke coulance gaat de Staatssecretaris toepassen en op welke manier gaat hij dit communiceren?

Ik ben positief over de vereenvoudigingen en voorstellen die nu worden gedaan. Ik vind wel dat er met name op het vlak van het vereenvoudigen van de controles nog verdere aanpassingen nodig zijn. In uw stellingname dat ik me onvoldoende zou hebben ingezet om te gedetailleerde bepalingen te schrappen, herken ik me niet. Ik wijs u in dit verband nogmaals op de concrete vereenvoudigingsvoorstellen die zowel in 2015 als in 2016 bij de Europese Commissie zijn ingediend (Kamerstuk 28 625, nrs. 221 en 234). In het pakket vereenvoudigingen dat ik eerder dit jaar indiende bij de Europese Commissie, heb ik onder andere aangedrongen op het bieden van meer flexibiliteit rond de inzaaidatum voor vanggewassen. Ik ben blij dat de Europese Commissie hieraan gehoor heeft gegeven. Nederland zal er bij de Europese Commissie op aandringen deze bepaling, die waarschijnlijk in zal gaan per aanvraagjaar 2017, met terugwerkende kracht van toepassing te verklaren op 2016.

Kan de Staatssecretaris ingaan op de wijzigingsvoorstellen met betrekking tot braak en de gevolgen voor Nederland? Welke inzet heeft de Staatssecretaris op dit punt richting de Europese Commissie?

Met betrekking tot braak stelt de Europese Commissie voor dat de periode van braak minimaal 9 maanden moet duren. Volgens de huidige uitleg is 6 maanden voldoende. Ik heb mij hier niet over uitgelaten, omdat braak in Nederland niet is opengesteld voor de vergroening.

Waarom is het niet gelukt om bij de teelt van vanggewassen het inzaaien van minimaal 2 gewassen te schrappen? Een meerderheid van de lidstaten heeft hier ook vorig jaar al om gevraagd. Welke inzet heeft de Staatssecretaris gepleegd? Hoe zitten andere lidstaten hierin?

Zowel in het kader van de consultatie over de vereenvoudiging van het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 221) als in het kader van de publieke consultatie over de vergroening (Kamerstuk 28 625 en 32 201, nr. 234) heeft het kabinet aangedrongen op het laten vervallen van de mengselplicht. Veel lidstaten bepleiten hetzelfde. De Europese Commissie heeft voor de mengselplicht gekozen om het effect op de biodiversiteit in landbouw en milieu te optimaliseren (overweging 56 van Verordening (EU) nr. 639/2014). De argumenten die hier tegenin zijn gebracht, namelijk het feit dat aan de mengselplicht een grote controlelast verbonden is en het inzaaien van een mengsel niet per definitie leidt tot een groei van een mengsel, omdat de ene soort de andere soort kan overwoekeren, heeft de Europese Commissie kennelijk nog niet kunnen overtuigen.

Waterschade in Zuidoost-Nederland

Zuidoost-Nederland is getroffen door enorme waterschade en in sommige gebieden heeft een hagelstorm huisgehouden. Veel boeren hebben te maken met schade aan de gewassen. Kan de Staatssecretaris binnen twee weken kenbaar maken welke ruimte hij de getroffen boeren kan en wil geven om gewassen die zodanig beschadigd zijn dat ze niet geoogst kunnen worden om te ploegen en het land in te kunnen zaaien met bijvoorbeeld gras zodat er nog een of twee snede gras geoogst kan worden? Boeren dienen dit zonder consequenties voor de uitbetalingen te kunnen doen.

Wanneer landbouwers zich genoodzaakt zien hun bouwplan aan te passen vanwege de waterschade, moeten ze erop toezien dat ook het gewijzigde bouwplan blijft voldoen aan de voorwaarden die gelden voor de vergroeningsbetaling. Landbouwers kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om een ander toegestaan vanggewas in te zaaien om aan de ecologische aandachtsgebiedsverplichting te blijven voldoen. Landbouwers kunnen er ook voor kiezen om het geplande vanggewas op een ander perceel in te zaaien, indien de hoofdteelt is mislukt en men op dat perceel nog een ander gewas wil inzaaien dat niet voor 30 september geoogst wordt. Daarbij is het belangrijk dat wijzigingen in het bouwplan aan de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) worden doorgegeven. Als boeren door de waterschade echt niet meer kunnen voldoen aan de vergroeningsvoorwaarden kunnen zij bij RVO.nl een beroep doen op overmacht, waarbij volgens de geldende procedure per geval zal worden beoordeeld of er daadwerkelijk sprake is van overmacht. Landbouwers kunnen een beroep doen op overmacht via het formulier «Melding Overmacht Basisbetalingsregeling GLB» dat te vinden is op de website van RVO.nl (http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/betalingsrechten-uitbetalen/overmacht).

Tevens vragen de leden van de VVD-fractie een verruiming voor het getroffen gebied voor het scheuren van gras in het najaar om de graszoden te kunnen herstellen zodat men volgend jaar met een nieuwe graszode kan gaan werken. De Staatssecretaris heeft al aangekondigd dat er ruimte is voor herstelbemesting. Voor veel boeren is het nog onduidelijk of en wanneer een boer hiervan gebruik kan maken. Kan de Staatssecretaris een aantal uitgangspunten actief communiceren naar de boeren zodat men zich niet voor iedere vraag bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) hoeft te melden?

RVO.nl heeft naar aanleiding van de problematiek door waterschade op haar website een apart hoofdstuk opgenomen met informatie over wat een landbouwer kan doen in het kader van herbemesting. Dit staat onder de kop «Stikstofherstelbemesting na extreme neerslag» (http://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mest-en-grond/gebruiksruimte-berekenen/stikstofherstelbemesting). Een landbouwer die herstelbemesting wil toepassen, hoeft daarvan alleen een melding te doen. Verder moet hij voldoen aan de voorwaarden, waaronder beschikken over een rapport van een geregistreerde schade-expert, dat in de administratie van de landbouwer bewaard wordt. Er hebben zich inmiddels meer dan 75 landbouwers gemeld.

Scheuren van grasland is op kleigrond toegestaan van 1 februari tot en met 15 september en op zand- en lössgrond van 1 februari tot en met 31 mei. Buiten deze perioden is vanwege het grote risico van nitraatuitspoeling door de verterende graszode scheuren niet toegestaan. Er zijn enkele uitzonderingen om in de zomer tot en met 15 september te mogen scheuren. Dat betreft situaties dat het gras niet of nauwelijks meer productief is, zoals bij vraat door dieren die in de graszode leven en bij droogte. Grasland dat onder water heeft gestaan is niet opgenomen als uitzondering omdat het niet afsterft door het onder water staan. Doorzaaien van grasland, waarbij niet gescheurd wordt, is altijd mogelijk en kan helpen om de productie van het grasland te verbeteren als er sprake is van relatief veel slecht producerende grassoorten.

Bovenstaande onderwerpen met betrekking tot de waterschade in Zuidoost-Nederland worden ook behandeld in de door mij ingestelde werkgroep waarin, naast het Ministerie van EZ, provincies, gemeenten, waterschappen, overige betrokken ministeries, landbouworganisaties, banken, verzekeraars en bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd. Over de uitkomsten van de werkgroep wordt uw Kamer separaat geïnformeerd.

Groente en fruit sector

Voorafgaand aan het laatste algemeen overleg ter voorbereiding op de Landbouw- en Visserijraad is er een petitie aangeboden om stil te staan bij de gevolgen voor de groente- en fruittelers door de Russische boycot. De Nederlandse regering heeft met succes een aantal nieuwe markten weten aan te boren via diverse handelsmissies.

Nu de boycot langer duurt dan vooraf door velen is ingeschat en de interventiequota worden teruggeschroefd omdat de Commissie van mening is dat de bedrijven de bedrijfsvoering nu wel hadden kunnen aanpassen vragen de leden van de VVD-fractie de regering om zich te blijven inzetten op het aanboren van nieuwe markten om de gevolgen zo min mogelijk te laten zijn. Kan de Staatssecretaris daar nader op ingaan?

De inzet op het openen en behouden van markten voor Nederlandse groenten en fruit wordt onverminderd voortgezet. Het wegnemen van fytosanitaire handelsbelemmeringen voor Nederlandse groenten en fruit heeft een hoge prioriteit. Dit is vaak een langdurig proces. We trachten dit proces te versnellen door de organisatie van inkomende en uitgaande fytosanitaire missies, waarbij voor de prioritering gekeken wordt naar marktkansen en geluisterd wordt naar wensen van het bedrijfsleven. Het kabinet zet zich daarnaast via de Europese Commissie in om met derde landen bilaterale handelsakkoorden af te sluiten en SPS (sanitaire en fytosanitaire) afspraken te maken voor het openen van markten voor groenten en fruit.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Marktsituatie

De leden van de PvdA-fractie lezen dat Eurocommissaris Hogan met nieuwe maatregelen zal komen om de marktsituatie voor boeren in Europa te verbeteren. Tegelijkertijd lezen deze leden dat 40% van het huidige steunbudget (€ 200 miljoen) nog niet is uitgegeven. De genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoe de verhouding hiervan in verschillende landen ligt. Is bij alle EU-landen ongeveer 60% van het bedrag uitgegeven, of bij sommige landen (bijna) alles en bij andere landen (bijna) niets? En hoe staat het hiermee in Nederland?

Kan de Staatssecretaris daarnaast zijn oordeel geven over de maatregelen waar de Europese Commissie (EC) ongeveer over denkt?

Over de benutting van de 420 miljoen euro aan doelgerichte steun (nationale enveloppes, op basis van Verordening 2015/1853) als onderdeel van het Europees maatregelenpakket dat is ingesteld in september 2015, heeft de Europese Commissie in de Landbouw- en Visserijraad van 27–28 juni (Kamerstuk 21 501-32, nr. 933) op lidstaatniveau aangegeven of er wel of niet is uitbetaald. Acht lidstaten moesten toen volgens de op dat moment beschikbare informatie van de Europese Commissie (d.d. eind mei) hun nationale enveloppe nog uitbetalen. Daarmee hadden twintig lidstaten wel uitbetaald. De nationale enveloppes van deze twintig lidstaten zijn samen goed voor 251 miljoen euro, oftewel 60% van het totale beschikbare bedrag van 420 miljoen euro. Vier van die acht lidstaten die destijds nog niet uitgekeerd hadden, hebben aangegeven dat hun nationale enveloppes inmiddels wél uitbetaald zijn.

De Nederlandse enveloppe bedroeg 29,9 miljoen euro. Zoals ik u gemeld heb in het Algemeen Overleg van 22 juni jl. heb ik de middelen inmiddels overgemaakt naar de Producentenorganisatie Varkenshouderij en ZuivelNL, die de middelen in Nederland zullen inzetten. Daarmee is Nederland binnen de deadline van 30 juni 2016 gebleven. Voor details over de inzet van de middelen verwijs ik u naar mijn brief van 2 februari jl. (Kamerstuk 28 973 en 21 501-32 nr. 169).

De inhoud van de maatregelen die de Europese Commissie in de komende Landbouw- en Visserijraad wil presenteren heeft de Europese Commissie op dit moment nog niet gedeeld met de lidstaten.

Vergroening en vereenvoudiging

De leden van de fractie van de PvdA begrijpen dat de EC extra maatregelen wil nemen om de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) te stimuleren. Dit omvat onder andere een verduidelijking wat van boeren en nationale overheden verwacht wordt, het schrappen van belastende technische voorwaarden, flexibiliteit indien dit het milieu en klimaat ten goede komt en verdere harmonisatie van de vereisten. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij een appreciatie van deze maatregelen kan geven. In hoeverre zullen Nederlandse boeren en het Nederlandse milieu hierbij gebaat zijn? Zijn er ook negatieve effecten hiervan te verwachten? Zo ja, wat zijn deze effecten en welke maatregelen kunnen genomen worden om dit te voorkomen? Zijn er nog maatregelen die de EC zou kunnen nemen die niet in de huidige opties zitten die het milieu en/of klimaat in Nederland of andere landen van de EU ten goede komen? Waarom heeft de EC niet aan deze opties gedacht? Is de Staatssecretaris voornemens deze voorstellen bij de EC onder de aandacht te brengen?

Zoals aangegeven in het antwoord op een vraag van de VVD-fractie over hetzelfde onderwerp ben ik positief over het pakket vereenvoudigingsvoorstellen. Met dit pakket wordt een aantal concrete knelpunten in de uitvoering opgelost, waar ook landbouwers in Nederland problemen mee hebben. Ik verwacht dat het wegnemen van dergelijke knelpunten het draagvlak in de sector voor de vergroening ten goede komt. Ik voorzie geen nadelige effecten van dit pakket op de biodiversiteit en het milieu.

Zoals u weet ben ik voorstander van een ambitieuzere invulling van de vergroening. Het voornemen van de Europese Commissie om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij vanggewassen en stikstofbindende gewassen die worden ingezet als ecologisch aandachtsgebied te verbieden zie ik daarbij als een stap in de goede richting. De mogelijkheden om in het kader van de huidige vereenvoudigingsdiscussie hierin verdere stappen te zetten, zijn echter beperkt omdat momenteel alleen de gedelegeerde verordening wordt herzien. Het beleidsmatige kader, zoals vastgelegd in de basisverordening (Verordening (EU) nr. 1307/2013) staat momenteel niet ter discussie. In 2017 zal het ambitieniveau van de vergroening nadrukkelijker op de agenda staan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Productiebeperkende maatregelen

De leden van de SP-fractie vragen wat de mogelijkheden precies zijn voor landelijke overheden danwel private partijen om vrijwillige productiebeperkende maatregelen in te stellen. Wat behelzen deze maatregelen? Waarom heeft u hier nog geen gebruik van gemaakt?

Ik verwijs naar het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 11 april jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 915). Daar staat te lezen dat artikel 222 uit de verordening voor Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) door verordeningen 2016/558 en 2016/559 voor een periode van zes maanden geactiveerd wordt. Artikel 222 stelt erkende (unies van) producentenorganisaties, erkende brancheorganisaties, coöperatieven en alle andere vormen van niet-erkende producentenorganisaties in staat om vrijwillig afspraken te kunnen maken om hun melkproductie te beperken. De overheid heeft hier geen rol in. In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van juni jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 933) is aangegeven dat van de sinds 13 april jl. beschikbare mogelijkheid voor landbouwers om vrijwillige afspraken te maken over beperking van de melkproductie, nog geen gebruik gemaakt is in de EU. Dat is nog steeds het geval.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De positie van de producent in de voedselketen

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris het voornemen van het Slowaaks voorzitterschap om te komen tot Raadsconclusies over de positie van de producenten van voedsel in de keten te versterken en een Europese aanpak van oneerlijke handelspraktijken gaat ondersteunen. Wat is de inzet van de Staatssecretaris ten aanzien van deze onderwerpen? Aangezien in Nederland de pilot oneerlijke handelspraktijken is mislukt, is het dan niet beter om te kijken naar andere manieren om dit probleem aan te pakken, bijvoorbeeld door een andere focus in het Europees mededingingsrecht of een andere Europese aanpak? Zo nee, waarom niet?

Ik ben niet van oordeel dat de pilots over oneerlijke handelspraktijken zijn mislukt. Van de pilots is, volgens de pilotpartijen, een louterende werking uitgegaan, dit ondanks het uitblijven van formele klachten. Twee keer per jaar overlegt het Ministerie van Economische Zaken met de pilotpartijen om de stand van zaken ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken te bespreken. Op deze manier kan een vinger aan de pols worden gehouden en blijft aandacht van betrokken partijen voor de eerlijke handelspraktijken bestaan. Ontwikkelingen op EU-niveau zullen daarbij ook worden meegenomen.

De Europese Commissie heeft dit jaar een verslag gepubliceerd over de aanpak van oneerlijke handelspraktijken door ondernemingen in de voedselketen in de EU-lidstaten (COM(2016) 32 final). Hieruit blijkt dat de verschillende lidstaten verschillende aanpakken hebben, afhankelijk van de nationale kenmerken van de problematiek. De Europese Commissie ziet op dit moment geen reden voor een Europese aanpak en ik deel deze conclusie, omdat een nationale aanpak beter maatwerk kan bieden.

Landschapselementen

Deze leden vinden het opmerkelijk dat de Staatssecretaris vaststelt dat hij het zorgelijk vindt dat er weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om het ecologisch focusgebied in te vullen met landschapselementen, omdat het kabinet überhaupt in eerste instantie niet wilde dat er gebruik gemaakt zou worden van de mogelijkheid van landschapselementen voor ecologisch focusgebied. Zoals de Staatssecretaris zegt is dit pas vanaf 2016 in Nederland toegestaan, terwijl de Tweede Kamer hierom heeft gevraagd bij de implementatie van het GLB in 2014. Waarom is deze overtuiging over het nut van landschapselementen opeens veranderd bij het kabinet, zo vragen deze leden?

Het feit dat Nederland aanvankelijk af heeft gezien van openstelling van de landschapselementen kwam niet voort uit twijfel over het nut van landschapselementen, maar had alles te maken met de hoge uitvoeringskosten in relatie tot de bijdrage aan de invulling van de 5% ecologisch aandachtsgebied. Met de vereenvoudiging van de registratieverplichting in 2015 werd de registratie voor Nederland betaalbaar en is alsnog besloten met ingang van 2016 over te gaan tot openstelling (Kamerstuk 28 625, nr. 226).

Vergroening en vereenvoudiging

De leden van de CDA-fractie vinden het teleurstellend dat niet alle Nederlandse vereenvoudigingsvoorstellen van de vergroening zijn overgenomen. Hoe gaat de Staatssecretaris zich hier verder voor inzetten, wat heeft voor hem daarbij het meeste prioriteit? Waarom heeft de Europese Commissie niet de eisen die worden gesteld aan het mengen van zaden van vanggewassen aangepast? Is de Staatssecretaris voornemens om op dit punt de Europese Commissie aan te spreken? Daarnaast vragen deze leden of er ook naar andere mogelijkheden dan permanent grasland wordt gekeken om het vastleggen van CO2 in de bodem door het vergroten van het organische stof gehalte kan worden gestimuleerd om de bodem gezonder te maken en klimaatverandering tegen te gaan.

Zowel in de Landbouw- en Visserijraad als in de gremia waarin de gedelegeerde verordeningen besproken worden, zal ik blijven aandringen op verdere vereenvoudigingen. Daarbij zal Nederland blijven aandringen op het laten vervallen van de mengselplicht bij vanggewassen. Tevens zal ik aandringen op het vereenvoudigen van de controles op de vergroening. Voor wat betreft het vastleggen van CO2 in de bodem merk ik op dat de teelt van vanggewassen en het onderwerken daarvan concreet bijdragen aan het vergroten van het organisch stofgehalte in de bodem.

Landbouwbudget

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij zich ervan bewust is dat het landbouwbudget bij de vorige onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader is verlaagd. Is de Staatssecretaris bereid om te bekijken hoe plannen zoals het Plan vitalisering varkenshouderij wel met extra Europese steun tot een goede uitvoering gebracht kunnen worden. Deze leden vragen om een stand van zaken te geven ten aanzien van mogelijkheden die worden verkend om de Europese Investeringsbank meer in te zetten in de agrarische sector. Wordt bekeken hoe deze mogelijkheid gebruikt zou kunnen worden ten behoeve van het Actieplan vitalisering varkenshouderij? Is de Staatssecretaris bereid om te pleiten voor nationale enveloppes voor het vrijwillig beperken van productie, als dat onderdeel is van het nieuwe steunpakket?

Ik ben mij ervan bewust dat het landbouwbudget voor de periode 2014–2020 lager is vergeleken met het landbouwbudget in de periode 2007–2013. Bij een eventueel aanvullend Europees maatregelenpakket zal ik erop aandringen dat aanvullende maatregelen kunnen bijdragen aan de uitwerking van het Actieplan vitalisering varkenshouderij ten aanzien van het stimuleren van innovatie en voor de ontwikkeling van nieuwe marktconcepten (Kamerstuk 28 973, nr. 180). Recent heeft de Europese Investeringsbank (EIB) aanvullende middelen beschikbaar gesteld aan de Rabobank voor het verstrekken van bedrijfskrediet met een rentekorting aan mkb-ondernemers. Deze ondernemers moeten voorop lopen in hun sector en aantoonbaar actief zijn met maatschappelijk verantwoord ondernemen doordat ze beschikken over één van de geselecteerde keurmerken. Varkenshouders die deelnemen aan de Keten Duurzaam Varkensvlees (KDV) of een certificaat hebben van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) komen voor deze voorziening in aanmerking. Op deze wijze wordt met middelen van de EIB een bijdrage geleverd aan de uitvoering van het Actieplan vitalisering varkenshouderij.

Over de mogelijke inhoud van de maatregelen die de Europese Commissie in de komende Landbouw- en Visserijraad wil presenteren heeft de Europese Commissie op dit moment nog niets gedeeld met de lidstaten.

Handel met Rusland

Verder geeft de Staatssecretaris aan dat hij «de Europese Commissie [zal] verzoeken om zich te blijven inzetten op (...) het herstellen van de handel met Rusland». Hoe zou de commissie dat moeten bewerkstelligen, volgens de Staatssecretaris? En ziet de Staatssecretaris daar ook nog een rol voor Nederland in?

Voor producten die buiten de werking van de sancties vallen, zal Nederland zich inspannen door bilateraal overleg met Rusland om markttoegang te blijven bewerkstelligen, dit in nauwe samenspraak met de Europese Commissie.

Dierenwelzijnsnormen in Oekraïne

Ten aanzien van handelsverdragen, wat is de stand van zaken ten aanzien van het aanpassen van de dierenwelzijnsnormen in de Oekraïne aan de Europese normen. Bent u bereid in dit kader om de opvolging van toezeggingen in handelsverdragen te agenderen in de Raad?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Marktsituatie en maatregelen

Voorts lezen deze leden in de geannoteerde agenda dat de Europese Commissie heeft aangekondigd in de Raad een voorstel voor aanvullende maatregelen te presenteren. De genoemde leden constateren dat de Commissie inzet op het bekijken van de mogelijkheden voor verruiming in de minimis staatssteun. Deze leden zijn daar met de Staatssecretaris erg kritisch op. Daarom vragen zij wat precies de inzet van de Staatssecretaris zal zijn: hoe hard gaat hij inzetten op het voorkomen van verruiming in de minimis staatssteun? Voorts vragen de leden van de D66-fractie wat de inzet van de staatsecretaris is op het voornemen van de Commissie om te verkennen of uitbetaling aan landbouwers van de voorschotten voor directe betalingen mogelijk is. In hoeverre vindt hij dit passen in een vrije markt?

Zoals eerder aangeven in deze brief is de inhoud van de mogelijke maatregelen die in de komende Landbouw- en Visserijraad gepresenteerd worden op dit moment nog niet gedeeld met de lidstaten. Hierbij zal geen instemming van de lidstaten worden gevraagd. Tijdens de Raad zal Nederland aangeven dat een verruiming van de minimis alleen mogelijk is onder voorwaarden die nu ook gelden voor staatssteun (Kamerstuk 21 501-32, nr. 915). Deze moet gericht zijn op structurele oplossingen, zoals herstructurering of reductie van overproductie. Dit standpunt zal ik ook tijdens de verdere uitwerking van de maatregelen uit blijven dragen.

Met betrekking tot voorschotten voor directe betalingen, zie ik het uitbetalen van een voorschot als een interessante mogelijkheid om een deel van de betalingen eerder te betalen en ik zie geen aanleiding om lidstaten die daar gebruik van willen maken, deze mogelijkheid te onthouden. In een systeem met gedeeld beheer waarbij de verantwoordelijkheid voor een tijdige uitbetaling is belegd bij betaalorganen in de lidstaten, is het belangrijk de lidstaten hierin een zekere vrijheid te geven.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven