21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 652 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 november 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 10 oktober 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 5 oktober 2012 houdende de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad oktober 2012 (21 501-32, nr. 642);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 1 oktober 2012 houdende het verslag van de Landbouw- en Visserijraad d.d. 24-25 september 2012 (21 501-32, nr. 641);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 21 september 2012 over stand van zaken diverse vondsten van schadelijke organismen (27 858, nr. 118);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 19 september 2012 houdende het verslag van de Informele Landbouwraad 9-11 september in Cyprus (21 501-32, nr. 640);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 21 september 2012 over fiche Verordening diepzeevisserij noordoostelijke deel Atlantische Oceaan (22 112, nr. 1471);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 7 september 2012 houdende het verslag van het schriftelijk overleg inzake de geannoteerde agenda informele Landbouwraad 9-11 september 2012 (21 501-32, nr. 635);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 18 september 2012 houdende de aanvullende geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 24-25 september 2012 (21 501-32, nr. 638);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 18 september 2012 houdende het verslag van een schriftelijk overleg inzake Landbouw- en Visserijraad september 2012 (21 501-32, nr. 639).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Jansen

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Voorzitter: Jansen

Griffier: Schüssel

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Jansen, Bosman, Slob, Dijkgraaf, Geurts, Van Gerven, Dikkers, Lodders en Ouwehand,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg en heet welkom de staatssecretaris en zijn medewerkers, evenals de belangstellenden op de publieke tribune en de collega's.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Voor de komende Landbouw- en Visserijraad staat een aantal zaken op de agenda waarbij de VVD graag haar zienswijze aan de staatssecretaris wil meegeven. Ik zal beginnen met het visserijdeel en mijn collega Lodders zal het landbouwdeel voor haar rekening nemen.

Allereerst wil ik ingaan op de discard ban. De VVD ziet de discard ban als een sluitstuk, een laatste middel wanneer alle andere maatregelen en afspraken niet werken. De staatssecretaris spreekt echter over het uitbannen van discards. Deze stellige uitspraak is volgens de VVD dan ook niet wenselijk. Dit betekent namelijk dat ook levende vis met goede verdere overlevingskansen moet worden meegenomen en dus doodgaat. Dat betekent ook dat kleine vis die nog zou kunnen doorgroeien moet worden meegenomen en dus doodgaat. De VVD is van mening dat dit tegen ieder vissersgevoel ingaat, laat staan dat het duurzaam is. Een visser zit er niet op te wachten om alles uit de zee te vissen en aan land te brengen; het gebruik van de discard ban is goed te reguleren en kan worden ingezet als een gericht beheersinstrument. Ook de visserijsector ziet deze mogelijkheid helder. Deelt de staatssecretaris de opvatting van de VVD-fractie en, zo nee, waarom niet? Is hij bereid om met de sector hierover in gesprek te gaan?

De VVD wil dat steun uit het Europees fonds gekoppeld wordt aan strenge criteria zodat misbruik van subsidies door een land als Spanje wordt voorkomen. De Europese Commissie moet hier veel strenger op gaan controleren. Kan de staatssecretaris aangeven aan welke criteria aanvragers moeten voldoen? Is de Commissie volgens de staatssecretaris voldoende in staat om hierop te toetsen en de handhaven? De VVD is van mening dat dit fonds vooral moet dienen om innovatie in de visserijsector te bevorderen. De VVD vindt bijvoorbeeld de overstap van boomkorvisserij naar pulskorvisserij een goed voorbeeld van innovatie binnen de sector. Kan de staatssecretaris aangeven of het fonds ruimte biedt voor dit soort initiatieven? Klopt het dat er momenteel vissersschepen in Nederland zijn die niet meer de innovatieslag kunnen maken door de huidige beperkte financieringsmogelijkheden en, zo ja, welk perspectief hebben dan deze vissers? De VVD vindt dat uiteindelijk door innovatie de visserijsector steeds minder afhankelijk moet worden van deze subsidies en dat ze hopelijk totaal uitgebannen kunnen worden.

Over de vangstmogelijkheden in de Oostzee heb ik een procedurele vraag. Er zijn visbestanden die heel goed gaan maar de zeedagen blijven gelijk. Kan de staatssecretaris mij aangeven uit welk onderzoek blijkt dat het goed gaat dan wel minder goed gaat met de visstanden en welke relatie dat dan heeft met het aantal zeedagen?

Ten aanzien van de diepzeevisserij wil ik de staatssecretaris vragen of hij mij uit kan leggen hoe een automatische beperking werkt op vangstquota door een gebrek aan wetenschappelijke kennis terwijl de staatssecretaris ook in zijn tekst zegt dat er rekening moet worden gehouden met het wetenschappelijk advies als een minimum sustainable yield niet kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld door een gebrek aan kennis. Ik ben het in ieder geval even kwijt. Waar en hoe komen de staatssecretaris en de Commissie aan hun kennis over visstanden en hoe wetenschappelijk toetsbaar is die kennis?

Tong en schol zijn de belangrijkste vissoorten voor de Nederlandse visserij. Om de visstand van deze soorten goed te beheren, geldt er sinds 2007 een meerjarig Europees beheerplan voor de Noordzee. Dankzij dit plan gaat het met de visstand van schol goed. Het herstel van het tongbestand verloopt trager, maar de stand van deze vis zit voor het tweede jaar binnen de veilige biologische marges. Daarom is voor beide vissoorten een hoger quotum van 15% vastgesteld. Dat is positief. Wel heeft de raad besloten om 10% te korten op de zeedagen. Dat kan niet waar zijn. Nederland heeft al een tekort aan zeedagen in een aantal segmenten en door deze dreigende korting dreigt een nog groter tekort te ontstaan waardoor quota niet meer benut kunnen worden. De VVD vindt dat de vissers gewoon hun quotum binnen moeten kunnen halen en verneemt hierop graag de toezegging van de staatssecretaris.

De heer Slob (ChristenUnie): Allereerst mijn complimenten aan de heer Bosman voor zijn maidenspeech als woordvoerder visserij. Ik heb vervolgens een vraag aan hem over de transitie naar de pulskorvisserij. Hij stelde er zelf een paar vragen over, onder andere over de garantstelling. Eigenlijk weten we dat de regels deze vorm van visserij niet toelaten. Is de heer Bosman met de ChristenUnie van mening dat de staatssecretaris zich er in Europa sterk voor moet gaan maken dat dit wel gaat gebeuren?

De heer Bosman (VVD): Dat ben ik volledig met u eens. Het is duurzamer, het verbruikt minder diesel en het is beter voor natuur en milieu. Dus ik mag hopen dat de staatssecretaris er een goed antwoord op heeft.

De heer Slob (ChristenUnie): Maar dan hebben we dus de vraag omgezet in een opdracht aan de staatssecretaris, namelijk dat hij zich er sterk voor gaat maken. Het is een heel serieuze zaak. Ik denk zelfs dat de toekomst van heel veel visserijbedrijven hiervan afhangt.

De heer Bosman (VVD): Eens.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie heeft kennisgenomen van de voortgang van de gesprekken met Eurocommissaris Cioloş en de beantwoording van de aanvullende vragen van mijn fractie op dit punt. De beantwoording stemt niet tot tevredenheid. De geformuleerde vergroeningsmaatregelen, zoals de 7% braaklegging, zijn veel te rigide en passen niet bij het Nederlandse ondernemershap. De staatssecretaris schrijft letterlijk in de beantwoording dat hij er geen voorstander van is dat boeren zelf doelen kunnen bepalen maar hij geeft wel aan dat zij meer vrijheid krijgen bij het bepalen van met welke maatregelen zij de doelen willen bereiken. Dat eerste spreekt geen vertrouwen uit naar de Nederlandse boer. Hoe moet de VVD-fractie die meer vrijheid of zoals in de brief aangegeven «enige flexibiliteit» duiden? Zijn de drie concrete vergroeningsmaatregelen nu wel van tafel en, zo niet, blijft de staatssecretaris zich hier dan tegen verzetten?

Het volgende punt dat ik wil aanhalen betreft de ractopamine, de groeibevorderaar. In de brief is daarover een passage opgenomen. In een aantal landen in de wereld is dat middel toegestaan en in Europa niet. Nu blijkt dat bij een heel kleine meerderheid het voorstel is aangenomen om het gebruik van ractopamine op een bepaald niveau toe te laten. Wat is de lijn van Nederland in dezen? Ik neig ernaar om het voorzitterschap te volgen, maar ik heb toch nog twee vragen. Wat is de invloed van het besluit op de Nederlandse ondernemers? Hoe kan een heel kleine meerderheid tot dit besluit komen?

Dan de LFA's, de less favoured areas. Nederland heeft gepleit voor flexibiliteit. Dat deelt de VVD-fractie. Diverse lidstaten pleiten voor uitstel. Wat is het standpunt van Nederland hierin? Graag hoort de VVD hoe de staatssecretaris bij dit onderdeel de administratieve lasten in de gaten houdt. Het gebruik van drie verschillende categorieën draagt namelijk niet bij aan het verminderen van de administratieve lasten.

Ten slotte nog een vraag over de marktordening. Kan de staatssecretaris aangeven of hij voornemens is om in Europa te pleiten voor ruimte in de regelgeving om ketenpartijen in staat te stellen om afspraken met elkaar te maken? Ik verneem graag een toezegging van hem op dit punt.

Mijn vragen over de suikerquota bewaar ik voor de volgende keer.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Het is mooi om te merken dat er ook na de verkiezingen nog steeds een meerderheid is – ik noem CDA, VVD, ChristenUnie, PVV en SGP – voor de goede standpunten ten aanzien van landbouw en visserij. Ik mag hier overigens het woord voeren mede namens de PVV omdat de heer Graus niet aanwezig kan zijn in verband met de crematie vandaag van de vader van collega Van Dijck. De heer Graus heeft mij gevraagd om hier mede namens hem het woord te voeren.

Zo-even is terecht aangegeven dat er in dit parlement een heel duidelijke meerderheid is die de aanlandingsplicht als sluitstuk ziet maar niet als primair instrument. De visserijsector is in beweging gekomen. Ze heeft een ambitieus alternatief neergelegd voor de discard ban en dat alternatief spreekt ons aan. Het behelst onder andere beheerplannen met gerichte reductiedoelstellingen voor ongewenste bijvangst met het quotuminstrument als stok achter de deur. Ook behelst het de inzet van een aanlandingsplicht alleen als bepaalde visbestanden het heel slecht doen. De staatssecretaris benadrukt keer op keer de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers . Hij juicht dit evenals wij toe, maar wat wil hij nog meer? Ze nemen die verantwoordelijkheid. Dit voorstel is ook in lijn met de aangenomen motie-Dijkgraaf c.s. en met de door een meerderheid in dit parlement gesteunde uitspraak tegen een algehele discard ban of aanlandingsplicht. Gaat de staatssecretaris genoemd alternatief van de sector verdedigen in Brussel? Er zijn nog zoveel maatregelen die we kunnen nemen voordat we de bijvangsten geminimaliseerd hebben, want dat doel delen we.

Het zeedagenmandje voor het vissen op schol met grote maaswijdte is op. Vissers zijn nu gedwongen om met 80 mm maaswijdte op tong te vissen en dat leidt weer tot meer bijvangsten. Waarmom passen we dat soort regels niet aan?

Dan het visserijfonds. Verduurzaming van de visserij is een belangrijk doel dat ook wij delen. De staatssecretaris wil het fonds inzetten voor innovatie, aanpak discards, certificering en samenwerking tussen wetenschap en visserij. Prachtig allemaal! Veel lidstaten willen het natuurlijk ook gebruiken voor sanering en tijdelijke stillegging. De staatssecretaris wil dat beperkt houden. Daar ben ik het mee eens. Ik wil hem er daarbij wel op wijzen dat er visserijbedrijven zijn die van hun bank geen financiering krijgen voor de omschakeling terwijl ze wel degelijk kansen hebben op lange termijn. Dat laatste moet natuurlijk ook belangrijk zijn; we gaan geen dingen financieren waar op lange termijn geen bedrijfseconomische kansen voor zijn. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om dat visserijfonds te benutten in het kader van investeringen of garantstellingen zodat die omschakeling wel degelijk plaatsvindt? Ik was ook blij met de interruptie van de heer Slob in de richting van de VVD. Het was meer een mekaar opzoeken. Ik voeg mij daarbij. Volgens mij is er op dit punt ook een heel duidelijke meerderheid.

Dan de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het GLB. De staatssecretaris heeft steeds gezegd de loskoppeling van de vergroeningsbetalingen en de bijbehorende eisen van de basispremie niet te zien zitten omdat er volgens hem geen meerderheid voor is en het daarom geen begaanbare route is. Dit terwijl er de anderhalf jaar geleden aangenomen motie-Snijder-Hazelhoff ligt waarin gepleit wordt voor een zo sterk mogelijke basispremie, waarbij vergroening alleen gezien wordt als top-up. Nieuw is dat er in het Europees Parlement een meerderheid lijkt te zijn voor die loskoppeling. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris hierdoor ook meer mogelijkheden ziet voor uitvoering van die motie en derhalve ook gaat pleiten voor die loskoppeling. Is dat inderdaad zo? Ik zou graag zien dat de staatssecretaris de Kamermeerderheid in dezen volgt. De staatssecretaris heeft altijd gezegd dat als er maar genoeg flexibilisering van de vergroening plaatsvindt, het geen probleem is. De geluiden die wij horen, zijn dat het nog wel eens volstrekt inflexibel zou kunnen zijn en dan heb je wel een groot probleem.

De mededinging blijft de gemoederen bezighouden. Ik doel dan op de leverancierskortingen van Albert Heijn en Jumbo. Ik noem ook de blokkade van de NMa voor de MSC-certificering. Overigens dank voor de antwoorden op de Kamervragen die daarover gesteld zijn en die gisteren zijn binnengekomen. In dit verband wil ik nog wel de vinger leggen bij het mededingingsartikel 101, derde lid, van het Europees verdrag. Dat biedt ruimte voor afspraken die kort gezegd het publieke belang dienen. Je zou denken dat zaken zoals verbetering van dierenwelzijn en duurzame visserij hieronder vallen. In de praktijk valt dat evenwel nog wel eens tegen. Ik heb begrepen dat het beleid van de Europese Commissie nog niet uitgekristalliseerd is en dat zij een heel behoudende economisch georiënteerde koerst voert. Deelt de staatssecretaris mijn mening dat ook zaken als dierenwelzijn en duurzame visserij onder artikel 101, derde lid, van het EU-verdrag zouden moeten vallen? Wil hij de Kamer voor de begrotingsbehandeling Landbouw informeren over de mogelijkheden die er zijn om dat handen en voeten te geven en over de voor- en nadelen ervan?

Ik eindig met dezelfde slotopmerking als die van mevrouw Lodders: over de suikerquotering komen wij nog te spreken. Onze standpunten daarover zijn overigens volgens mij wel duidelijk.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb er weer even heel hard voor moeten knokken, maar het is mij weer gelukt om mij de visserijportefeuille toe te eigenen. Het is een prachtige sector, maar de wolken die boven deze sector hangen zijn behoorlijk groot. Ik heb dat ook de afgelopen maanden bij veel werkbezoeken weer kunnen constateren. Het komt er in de komende tijd zeer op aan welke keuzes worden gemaakt, ook in Europa, en wat de inzet van de Nederlandse regering zal zijn voor de Nederlandse visserijsector.

Waar het gaat om het Europees Visserijfonds, het EVF, is het ontzettend belangrijk dat het level playing field echt toegepast gaat worden voor de Nederlandse vissers en dat ze dan ook volwaardig deel kunnen nemen aan de instrumenten die dat fonds biedt, ook ten opzichte van hun collega's in andere landen. Het lijkt mij ook belangrijk dat er vanuit het fonds wordt bijgedragen aan marketing, promotie en aan een systeem van tijdelijke opslag als er teveel aanbod is.

Ik ga er ook van uit dat de Nederlandse visserijorganisaties actief betrokken worden bij de implementatieplannen voor het fonds. Ik ben benieuwd hoe de blueports en de productenorganisaties een plekje krijgen in de uitvoering. Collega's van mij hebben al gevraagd naar de sanering en hoe die zich verhoudt tot het fonds. Ik heb ook geconstateerd dat er een zekere houding bij de staatssecretaris is om het voorzichtig te formuleren als het om sanering gaat. Toch zou ik hem willen oproepen om het niet volledig uit te sluiten. Kijkend naar onder andere de garnalensector en de boomkorsector is het onvermijdelijk dat daar iets gaat gebeuren. Daar zou dit dan ook een plekje in moeten krijgen. De situatie is namelijk behoorlijk schrijnend.

Dat brengt mij op de borgstelling en het garantiefonds. Wat betreft de transitie naar de pulskor, waarvoor de staatssecretaris zich de afgelopen jaren, met complimenten van mijn fractie, zich zo sterk heeft gemaakt als het ging om het vergroten van een aantal vergunningen ter zake, weten we dat we praten over een gedoogde visserij met vrijstelling. Dat is tegelijkertijd een van de redenen waarom het er nu niet automatisch onder zou kunnen vallen. Waar dit heel belangrijk is voor de toekomst van heel veel vissersbedrijven, soms generaties lang familiebedrijven, vraag ik de staatssecretaris met klem om zich er sterk voor te maken dat die garantstelling ook hiervoor gaat gelden, zodat men ook daadwerkelijk een overgang kan maken naar de pulskorvisserij die volgens mij voor heel veel bedrijven het enige redmiddel is om nog toekomst te hebben. Dus hier hangt veel van af en ik hoop op een volledige inzet van deze staatssecretaris, ook al is hij dan demissionair, om daar nog iets voor te kunnen betekenen.

Over de discard ban en de aanlandingsplicht hebben we de afgelopen periode al interessante debatten gevoerd met iedere keer opnieuw duidelijke uitspraken van de Kamer die de staatssecretaris toch wel een beetje op het goede spoor moesten houden. Ik heb met plezier geconstateerd dat de Europese visserijsector nu een soort compromisvoorstel heeft gedaan om in uiterste situaties wel zo'n discard ban te laten gelden, namelijk als de natuurlijke aanwas van een visbestand wordt bedreigd en alle andere maatregelen onvoldoende hebben geholpen. Nu is wel de vraag hoe dit verder opgepakt gaat worden. Ik heb begrepen dat amendering vanuit het Europees Parlement van dit voorstel niet meer mogelijk is. Interessant is dan dat volgens mij de staatssecretaris wel mogelijkheden heeft om via de raad dit nadrukkelijk mee te geven om ervoor te zorgen dat dit een plekje gaat krijgen in de plannen die straks operationeel moeten gaan worden. Ik verzoek hem vriendelijk – ik hoop niet dat de Kamer dat door middel van een Kameruitspraak behoeft te doen – om dat op te pakken en zich hiervoor sterk te maken aan de tafel waaraan hij op 22 en 23 oktober plaats zal nemen.

Van onze landbouwwoordvoerder heb ik nog een punt meegekregen over de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. We zijn positief over de houding van de landbouwcommissaris ten aanzien van het inbouwen van meer flexibiliteit voor lidstaten en vergroening via collectieven. Heeft de commissaris ook concrete toezeggingen gedaan ten aanzien van de Nederlandse vergroeningsvoorstellen en wat is het draagvlak in de raad voor een flexibel keuzemenu en voor de door Nederland voorgestelde maatregelen in het bijzonder? Heeft de staatssecretaris ook concrete gecertificeerde vergroeningsmaatregelen besproken, zoals weidegang of precisielandbouw? Hoe denkt de verantwoordelijk Eurocommissaris daarover? Wat is het standpunt van de commissaris over agrarisch natuurbeheer? Kan dit ook via de 30% vergroening of moet dat in de tweede pijler blijven? Ik zou het overigens wel plezierig vinden als we van tevoren duidelijkheid hebben over welk deelonderwerp van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gesproken. De vorige keer bleek namelijk dat het toch een ander onderwerp was dan wij dachten met elkaar. Ook ter voorbereiding van dit soort bijeenkomsten is het toch wel plezierig als je scherp hebt wat er precies op de agenda staat.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb een vraag over het subsidieplafond wat betreft de Europese landbouw. In 2011 hebben zich zo'n 1 500 miljonairs verder verrijkt aan landbouwsubsidies, waaronder koningshuizen en bedrijven als Unilever. 80% van al die landbouwsubsidies gaat naar 20% van de boeren en mensen die er recht op menen te hebben. De SP heeft hierover een motie ingediend omdat wij een einde willen aan die subsidie voor miljonairs. Zou de ChristenUnie die motie steunen als wij die opnieuw indienen?

De heer Slob (ChristenUnie): Laat ik eerst de tekst van de motie zien, want op deze wijze geformuleerd komt het mij erg populistisch over. We weten allemaal wel dat het meerjarig financieel kader omlaag zal moeten. Hoe dat precies ingevuld zal worden, is best nog spannend. Dat we zorgvuldig moeten zijn bij de toedeling van subsidies spreekt voor zich. Dus je zal in de voorwaarden heel nadrukkelijk criteria moeten stellen dat het geld zo veel mogelijk op die plekken terechtkomt waar je het ook graag wilt hebben, het liefst natuurlijk volledig. Bij iedere motie, of die nu van de SP of van een andere partij is, kijken we zorgvuldig naar de tekst en dan besluiten we met elkaar of we voor of tegen stemmen. Meer smaken zijn er niet in het parlement.

De heer Van Gerven (SP): Dan kondig ik alvast een VAO aan. Dan zullen wij deze motie opnieuw indienen om te kijken of er een Kamermeerderheid is die de staatssecretaris die boodschap kan meegeven. Er ligt een voorstel van de Europese Commissie om het subsidiebedrag te maximeren, maar dat heeft tot nu toe geen Kamermeerderheid gehaald. Daarbij is de positie van de ChristenUnie cruciaal. Ik heb ook begrepen dat er nog geen definitief besluit is gevallen in Europa. Dus ik zou tegen de ChristenUnie zeggen: grijp uw kans als we die motie weer zullen voorleggen aan de Kamer.

De heer Slob (ChristenUnie): Het is altijd weer mooi om te horen onderstrepen dat de positie van de ChristenUnie cruciaal. Dus ik hoop dat dit in het verslag wordt opgenomen.

De heer Van Gerven (SP): En nu nog stemmen op een goede manier!

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik had voor vanmorgen een hele bijdrage over het gemeenschappelijk landbouwbeleid, totdat ik vanmorgen De Telegraaf opensloeg en ik stuitte op een artikel in de financiële bijlage dat kopte met «VVD en PvdA schoppen tegen landbouwsubsidies». Ik dacht meteen: ik kan wel heel veel vragen aan de staatssecretaris stellen maar ik kan ze in dit geval beter aan de PvdA stellen. Misschien dat ik dat ook nog wel ga doen in uitgebreidere vorm. Als ik dit zo lees, waarbij ik mij afvraag of op de onderhandelingstafel de bijl naast of op de tafel ligt, zou ik toch wel graag van de PvdA willen horen of wat in het artikel staat klopt, namelijk dat beide partijen schoppen tegen de landbouwsubsidies en de bijl aan de wortel van de landbouwsubsidies willen gaan leggen.

Aangezien door de ChristenUnie al het nodige is gezegd over de collectieve aanpak vergroening sla ik dat punt omwille van de tijd nu maar over.

Wij zijn blij met de acties van de staatssecretaris op Europees niveau waar het gaat om de bestrijding van de boktor. Kan hij aangeven of commissaris Dalli ook toezeggingen heeft gedaan over concrete maatregelen om de binnenkomst van de boktor te voorkomen? Hoe beoordeelt de staatssecretaris het recent uitgekomen onderzoek in China van de Food and Veterinary Office naar aanleiding van de boktorproblematiek in Boskoop en is dat aan de orde geweest in EU-verband? Is een opheffing van het importverbod wel gerechtvaardigd met betrekking tot de import van de boktor?

Dan de stand van zaken rond het plantgezondheidsfonds. Ik heb gisteren getracht in de procedurevergadering daarover een AO te krijgen, maar dat is niet gelukt. Dus ga ik hier de vraag stellen. Kan de staatssecretaris aangeven welke ontwikkelingen er Europees zijn op dat vlak? Hoe ziet de afwikkeling van de tegemoetkoming voor uitbraken van schadelijke organismen in de plantaardige sector, waaronder de boktor, er uit totdat het plantgezondheidsfonds werkt?

Op dit moment steekt de maiskopbrand de kop op in Nederland. Is de bron al bekend en klopt het dat stikstoftekort maiskopbrand verergert? Welk plan van aanpak ligt er op de plank en welke betrokkenheid van de overheid is er in dezen?

Nadat het Schmallenbergvirus in Europa was opgedoken, hebben de Russische autoriteiten de invoer van levende herkauwers uit een aantal lidstaten tijdelijk opgeschort. In de huidige veterinaire certificaten voor fokrunderen wordt al geëist dat de uitgevoerde dieren klinisch gezond zijn. Zowel WTO als OIE geeft in een uitgebreid expertonderzoek aan dat specifieke internationale handelsnormen niet geboden zijn. Aangezien Rusland lid is van de OIE en inmiddels ook van de WTO heeft de Commissie er op aangedrongen dat Rusland de conclusies opvolgt. Is de staatssecretaris bereid om gezamenlijk met de andere lidstaten hier druk op te houden?

Over ractopamine heeft de VVD al vragen gesteld waar ik mij bij aansluit.

Afgesproken is dat wij in dit algemeen overleg geen vragen stellen over de suikerquota. Misschien dat de staatssecretaris nog wel in algemene zin kan ingaan op de actuele stand van zaken.

Vlas is voor de provincie Zeeland een belangrijk product. Recent is de regeling voor vlas en hennep gepubliceerd. Dat is een goede zet in de rug voor de vlas- en hennepverwerkingsbedrijven en -telers in Nederland. De CDA-fractie vraagt ook aandacht voor het landbouwbeleid voor 2014 en verder met betrekking tot dit onderdeel.

Over het visserijbeleid zijn door vorige sprekers al heel veel opmerkingen gemaakt waar ik mij kortheidshalve bij aansluit. Ik wil wel benadrukken de situatie in de visserij. Van diverse kanten bereiken ons verhalen over financieringsproblemen waar visserijbedrijven mee geconfronteerd zijn. Is de staatssecretaris bereid om samen met de sector te kijken naar oplossingsmogelijkheden om die financiering wel mogelijk te maken? Het is in andere sectoren ook aan de orde geweest waarbij de staatssecretaris toen een heel goede bemiddelende rol heeft kunnen spelen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Het is goed dat de heer Geurts ook over de suikerquotering begint. Om tijdsredenen komt het een volgende keer aan de orde maar dat neemt niet weg dat het een belangrijk probleem is. Hoe kijkt de heer Geurts zelf tegen dit probleem aan? Er is sprake van prijsfluctuaties en tegelijkertijd afbouw van de suikerquotering. Wij vragen ons daarbij af of die wel in het voorgestelde tempo kan worden afgebouwd en of je dan niet te maken krijgt met ongelimiteerde uitslagen.

De heer Geurts (CDA): Ik verwijs in dit verband ook naar het artikel in De Telegraaf van vandaag over de afbraak van landbouwsubsidies. Wij maken ons zorgen dat in een versneld tempo de bijl gelegd wordt aan de ondersteuning van de suikerindustrie. Wij wachten af hoe het Europese krachtenveld zal zijn. Wij moeten wel beseffen dat wij als Tweede Kamer afhankelijk zijn van de Europese inzet op dit terrein. Als die ondersteuning al afgebouwd moet gaan worden, zal dat wat betreft de CDA-fractie in een tempo moeten dat de ondernemers ook kunnen volgen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dan heeft de heer Geurts het dus niet alleen over de ondernemers die suiker produceren maar ook over de levensmiddelenindustrie die geconfronteerd wordt met sterk oplopende suikerprijzen? Onze gezamenlijke vraag richting de staatssecretariaat zou dan kunnen zijn hoe hij aankijkt tegen het huidige instrumentarium van de EU, ook in het licht van de afbouw van de suikerquotering. Toch?

De heer Geurts (CDA): Ik vind dat een goede vraag. Laten we die doorgeleiden naar de staatssecretaris.

Ik sluit mij aan bij de vragen van de VVD, de SGP en de ChristenUnie over de aanlandingsplicht.

In het kader van de discussie over de meerjarenplannen in het algemeen en het vigerende kabeljauwherstelplan in het bijzonder willen wij de staatssecretaris vragen om in het overleg het voorstel te doen tot een pauze in het automatisch korten van zeedagen nu de hele discussie in een patstelling is gekomen door de interpretatieverschillen over de toepassing van het Verdrag van Lissabon. Wij vernemen daarop graag de reactie van de staatssecretaris.

De voorzitter: Complimenten dat u in uw maidenspeech in deze commissie zo efficiënt met uw spreektijd omgaat door u aan te sluiten bij collega's die al iets gezegd hebben wat u ook had willen zeggen.

De heer Geurts (CDA): Dat is overigens geen garantie voor de toekomst..

De voorzitter: Ik houd u in de gaten.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Laat ik dan maar beginnen met de suikerverwerkende industrie die zich bij ons meldt omdat zij zich zorgen maakt over een in haar ogen slecht functionerende suikermarkt. Hoe groot acht de staatssecretaris de kans dat het quotum per 2015 afgeschaft wordt ? Wat zijn de alternatieven? Is de staatssecretaris daarmee bezig en, zo ja, hoe zien die alternatieven er uit?

Het voorzitterschap concludeert dat verlaging van het financieel kader noodzakelijk is. Hoe groot acht de staatssecretaris de kans dat dit ook gaat gebeuren? Hoe ziet hij bij verlaging dan de verdeling tussen de pijlers en is hij met ons van mening dat pijler twee daarin gespaard zou moeten worden?

Wij zijn teleurgesteld over het vervallen van de verplichte milieumaatregelen maar danken de staatssecretaris voor zijn inzet. Ik ben nieuw in deze commissie, maar ik heb van mijn voorganger begrepen dat de staatssecretaris zich daar voor hard gemaakt heeft, waarvoor complimenten.

Verder vragen wij hem welke vergroeningsmaatregelen nog overeind staan. Hoeveel ruimte heeft Nederland zelf om een en ander straks zelf in te gaan vullen en wat zijn de ideeën daarover?

Ik kan mijn collega van het CDA alvast meedelen dat ik verheugd was over het artikel in De Telegraaf en dat ik het nieuws niet zie in het feit dat de PvdA tegen de landbouwsubsidies aanschopt – volgens mij hebben wij niets anders gedaan de afgelopen jaren – maar in het feit dat we de VVD nu als medestander hebben; ik kan mij namelijk uit de eerdere periode herinneren dat dit anders was. Ik kijk er dus met veel enthousiasme naar uit.

Dan het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het is goed dat de staatssecretaris bij de vorige LNV-raad heeft aangegeven dat de vastgelegde middelen voor controle en datacollectie niet onder een bepaald minimum mogen vallen. Wij hechten zeer aan datacollectie Het gaat nu beter met bepaalde vissoorten. Echter, in het algemeen geldt wel dat als de EU op deze voet doorgaat, de zee leeggevist wordt. Wij vragen ons dus wel af hoe het in andere landen staat met de controle en datacollectie.

De staatssecretaris wil inzetten op innovatie, op het uitbannen van discards – hulde daarvoor – op certificering en op samenwerkingsverbanden tussen wetenschappers en vissers. Wat bedoelt hij overigens precies met het tegengaan van de inzet van traditionele instrumenten? Juist de heel traditionele vormen van visserij, zoals lijnvisserij, zijn heel duurzaam, terwijl deze vaak moeite hebben om er bij de pilots tussen te komen. Als met traditioneel wordt bedoeld ouderwetse boomkor en dergelijke, zijn we daar uiteraard niet zo voor.

Het heeft onze volledige steun om de EFMZV-middelen in te zetten op innovatie in plaats van op sanering.

In de kwartaalrapportage over het gemeenschappelijk visserijbeleid van 17 september schrijft de staatssecretaris dat er op 4 oktober een seminar is geweest over de pulskorvisserij. Wij zijn benieuwd naar de uitkomsten en zouden die graag ontvangen.

Wij zijn het eens met de continuering van de verscherpte maatregelen en het experiment op de Noordzee met vangstquota voor kabeljauw, waarvoor wij al jaren pleiten. Wij vragen ons ook af hoe het staat met het cameratoezicht. Hoe staat het met het opstarten van een dergelijk experiment met betrekking tot schol in 2013?

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. De onderhandelingspositie van de boer om een eerlijke prijs voor zijn product en een adequate meerprijs voor duurzame producten te ontvangen, staat onder druk. Dat werd pijnlijk duidelijk bij de eenzijdige aankondiging van Albert Heijn waarin boeren en andere toeleveranciers doodeenvoudig werd verteld dat ze vooraan 2% minder geld zouden krijgen voor hun producten. Inmiddels weten we dat dit is opgeschort en dat de partijen om de tafel zitten. Het is echter wel een typisch voorbeeld van de almacht van de inkopende partijen en van de scheve machtsbalans tussen enerzijds de boeren en tuinders en anderzijds de inkopers. Gelukkig groeit in Nederland, het Europees Parlement en hopelijk ook bij de staatssecretaris het bewustzijn dat het anders moet. Essentieel is dat boeren een goede prijs kunnen ontvangen voor hun product en een meerprijs voor hun duurzame product. Is de staatssecretaris bereid die onevenwichtige machtsbalans tussen kleine agrarische ondernemers en grote afnemers in Europa aan de orde te stellen? Wil hij zich inzetten voor een betere rechtspositie voor die kleine ondernemers, met name met betrekking tot het mededingingsrecht? In dit verband wil ik nog eens het voorstel voorleggen om een boerenombudsman in Nederland in te stellen die klachten rondom oneerlijke handelspraktijken en inkoopmacht onderzoekt en daarin bemiddelt. Zo'n ombudsman zou tevens op basis van geïnventariseerde gevallen aanbevelingen richting Nederlandse politiek maar Europese politiek kunnen doen. Dat lijkt mij een mooie stap op weg naar herstel van die machtsbalans.

Binnen de melkveehouderij is nu al schaalvergroting waar te nemen. Daarnaast zien we dat het melkoverschot oploopt en de melkprijs erg onder druk staat. De afgelopen tijd hebben we er ook voorbeelden van gezien. De boeren sorteren voor op afschaffing van de melkquotering, maar dan zal de melkprijs verder onder druk komen te staan. Met name kleinere bedrijven zullen hierdoor het loodje leggen en dat zal een versnelling geven van de schaalvergroting. Ergo, het zal leiden tot meer megabedrijven met als gevolg ook minder koeien in de wei. Hoe groter een bedrijf, hoe minder weidegang. De vraag is of de staatssecretaris bereid is de melkquotering opnieuw te agenderen. Sommige partijen hebben het erover dat met de suikerquotering rustig aan moet worden gedaan, maar beschouwen tegelijkertijd de melkquotering als niet valide. Ik vind dat toch erg inconsequent.

De SP maakt zich grote zorgen over de financiële situatie van melkveehouders. De flink gedaalde melkprijs enerzijds en de stijging van de kosten van diesel en voer anderzijds zorgen bij veel boeren voor liquiditeitsproblemen. Ook de NMV, De Nederlandse Melkveehouders Vakbond, krijgt steeds meer geluiden van melkveehouders die de limiet van hun rekening-courant bereikt hebben en moeite hebben om de rekeningen te betalen. Dus in dat verband zou ik de staatssecretaris willen vragen om een verzoek in Brussel in te dienen om de toeslagrechten vervroegd te betalen, want dat zou acute geldtekorten in het najaar kunnen voorkomen.

Met betrekking tot de visserij vraag ik de staatssecretaris om bij de bespreking van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij en bij de verdere regelgeving betreffende het gemeenschappelijk visserijbeleid de mogelijkheid te bepleiten om voorrang te geven aan innovatieve en duurzame vissers bij de toekenning van de individual transferable quotas.

Verder viel het mij op dat de EU-inzet in de Southern Indian Ocean Fisheries Agreement als hamerstuk is genoteerd. Wat is de inzet van de EU en wat is het mandaat? Wat is de input van de staatssecretaris? Wat is de invloed van de parlementariërs om dat alles te controleren? Kennelijk hebben lobbyisten en ambtenaren meer controlerende macht dan het parlement. Er zijn critici die beweren dat de hoeveelheid vis overschat wordt. Ik verneem daarop graag de reactie van de staatssecretaris.

Met betrekking tot het visserijprotocol met Mauritanië wil ik er bij de staatssecretaris op aandringen dat hij geen stappen terug zal accepteren betreffende de inzet op duurzaamheid en de eigen bijdrage van Europese rederijen. Ook wil ik hem vragen te waken voor concurrentie met de voedselvoorziening in Mauritanië en naburige landen.

Dan de discard ban. De houding van de VVD in dezen kan ik nog wel begrijpen. Die vertegenwoordigt ondernemers en daarbij geldt: handel is handel. De houding van de christelijke paritijen roept bij mij wel vragen op. Wat is er christelijk aan dat je dode vis weggooit, terwijl toch het uitgangspunt moet zijn dat er zo min mogelijk bijgevangen wordt maar dat je datgene wat je bijvangt, wel gebruikt en niet gaat weggooien. De indianen en jagers wisten het al: wat je vangt, gooi je niet weg. Belangrijk is om te voorkomen dat je iets weg moet gooien. De discard ban is essentieel om dat te realiseren.

De heer Bosman (VVD): Dan heeft de heer Van Gerven toch niet goed naar mijn verhaal geluisterd en dat ik vind toch wel een beetje jammer. Er is heel veel vis die levend aan boord komt en vervolgens weer levend teruggezet kan worden. U wilt dat die vis doodgemaakt wordt terwijl die de kans heeft om gewoon in de zee verder te leven. Dat is uw keuze maar dat is een andere dan die van de VVD, maar u moet de VVD niet wegzetten als een partij die zegt: joh, dat is een ondernemer dus haal maar leeg.

De heer Van Gerven (SP): U bent tegen de discard ban en dat betekent dat heel veel dode vis wordt teruggegooid. Wij vinden dat je het probleem bij de bron aan moet pakken. Wat je vangt moet aangeland worden en bij de quota gerekend worden zodat de discards effectief bestreden kunnen worden. Ik vind het moreel verwerpelijk dat dit door de VVD en door de christelijke partijen niet ten volle wordt onderschreven.

De heer Bosman (VVD): Wij zitten hier ook om met elkaar het debat aan te gaan, maar dan moet je wel naar elkaar luisteren en dan moet je wel de essentie weten van wat het verhaal is geweest. Als u goed hebt geluisterd naar mijn verhaal, hebt u gehoord dat wat ons betreft de discard ban een beheersinstrument is, een mogelijk middel. U zegt echter: ongeacht wat je vangt, of het levend teruggezet kan worden of niet, moet je binnenhalen en doodmaken. U staat op het standpunt dat wat wij voorstaan moreel verwerpelijk is. Ik vind dat echt een heel vervelend standpunt, want het klopt namelijk niet. U bent bezig om met een kanon op een mug te schieten om vervolgens van die mug een olifant te maken. Ik stoor mij er dus aan dat de VVD wordt weggezet als amoreel. Dat vind ik echt verwerpelijk.

De heer Slob (ChristenUnie): De heer Van Gerven heeft ook ons aangesproken. Ik vind het jammer dat de heer Van Gerven een enorme karikatuur maakt van een discussie die wij de afgelopen jaren gevoerd hebben met de staatssecretaris, waarbij wij gezocht hebben naar een manier waarop we kunnen voorkomen dat het instrument van de discard ban ingezet moet worden. Er ligt nu een soort compromisvoorstel, ook tot stand gekomen met de visserijsector, dat erop neerkomt dat in uiterste situaties dit instrument toegepast zou kunnen worden. Dus laat de heer Van Gerven een beetje oppassen om al te moralistisch andere partijen de maat te nemen bij een onderwerp waarover we de afgelopen periode juist zo zorgvuldig hebben gediscussieerd met elkaar.

De heer Van Gerven (SP): Er wordt ontzettend veel vis onnodig weggegooid, verspild. Daar met een eind aan komen. De staatssecretaris bevindt zich in dit geval op de linker vleugel en wordt dus door de visserijsector en door allerlei partijen geremd om dit echt op orde te brengen. Ik vind dat de discard ban in Europees verband als sluitstuk een heel goed instrument is. Als we nu weer het voorstel van de visserijsector die alles op alles zet om die discard ban van tafel krijgen, overnemen, dan worden we weer jaren teruggeworpen waardoor de verspilling eerder toeneemt dan afneemt. Die kant moeten we gewoon niet op.

Vervolgens nog iets over ractopamine. Ik vind het een rare zaak dat de Codex heeft besloten een grenswaarde te accepteren, want wij willen geen groeibevorderaars in ons eten vanwege de voedselveiligheid. Ik hoor graag de mening van de staatssecretaris hierover.

De complimenten aan de staatssecretaris dat hij bij de Nederlandse inzet ook het aspect dierenwelzijn naar voren zal brengen.

Ten slotte verwelkom ik hem graag in Brabant. Ik heb namelijk begrepen dat nadat hij gestopt is als staatssecretaris hij in ieder geval tijdelijk domicilie zal kiezen in Boekel. Dat is een heel mooie Brabantse gemeente. Ik wens hem alles succes daarbij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de haaienbrief. We hadden wat meningsverschillen over de vraag of een aantal haaiensoorten nu wel of niet onder het beschermingsregime vallen. Welnu, daar hebben we nu duidelijkheid over gekregen. De blauwe haai en de kortvinmakreelhaai worden inderdaad niet vermeld in de TAC-verordeningen. Even los van de inzet van de staatssecretaris voor steun aan het EU-haaienactieplan, is mijn vraag aan hem of hij zich zal blijven inzetten voor de nulstand voor de haaiensoorten waarvoor nu geen adequate bescherming geldt.

Sprekend over haaien, overbevissing en kwetsbare populaties, moeten we het ook over Australië hebben. De Partij voor de Dieren is blij dat het Australische parlement heeft besloten om de megatrawler uit nota bene mijn geboortedorp Katwijk voorlopig niet toe te laten. Naar ik heb begrepen heeft het kabinet er ook een rolletje in gespeeld. Ik heb de staatssecretaris eerder gevraagd om contact op te nemen met zijn collega's over deze kwestie, waarop hij mij toen zei dat dit allemaal niet nodig was. Toen bleek dat er Australië weerstand bestond bij regering en parlement kon het kabinet ineens wel bellen om te zeggen dat we daar niet van gediend waren. Dus dat vind ik een beetje jammer. Nu Australië weer domme dingen doet door haaien af te willen schieten omdat er incidenten zijn waarbij mensen worden aangevallen door haaien, terwijl helemaal niet duidelijk is of dat een effectieve maatregel zal zijn, zie ik het kabinet weer niet in actie komen. Wat is nu de lijn daarin? Wanneer bellen we wel als we ons zorgen maken over een ontwikkeling die te maken heeft met het leven in zee en wanneer niet? Ik zou denken dat we Australië best even kunnen laten weten dat het geen goed idee is om de jacht in te zetten op haaien.

Met betrekking tot ICCAT het volgende. Op internet zie ik verschillende berichten dat er nieuwe bestandsanalyses zijn gepubliceerd over onder andere de blauwvintonijn. Ik weet dat de staatssecretaris zelf ook niet erg te spreken is over het functioneren van ICCAT, maar wat kunnen we van hem verwachten? Wat wordt zijn inzet? Wat is zijn reactie op die analyses? Het gaat slecht met de blauwvintonijn. We weten ook dat de quota voortdurend hoger zijn geweest dan verantwoord was en dat er veel illegale visserij plaatsvindt die niet wordt meegeteld waardoor de bestandsschattingen veel positiever zijn dan in werkelijkheid het geval is. Ik hoor graag wat zijn inzet zal zijn om de tonijn adequaat te beschermen.

Ook over de diepzeevisserij zijn er veel zorgen. Ook daar waren de quota in 60% van de gevallen de afgelopen jaren hoger dan wetenschappelijk was geadviseerd. In de helft van de gevallen was de vangst hoger dan die quota die al onverantwoord waren. Gezien de gevoeligheid van diepzeevisbestanden voor overbevissing – het gaat om soorten die erg oud kunnen worden en zich langzaam voortplanten – dient het voorzorgsprincipe waar de Europese Commissie het ook wel over heeft, echt toegepast worden. Een moratorium op de diepzeevisserij zou volgens mij het enige verstandige besluit zijn op dit moment. Ik hoor graag wat de inzet van de staatssecretaris is op dit punt.

Er is veel gedoe over het nieuwe protocol met Mauritanië. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris al iets kan zeggen over hoe het verdere proces zal verlopen. Wanneer wordt een klap gegeven op een eventuele nieuwe visserijovereenkomst? Als Kamer willen wij er namelijk wel van tevoren over spreken. Kunnen wij de evaluatie van de vorige overeenkomst tegemoet zien, inclusief een evaluatie van de visbestanden die onderdeel uitmaken van het eventueel nieuwe protocol?

Ik sluit mij aan bij het verzoek van mevrouw Dikkers om het verslag van het seminar over de pulskor naar de Kamer te sturen.

De ruzie over de makreelvisserij loopt hoog op. Wat kan de staatssecretaris nog extra inzetten om te voorkomen dat het bestand overbevist blijft worden? Ik weet dat Europa uiteindelijk kan besluiten tot een importverbod van alle vis uit landen die zich niet aan de afspraken houden, maar dan lijkt het kwaad al geschied. Kunnen we er nog een versnelling aan geven?

Vervolgens heb ik nog een aantal landbouwpunten. Allereerst de groepshuisvesting varkens. De NVWA gaat kijken wie er al een plan voor heeft en wie niet. Wanneer kunnen we de rapportage van de bevindingen van de NVWA verwachten? Ik ben blij dat de staatsecretaris heeft gezegd dat het slecht zou zijn als de afgesproken datum wordt verschoven, maar tegelijkertijd heb ik hem horen zeggen dat er ondernemers zijn die met vergunningen in de knel gekomen. Achter dat laatste kunnen we ons natuurlijk niet verschuilen. Dus ik hoop dat de staatssecretaris vasthoudt aan de datum van 1 januari.

Ik sluit af met de 2% en Albert Heijn, waarnaar de SP heeft gevraagd en in een eerdere schriftelijke ronde ook andere fracties. Lezend wat de staatssecretaris daarover schrijft, zegt hij eigenlijk: het is mijn pakkie-an niet. Dat kan zo zijn gelet op zijn taakomschrijving zoals we die kennen in ons staatsrecht, maar deze staatssecretaris is er ook niet vreemd van geweest om zijn mening te geven over dingen waar hij niet per se over gaat. Ik ben in ieder geval al drie weken niet bij Albert Heijn geweest, want ik vind het belachelijk wat er is gebeurd.

De heer Dijkgraaf (SGP): Daarvoor wel?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Daarvoor wel, maar dan kocht ik natuurlijk alleen de biologische producten. Je kunt namelijk meer doen. Vandaag is de duurzame 100 bekendgemaakt. We zien dat Wakker Dier hoog staat. Prachtig. Wakker Dier voert de druk op door publiek standpunten in te nemen. Ik ken de staatssecretaris ook als iemand die dat altijd heeft gedaan. Dus waarom nu niet? Waarom zegt hij niet: hoezo dreigen met 2% korting, het moet gewoon van tafel, neem je verantwoordelijkheid beste Ahold, laat zien dat je de boeren niet nog verder uitknijpt dan je tot nu toe al gedaan hebt? Dus een iets actievere opstelling van de staatssecretaris zou een mooie afsluiting zijn van zijn periode, zou ik zo denken.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Alvorens tot een inhoudelijke reactie te komen, wil ik de leden van de commissie die hier vandaag hun maidenspeech hebben gehouden daarmee complimenteren maar wil ik ze vooral gelukwensen met het feit dat ze zich in deze commissie de komende jaren mogen bezighouden met landbouw en visserij.

De heer Dijkgraaf concludeerde na twee sprekers al dat er «weer» een meerderheid zou zijn voor een bepaald soort landbouw- en visserijbeleid. De afgelopen twee jaar is het mij opgevallen dat er op de hoofdpunten van landbouw en visserij altijd vrij brede steun in de Kamer was. Dus het is niet een speeltje geweest van links, rechts of het midden. Ik hoop ook dat dit zo blijft.

Ik ben het helemaal eens met wat de heer Bosman heeft gezegd over de discards. Het is altijd de lijn van het kabinet geweest dat de aanlandingsplicht een middel is. Wat ons betreft moeten een heleboel andere middelen daarnaast en daaraan voorafgaand worden gehanteerd om ongewenste bijvangst te voorkomen en om te voorkomen dat voor het merendeel dode vis wordt teruggegeven aan de zee. Dat is steeds de lijn van de Nederlandse regering geweest. Onder het voorzitterschap van de Denen zijn er in de Landbouw- en Visserijraad algemene conclusies over getrokken. Er is ook brede steun over in het parlement dat we de bijvangsten waar mogelijk tot nul moeten reduceren en dat de aanlandingsplicht daar een middel voor is. In onze inbreng in de raad hebben we steeds gezegd dat de sector de tijd moet hebben om zich daarop te preparen, om door allerlei innovaties en visserijtechnologie toe te passen het volume aan bijvangsten te reduceren. Dat is ook in genoemde algemene conclusies verwoord en in de eerste helft van volgend jaar zullen de nadere uitwerkingen daarvan te zien zijn. Dat betekent dat het voorstel dat er nu van de Europese visserijsector komt, kan worden benut bij de uitwerking van de conclusies die door de raad zijn getrokken. Ik moet wel vaststellen dat de inzet van de Europese visserijsector een andere is dan de benadering die VVD-fractie zojuist heeft verwoord. Genoemde sector wil eigenlijk alleen maar een aanlandingsplicht voor een beperkt aantal soorten die in de gevarenzone zouden zitten. Ik moet er ook bij zeggen dat de Europese visserijsector met dit voorstel nu niet veel meer kan bereiken dan dat het wordt betrokken bij de uitwerking van de eerdere conclusies. Het kan niet worden gezien als een alternatief voor de conclusies die in de raad zijn getrokken en die ook de steun hebben van het Europees Parlement. Daarvoor is dat voorstel ook gewoon veel te laat op tafel gekomen. Bij de uitwerking van de conclusies kunnen elementen van wat de visserijsector heeft voorgesteld benut worden, maar het principe is een algehele aanlandingsplicht, een algehele reductie van bijvangsten, waar het kan tot nul. Dat is het principe. Daar nemen we de tijd voor en daar willen we technologische middelen voor gebruiken. De aanlandingsplicht als uiterste instrument hoort bij dat pakket. Er is trouwens helemaal geen blokkerende minderheid, laat staan een meerderheid tegen het algemene principe van het benutten van de aanlandingsplicht als instrument. Dat is ook in de raad duidelijk geworden. Er is wel een klein aantal landen, maar zeker geen blokkerend minderheid, dat zich verzet tegen het principe van de aanlandingsplicht.

De heer Bosman (VVD): De staatssecretaris zegt dat het discardbeleid zoals de VVD dat uitlegt, door de regering wordt gesteund. Hij zegt er vervolgens wel bij dat de bijvangst tot nul gereduceerd moet worden. Met alle respect, maar tot nul gaat nooit lukken. Er moet dus wel sprake zijn van een realistisch beeld. De staatssecretaris zegt dat voor Europa de discard ban het principe is. Verder zegt hij dat het dus onmogelijk is om die regelgeving aan te passen en dat pas bij de uitvoering mogelijk gekeken kan worden naar het voorstel van de Europese vissers. En daar ben ik het niet mee eens. Volgens mij is er nog een mogelijkheid om deze regelgeving werkbaar te maken. Zoals de staatssecretaris het nu uitlegt, namelijk de discard ban is totaal en het streven is nul bijvangst, hebben we wat mij betreft een probleem. Dan ben ik heel benieuwd naar de uitwerking en naar de mogelijkheden van dit kabinet om daadwerkelijk nog aan een stukje finetuning te doen.

Staatssecretaris Bleker: Er is nog een heleboel tuning en finetuning mogelijk. Wat wat mij betreft niet mogelijk is en waar ook absoluut geen steun voor is in de Landbouw- en Visserijraad is om de bijvangstreductie slechts voor enkele soorten te laten gelden. Het voorstel van de Europese visserijsector zegt met zoveel woorden: bijvangsten is een probleem waar het gaat om soorten die kwetsbaar zijn. Ik vind dat de legitimiteit en de maatschappelijke aanvaardbaarheid van moderne geïndustrialiseerde visserij in Europa er geweldig veel baat bij hebben als de bijvangsten waar het technisch kan tot nul worden gereduceerd. Daar moet het instrumentarium op gericht zijn en daar past ook bij de aanlandingsplicht naast een heleboel andere maatregelen. Waar het gaat om die andere maatregelen krijgt wat mij betreft de visserijsector volledig de mogelijkheid om er met ons en de Europese Commissie invulling aan te geven en ook om na te gaan welke aanvullende maatregelen er mogelijk zijn.

De heer Bosman (VVD): Dus wat u betreft is aanpassing van die regelgeving niet aan de orde maar is die nog wel mogelijk? Op mijn vraag wat er gebeurt met de levende vis die goed teruggezet kan worden, antwoordt u dat u die aan de zee onttrekt.

Staatssecretaris Bleker: Het principe is dat we geen ongewenste bijvangst willen. Dat is van belang voor de toekomst van de visserijsector. We willen technieken laten ontwikkelen en benutten om die ongewenste bijvangst tot een minimum te reduceren. De aanlandingsplicht is een stevig drukmiddel voor de sector om te investeren in die technologie. Wat betreft bijgevangen vissen die levend zijn en verantwoord kunnen worden teruggezet of een andere bestemming kunnen krijgen, biedt de regelgeving de mogelijkheid om die van de discard ban uit te zonderen. Dat zit allemaal in de finetuning. Geef ons en de sector de kans om dat te doen. Daar willen we ook de tijd voor nemen. Onder anderen mijn Ierse collega heeft bepleit een bepaalde periode te nemen voor ontwikkeling in de richting van die aanlandingsplicht, ook om de technologie een kans te geven. Dat is de route maar wel met één doel: ongewenste bijvangst waar het kan tot nul reduceren, waarbij de aanlandingsplicht niet als een bot middel of als het enige middel maar wel als een middel wordt gebruikt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit stelt mij toch wel een beetje teleur als ik kijk naar de aangenomen motie-Dijkgraaf c.s. die breed gesteund is in deze Kamer. Ik denk dat de staatssecretaris er te rigide in zit als het gaat om het middel aanlandingsplicht. Uiteindelijk moet het gaan om het zo veel mogelijk minimaliseren van de bijvangsten. Dat delen we maar naar mijn mening en voor zover ik het kan beoordelen ook naar de mening van een brede meerderheid van de Kamer wordt het te veel doel in plaats van middel. Dus ik zou een klemmend beroep op de staatssecretaris willen doen om de plannen van de visserijsector te omarmen en om die eigen verantwoordelijkheid van de sector te waarderen. Dat de maatregel als een soort dreiging boven de markt blijft hangen, kan ik mij ook nog wel voorstellen, maar als je keihard zegt dat die maatregel geëffectueerd zal worden, dan haal je de energie uit de sector.

Staatssecretaris Bleker: Als de heer Dijkgraaf de moeite neemt om de inbreng die ik namens de Nederlandse regering in de Visserijraad het afgelopen halfjaar heb geleverd te analyseren, dan zal hij constateren dat die helemaal in lijn is met zijn motie en met datgene wat hij nu zegt, namelijk dat de aanlandingsplicht geen doel maar een middel is en dat de tijd ervoor genomen moet worden. Dat hebben we met elkaar bereikt, ook in de algemene conclusies van de raad. Als de Nederlandse regering terugmoet met de mededeling dat ze vanaf nu uitsluitend de benadering van de sector steunt waarbij de aanlandingsplicht niet of slechts ten dele van toepassing is, dan zal Nederland vanaf dat moment behoren tot een kleine groep van landen die erbij zit, ernaar kijkt en verder niet meepraat over de precieze invulling van de aanlandingsplicht. En dat is niet effectief. Je moet erbij zijn om de zaak uit te werken. Ander sluit je jezelf uit bij een kleine, zelfs niet blokkerende minderheid.

De heer Dijkgraaf (SGP): Daar geloof ik helemaal niets van. Een partij als de SGP is er het bewijs van dat je best invloed kunt hebben als je tot een kleine minderheid behoort. Je sluit je helemaal niet uit. Benut nu juist die positie vanuit de minderheid om te zorgen dat beleid stukken beter wordt. Bij het GLB zie ik de staatssecretaris hetzelfde doen. Volgens mij heeft hij de neiging om te zeggen: laten we maar bij die meerderheid gaan zitten, want dan hebben we de meeste invloed. Ik vind dat we voor het juiste standpunt moeten gaan en dat is niet een algemene aanlandingsplicht.

Staatssecretaris Bleker: Daar verschil ik met u over van mening. Ik vind echt dat de aanlandingsplicht tot het instrumentarium behoort om die ongewenste bijvangsten te reduceren maar wel met verstand in combinatie met andere instrumenten, eigenlijk zoals in uw motie en in de discussies hier verwoord. Ik moet er overigens ook heel eerlijk bij zeggen dat we dat station eigenlijk al zijn gepasseerd. Er zijn conclusies getrokken in de raad en er ligt een opvatting van het Europees Parlement. Daar hoort het instrument van de aanlandingsplicht bij. Het verzet tegen het introduceren van dat instrument vind ik vechten tegen de bierkaai. En dat doe ik niet.

De heer Slob (ChristenUnie): Dat is een duidelijke opmerking, maar volgens mij is het in de verhouding tussen Kamer en regering zo geregeld dat de Kamer de regering een opdracht mee kan geven. Dus als u het niet wilt doen, maar u daar de conclusies maar uittrekken. U sprak zo-even over een gepasseerd station. Daar wil ik dan toch nog een vraag over stellen want volgens mij loopt de discussie op dit moment nog. Inderdaad, er is al heel veel over gesproken en er zijn vervolgstappen gezet. U hebt ook gelijk dat het compromisvoorstel van de visserijsector wel wat laat is gekomen. Men heeft er met elkaar hard over onderhandeld om uiteindelijk tot dit voorstel te komen. Het was inderdaad mooier geweest als het wat eerder was gekomen, maar we zijn nog wel steeds in debat over dit onderwerp. Anders zou het nu ook niet op de agenda staan en zouden we er ook als Kamer niet met u over spreken. U zegt volledig te hebben gehandeld in de lijn van de aangenomen motie. Welnu, in die motie en in de discussie eromheen is juist fundamenteel bezwaar aangetekend om de bijvangstproblematiek vanuit de kant van de discard ban aan te vliegen. We zijn het er wel met elkaar over eens dat we er alles aan moeten doen om die ongewenste bijvangsten tegen te gaan, maar dan moet het zwaard van die discard ban en de aanlandingsplicht dat er boven hangt, wel weggehaald worden. In het compromisvoorstel vanuit de visserijsector hangt dat zwaard er nog wel gedeeltelijk boven. Daarvan zeg ik dat het ik wel heel ferm van de sector vindt om dat te doen. Laten we dat aan ook oppakken met elkaar en ons daarvoor met elkaar gaan inzetten.

Staatssecretaris Bleker: Ik denk dat we een beetje in herhaling vervallen en daar zou ik nu geen verdere bijdrage aan willen leveren. Het afgelopen jaar is gesproken over de vraag wat haalbaar zou zijn, in de zin waar uiteindelijk een meerderheid voor te vinden zou zijn. Welnu, dat was voor een goed geclausuleerde en met andere instrumenten omgeven gefaseerde invoering van de aanlandingsplicht. Mijn inzet namens de Nederlandse regering is er ook op gericht geweest om de aanlandingsplicht niet als een bot ongeclausuleerd instrument op de sector af te laten komen. Daar zijn we met elkaar in geslaagd en daar zijn ook politieke conclusies in de raad over getrokken. Vanuit dat vertrekpunt kunnen we nu verder. Met het alternatief van de visserijsector dat inderdaad laat is gekomen, kunnen we bij de uitwerking van die conclusies ons voordeel doen. Dat is volgens mij de meest effectieve route om de sector ook in Nederland te dienen. Laten we het alternatief betrekken bij de uitwerking in plaats van dat alternatief als zodanig nu als uitgangspunt te nemen Dat laatste gaat namelijk niet werken in Europa, gelet op datgene wat zich het afgelopen jaar heeft voltrokken.

De heer Bosman (VVD): U hebt gezegd dat wat u betreft de regelgeving niet aangepast kan worden, maar procedureel is er volgens mij nog wel degelijk de mogelijkheid om de regelgeving daadwerkelijk aan te passen.

Staatssecretaris Bleker: Zeker, het komende jaar gaat het over de verordening, maar dan wel vanuit de conclusies die door de raad zijn getrokken. Daar hoort de aanlandingsplicht bij, gefaseerd, met andere instrumenten en de tijd nemend om de sector de gelegenheid te geven om technologisch instrumenten te ontwikkelen. Doel daarbij is dat de werking van de aanlandingsplicht zo weinig mogelijk schade voor de sector oplevert. Ik voel mij door uw inbreng en die van enkele anderen gesteund om daar actief mee aan de slag te gaan.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Hoe lang krijgt de sector de tijd?

Staatssecretaris Bleker: In de junivergadering van de raad is onder anderen door mijn Ierse collega gepleit voor een jaar of drie, vier om zich geleidelijk aan te prepareren op de te nemen maatregelen, maar er zullen nog conclusies over moeten worden getrokken. Dat zal waarschijnlijk onder het Ierse voorzitterschap gebeuren. Dat is allemaal nog een kwestie van bespreking. Ik moet ook eerlijk zeggen dat andere landen er wat strakker in zitten dan wij, maar dát er een fasering gaat plaatsvinden is duidelijk.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Hoe lang zitten wij er dan in?

Staatssecretaris Bleker: Daar hebben we nog geen standpunt over ingenomen. Dat willen we even rustig bezien. De sector heeft nu zijn inbreng geleverd. We hebben overleg met de sector, ook bilateraal in Nederland, om te kijken wat diens mogelijkheden zijn.

Gevraagd is of het mogelijk is om vanuit het fonds een investering- of garantstellingsregeling mogelijk te maken om quota en schepen over te nemen. Het EVF en de garantstellingsregeling hebben een duidelijk doel: steun geven aan ondernemers die investeren of innoveren in duurzame en energiebesparende vistechnieken. In veel vlootsegmenten is nog altijd spanning tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden. Ik wil in het kader van het nieuwe visserijfonds bezien of garantstellingsregelingen mogelijk zijn. Dus de suggestie die hier van verschillende zijden is gedaan wil ik inbrengen in de Commissie.

Mevrouw Dikkers vroeg wat precies verstaan moet worden onder oude instrumenten. Dat zijn instrumenten zoals de sloopregeling en de saneringregeling. Dat zijn de instrumenten van voorheen. Ik ben geen voorstander van het breed en onbeperkt toepassen van dat type oude instrumenten, omdat we nu juist het Europees Visserijfonds willen benutten voor innovatie, duurzaamheid en investeringen die daarop betrekking hebben. Ik heb vorige week overleg gehad met de Eurocommissaris over het Nederlandse standpunt op dit punt en over de pulskor. Een deel van de lidstaten, met name de zuidelijke lidstaten, wil een beperkt behoud of een behoud van onder meer de sloopregeling, de saneringsregeling en de regeling waarbij er vanuit het visserijfonds betaald wordt voor de vervanging van motoren. Hoewel dat natuurlijk allemaal weinig van doen heeft met innovatie en duurzaamheid, moet je wel waarnemen dat hiervoor een brede wens bestaat. Na het overleg met de Eurocommissaris hebben we afgesproken dat we zullen bezien of het mogelijk is om die oude instrumenten voor een bepaalde periode met een beperkter doel te continueren of in een nieuw jasje te steken. Ik verwacht dat het daar de komende maanden over zal gaan. Dat kan ook voor Nederland wel een enkel voordeel hebben, bijvoorbeeld waar het gaat om de garnalensector. Een algemeen verbod op dat soort instrumenten is volgens mij niet zo effectief. Het gaat er veeleer om ze in te kaderen voor specifieke doelen.

Als er goede plannen liggen voor marketing en promotie en ze bijdragen aan verduurzaming van de visserij is het mogelijk om daarvoor middelen uit het Europees Visserijfonds beschikbaar te stellen, echter niet voor de promotie van reguliere producten.

Gevraagd is of de visserijorganisaties actief worden betrokken bij de implementatieplannen van het fonds voor Nederland. Ja, er hebben reeds twee zogenaamde stakeholdersbijeenkomsten plaatsgevonden en er zullen er nog meer volgen. Op basis van die inbreng en de afweging met de Kamer komen we tot een operationeel plan dat er in het voorjaar van 2013 zal liggen. Dan bepalen we waaraan Nederland van 2014 tot 2020 steun zal geven.

Het is inderdaad waar dat landen niet verplicht zijn alle instrumenten uit het fonds te benutten. Het nieuwe fonds kan men beschouwen als een soort menu. Het bevat een palet aan maatregelen. Wel hebben we er met andere landen voor gepleit om met name waar het gaat om datacollectie, monitoring en wetenschappelijk inzicht om in ieder geval een minimumbedrag, zijnde 5% van het fonds, daarvoor te bestemmen, omdat dat toch wel een belangrijke basis is voor de beheerplannen et cetera, ook om veranderingen op het punt van visserijmaatregelen te kunnen onderbouwen.

Er is hier gezegd dat misbruik van het fonds tegengegaan moet worden. Inderdaad, het nieuwe fonds voorziet hier ook in. Bij overtreding volgt uitsluiting van het benutten van het fonds. Er zit dus een heel harde sanctie in. Voorts zijn er stringente voorwaarden met betrekking tot financiering van programma's en is er sprake van rapportageverplichtingen. Ik zal bij de Europese Commissie aandringen op scherpe controlemaatregelen.

Er is verder aandacht gevraagd voor financieringsproblemen in de visserijsector. In elke sector zijn er natuurlijk financieringsproblemen. Er is een mogelijkheid voor een garantstelling voor financiering van verduurzaming. Daarvoor is wel 5% eigen vermogen nodig maar dat lijkt mij toch wel een reële minimumeis. Die is al heel laag, dus daar kunnen we niet verder mee zakken, lijkt mij.

Een aantal vragen zijn gesteld over de pulskor. Dit is een voor de Nederlandse vloot heel belangrijk punt. We hadden eerst zo'n twintig vergunningen om schepen met pulstuig te voorzien. In de onderhandlengen in december vorig jaar is dat aantal verhoogd naar ongeveer 40. We willen het graag als een reguliere visserijtechniek geïntroduceerd hebben, maar de ontwikkelingen daartoe zijn niet positief. Er lag een amendement in het Europees Parlement dat daartoe strekte, maar dat amendement is vanwege een dreigende meerderheid tegen, ingetrokken. Er is namelijk een reeks van lidstaten die deze kant niet opwil. Voor een deel is dat onder het mom van ecologische complicaties, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het voor een deel betrekking heeft op de vloot in die landen die die kant gewoon niet opwil. De Nederlandse vloot is tamelijk vooruitstrevend en wil deze technologie toepassen en wil er in investeren. Onze vloot is natuurlijk ook een belangrijke concurrent voor andere vloten, zeker als die wat conservatiever zijn en deze kant niet opwillen. In het Europees Parlement is, zoals het er nu naar uitziet, geen steun voor het introduceren van de pulskor als een reguliere visserijtechniek. Dat betekent nogal wat en daarom ben ik vorige week dinsdag bij de Eurocommissaris geweest. Het betekent namelijk dat we het langs een andere route moeten zien te realiseren. Daar zijn we nu over in gesprek. Er zijn twee juridische mogelijkheden. We moeten nu een weg zien te vinden waarbij we kunnen uitbreiden, bijvoorbeeld van 40 naar 80. We moeten voorkomen dat er in de raad een meerderheid komt die zo'n uitbreiding blokkeert. Dus men begrijpt dat er op dit moment enig reiswerk en diplomatiek verkeer gaande zijn om te kijken of we belangen kunnen bundelen. Zo zouden wij als Nederland misschien ietsje kunnen bewegen waar het gaat om het introduceren van de oude instrumenten in het visserijfonds onder de voorwaarde dat we dan wat steun krijgen voor de uitbreiding van 40 naar bijvoorbeeld 80. Dat is ook een van de redenen waarom ik aanstaande dinsdag naar mijn Italiaanse collega ga om te kijken of we daarover afspraken kunnen maken.

De heer Bosman (VVD): Het is goed om te horen dat u bij dit minderheidsstandpunt wel actief de lobby aangaat, waar u dat overigens bij de discard ban niet doet, hetgeen ik betreur. Maar is er geen drukmiddel ten aanzien van de landen die zo'n uitbreiding niet willen. Pulskor is goed voor de natuur en de visser. Het is innovatief en er zijn fondsen voor. Hoe creëert u nu druk op die andere landen om ervoor te zorgen dat ze gaan inzien dat het toch moet gaan gebeuren?

Staatssecretaris Bleker: We hebben eerlijk gezegd geen hard drukmiddel in de richting van die landen. Er zijn lidstaten die ons aanvankelijk steunden maar die waarschijnlijk in debatten in bijvoorbeeld de Kamer in hun land waar ook de inbreng van de visserijvloot een rol speelde, tot de conclusie kwamen dat het toch niet in het belang van de eigen vloot was om dit te bepleiten. Met alle mooie ecologische en technologische verhalen eromheen, gaat het er ook gewoon om wat dat alles betekent voor de eigen vloot. Dan werken drukmiddelen niet zo, dan werkt er maar één ding en dat zijn deals.

De heer Bosman (VVD): Dat geldt dan ook voor de discard ban. U benadert beide zaken volledig verschillend terwijl wat betreft de discard die afspraken er ook zijn. Dan kan je dus ook zeggen: die discard ban, daar doe ik niet aan mee.

Staatssecretaris Bleker: Er is een groot verschil: we hebben de Europese Commissie aan onze zijde waar het gaat om de pulskor. Dat is een belangrijk verschil. Het is codecisie.

De heer Slob (ChristenUnie): Steun voor de inzet als het gaat om de pulskorvisserij. Ik denk dat een van de belangrijke punten die hij de afgelopen periode heeft gerealiseerd voor de visserij, de uitbreiding van het aantal pulskorvergunningen is. Wat natuurlijk wel erg belangrijk is, is dat er borgstellingen en garanties zijn om uiteindelijk die transitie in te kunnen zetten. Ik heb u iets eerder horen zeggen dat u zich daarvoor sterk wil maken. Dat betekent dat u de voorwaarden van het EVF en het borgstellingsfonds gaat proberen te wijzigen. Wat is dan het perspectief van die inzet, ook in het licht van het politieke toneel in Europa als het gaat om de pulskorvisserij?

Staatssecretaris Bleker: De belangrijkste stap die we nu moeten zetten, is dat we ruimte krijgen om van 40 naar bijvoorbeeld 80 schepen te gaan. Dat moet dan voor 1 januari 2013 gebeurd zijn, want dan lopen de «oude» vergunningen en toelatingen af. Daarnaast hebben we zelf de mogelijkheid om in het kader van het EVF in termen van bijvoorbeeld een garantstellingsregeling het een en ander te doen ten behoeve van deze transitie. Lidstaten hebben ook een zekere vrijheid om dat te doen. Dat neemt niet weg dat het op dit punt allemaal nog kantje boord is. De Belgen waren aanvankelijk onze vrienden waar het gaat om de pulskorvisserij. En dat is nu voorbij.

De heer Slob (ChristenUnie): Dat is heel vervelend en het betekent wellicht iets voor de verhouding tussen Nederland en België. Zit er soms een ander dossier achter waarom men daar van mening veranderd is? Maar goed laten we deze discussie daar nu niet mee belasten. U zegt dat we als Nederland enige vrijheid hebben waar het gaat om de garantstelling. Mijn indruk is dat de huidige regelgeving het niet toestaat dat de pulskorvisserij eronder valt, omdat het nog steeds een gedoogde visserijvorm is met uitzonderingen. Hoor ik u nu zeggen dat er wel ruimte is om onder die garantstelling te vallen? Dat zou dan een indringende boodschap zijn die ook richting banken moet worden afgegeven, omdat er op dit moment enorme blokkades liggen. Het is kort dag, dus er moet echt snel gehandeld worden.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb het over de voorwaarden die we straks kunnen creëren onder het regime van het nieuwe EVF. Als we de stap kunnen zetten van 40 naar 80 onder een bepaalde formulering, denk ik dat het mogelijk moet zijn om dit via het EVF in termen van een garantstellingsregeling te faciliteren. De eerste stap is echter om van 40 naar 80 te gaan. Als dat niet lukt, is er ook geen behoefte aan krediet want dan kan er niet worden geïnvesteerd.

De heer Van Gerven (SP): Ik had gevraagd om wat betreft het EVF voorrang te geven aan innovatieve en duurzame visserij. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris daartoe?

Staatssecretaris Bleker: In feite stelde u twee vragen. Op de vraag of we er prioriteit aan kunnen geven bij de bestemming van het fonds, is het antwoord ja. Op de vraag of we bij de toedeling van quota, concessies en dergelijke een onderscheid kunnen maken, is het antwoord dat dit niet het geval is. Een onderneming die voldoet aan de algemene voorwaarden komt in aanmerking voor het visrecht. Dan kun je dus niet zeggen: jij bent een beetje duurzamer dan de ander, jij wel en jij niet.

De heer Van Gerven (SP): Dat is de uitleg, maar wat is de inzet van de staatssecretaris? Ik begrijp wat hij zegt, maar ik zou het logisch vinden dat met betrekking tot de individual transferable quotas het aspect duurzaamheid en innovatie als criterium wordt meegewogen. Als dat niet kan, moeten we daarvoor pleiten.

Staatssecretaris Bleker: Ik ben daar geen voorstander van. Je moet algemenere eisen stellen ten aanzien van duurzaamheid, ecologie en dat soort dingen meer. Bedrijven die daaraan voldoen, komen in aanmerking voor rechten. Daarnaast heb je een stimuleringsfonds, het EVF, en in dat kader kun je focussen op bedrijven die extra inspanningen plegen op het gebied van duurzaamheid.

Er zijn vragen gesteld over het seminar. Welnu, dat seminar heeft vanwege een te drukke agenda niet plaatsgevonden. Ik heb dus ook geen verslag. Het is de bedoeling om dat seminar in het vroege voorjaar te organiseren.

De heer Bosman heeft gevraagd naar de 20%. ICES heeft ten aanzien van de helft van de 120 gegevensarme bestanden inmiddels een kwantitatief advies afgegeven. Er resten nog steeds bestanden waar helemaal niets over bekend is. ICES stelt voor om vangsten met 20% te reduceren. Dat vind ik geen goed uitgangspunt, want dat is veel te algemeen. Dus ik deel op dat punt de opvatting van de heer Bosman. Wel ben ik van mening dat wanneer er geen gegevens zijn, je extra voorzichtig moet zijn. Een generieke reductie van 20% is echter het andere uiterste.

De kwestie van de zeedagen zit ook mij dwars. In de vroege ochtend van een woensdag in december hebben we onze strijd op dat punt verloren. We hadden steun van een aantal landen om ten aanzien van die zeedagen ruimte te creëren, maar dat is toen uiteindelijk niet gelukt. Dat neemt niet weg dat we er gewoon op blijven hameren, want het is bizar dat je wel quotum hebt maar je dat quotum niet kunt vissen omdat de zeedagen ontbreken.

De pilot met camera's aan boord voor kabeljauwvangst willen we graag uitbreiden naar scholvangst in 2013. Daarvoor is wel een akkoord nodig met Noorwegen.

Met betrekking tot Mauritanië is rekening gehouden met datgene wat lokale vissers kunnen opvissen. In november of december is verdere besluitvorming te verwachten.

Op het punt van de bestandsanalyse blauwvintonijn zijn mevrouw Ouwehand en ik het volgens mij eens. In de derde week van oktober, zeg maar per 1 november zijn de wetenschappelijke gegevens ter zake bekend. Ik merk dat onze inzet op dit punt breed wordt gesteund door de Kamer.

De vragen over Australië zijn heel adequaat beantwoord door de minister en daar heb ik verder niets aan toe te voegen.

Ik zal de Europese Commissie vragen om een evaluatie van het haaienactieplan dat nu drie jaar loopt. In relatie tot de kaderrichtlijn Maritiem is er ook aandacht voor het herstel van het haaien- en roggenbestand.

Het is ook mijn zorg dat het geschil over de makreelvisserij met de Faeröer Eilanden en IJsland niet beslecht zal worden. Ik heb er in de laatste raad vrij stevige taal over gesproken, in de zin dat we sancties zouden moeten gaan voorbereiden, ook als drukmiddel. Daar heeft de Commissie kennis van genomen maar het is duidelijk dat er druk richting de Faeröer Eilanden en IJsland is om nu wel met ons zaken te doen.

Over de diepzeevisserij is pas eergisteren het een en ander gepubliceerd vanuit de Commissie. Ik bestudeer dat nog zodat ik de Kamer er nu nog niet standpunten over kan melden. Ik wil daarbij de biologische adviezen als uitgangspunt nemen. Het lijkt mij dat we de Kamer in november nader kunnen berichten over hoe wij daartegen aankijken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het staat op de agenda van de komende Landbouw- en Visserijraad. Worden er dan geen definitieve besluiten genomen?

Staatssecretaris Bleker: Zo is het.

De voorzitter: Is het dan mogelijk dat de staatssecretaris voor de oplegnotitie voor de komende Landbouw- en Visserijraad meldt hoe de stand van zaken op dit punt is?

Staatssecretaris Bleker: Ja.

Dan de vergroening en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De formele stand der dingen is dat er in de voorstellen van de Commissie drie vergroeningsmaatregelen staan waarvan wij steeds hebben gezegd dat ze te rigide zijn, voor een deel ook niet effectief zijn en ook niet passen bij het hoogproductieve agrarische productielandschap dat we in Nederland kennen. Ik heb het dan over de 7% ecologische focuszones voor akkerbouwgebieden, de gewasdiversificatie en het permanent grasland.. Wat zes maanden geleden heel moeilijk lag, is nu mogelijk. Ik steun de Europese Commissie in de vergroeningsambitie. Dat is de enige manier om de komende zeven jaar het Europees landbouwbeleid en het Europees landbouwbudget in de benen te houden. Bovendien is vergroening goed voor de natuur en daarnaast is vergroening ontzettend belangrijk voor het draagvlak van de agrarische sector in Nederland. Maar het moet wel op een manier die past bij de Nederlandse agrarische bedrijfsvoering. Op dat punt hebben we nu een belangrijke stap gezet en die houdt het volgende in. De lidstaat kan vergroeningsmaatregelen als volwaardig alternatief voor de standaardvergroeningsmaatregelen die nu door de Europese Commissie zijn voorgesteld, aanleveren. Als aannemelijk kan worden gemaakt dat die alternatieve vergroeningsmaatregelen een gelijkwaardig resultaat opleveren op het punt van biodiversiteit, klimaat en water als de standaardvergroeningsmaatregelen van de Europese Commissie, dan is de lidstaat vrij om bedrijven waarvan via verificatie wordt vastgesteld dat ze die alternatieve vergroeningsmaatregelen uitvoeren, te behandelen als voeren ze maatregelen inzake de 7%, de gewasdiversificatie of het permanent grasland uit. Dus dan worden ze exact zo behandeld als het geval is wanneer ze de standaardvergroeningsmaatregelen uit zouden voeren. En dat vindt dan plaats in de eerste pijler. De procedure is dan als volgt. Een lidstaat komt met bijvoorbeeld drie alternatieve vergroeningspakketten, zoals voor de akkerbouw het weidegebied en gebieden met allerlei landschapselementen. Die pakketten worden in nauw overleg met de boerenorganisaties en natuur- en milieuorganisaties ontwikkeld. Wij vergewissen ons ervan dat ze qua biodiversiteit, waterkwaliteit, structuur van de grond, klimaatdoelen et cetera een vergelijkbaar effect hebben. Vervolgens leggen we dat dan voor aan een commissie van deskundigen op Europees niveau. Als die commissie oordeelt dat er sprake is van gelijkwaardige effecten, worden die pakketten als vergroeningsgecertificeerd geaccepteerd in Nederland en Europa. Op dit moment wordt er precies zo gehandeld als was Nederland uitvoerder van de standaardvergroeningsmaatregelen. Daarbij is het ook nog zo dat boeren het niet individueel behoeven te doen maar dat ze het ook als collectief in een regio kunnen doen. Dit alles wel onder de voorwaarde dat het equivalent is aan de effecten die met de standaardmaatregelen worden bereikt. Dat is de situatie en daar gaan we mee verder. We hebben ook de afspraak met de Europese Commissie dat we er inhoudelijk verder over spreken. Er zijn ook al wat voorbeeldpakketten beschikbaar en die worden op hoog ambtelijk niveau getoetst.

De heer Geurts (CDA): Zou de staatssecretaris kunnen aangeven welke lidstaten deze inzet van Nederland steunen?

Staatssecretaris Bleker: Ja. Ook op dat punt vindt er natuurlijk heel veel overleg plaats. Er is een brede steun in de raad voor het menu, een zogenaamd Europees keuzemenu waarin je dus eigenlijk bij voorbaat de alternatieven Europees op een rij heb gezet. Dit is in feite een variant op het keuzemenu. Over deze variant hebben we intensief overleg met een aantal collega-landen, zoals Frankrijk, Ierland, Denemarken en Duitsland. Hier liggen echt heel interessante kansen.

Mevrouw Lodders (VVD): Dank voor de uitgebreide beantwoording, maar u bent daarin niet ingegaan op datgene wat ik in eerste termijn aangaf, namelijk dat het heel weinig vertrouwen uitspreekt richting de boeren. De VVD-fractie is er voorstander van om die keuzevrijheid veel meer bij de boeren, bij de ondernemers neer te leggen. De drie maatregelen zoals genoemd, zijn natuurlijk veel te rigide, hetgeen u ook uitspreekt. Zoals het nu wordt gepresenteerd wordt het volgens mij een enorme bureaucratische rompslomp. In een ander verband hebben we aan deze tafel gesproken over allerlei alternatieven waar de Europese Commissie zich is mee gaan bemoeien zonder dat het tot veel lof heeft geleid. Ook daar zie ik enorm grote effectiviteitsproblemen. Wat is de visie van de staatssecretaris hierop?

Naar ik meen heeft Cioloş de vorige week in Budapest aangegeven geen voorstander te zijn van het keuzemenu waarover u zo-even sprak. Graag ook daarop een reactie.

Staatssecretaris Bleker: Dat klopt ook helemaal, want hij had namelijk daarvoor met mij gesproken en we hebben het toen over de certificering gehad. Dat is namelijk iets anders. Een keuzemenu houdt in dat je op Europees niveau in de Europese regelgeving bij voorbaat de zes of acht vergroeningsalternatieven noemt en daar kun je dan uit kiezen. Met deze certificering heb je veel meer vrijheid als lidstaat. Je kunt een vergroeningspakket voor een aantal gebieden, een aantal productiesectoren of een aantal landschapsomgevingen ontwikkelen. Vervolgens maak je aannemelijk dat het dezelfde effecten heeft als de standaardvergroeningsmaatregelen. Dat wordt dan vervolgens beoordeeld door een commissie van deskundigen waarvoor we zelf mensen kunnen aanleveren. Hij heeft ons ook letterlijk gevraagd of we mensen kunnen noemen die in die beoordelingscommissie kunnen acteren, ook vanuit Nederland. Dus we hebben veel meer vrijheid met die certificering dan met het menu. De Eurocommissaris is er beducht voor dat er green washing plaatsvindt, dat we in Nederland serieus aan vergroening doen en dat het in een ander land op z'n janboerenfluitjes gebeurt en er in feite sprake is van het verdwijnen van een level playing field.

Overigens behoeft het helemaal niet ingewikkelder te zijn. De vorige week heb ik van een aantal agrarische natuurverenigingen uit Noord-Nederland, Midden-Nederland en Oost-Nederland voorstellen gekregen hoe we dat zouden kunnen doen. Dat is ook mooi in zijn eenvoud en duidelijkheid. We zijn eigenlijk nu al volop met de sector bezig om die alternatieven te ontwikkelen. Als ik bij Cioloş zit, zit ik daar niet om algemene verhalen te houden. Dan heb ik plaatjes bij mij van hoe we het bijvoorbeeld in het Groene Hart zouden kunnen realiseren of in het weidegebied. Het is dus bottom-up. Dit is zo typisch liberaal, sociaaldemocratisch, christendemocratisch en alles wat daarbij hoort. Dit is precies wat we allemaal wilden.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik krijg hier heel warme gevoelens bij. Ik constateer dat de staatssecretaris in ieder geval in zijn eigen verhaal gelooft en dat siert hem uiteraard. Ik blijf echter mijn zorg houden wat betreft de bureaucratische rompslomp om deze pakketten eenduidig voor het gehele land te definiëren waar iedereen dan vervolgens aan mee moet doen. Of men moet het alleen doen waarbij vervolgens die drie rigide maatregelen weer boven tafel komen. Ik zou graag zien dat het keuzemenu verder uitgewerkt wordt voordat we hierin daadwerkelijk verdere stappen zetten.

Staatssecretaris Bleker: We hebben nu 70 pakketten agrarisch natuurbeheer. We hebben het in dit geval over maximaal zes pakketten voor vergroening op 1,8 miljoen ha Nederlands landbouwgebied. Dat is een stuk simpeler. Bovendien gaat het om rechtstreekse betalingen via de eerste pijler.

De heer Dijkgraaf (SGP): Wij zijn in ieder geval niet voor een koppeling van die basispremie met vergroeningszaken en volgens mij delen wij dat met anderen. Ik denk ook aan de motie-Snijder-Hazelhoff die daar een heel duidelijke uitspraak over heeft gedaan. Ik heb nu nog wel een technische vraag. Stel dat er in een bepaald gebied zo'n collectief van boeren is zoals de staatssecretaris zo-even schetst. Wat nu als dat collectief een bepaalde boer als lastig en als een loden last beschouwt, waardoor hij geen aansluiting krijgt? Kortom, wie bepaalt het collectief en wat doe je in een individueel geval op het moment dat iemand echt in de problemen zit en niet met zo'n collectief overweg kan? Het is ook een beetje de vraag van collectief versus individueel ondernemerschap.

Staatssecretaris Bleker: Je doet mee in een collectief omdat je er baat bij hebt. Als je als akkerbouwer niet mee wil doen, val je gewoon onder de rigide maatregel van 7%.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is precies het probleem, want dan is het dus voor die individuele boer geen enkele oplossing en is die dus overgeleverd aan de goedwillendheid van het collectief. Dan is dus de kernvraag wie bepaalt wat het collectief is en wie vervolgens de cultuur van dat collectief bepaalt. Als je dan toevallig in een gebied zit waar het collectief een kant opgaat die helemaal niet binnen het ondernemerschap en langetermijnvisie van je bedrijf past, dan hang je.

Staatssecretaris Bleker: Twee dingen. Als je niet mee wilt doen aan het alternatieve pakket, val je onder het standaardpakket. Dat lijkt me redelijk. Dat alternatieve pakket hebben we bedacht om het beter te maken voor de boer, maar als die niet mee wil doen, gaat hij voor het standaardpakket. Er zit nog een extra kans in: doe je collectief mee, dan heb je voordelen. Binnen een collectief kan men gronden die zich binnen een gebied het beste lenen voor ecologische prestaties op een slimme manier inzetten. Dat kan best betekenen dat er een boer is die de collega betaalt voor het feit dat daar meer wordt geregeld. Dat is niets minder dan de coöperatieve gedachte zoals we die altijd hebben gehad. Nogmaals, wat we nu doen is die ruimte bieden. De situatie was dat elke akkerbouwer in Nederland 7% van zijn gebied kwijt was voor ecologisch focusgebied. En daar zijn we dan van af. Dat is volgens mij een belangrijk punt. De wens van het kabinet en ook van de Kamer is maatwerk. Nou, dat maatwerk is nu mogelijk.

De heer Slob heeft gevaagd of de GLB-onderwerpen wat eerder op de agenda geplaatst kunnen worden. Hierbij speelt het praktische probleem dat 26 lidstaten een andere herfstvakantieplanning hebben dan Nederland. Ik kan veel bereiken binnen de Landbouwraad maar het lukt mij niet om op dat punt aanpassingen te realiseren.

De heer Slob (ChristenUnie): Mijn vraag had te maken met de vorige keer. Toen leek de horizontale verordening centraal te staan maar is er uiteindelijk gesproken over plattelandsbeleid en markt- en prijsbeleid. Het gaat er mij om dat we duidelijkheid hebben over datgene waarover u gaat praten in de raad, zodat we u nog wat mooie inzichten mee kunnen geven die u daar verder kunt uitdragen, eventueel met plaatjes.

Staatssecretaris Bleker: Dat is duidelijk. Daar ben ik het mee eens.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd maar de motie-Snijder-Hazelhoff. Zoals gezegd, werken wij daaraan. Het volledig loskoppelen van de vergroeningsmaatregelen en die geheel vrijwillig maken, brengt grote risico's met zich mee, ook waar het gaat om het budget dat er in de toekomst voor de eerste pijler is. De koppeling van de vergroening aan de basispremie is in de Europese Commissie en het Europees Parlement een heel belangrijke voorwaarde bij het bepalen van de hoogte van het landbouwbudget en daarmee ook van de basispremie. Als je dat loskoppelt, kan de basispremie wel eens heel mager worden. Bovendien, als het vergroeningspakket maatwerk met zich brengt, is ook de koppeling niet meer een probleem.

Ik ben blij dat de Kamer bij monde van de heer Geurts steun uitspreekt voor de inzet voor de vlassector. De artikel 68-maatregel voor steun aan verwerkers van vezelgewassen is eenmalig en geldt alleen voor 2013. Wij ondersteunen de motie van de leden Jacobi en Van Veldhoven om niet te kiezen voor herkoppeling van steun aan de productie. Dit is en blijft de inzet van het kabinet en ik heb dit ook verschillende keren in de Landbouw- en Visserijraad naar voren gebracht. Naast de generieke steunregeling wil ik de sector dringend uitnodigen om 2013 te gebruiken om innovaties te ontwikkelen en te introduceren met de steun die nu is verleend.

Wij zijn positief over de maatregelen ter versterking van de marktmacht van de primaire producenten. Op een aantal punten zou het nog een stapje meer kunnen. De voorstellen voor producentenorganisaties mogen echter geen afbreuk doen aan de succesvolle coöperatieve organisatie zoals we die in Nederland hebben. Daarom is ook conform de motie-Koopmans de Commissie verzocht om als een van de doelstellingen van de producentenorganisaties op te nemen dat ze er zorg voor kunnen dragen dat producenten een redelijke vergoeding krijgen van kosten voor investeringen in bijvoorbeeld milieu, dierenwelzijn en duurzaamheid. Het gaat erom dat duurzaamheidsinitiatieven op een faire manier in de prijs worden verwerkt. Daar blijven wij voor knokken in de raad.

Dan het subsidieplafond. Hoewel ik het met de bedoelingen van de heer Van Gerven op dit punt eens ben, is een subsidieplafond niet effectief vanwege de mogelijkheid om bedrijven te splitsen en dat soort dingen meer. Maar in elk voorstel dat het mogelijk maakt om het op een goede, fatsoenlijke en handhaafbare manier te doen, zijn we geïnteresseerd.

Ik zal niet pleiten voor het behoud van de melkquotering. Deze quotering leidt tot een hogere kostprijs voor de Nederlandse boeren. Afschaffing geeft ruimte om in te spelen op de groeimarkten in bijvoorbeeld Azië en het Midden-Oosten Die groei moet natuurlijk wel plaatsvinden binnen de randvoorwaarden van het milieu. De discussie over de schaalgrootte van bedrijven zal ongetwijfeld door de Kamer nog gevoerd worden, maar we moeten niet het punt van de melkquotering in dat verband opnieuw ter tafel brengen als een instrument. A contrario redenerend zou je kunnen zeggen dat de huidige schaalvergroting plaatsvindt onder het regime van de melkquotering.

De heer Van Gerven (SP): Ten aanzien van suiker wordt juist wel weer gepleit voor quotering. Dus ik vind dat inhoudelijk niet consistent. Het is toch evident dat wanneer je quota hanteert je beter prijsschommelingen tegen kunt gaan, waardoor de liquiditeit van boeren minder onder druk komt te staan? Het gaat er bij niet in dat het handhaven van quota leidt tot kostenverhoging bij de boer. Ik denk dat je juist een betere prijs krijgt bij quotering in plaats van bij liberalisering.

Staatssecretaris Bleker: U hebt de melkquotering in verband gebracht met schaalvergroting. Die redenering is mijns inziens niet valide, want ook onder het huidige regime van quotering heeft de afgelopen jaren een door u soms ongewenste schaalvergroting in de melkveehouderij plaatsgevonden. Als u de schaalgrootte als punt wil maken, dan is het middel van de quotering niet het juiste middel. Dan zijn er andere middelen om daar paal en perk aan te stellen.

Waar het gaat om de suiker is de situatie een andere. Er lag een voorstel tot afschaffing van de suikerquotering. Het argument om er nu wat genuanceerder mee om te gaan, is dat er net een heel grote hervorming heeft plaatsgevonden van de suikermarkt en dat het wat kort dag is om de quotering vrij snel af te schaffen. Dus het zal waarschijnlijk uitkomen op een gefaseerde afbouw van de quotering.

De heer Van Gerven (SP): De SP denkt dat er meer quotering nodig is om verdere schaalvergroting tegen te gaan. Als je de markt reguleert, heb je ook invloed op de prijsstelling. Dat kan toch niet ontkend worden? Kijk ook naar het Canadese voorbeeld. U zegt dat quotering leidt tot kostenverhogingen bij de producent. Hoezo zou dat tot kostenverhogingen leiden bij de boeren?

Staatssecretaris Bleker: Het LEI heeft berekend dat het een paar cent extra per kilo melk kost. Dat heeft te maken met het feit dat je productierechten moet kopen. Dat zijn investeringslasten die je moet afschrijven. De koop- en leaseprijzen zijn hoog, vooral als je het quotum mager, schaars of beperkt definieert.

Met name Duitsland en Frankrijk willen een wat latere beëindiging van de suikerquotering dan nu in de voorstellen van de Commissie staat. 2015 is het voorstel van de Commissie, dus het zal naar verwachting ergens uitkomen in de buurt van 2018. We hebben ons al eerder in dat kamp geschaard door aan te geven dat er voor enige fasering, enige geleidelijkheid wel iets te zeggen is.

In Brussel hebben we al verschillende keren aangegeven zorgen te hebben over hoe de suikermarkt zicht ontwikkelt. Door de Commissie is een pakket aan maatregelen vastgesteld. In oktober is het nieuwe seizoen en de oogst weer begonnen. Daarmee komt er meer suiker beschikbaar. Er is afgesproken dat we de markt zeer nauwkeurig volgen om zo nodig eventuele maartregelen te treffen. De inzet van Nederland is om de maatregelen met betrekking tot heffingvrij importeren zo breed mogelijk van toepassing te laten zijn, dus ook voor de levensmiddelensector. De Commissie heeft dit jaar importtenders op het invoertarief georganiseerd. Deelname door de levensmiddelensector daaraan was mogelijk. Indien noodzakelijk zal ik vragen om toepassing van deze mogelijkheid.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Wat is het oordeel van de staatssecretaris over de werking van de suikermarkt?

Staatssecretaris Bleker: We hebben zorgen, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we op dit moment die zorgen vertalen in verscherpte monitoring. De suikerverwerkende industrie heeft die zorgen ook naar buiten gebracht. Enige tijd geleden heb ik daarmee ook overleg gehad. Het is echter niet zo dat de omstandigheden ertoe nopen om specifieke interventies te plegen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik zou graag een conclusie van die monitoring krijgen. Op welk moment kan die naar de Kamer gezonden worden zodat wij er ook van op de hoogte gesteld kunnen worden?

Staatssecretaris Bleker: Ik stel voor dat we u begin december informeren over de meest recente uitkomsten van de monitoring van het beheercomité.

De voorzitter: Dat kan dan ook handig gecombineerd worden met de oplegnotitie voor de komende Landbouwraad.

Staatssecretaris Bleker: De komende Landbouwraad is in november. Dus dan wordt het de Landbouwraad in december.

Gevraagd is of ik van oordeel ben dat ook zaken als dierenwelzijn en duurzame visserij onder artikel 101, lid 3, van het EU-verdrag zouden moeten vallen. Het antwoord daarop is ja. Ook is gevraagd of ik de Kamer ter zake wil informeren voor de begrotingsbehandeling. Ook het antwoord op die vraag is ja.

De heer Van Gerven heeft het gehad over het eerder uitbetalen. Ik heb de Kamer gisteren geïnformeerd over het betaalschema BTR, 82% in december. De ambitie was om dat ook te realiseren. Dat heb ik een jaar geleden uitgesproken. Dat gaat ook lukken. Daar gaat nu alle energie van de Dienst Regelingen in zitten. Vervroegd uitbetalen is nu geen goede optie.

Versterking van de marktmacht is noodzakelijk. Dat heb ik ook in de Commissie bepleit. Daar zullen we stap voor stap vooruitgang in moeten boeken.

Mevrouw Ouwehand heeft mij gevraagd om een reactie op de handelwijze van Albert Heijn. Ik heb op het punt gestaan om mij bij de demonstranten te voegen voor het hoofdkantoor van Albert Heijn.

Dan de kwestie van de ractopamine. Ik betreur de in de Codex aangenomen standaard voor deze stof. Dat geldt ook voor mijn Europese collega's. Daar zijn we het helemaal over eens in Europa. We werken daarom aan een raadsconclusie om vast te stellen hoe we hiermee zullen omgaan om herhaling te voorkomen voor andere groeibevorderaars. Die groeihormonen zijn sinds 1996 verboden door de Europese Unie en dat is niet voor niets. Het wetenschappelijk orgaan van de Codex heeft verklaard dat er bij de vastgestelde standaard geen gevaar is voor de volksgezondheid, maar er zijn nog altijd vraagtekens daarover die buiten beschouwing zijn gelaten. Ook zorgen ten aanzien van dierwelzijn, diergezondheid en consumentenvertrouwen zijn niet ter harte genomen. Dus hier gaan we als Europese Unie actief werk van maken.

Dan de suggestie van een boerenombudsman. Ik vind een reguliere ombudsman en een kinderombudsman eigenlijk wel voldoende.

De Partij voor de Dieren heeft gevraagd naar de stand van zaken rond de implementatie groepshuisvesting. Mijn antwoord daarop is: 1 januari is 1 januari. Ik heb er overleg over gehad met de sector en wij houden vast aan de datum van 1 januari. De handhaving zal zich daarop richten. Het kan best zijn dat er in een enkel individueel geval een bijzondere voorziening wordt getroffen door de handhavers en er een bestuursrechtelijk traject in gang wordt gezet, maar 1 januari is 1 januari. We gaan dus geen categorie aanmerken die in aanmerking komt voor uitstel tot 1 juli of tot weet ik veel wat. Nee, 1 januari is 1 januari. Het is ook lang genoeg bekend.

De NVWA is deze week begonnen met controle. In het volgende AO kan ik de Kamer daarover nader informeren. Dat is in feite een toezegging zonder dat die gevraagd werd. Ik ben optimistisch.

Maiskopbrand komt wereldwijd voor, zoals ook in bepaalde Europese landen waaronder Duitsland, Zwitserland, Italië, Frankrijk en België. De exacte bron van de besmetting is niet bekend. Natuurlijke verspreiding van schimmelsporen via de wind kan een rol hebben gespeeld. Ook import van zaaizaad, bijvoorbeeld uit Frankrijk, Italië, Duitsland en Hongarije, zou een mogelijke introductieroute kunnen zijn. Het is geen quarantaineorganisme, zodat het niet bestrijdingsplichtig is. De rol van de overheid is daarmee zeer beperkt. De sector moet zelf maatregelen treffen. Dat betekent preventie, gewasrotatie, resistente rassen en zaden, verwijdering van planten die de schimmel vertonen en reiniging van machines. De sector is daar ook al volop mee bezig.

Gevraagd is stikstoftekort maiskopbrand verergert. In literatuur zijn er aanwijzingen dat stikstoftekort maiskopbrand kan verergeren. Ook weersomstandigheden in het voorjaar kunnen van invloed zijn. Dan komt er waarschijnlijk de vervolgvraag hoe we dan met de gebruiksnormen voor stikstof om moeten gaan, maar die wacht ik dan even af.

De heer Geurts (CDA): Die vraag wil ik dan inderdaad stellen.

Staatssecretaris Bleker: Er zijn aanwijzingen dat het stikstoftekort een rol kan spelen. Daarnaast zijn er de weersomstandigheden. Het heeft ook te maken met introductieroutes. Ik wil er nu niet op vooruitlopen. Als we het mestbeleid in algemene zin goed gemoderniseerd in de vingers hebben en we dat grote probleem 100% onder controle hebben, moet je ook eens even met verstand kijken naar de gebruiksnormen waar het gaat om zowel gronden als gewassen.

Commissaris Dalli is op boktorjacht richting China. Hij heeft toegezegd China te zullen houden aan de gemaakte afspraken over de bestrijding van de boktor. Naar verwachting zal de Europese Commissie dit onderwerp tevens op korte termijn in EU-verband agenderen en met lidstaten nadere maatregelen bespreken. We hebben zelf het initiatief genomen om op hoog ambtelijk niveau met China te spreken en wij zullen op datzelfde hoge ambtelijk niveau de Commissie uitnodigen om mee te gaan. Het kost namelijk veel te veel geld dat die boktor via China Nederland binnenkomt. Door Nederland zijn maatregelen ingesteld. Zo zijn de importinspecties aangescherpt. Dus binnen de regels die er zijn doen we extra dingen.

Gevraagd is naar de stand van zaken rond het plantgezondheidsfonds. Ik heb er gisteren onder andere met LTO over gesproken. Het staat op de agenda van de vergadering van het bestuur van het productschap Tuinbouw op 13 november, ervan uitgaande dat dat productschap op 13 november nog bestaat, want dat weet je ook maar niet; het stond vandaag niet in De Telegraaf maar wie weet wat er morgen in De Telegraaf staat over productschappen. Het staat dan in ieder geval op de agenda om de route op weg naar zo'n plantgezondheidsfonds te realiseren. Dat is echt in het belang van de tuinbouwsector zelf. Als overheid hebben we onze nek uitgestoken waar het gaat om de snuitkever door alvast maatregelen te treffen. Dat hadden we eigenlijk niet behoeven te doen maar het belang was te groot om het te laten. Er behoort nu door de sector zelf een deugdelijk plantgezondheidsfonds gerealiseerd te worden.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik heb nog geen reactie gehad van de staatssecretaris op mijn vraag over de LFA's.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Moet ik ervan uitgaan dat er geen tweede termijn meer komt?

De voorzitter: Er is al een VAO aangekondigd. Dus dat betekent dat er dan nog conclusies kunnen worden getrokken. Derhalve zou ik met het oog op de tijd nu willen voorstellen om een tweede termijn achterwege te laten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan wil ik nog even het volgende kwijt. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij op het punt heeft gestaan om zich aan te sluiten bij de actie van de boeren jegens Albert Heijn. Ik zou hem willen vragen om dan nog een stapje verder te zetten. Even los van wat we via wetgeving allemaal kunnen regelen, zouden we kunnen zeggen: Albert Heijn, ben je betoeterd, dit pikken we niet. Ik heb opgeroepen tot een boodschappenboycot totdat Albert Heijn zich weer een beetje gedraagt. Omdat de Kamer er zo eensgezind in is dat de marktmacht ten opzichte van de boeren slecht geregeld s, kan ik mij zomaar voorstellen dat de hele commissie meedoet. Hoe mooi wil je het hebben.

De heer Van Gerven (SP): Ik heb nog een vraag over bemoeienis van de NMa met de garnalenvisserij. De garnalenvissers willen de vangsten beperken en worden in dat nobele streven gedwarsboomd door de NMa. Wat is de mening van de staatssecretaris hierover?

Staatssecretaris Bleker: De NMa behoort haar werk te doen. Wel wil ik de Kamer in de loop van november, in de eerste helft van november infomeren over de stand van zaken op dit punt.

Dan de vraag van mevrouw Lodders over de LFA's die ik inderdaad nog niet beantwoord heb. Drie categorieën zijn inderdaad wel wat veel. Daarom is er ook discussie over de hervorming en vereenvoudiging van het LFA-systeem. Overigens is er in Nederland maar één categorie aangewezen, te weten de zogenaamde specifieke handicaps. De wens van mevrouw Lodders om tot één categorie te komen in Nederland wordt derhalve gehonoreerd. Alleen op Europees niveau zijn er meer. We moeten in ieder geval oppassen dat we er niet een al te ingewikkeld systeem van maken. Dus die opvatting delen we.

Tegen mevrouw Ouwehand zou ik willen zeggen dat ik het gevoel heb op de valreep een unieke kans te hebben gemist, namelijk om samen met haar voor de boeren te demonstreren in Zaandam. Als ik dát had geweten, dat ik alleen maar met mevrouw Ouwehand op een regenachtige herfstdag daar had gestaan …

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan hadden we wel het hele parlement en het kabinet vertegenwoordigd. Dus als de staatssecretaris hierbij zegt de actie van harte te steunen en dus het gedrag van Albert Heijn in dezen afwijst, dan hebben we samen toch een mooie en duidelijke boodschap de wereld ingeslingerd.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb serieus overwogen op dat moment om die kant uit te rijden en de mensen daar een hart onder de riem te steken, want het viel mij rauw op de maag.

De voorzitter: Ik zal namens de commissie bij de regeling van werkzaamheden een VAO aanmelden, met als eerste spreker de heer Van Gerven. Dat VAO zou dan nog deze week plaats moeten vinden inclusief stemmingen.

Dan de toezeggingen.

– Zodra er meer bekend is over de visserijafspraken met Mauritanië, waarschijnlijk in november, wordt de Kamer geïnformeerd.

In de geannoteerde agenda voor de komende Landbouwraad wordt de Kamer geïnformeerd over het voorstel inzake diepzeevisserij.

  • In de geannoteerde agenda voor de Landbouwraad in december zal de staatssecretaris ingaan op de meest recente uitkomsten van het beheercomité inzake de suikerquota.

  • De staatssecretaris zal voor de begrotingsbehandeling EL&I onderdeel Landbouw de Kamer informeren over artikel 101, derde lid, van het Europees verdrag in relatie tot dierenwelzijn en duurzame visserij.

  • In de geannoteerde agenda zal de staatssecretaris de Kamer informeren over de stand van zaken van de implementatie van de groepshuisvesting van varkens.

  • In de eerste helft van november wordt de Kamer nader geïnformeerd over de NMa en de garnalenvisserij.

Onder dankzegging aan de staatssecretaris, zijn ambtenaren en de belangstellenden, sluit ik dit algemeen overleg.

Naar boven