21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 642 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2012

Met deze brief informeer ik u over de onderwerpen die naar verwachting op de agenda staan van de Landbouw- en Visserijraad die op 22 en 23 oktober plaatsvindt in Luxemburg.

Op de agenda van de Raad staan zowel landbouw- als visserijonderwerpen. Op het gebied van de landbouw zal de Raad trachten Raadsconclusies vast te stellen naar aanleiding van de aanname in de 35e sessie van de Codex Alimentarius Commission van Maximum Residue Levels (MRLs) voor de groeibevorderaar ractopamine. Naar verwachting zal de Raad ook spreken over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020. Meer is op dit moment niet bekend over dit punt.

Op het vlak van visserij zal de Raad spreken over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV), de vangstmogelijkheden voor de visserij in de Oostzee voor het jaar 2013, de visserijonderhandelingen tussen de EU en Noorwegen voor 2013 en over de voorbereiding van de jaarvergadering van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT). Ten slotte informeer ik u over mogelijke a-punten inzake de Southern Indian Ocean Fisheries Agreement (SIOFA) en de South Pacific Regional Fisheries Management Organisation (SPRFMO).

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

(Partiële algemene oriëntatie)

De Raad zal opnieuw spreken over de Verordening van het Europees Parlement (EP) en de Raad inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). In vervolg op de oriënterende debatten van de afgelopen maanden beoogt het voorzitterschap een «partiële algemene oriëntatie» over het EFMZV vast te stellen. Een algemene oriëntatie is een niet-bindende afspraak in de Raad die het EP een indicatie geeft van de opstelling van de Raad, ten behoeve van verdere behandeling in eerste lezing. De toevoeging «partieel» betekent dat het voorzitterschap zich concentreert op de artikelen die de mogelijkheden voor toekomstige steun vanuit het EFMZV betreffen (artikelen 1 tot en met 95). De artikelen die de uitvoering van het EFMZV behelzen (artikelen 95 tot en met 154), zijn geen onderdeel van het debat en de partiële algemene oriëntatie.

Naar verwachting zal de discussie in de Raad zich toespitsen op de maatregelen waarvoor toekenning van steun vanuit het EFMZV mogelijk moet zijn. Zoals ik uw Kamer heb gemeld in het verslag van de Raad van 24-25 september jl. zijn er veel lidstaten die pleiten voor de herintroductie in het EFMZV van instrumenten als sanering (sloop), tijdelijke stillegging of vervanging van motoren. De Europese Commissie heeft deze instrumenten niet opgenomen in haar voorstel. Ik steun de Europese Commissie daarin.

Ik zal me blijven inzetten om het EFMZV te benutten voor belangrijke thema’s als innovatie, het uitbannen van discards, certificering en samenwerkingsverbanden tussen wetenschappers en vissers. Ik zal met de Europese Commissie en gelijkgestemde lidstaten optrekken om een eventuele herintroductie van de meer traditionele instrumenten zo beperkt mogelijk te houden, in het geval dat een meerderheid van lidstaten hier wel voor kiest. Daarbij is mijn uitgangspunt dat het nieuwe EFMZV altijd ondersteunend zal moeten zijn aan de doelstellingen van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Ik wijs er tot slot nog op dat het opnemen van instrumenten in het EFMZV een lidstaat niet verplicht al deze instrumenten nationaal in te zetten. Het is aan Nederland zelf om een keuze te maken welke beschikbare instrumenten de innovatie en verduurzaming van de visserij het beste ondersteunen.

Vangstmogelijkheden Oostzee 2013

(Politiek akkoord)

De Raad zal naar verwachting een politiek akkoord bereiken over de vangsthoeveelheden (Total Allowable Catches, TACs) en zeedagen voor visserij op bestanden in de Oostzee voor het jaar 2013. De Europese Commissie heeft hiertoe, op basis van wetenschappelijke adviezen, een voorstel aan de Raad voorgelegd.

Door de bank genomen gaat het goed met de bestanden in de Oostzee. De meeste worden reeds op het niveau van Maximale Duurzame Opbrengst (Maximum Sustainable Yield, MSY) geëxploiteerd, of zitten daar niet ver vanaf. De sterke reducties van de afgelopen jaren voor de haring in de Westelijke Oostzee en voor de kabeljauwbestanden hebben hun vruchten afgeworpen. De TAC voor haring in de Westelijke Oostzee kan nu iets verhoogd worden; de TACs voor de kabeljauwbestanden moeten in overeenstemming met het meerjarenplan nog wel met 6 procent naar beneden. Met de zalm gaat het niet goed: de Commissie stelt voor dat bestand een TAC-reductie met 11 procent voor. De zeedagen blijven ongewijzigd.

Ik sta positief tegenover het voorstel van de Europese Commissie, aangezien het op de middellange termijn moet leiden tot duurzaam beheerde visbestanden. Ik streef daarbij naar een gelijke toepassing van principes die moeten leiden tot duurzaamheid in alle EU-wateren. Het betreft hier onder andere het volgen van beheerplannen, het bereiken van Maximaal Duurzame Opbrengst in 2015 en de reductie van vangstmogelijkheden voor bestanden waar weinig wetenschappelijke informatie over voorhanden is. Ik deel de zorg van de Europese Commissie over de toestand van de zalm in de Oostzee en kan instemmen met de voorgestelde reductie. Ik ben verheugd dat het in 2007 aangenomen beheerplan voor kabeljauw zijn vruchten afwerpt. Het is belangrijk dat er een nieuw beheerplan komt dat rekening houdt met de positieve ontwikkeling van het bestand.

Visserijonderhandelingen EU-Noorwegen

(Gedachtewisseling)

De Raad zal van gedachten wisselen over de aanstaande bilaterale onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen over de visserijovereenkomst tussen beiden voor 2013. Jaarlijks wordt met Noorwegen onderhandeld over de TACs voor de gezamenlijk beheerde visbestanden, alsmede over de ruil van vangstmogelijkheden. De Europese Commissie heeft vorig jaar veel inspanningen verricht om in een vroegtijdig stadium de onderhandelingen in goede banen te leiden. Zij wil deze aanpak continueren en de onderhandelingen vóór de Raad in december afronden, zodat de resultaten kunnen worden opgenomen in de EU-verordening met alle TACs en quota voor 2013.

Ik hecht veel belang aan een goede relatie met Noorwegen op visserijgebied, omdat de overeenkomst met dat land een aantal voor Nederland belangrijke visbestanden betreft. Ik ben ten algemene van oordeel dat de TACs moeten worden vastgesteld volgens de regels van de meerjarenbeheerplannen. Een aantal plannen, waaronder die van Noordzeeharing, behoeft aanpassing. Nu het Noordzeescholbestand hersteld is zullen met Noorwegen voorbereidingen getroffen worden voor een meerjarenbeheerplan voor schol. De toestand van de kabeljauw in de Noordzee is zorgelijk te noemen en verscherpte maatregelen, zoals controle en technische maatregelen om discards te voorkomen, zijn noodzakelijk. Ik ben voorstander van het continueren van het experiment in de Noordzee met vangstquota voor kabeljauw en het opstarten van een dergelijk experiment voor schol (met camera’s aan boord) in 2013.

In de ruil van vangstmogelijkheden (de «balans») met Noorwegen speelt een aantal voor Nederland relevante bestanden een rol. Het gaat hier om transfers van blauwe wijting en tong in de Noordzee van de EU naar Noorwegen en de transfer van Noordzeeschol van Noorwegen naar de EU. Ik wil dat bij het vaststellen van de balans terdege rekening wordt gehouden met de voor Nederland relevante transfers. De belangrijkste component in de balans is de Arctische kabeljauw die Noorwegen aanbiedt. Dit jaar biedt Noorwegen daar weer meer van aan. Tot nu toe was blauwe wijting – voor de Nederlandse visserijsector van belang – het belangrijkste ruilmiddel om de balans tussen de EU en Noorwegen te verkrijgen. Gezien de huidige staat van dit bestand zal ook naar andere middelen gezocht worden. Wat mij betreft is afwenteling naar andere pelagische bestanden niet gewenst. Derhalve zal komend jaar naar mijn oordeel niet automatisch alle door Noorwegen aangeboden Arctische kabeljauw moeten worden afgenomen. Tot slot vind ik ten principale dat een lidstaat die profijt heeft van de overdracht van visserijmogelijkheden tussen de EU en Noorwegen, daar ook aan moet bijdragen.

Jaarvergadering International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas

(Gedachtewisseling)

De Raad zal van gedachten wisselen over de EU-inzet voor de jaarvergadering van de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT), die van 12 tot en met 19 november gehouden wordt in Agadir, Marokko. In de jaarvergadering worden afspraken gemaakt over de toegestane vangstmogelijkheden en beheerplannen voor tonijn en andere tonijnachtige vissoorten. Dit jaar wordt onder meer besloten over een nieuw herstelplan voor blauwvintonijn.

In 2008 heeft de Raad een meerjarig mandaat voor de Europese Commissie voor de jaarlijkse ICCAT-onderhandelingen aangenomen, met algemene en specifiek voor de blauwvintonijn geldende principes en richtsnoeren. Hierin zet de EU in op instandhoudings- en beheermaatregelen voor de betrokken visbestanden die gebaseerd zijn op de beste beschikbare wetenschappelijk adviezen en die ervoor zorgen dat de visserijinspanning in verhouding staat tot de toegestane vangsthoeveelheden. Daarnaast is de inzet van de EU gericht op adequate controle- en toezichtmaatregelen om de naleving van de ICCAT-regels te versterken. Het meerjarige mandaat is nog geldig en wordt in 2013 vernieuwd. De Europese Commissie zal naar verwachting aan de Raad een op het meerjarige mandaat gebaseerde EU-inzet voor de komende ICCAT-jaarvergadering voorleggen. Daarbij worden ook de nieuwe wetenschappelijke adviezen meegenomen, die pas later in oktober beschikbaar komen.

Ik ben van mening dat de inzet van de EU in de ICCAT-jaarvergadering gericht moet zijn op een duurzaam meerjarig beheer van de tonijnbestanden en op het herstel van het blauwvintonijnbestand tot een duurzaam niveau in het bijzonder. Het beheer van tonijn moet in elk geval stoelen op het wetenschappelijk advies over die soort.

Ractopamine

(Aanname van Raadsconclusies)

De Raad zal trachten Raadsconclusies vast te stellen naar aanleiding van de aanname in de 35e sessie van de Codex Alimentarius Commission van Maximum Residue Levels (MRLs) voor de groeibevorderaar ractopamine. In de EU is het gebruik van groeibevorderaars en de invoer van producten met sporen van groeibevorderaars verboden en dat blijft zo ondanks de aanname van deze Codex-norm.

De huidige concept-Raadsconclusies bevatten de volgende elementen:

  • De Raad spreekt haar teleurstelling uit over de aanname van de MRLs door de Codex Alimentarius Commission door middel van een stemming (met een zeer kleine meerderheidsmarge) en stelt dat dit een schending is van het in de Codex algemeen aanvaarde principe van besluitvorming op basis van consensus;

  • De Raad stelt dat er een analyse moet plaatsvinden in de Codex ten behoeve van het veilig stellen en versterken van de besluitvorming op basis van consensus;

  • De Raad onderstreept het feit dat sinds 1996 het gebruik van groeibevorderaars en de import van vlees van dieren waarbij groeibevorderaars gebruikt zijn ten strengste verboden is en dat de Europese Commissie heeft besloten dat verbod te handhaven als gevolg van wetenschappelijke onzekerheden over de voedselveiligheid;

  • De Raad verzoekt de Europese Commissie ervoor te zorgen dat derde landen waar het gebruik van ractopamine is toegestaan een effectief tweestromensysteem invoeren, dat een ractopaminevrije productieketen voor vlees bestemd voor de EU garandeert;

  • De Raad verzoekt de Europese Commissie de Food and Veterinary Office van de EU te vragen prioriteit te geven aan doorlichting van controlemaatregelen in landen die naar de EU exporteren.

Ik zou graag nog in de Raadsconclusies verwoord zien dat de EU, naast bezwaren vanwege wetenschappelijke onzekerheden over de voedselveiligheid, ook bezwaren heeft vanwege wetenschappelijke onzekerheden over de dierenwelzijns- en diergezondheidsaspecten.

Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De Raad zal naar verwachting een oriënterend debat voeren over de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Op dit moment is nog onduidelijk welke onderdelen daarvan besproken zullen worden.

Ik zal interveniëren langs de lijnen van de betreffende kabinetsreactie (Kamerstuk 28 625, nr. 137) en het daarbij behorende Algemeen Overleg met de Tweede Kamer van 14 december 2011.

Mogelijke A-punten

De Europese Commissie heeft een voorstel voor een algemeen mandaat voor de inzet van de EU in de Southern Indian Ocean Fisheries Agreement (SIOFA) en in de South Pacific Regional Fisheries Management Organisation (SPRFMO) voorgelegd. Het is gebruikelijk dat de Europese Commissie in regionale beheerorganisaties werkt op basis van een algemeen mandaat. Dit mandaat vormt de basis voor de voorbereiding van de vergaderingen van de Regionale Beheerorganisatie.

De SIOFA behelst de oprichting van de Southern Indian Ocean Fisheries Organisatie. Deze regionale beheerorganisatie krijgt tot taak het beheer van visbestanden die niet onder het beheer van de Indian Ocean Tuna Commission vallen. De EU heeft de SIOFA in 2008 geratificeerd. Naar verwachting treedt de SIOFA in 2012 in werking, wanneer voldoende deelnemende landen het verdrag hebben geratificeerd.

In mijn brief van 10 februari 2012 heb ik u geïnformeerd over het beheer van de visbestanden in SPRFMO verband (TK 29 675, nr. 142). In deze brief gaf ik aan dat de beheermaatregelen in SPRFMO-verband nog niet bindend waren, omdat het wachten was op de inwerkingtreding van de conventie. Ik kan u nu melden dat na ratificatie van de conventie door Chili, op 25 juli jongstleden, de conventie op

24 augustus in werking is getreden.

In het algemeen mandaat is vastgelegd dat de maatregelen van de beheerorganisatie in overeenstemming moeten zijn met internationale wetgeving en in het bijzonder met het verdrag van de Verenigde Naties in zake het Recht van de Zee. In het algemeen mandaat zal mede op verzoek van Nederland worden verwezen naar de raadsconclusies met betrekking tot het externe dimensie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Voor een samenvatting van deze conclusies verwijs ik u naar mijn brief van 29 maart 2012 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 580). Dit betekent onder meer dat de EU zich er voor inzet dat de beheermaatregelen in overeenstemming zijn met het best beschikbare wetenschappelijke advies. Ik ben voornemens in te stemmen met het mandaat.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven